ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
WAT LIES JE OVERKWAM!
DE SLIMME HAAN.
WAT WIMPJE WORDEN
WIL.
RAADSELHOEKJE.
I
X
X
x
X X X X X X X
x
X
X
^kNjDE_PPOvjNc^LE zeeuvsche middeldudsschf coudatït
7 April 1934 lil
ZEEUWSCHE KRONIEK.
Hans glunderde en kneep Jaap
in zijn arm:
„Zeg, we waren tweemaal juist
op tijd," fluisterde hij.
Ze hadden klimmen. Wat die
twee vrienden hun best deden. Ze
wilden immers echte matrozen
worden
I J. H. Brinkgreve
Entrop,
Lies was uit logeeren bij Oma
buiten. Écht heerlijk vond ze dat, I
ai /was 't niet lang- Want t was I
geen vacantie, zie je en Liesje kon I
alleen maar van Zaterdagmiddag I
tot Zondagavond bij Oma blijven. I
Maar 't was toch prettig, al was 't
kort, want 't was prachtig, warm
weer en Oma had zoon aardig I
huisje! Overal waren groote, open- I
slaande ramen en 't stond midden
in een verrukkelijken tuin, vol
mooie bloemen, bloeiende strui
ken en hooge boomen. Die tuin
was een paradijs voor Liesje, maar
ook voorde vogels. Die nestel
den dan ook op verschillende
plaatsen tusschen de struiken en
in het geboomte. Oma had Lies
heel voorzichtig een paar nestjes
gewezen.
Nu lag Lies in bed in Oma's
frissche logeerkamer. Omdat 't
zoo warm was, mochten de open
slaande ramen open blijven staan,
't Begon donker te worden. Ja,
Lies was eigenlijk veel te laat
naar bed gegaan. Maar Grootmoe
der had Lies een knipoogje gege
ven en gezegd: „Je bent niet elke
week bij Grootmoeder, hé En
morgen kan je uitslapen
Ja, ja, uitslapen Dat zou je zoo
denken. Neen, hoor Lies werd
heel vroeg gewekt. En door i
wie Door twee meesjes. Die
vlogen heel brutaal door de logeer
kamer heen. Lies werd wakker
t Was wel een leuk gezicht aan
iederen kant van haar hoofd zoon
sierlijk koolmeesje. Maar de zorg
zame vogelvader en -moeder de-
den 't meisje echt pijn. „Au riep
ze dan ook. Daar schrokken de
beestjes van en vlogen weg.
Zouden ze nog terugkomen
Ja, daar was er weer een. Die
vloog regelrecht op 't bed af en
huppelde over de wollen deken.
Maar de tweede vertrouwde de
zaak niet. Die bleef in de venster
bank zitten en begon een waar-
schuwend gepiep, 't Was net, of
hij 't vrouwtje wat zei. Dat bleek
ook, want op eens vloog 't beestje
van het dek naar 't raam, bleef
daar even zitten en toen verdwe
nen de vogels allebei.
Lies zag ze niet terug.
Toen ze haar avontuur aan 't
ontbijt aan Oma vertelde, meende
deze eerst, dat Liesje 't gedroomd
had. Maar toen Lies volhield, dat
't echt gebeurd was, vond Groot
moeder 't bijzonder aardig. Jullie
ook
J. H. Brinkgreve
Entrop.
I „Kukeleku, kukeleku,
Mijn kippen en ook ik, vriend
Tom,
Wij danken u Wij danken u
En komen morgen graag
weerom
Tom, dit hoorende, werd toen
nóg nijdiger op Kokori. Doch de
slimme haan trok zich van Toms
boosheid geen steek aan. Vroolijk i
kraaiende en tokkende wandelde
hij met zijn kippen verder.
Tante Joh.
I Wimpje, zeg, wat wil je worden:
I Conducteur of machinist,
Stoker, bakker, melkboer,
schipper
Of iets anders Nu, wat
is 't
Wimpje hoeft niet lang te denken,
Zegt dan: O, 'k word maar
gewoon
Net als Vader, advocaat, I
hoor I
v.an het vreemde geklap van hun
vleugeltjes.
„Wat hoor ik toch dacht ze.
