DAMMEN EN SCHAKEN,
VOOR DE JEUGD. Onder redactie van
O
VARIA.
GRAPHOLOGIE.
Mevrouw G. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
DE EEKHOORN.
DE EERSTE WARME DAG IN MEI.
NAPOLEON EN DE NOTARIS,
Op den 8sten Maart 1796 zou
den de jonge generaal Bonaparte
(later keizer Napoleon) en Jo
sephine de Beauharnais in het hu
welijk treden. Zooals het in die
dagen gebruikelijk was liet Jo
sephine haar notaris roepen om
eenige zaken met hem te bespre
ken en het huwelijkscontract op te
maken.
In den morgen van den 5den
Maart van bovengenoemd jaar
verscheen notaris Raguideau en
onmiddellijk werd hij toegelaten
tot madame de Beauharnais, die
nog te bed lag. De personen, die
zich in haar kamer bevonden ver
lieten het vertrek bij zijn komst
met uitzondering van een jongen
man, die niet de aandacht trok
van den notaris en die op het
ijzeren hek, dat een venster af
sloot was gezeten.
Nadat Josephine met den nota
ris over haar huwelijk had gespro
ken vroeg zij meneer Raguideau
wat men er wel zoo van zeide.
De laatste verheelde haar niet,
dat haar vrienden niet bijster in
genomen waren met haar huwelijk
met een militair zonder fortuin,
jonger dan zij, die wel in dienst
zou blijven en daarom kans had ge
dood te worden in den strijd en
dan haar en haar kinderen van al
les ontbloot zou achterlaten.
Madame de Beauharnais vroeg
hem of dat ook zijn meening was
en hij aarzelde niet haar te ant
woorden, dat zij, met een fortuin
van 25000 francs rente, een beter
huwelijk zou kunnen sluiten. Hij
meende als haar raadsman haar
dit te moeten zeggen. Dat was zijn
plicht hem door zijn geweten voor
geschreven en hij eindigde met
haar te zeggen, gedreven door zijn
belangstelling voor haar, dat deze
officier, zonder twijfel, een zeer
respectabel man was, maar dat hij
niets meer bezat dan zijn eerlijken
naam en zijn degen.
Josephine dankte hem voor zijn
raadgevingen en riep daarop, al
lachende, den jongen man, die nog
steeds bij het venster stond, fi
guurtjes teekenende op de ven
sterglazen en die naar het scheen
niet de minste aandacht had be
steed aan het gesprek tusschen
madame en haar notaris.
Het is eigenlijk onnoodig te zeg
gen, dat deze jonge man generaal
Bonaparte was.
„Generaal", zeide hem mademe
de Beauharnais, hebt ge gehoord
wat meneer Raguideau heeft ge
zegd
„Ja", antwoordde Bonaparte".
Hij heeft gesproken als een fat
soenlijk man en wat hij heeft ge
zegd doet mij veel vertrouwen in
hem stellen. Ik hoop dat hij zal
voortgaan zich met onze zaken te
belasten, want ik vertrouw hem
volkomen.
Meneer Raguideau toonde zich
zeer verlegen toen hij begreep wie
de jonge man was. Hij scheen spijt
te hebben van zijn vrijmoedigheid.
Napoleon hield zijn beloften als
generaal Bonaparte afgelegd. Hij
benoemde Raguideau later tot no
taris van zijn civiele lijst, behan
delde hem steeds met groote
vriendelijkheid en sprak hem nim
mer meer over het moment, waar
op zij elkaar hadden leeren ken
nen. Volgens sommigen evenwel
zou hij hem aan de eerste ontmoe
ting herinnerd hebben op den dag
van zijn kroning als keizer. Toen
Napoleon was gekleed in het ke;-
zerlijk hermelijn, dragende den de
gen, waarin de beroemde diaman'
„de Regent" was gemonteerd, liet
hij notaris Raguideau bij zich kc-
meri en vroeg hem, spottend: „Nu
Raguideau, wat zegt ge er nu
van Anderen ontkennen deze
wraakneming, omdat ze niet over
eenkwam met het karakter van
den keizer.
Volhouden.
Zijn kameraden zagen hoe de
matroos een blank velletje papier
in een couvert deed en dat aan
zijn vrouw adresseerde.
Waarom doe je dat vroegen
zij.
Nou, ik en mijn vrouw, we
hebben net voor ik aan boord ging
ruzie met elkaar gehad en nou
spreken we niet meer tegen el
kaar.