Op. eens zag ze een vogeltje op
de kast zitten, het maakte een
piepend geluid, net of het wat te
zeggen had. En toen zag 't meisje i
plotseling dat er een tweede vo
gel op haar bed zat. Maar die zat
niet stil. O, neen Zal ik je eens
vertellen, wat hij deed Het I
meesje plukte met z'n snavel de
wol uit Liesje's wollen deken. Vol
aandacht keek Lies toe en hield
zich doodstil. Daar vloog nummer
twee van de kast op 't bed en be
gon dapper mee te deken te pluk
ken. Toen de vogels hun bekjes
vol hadden, vlogen ze door een
van de geopende ramen naar bui
ten. Stellig hadden ze een nestje
gfemaakt en waren nu bezig om er I
binnen in een zacht bedje te sprei- I
den. 11
Lies wachtte, of de vogeltjes te- I
rug zouden komen. Maar.. Liesje'
bad haar slaapje nog lang niet uit.
Eh toen 't even duurde, dommelde
ze weer in. Doch op eens werd ze
met schrik wakker. Want wat ge
beurde er Hoorde ze geschreeuw
of gepiep Niets daarvan. Ze
werd op een heel pijrilijke ma
nier.... aan haar haren getrok
ken. Meer nog: de haren werden
uit haar hoofd gerukt en door
wie Door de meezen. De vo
geltjes vonden Liesje's krullen ze
ker erg begeerlijk voor het bedje I
van hun toekomstige kindertjes.
Maar Lies vond 't minder plezie- I
I Tom, de waakhond van boer
I Smit, had gruwelijk het land aan
I Kokori, een prachtigen haan, zoo-
I dat deae, bevreesd voor den altijd
I nijdigen vijand, diens hok niet
I durfde naderen. Maar op een dag
I had één der kinderen van den
I boer, dat de kippen wilde voeren,
het voer in de nabijheid van Toms
I hok gestrooid. Tom keek er naar
en dacht: „Nu zal ik dien naren
kraaier toch eens te pakken krij
gen, als hij straks hier het voer
komt oppikken O, daar komt hij i
al
Ja, daar kwam de haan met al
zijn kippen Doch nauwelijks
hoorde hij Toms nijdig gegrom, of I
hij riep tot de kippen: „Komt niet I
te dicht bij het voer Wacht, tot- I
dat ik er mee begin.
Nog woester werd Toms ge- I
grom; nijdig rukte hij aan den lan- I
gen ketting, waaraan hij lag.
„Wacht eens, vriendje", dacht
toen de slimme haan. Hij vloog
luid kraaiende op het honden
hok af, zoodat Tom, die dacht
hem nu gemakkelijk te kunnen
grijpen, een luchtsprong maakte.
Doch Kokori vloog weer omhoog.
En daarna, steeds in een cirkel bo
ven het hok vliegende, maakte hij
daarmee Tom zóó nijdig dat ook
hij, om den steeds neerdalenden
en dan weer opvliegenden haan te
kunnen bemachtigen, sprong en al
maar rond zijn hok liep, en wel
zóólang, totdat hij den langen ket-
ting, die hem vasthield, zóó rond
het hok had gewonden, dat hij zich
zelfs niet meer kon verroeren, en I
wellicht in zijn woede er niet aan I
denkende, langs denzelfden weg I
terug te keeren, bleef hij eindelijk,
rukkende aan den ketting, luid I
jankende liggen. De slimme haan, I
wel begrijpende, dat hij van Tom I
nu voorloopig niets te vreezen had, I
vloog, zijn kippen roepende, op
het voer af; en nog vóórdat er I
iemand was gekomen om Tom uit
zijn voor hem zoo lastigen toe
stand te bevrijden, was reeds alles
in de nabijheid van het hondenhok
schoon opgepikt.
„Tok-tok-tok, komt maar mee!" I
riep toen de haan tot de kippen,
En daarna kraaide hij luid en vroo
lijk tot den nog steeds jankenden
Tom:
Ernstig zijn gezicht en toon.
(Historisch).
Carla Hoog.
OPLOSSINGEN DER RAADSELi
UIT 'T VORIGE NUMMER.
o
VOOR GROOTEREN.
1. Ik hoor eiken dag, hoe 't met
Tante gaat. (Orel).
Gaat Leo niet naar school van-
(Leon).
Heeft Joke u lengte en breedte
van het kleed opgegeven
(Keulen).
Heeft Piet Visch u rechtstreeks
naar mij gevraagd (Chur).
2. I N d i Noord-Holland,
klont
Polen
beren
adieu
s c H a t
kolen
ooi ij k
plank
krant
knaap
W o d a n
3. Mei, ring, en; Meiringen.
4. Alva, lava.
VOOR KLEINEREN.
1. Paaschfeest.
2. Vinger, hoed; vingerhoed.
3
p
I
L
1!
D
A
A
M
4. Kar, wei; karwei.
OM OP TE LOSSEN
VOOR GROOTEREN.
1. Maak van onderstaande letter
grepen 14 woorden en plaats
deze woorden zóó onder el
kaar, dat de beginletters, van
boven naar beneden gelezen,
den naam vormen van een
groot Nederlander.
Alle woorden bestaan uit twee
lettergrepen, behalve het eer
ste, dat er drie heeft en het
tweede en dertiende, die er
slechts één hebben,
da dag dam den den
dins e e een gou
ik ka le lei lem
Ion ma naar ri
rie se va was wil
ij zer zwol.
1 een dorp tusschen den Haag
en Leiden.
2 een persoonlijk voornaam
woord.
3 een academiestad.
4 een groote stad in Engeland.
5 een plaats in Noord-Hol
land, bekend om haar kaas,
6 een meisjesnaam.
7 een dag der week.
8 =de eerste vrouw.
9 een stad in Overijssel.
I 10 een jongensnaam.
11 een metaal.
12 =een plaats in Zuid-Holland,
bekend om haar kaas.
13 een getal.
14 een verkorte meisjesnaam
2. Mijn geheel wordt met 8 letters
geschreven en noemt een rijk
in Europa.
6, 2, 3, 4 is een meelspijs
Een 1, 7, 7, 8 is een houten stut.
Een 3, 5, 6 is een lichaamsdeel.
Een 1, 2, 3, 4, 7, 7, 8 is iets,
waarop verschillende kamers
uitkomen.
Een 4, 5, 8, 1 is een bloem.
3. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt
de naam van een dorp op de
Veluwe.
10 rij een klinker.
2o een getal.
3o een dier, dat in het water
leeft.
4o 't gevraagde woord.
5o een plaats in Friesland.
6o een lichaamsdeel van een
dier.
7o een medeklinker.
4. Mijn eerste is een schoorsteen,
mijn tweede een kasteel en
mijn geheel een gebouw.
VOOR KLEINEREN.
1.Een puntmuts en puntschoenen,
Een lange baard erbij.
Wie denk je, zou 'k bedoelen
Zeg 't antwoord vlug aan mij.
2. Verborgen vogels.
Het kamertje is zoó klein, dat je
er geen vin kunt verroeren.
Wij wisten niet, dat Hans ijsco-
venter wilde worden.
Het kind kwam u schriften vra
gen.
Annie is erg lui; leeren vindt ze
vreeselijk.
3. Twee derde van een grooten wa
terplas en drie vijfde van een
vruchtje, dat in 't wild groeit,
vormen samen een gestreept
viervoetig dier.
4. Met d ben ik een deel van een
gebouw, met t van een boom
of plant, met h een lichaams
deel, met w kan ik gevaarlijk
zijn en met I dien ik soms om
een brief of pakje te sluiten.
BBS?
Zijn, niet schijnen.
Het is al een oude spreuk. De
Romeinen kenden haar al: esse,
videri. Meer dan één ge-
I menschen, Want wat iemand of
iets schijnt,v-dat is hij of het niet.
De schijn wordt nooit door de wer
kelijkheid gedekt, evenmin als de
waarheid borg kan staan voor den
leugen.
non
slacht voert haar in het wapen.
Toch bewijst ze zoo duidelijk, dat
er nog zoo heel veel waarde ge
hecht wordt aan den schijn, omdat
het oog toch ook wat hebben wil.
Zijn niet schijnen. Daarin ligt
een tegenstelling; die tusschen
waarheid en leugen; tusschen
werkelijkheid en onwerkelijkheid.