Mannequin. Een emotioneel
karakter waarin dus de energie
plotseling opvlamt, maar ook weer
even spoedig verdwijnt.
Dat schrijfster gemakkelijk te
beïnvloeden is, weinig weerstands
vermogen bezit en een groot aan
passingsvermogen heeft, zal zij on
getwijfeld wel beamen. Omdat zij
van het bezit van genoemde eigen
schappen overtuigd is, poogt zij
zich daartegen te verzetten, waar
door hare natuurlijkheid, geest
drift, vlotheid ietwat getemperd
worden. De meestal opgewekte
schrijfster heeft buien dat zij
zwaartillend is. Zij bezit het noo-
dige zelfgevoel zelfrespect en is
zich van hare goede eigenschap
pen wel degelijk bewust,
In dit karakter komt op de eer
ste plaats het gevoel en op de
tweede plaats het verstand tot
uiting. Het materieele waaronder
ook de sexueele gevoelens moe
ten gerekend worden, zijn voor
schrijfster niet van overwegend
belang.
Nelia. Geen sterk, noch vast
karakter maar wel een karakter
waarin fijngevoeligheid en inner
lijke bezieling op den voorgrond
treden. Beschaafd schrift van een
ontwikkeld, vriendelijk, inschik
kelijk maar niet altijd evenwichtig
meisje. Ook in dit karakter is niet
de wil, maar het gevoel de over-
heerschende factor. Er spreekt uit
dit handschift wel fijnheid en lief
talligheid, maar geen kracht of
temperament, evenmin ontwaart
men er in een behoefte aan het
grovere materieele, eerder een
verlangen naar verfijning naar
comfort en luxe.
Een karakter dat alle heersch-
zucht mist en gemakkelijk is te be
ïnvloeden, waaruit weinig eerzucht
spreekt waardoor ernstige con
flicten worden vermeden. Een be
scheiden, gereserveerd karakter
dat weinig neigingen gevoelt zich
op den voorgrond te plaatsen. Ge
voelig schrift.
Wilpar, Hij bekeek zijn schrift
toen hij de onderteeking geplaatst
lad en zag het met Welgevallen
aan, daarna rustte hij uit van de
vermoeienissen die het schrijven
hem hadden veroorzaakt.
Men proeft uit een en ander de
mentaliteit van dezen schrijver.
IJdele welgevalligheid inner
lijke tevredenheid met zijn eigen
persoon; buitengewone welwil
lendheid tegenover de buitenwe
reld; overdreven zelfingenomen
heid. De man van het „eigen ik",
waar alles om draait. De man met
een groote verbeeldingskracht.
De man, bij wien de materieele be
langen een eerste en voorname
plaats innemen,
En toch zijn er in het karakter
van dezen schrijver een groep van
eigenschappen die men niet dade
lijk opmerkt en die in aanleg aan
wezig zijn, feitelijk tegenstrijdige,
o.a. geslotenheid, gereserveerd'
heid en zelfbeheersching. Een
merkwaardig schrift
Correspondentie.
Meisje. De onderbrekingen
die vooral in de onderlussen van
de g f en j voorkomen, (de onder-
lus is niet uit een stuk, maar on
derbroken en bestaat dus uit ge
deelten) en die ik in Uw schrift
opmerkte hebben betrekking op
het sexueele leven. Komen vooral
in de puberteitsleeftijd voor en
verdwijnen daarna meestal weer.
Wat de diepere oorzaken daarvan
zijn, durft men nog niet met zeker
heid vast te stellen.
Miek. Een fantast is iemand om
het nu eens heel onparlementair
uit te drukken „die ze ziet vlie
gen" en een fantast, in dien zin op
gevat, is U zeker niet, daar U de
werkelijkheid nooit uit het oog
verliest. Nu voelt U wel wat ik er
mede bedoelde „Aanpakken"
zult U als dat noodig is, omdat U
energiek is.
De graphologie is een weten
schap die door verschillende men-
schen die er interesse voor heb
ben, wordt beoefend. Er werden
verscheidene werken in alle ta
len over geschreven. Het nieuwste
werk dat pas verschenen is, is van
dr. J. Schrijver en heet „Leerboek
der Graphologie" en kost 5.90.
Een beknopter leerboek is van
C. H. Brooks „Handschrift en ka
rakter" volgens de methode San-
dik, kost 2.90. Het is zeer be
grijpelijk geschreven.