En het is dan heel merkwaardig
dat het zoo noodig is de meerwaar
de van de waarheid en de werke
lijkheid boven onwaarheid en on
werkelijkheid te verheffen.
Dat wijst op een gebrek. Inder
daad heeft de schijn in de wereld
zijn heerschappij gevierd en ge
vestigd over slavenzielen. Wan!
die den schijn dient heeft opgehou
den een vrij man, zichzelf, te we
zen. Denk maar aan het rijmpje
van de Genestet, dat al is het oud
toch niets van zijn waarde heeft
verloren: Wees U zelf zei ik tot
iemand, maar hij kon niet, hij was
niemand. Een mensch dus zonder
zelfstandigheid; zonder eigen be
staan, omdat hij zichzelf heeft ver
loren aan den schijn.
Indien we lezen in de literatuur
van welk volk en uit welken tijd
dan ook; dan treft het ons telkens
weer, hoe de menschen het fiere
zijn hebben ingewisseld tegen het
slappe schijnen. Wat mag daarvan
wel de oorzaak wezen Te merk
waardiger wordt dit verschijnsel,
wanneer we letten op het feit, da+
in iederen mensch de zucht om
zichzelf te handhaven volop
schuilt; dat reeds bij de kinderen
het Ik met een hoofdletter ge
schreven staat. Daaruit zouden we
toch wel af mogen leiden, dat
ieder mensch er op uit wezen
moest om meer waarde te hechten
aan het zijn dan aan het Schijnen.
Maar die dieper nadenkt, die
ziet, dat „niemand zijn" en dat
toch „iemand willen wezen" twee
loten zijn van denzelfden stam: de
in iederen mensch sluimerende
hoogmoed.
Die zegt: laat U niet op zij drin
gen; zorg, dat ge op uw plaats
blijft; ge zijt zeker evenveel waard
als een ander.
Maar die zegt ook: doe of ge
meer zijt dan ge zijt; rijker, defti
ger, knapper, invloedrijker en wat
ge maar verder noemen wilt.
Zoo is er botsing tusschen zijn
en schijnen.
Maar de schijn is altijd sterker.
En slechts weinigen worden daar
door niet overwonnen.
Hoevelen heeft de schijn niet in
nerlijk geruïneerd. Ook in de uit
wendige dingen van het leven.
Maar één voorbeeld is noodig.
Hoevelen hebben een leven ge
leid, alsof ze beschikten over rijk
dommen, die ze niet hadden. Ein
delijk won het zijn het van den
schijn. Ze werden openbaar zooals
ze werkelijk waren: geen rijke
Onze tijd heeft heel veel gebre
ken. Onmiskenbaar. Toch heeft de
nood der tijden, indien we ons niet
vergissen, deze goede vrucht
voortgebracht, dat de menschen
eerlijker, openhartiger worden.
Dat merkt men aanstonds aan de
wijze, waarop gesproken wordt
over den stoffelijken kant van hel
leven; over versobering en bezui
niging. De klappen zijn hier en
ginds zoo aangekomen, dat zelfs
de schijn niets meer kon redden.
De droeve werkelijkheid treed!
aan den dag. En de schijn behoef
de daarom niet opgehouden te
worden, omdat men niet alleen
was. Er was geen moed van den
enkeling noodig, omdat men met
zoo heel velen was.
En ook in andere dingen wast
het zichzelf durven zijn. Ook al is
het niet altijd op een wijze, welke
bewondering afdwong. We denken
aan wat geschiedde op het gebied
der moraliteit. Maar men heeft al
thans den schijn afgeworpen en
men werd volledig zichzelf, gaf
zich gelijk men was.
En dit zichzelf zijn heeft men in
'atere opvoedkundige systemen
meer en meer op den voorgrond
gebracht. We denken aan de Mon-
tessori-methode.
Men vergisse zich niet. Er is een
merkwaardig groot verschil tus
I schen zichzelf zijn en zichzelf uit-
'even, dat met het betere zijn niets
maar dan ook letterlijk niets te
maken heeft.
Zichzelf uitgeleefd hebben velen
ten allen tijde, totdat het inder
daad met het leven uit was.
Wie zich onderwerpt aan der
schijn; steeds er op uit is om voor
alle dingen den schijn te redden,
die verliest zichzelf.