Uw laatste vraag wil ik ook nog
even beantwoorden. Is het een be
roep Ik zou U hierop niet weten
te antwoorden. Persoonlijk maak
ik er geen beroep van.
Maar er zullen misschien grapho-
logen zijn die dit wel doen. M'a
excuses dat ik U zoo lang liet
wachten op een antwoord.
Duifje. Het was met een bij
zonder genoegen, dat ik Uw brief
las. Het is volstrekt niet zoo
merkwaardig als U wel denkt, dat
ik Uw karakter juist heb aange
voeld. Handschriftkennis en de
noodige intuïtie zijn twee voorna
me factoren die bij een beoordee
ling onmisbaar zijn. Dat ik niet
dieper op een beoordeeling kan in
gaan is begrijpelijk. Ik geef alleen
de voornaamste karakter-eigen
schappen, want om een handschrift
tot in de kleinste bijzonderheden
te analyseeren zou uren tijd kos
ten. Uitvoerige analyses geef ik
wel eens wanneer het er erg op
aankomt bij sollicitaties, huwe
lijken, enz. maar dan reken ik als
honorarium 10.
De vraag U iets te laten weten
over persoonlijke houding tot een
man hangt veel van de tegenpartij
af over dit onderwerp bestaat
een uitgebreid werk „Handschrift
und Sexualitat van Hans Jaco-
by. Dergelijke onderwerpen kun
nen echter niet in een dagblad be
sproken worden, zooals U wel zult
begrijpen.
Grapholoog.
Zij, die prijs stellen op een be
oordeeling van hun handschrift
door den aan ons blad verbonden
grapholoog, zenden ons tenminste
tien regels van hun gewone, na
tuurlijke handschrift, liefst op on-
geliniëerd papier. De afzender be
hoeft ons niet bekend te zijn; ini
tialen, schuilnaam, motto is vol
doende, wel dienen opgegeven te
worden geboortedatum, leeftijd eD
geslacht. Men zende ons tegelijk
een postwissel ad 1.10, waarop
als afzender hetzelfde staat als
onder de schriftproeve, dus of de
ware naam, of de schuilnaam. De
beoordeeling volgt dan later in het
Zondagsblad.
Brieven enz., betrekking hebben
de op deze rubriek, te richten aan
ondergeteekende.
Beide nummers zijn een paar
geestige probleempjes, niet moei
lijk, alhoewel ze niet van het blad
zijn op te lossen.
No. 157.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Z. 7/10, 15, 20, 22, 27, 28.
W. 24, 29, 31, 34, 39, 41/43, 49.
No. 158.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Z. 3. 8, 9, 14, 17, 18, 26, 39.
W. 24, 28, 32, 33, 35, 37, 44, 47.
Oplossingen no.'s 153154.
No. 153. W. 43—39, 27—21, 47
—41, 50—45, 21—17! 17X30!! 45
X34 en 35X4.
No. 154. W. 40—34, 39—33, 50—
44, 44X31.
No. 153 was een moeilijk pro
bleem, dat dan ook niet door al
len werd opgelost.
J, Scheeres, Delfzijl.
door G. J, Visscher.
Ben je wel eens in Heemstede
geweest, dat mooie dorp ten Zui
den van Haarlem Zoo jat dan ken
je ook stellig het fraaie park
Groenendaal. Iedereen heeft er
vrij toegang en vooral 's zomers
treft men er heel veel wandelaars
aan, die zich verlustigen in het
mooie bosch met zijn slingerpaden
en vijvers en hoogten en laagten.
Daar, op Groenendaal, in den top
van een hoogen sparreboom, ben
ik geboren, als een heel klein eek
horentje.
We waren met ons zessen,
broertjes en zusjes, dus toen we
klein waren, hadden vader en moe
der heel wat met ons te stellen, In
den bruinen beuk naast ons huis
den een paar woudduiven. Die
hebben nooit meer dan twee jon
gen in 't nest. De ouden zorgden
daar wel goed voor, maar er bleef
nog vrije tijd genoeg over, en dan
zat de doffer heel rustig te koe
ren.
„Waarom zing je ook niet een
deuntje mee vroeg hij op een
keer aan vader. „Je doet geen
mond open
„Ik heb wel wat anders te doen"
bromde vader en hij rende de tak
ken langs, om rupsen en spinnetjes
voor ons te zoeken.
Overdag moesten we binnen
blijven maar toen we wat grooter
werden, mochten we 's avonds met
vader en moeder mee naar bene
den. Dan was het rustig in 't park,
want de wandelaars waren ver
dwenen en de hekken waren ge
sloten. Dat was onze schooltijd.
We leerden beukennootjes uit-
doppen, hazelnoten pellen, spar
appels nazoeken voor de zaadjes,
meikevers vangen en nog veel
meer
En als we genoeg gegeten had
den, ging moeder op een heuveltje
zitten en wij er rondom heen. Dan
zaten we te luisteren naar mooie
verhalen. Moeder was heel knap,
want ze had veel ondervonden en
wat ze zelf niet beleefd had was
haar door anderen verteld
Op een keer vroeg ik: „Moeder
Gisteren zat ik boven in een heel
hoogen boom en toen zag ik in de
verte een groote stad. Wat kan
dat geweest zijn
„Dat is Haarlem, ventje
„Is dat de grootste stad van
heel ons land
„Neen, de grootste stad is Am
sterdam",
„Waar ligt dat
„Een heel eind dien kant uit", zei
ze en ze wees in de richting, v/aar
we 's morgens de zon zagen opko
men.
„Kunnen we die stad hier niet
zien
„Neen; 't is te ver weg".
„Zijn daar ook boomen met
eikels en met beukenootjes en met
sparappels
„Zeker wel In 't Vondelpark
en in 't Oosterpark en in '1 Sar-
phatipark."
„Dan wil ik naar Amsterdam
riep ik op eens.
„Kind Je weet niet wat je
zegt Je praat naar 't verstand, dat
je hebt zei moeder verontwaar-
digd.
„Waarom mag ik er niet heen
vroeg ik nog.
„In Amsterdam zijn honderden
straten en in elke straat zijn wel
twintig katten en evenveel honden.
Stel je dat eens eventjes voor En
dan zijn er nog veel meer kinderen,
die allemaal gaan grabbelen, als
de najaarsstormen de eikels en de
nootjes op den grond werpen.
Neen, mijn jongen, blijf maar hier
op Groenendaal. Hier is het veel
veiliger".
De anderen keken mij aan, als
of ze zeggen wilden: „Je hebt je
bekomst gehad, mannetje Dat
heeft moeder je maar eens goed
aan je verstand gebracht
Maar ik dacht: „Wacht maar
Als ik er kans toe zie, zal ik er
toch wel voor zorgen, dat ik nog
eens in Amsterdam kom De
grootste stad van ons land Die
wil ik zien En ik ben er geko
men ook, maar niet geheel vrijwil
lig, zooals ik jullie verder zal ver
tellen.
De zomer was al een aardig
eindje op streek. De eikels begon
nen reeds vrij dik te worden, en af
en toe viel er al een geel blaadje
op den grond. Elk paar eekhorens
heeft meer dan één nest. In ons
„woonnest", zooals ik het wel noe
men kan, deden we geregeld ons
dutje en in de andere nesten
brachten we zachtjes aan onze win
terprovisie bij elkaar. Daarvoor
zorgen we altijd, want al slapen
we in 't koude jaargetijde soms 'n
paar weken achter elkaar als
we wakker worden, moeten we
een versterkend maal hebben.
Omstreeks dezen tijd hadden
wij, jongeren, een nieuwe ontdek
king gedaan. Je moet dan weten,
dat er vlak bij Groenendaal een
paar flinke tuinen lagen van de
daar wonende buren. Daarin wa
ren kippenhokken, groentebedden
en bloemperken, maar ook en
dat was voor ons het voornaamste
eenige appelboomen. Appels
zijn voor menschen een lekkernij.
Wij, eekhorens, zijn er niet zoo op
gesteld, maar heerlijk vinden we
de bruine pitjes, die bij rijpe ap
pels in het klokhuis verscholen lig
gen. Wat deden wij nu
's Avonds laat, vooral bij winde
rig weer, gingen we naar den tuin
en dan pakten we de afgewaaide
appels, of wel we klommen in de
boomen en plukten ze zelf. Dan
begon het feestmaal en 's morgens
vond de eigenaar een heele verza
meling appelsteeltjes en fijngebe
ten appels onder zijn boomen.
Dat hadden de eekhorentjes ge
daan Hij zou zijn maatregelen ne
men
Den volgenden avond, bij helde
ren maneschijn, vond ik onder den
appelboom een heel hoopje hazel
noten, zoo maar voor 't grijpen. Ik
ging zitten smullen, maar ik had
geen erge in het net, dat boven
mijn hoofd uitgespannen was. En
de tuinman zat op de loer Hij
trok aan het touw, dat hij in de
hand had. Het net sloeg neer en.
ik was gevangen
Ik werd in een leeg konijnenhok
gezet. Den volgenden morgén
kwam het zoontje van den baas mij
bekijken. Hij vond mij „een bijzon-
De eerste warme dag in Mei
Doet iedereen vergeten,
Dat nog voor kort, men o, zoo
Heeft bij het vuur gezeten.
graag
De kind'ren willen „zoo" naar
school:
Hun mantels, mutsen, jassen
Moet Moeder bergen in de kast;
Zij zwaaien met hun tasschen
En voelen zich zoo lekker vrij;
D'een heeft al bloote knieën,
De ander draagt een zomerjurk,
Hier staan ze met hun drieën
Te praten over „zwemmen", ha
Zeg, is het zwembad open
Met „deze warmte" voel 'k er niet
Veel voor vergeefs te loopen
Op school is 't puffen van belang;
't Hoofd is niet bij het leeren
Zij missen vraag op vraag; de ramp
Is heusch niet meer te keeren.
De heele klas krijgt strafwerk
mee;
Dat wordt een avond „pennen"
Ja, ja, zoo'n warmen dag in Mei
Daar moet j'ook eerst aan wennen,
Hermanna.
der lief diertje en „een schatje".
Hij haalde een korstje brood voor
me, stak me dat toe enik
beet hem in zijn duim en niet
zachtjes ook. Nu was ik geen
„schatje" meer. Ik was „een nij
dig serpent Hij wilde niets meer
van mij weten en zijn vader zei:
„Ik zal hem cadeau geven aan
„Artis" in Amsterdam. Daar heb
ben ze hem graag en daar is alles
op het onderhoud van die dieren
ingericht."
Naar Amsterdam Had ik goed
verstaan Zou mijn vurigste
wensch vervuld worden
Ja, hoor Den volgenden mor
gen werd ik met konijnenhokje en
al op een vrachtauto van een
Heemsteedsche bleekerij gezet en
een paar uur later gaf de wasch-
baas mij, met een brief van den
tuinman, netjes af aan den hoofd
ingang van „Artis".
Moeder had gesproken over het
Vondelpark en het Oosterpark,
met veel honden en katten. Ik be
greep al heel gauw, dat ze de dier
gaarde niet kende, want hier zag
ik langs de paden geen enkelen
hond en alleen een heel klein
poesje. Eiken en beuken zag ik
wèl. In welken boom zou ik ge
plaatst worden
Och, och Wat is mij dat tegen
gevallen Ik kwam in een hok te
zitten van 2 Meter in 't vierkant
en ongeveer 1% Meter hoogte,
waarin een dood boompje voor
mijn kamergymnastiek stond. De
voorkant bestaat uit tralies, zoodat
alle bezoekers mij goed kunnen
zien. 's Zomers mag ik door een
luikje naar buiten gaan. Dan kom
ik ook weer in een omtraliede
ruimte met een dood boompje voor
de openluchtvoorstelling,
Menschen zie ik hier bij massa's
veel meer dan op Groenendaal. Ze
kunnen dicht bij mij komen, want
ik kan niet wegloopen. Ze brengen
nootjes en koekjes voor mij mee,
die ik nu al tusschen de tralies
door durf aanpakken. Dat is alle
maal-snoepgoed voor me, want op
vaste tijden brengt de oppasser mij
een degelijk maal. Dat gebeurt
ook in den winter, zoodat ik niet
meer denk aan winterslaap en aan
't verzamelen van wintervoorraad.
Dat is hier niet noodig. Wat dat
betreft, kunt ge mij dus gerust een
lang leven voorspellen.
In het hok naast het mijne zit 'n
groote, grijze eekhoren.
Die knaap komt uit Siberië. Hij
is wel tweemaal zoo groot als ik,
maar lang zoo vlug niet,
Toen ik pas hier was, kon ik 's
avonds niet in slaap komen, want
ik hoorde geschreeuw en gejank
van vossen, marters, otters en an
der ontuig. Mijn groote buurman
zei: „Ga maar gerust slapen I Zé
kunnen toch niet bij je komen,
want ze zijn allemaal opgesloten,
net als wij
Dat is één geluk Maar ik moet
anders zeggen: al is de kost hier
nóg zoo goed en al zit ik nog zoo
veilig, ik heb genoeg van Amster
dam. Geef mij maar liever mijn
Groenendaal