Maar wie zichzelf is en zichzelf
wil blijven, die zal door alle moei
te heen, welke van hem gevraagd
wordt, bemerken, dat het inner
lijke zijn aan inhoud, kracht en
rijkdom wint.
J. Nagel.
doleantie mede en wilde kerk en
pastorie voor de Doleerenden be
nouden.
Door het classikaal bestuur wer
den de kerkeraad en de kerkvoog
dij afgezet en twee nieuwe colle
ges benoemd.
Op Zondag 25 Sept. 1887 nam
ds. Ph. Peter afscheid van de woe
lige gemeente wegens zijn vertrek
naar Waddingsveen. Opdat de Do
leerenden de pastorie niet in be
zit zouden nemen, liet de burge
meester met toestemming van di
nieuwe kerkvoogdij den gemeente
veldwachter met zijn gezin in de
pastorie wonen. Ook had de nieu-
ive kerkvoogdij de consistorieka
mer met ketting en slot laten slui
ten.
Op Maandag 31 Oct. wist de
doleerende president-kerkvoogd in
een onbewaakt oogenblik de al
sluiting te verbreken en bezette
met zijn aanhangers de consisto-
rie.
Toen de nieuwe president-kerk
voogd eenige dagen later de aan'
ivezige personen verzocht de con
sistorie te verlaten en deze dit
niet verkozen, liet hij de deur aar
ie buitenzijde weer afsluiten. In dt
vijf volgende dagen verdween de
een na den ander door een openge
schoven raam. De rijkspolitie zorg
de, dat hun plaats niet door ande
ren werd ingenomen.
De Doleerenden kwamen nu 's-
londags samen in een schuur aan
den Oostkappelschen weg en dt
dienst in de Hervormde Kerk kon
geregeld voort gaan.
6 April 1887.
Begin der Doleantie te Seroos-
kerke (W.)
In 1886 kwam in de Ned. Herv.
Kerk een tweede afscheiding n.l.
de Doleantie. De predikanten Ph
Peter te Serooskerke en J. A. van
Boven te Oost- en West Souburg
hadden op Walcheren geijverd om
de kerk los te maken van de Syno
de. Later hebben beiden zich te
ruggetrokken.
Op April 1887 verzochten te
Serooskerke 115 leden schriftelijk
aan den kerkeraad „de reformatie
ter hand te nemen". Met 7 van de
8 stemmen werd hiertoe besloten.
Ook de meerderheid der kerk
voogdij en notabelen ging met de
10 April 1546.
Wet en Raad van Middelburj
besluiten om den afval der duinen
te Zoutelande tegen te gaan dooi
trapsgewijze rijswerk aan te bren
gen, waartegen het zand zou blij
ven liggen.
In de 15de en 16de eeuw namen
de Zuid- en de Westkust van Wal
cheren veel af. De zuidkust door
dijkvallen en de westkust door 't
overwaaien der duinen. Waar nu
het strand is of zelfs schepen va
ren, ploegde vroeger de landmar
zijn akker. Honderden gemeten
heeft de zee weten te veroverei
Vooral bij Zoutelande was het
/erlies groot. In 1825 werd bij
zeer lage eb op het strand aldaar
de sporen gezien van een steenen
blokhuis. De stad Middelburg be
kostigde vroeger voor een groo
deel de verdedigingswerken aan
de Westkust, terwijl Vlissingen he!
zuidelijk deel voor haar rekening
had.
Daar de duinen bij Zoutelandr
n 't midden der 16de eeuw zeer
laag werden, vreesde men voor
overstrooming. Ook andere rleplp-
an Zeeland verkeerden in gevaar.
De Staten lieten in 1562 een pen
ning slaan met het opschrift: Heer
behoed ons, want wij vergaan.
10 April 1673.
De vestingwerken van Oostburg
worden ter slechting verkocht. In
de 13de en 14de eeuw was Oost-
burg een belangrijke handelsstad
Er waren toen twee parochieker
ken. Concurrentie van het naburi
ge Sluis en Aardenburg, overstroom
mingen en de Spaansche troebelen
crachten de stad geheel tot ver
val. Toen prins Maurits in 1604 de-
I ze streken veroverde, heeft hij
Jostburg opnieuw versterkt. Hier
bij werd de Noordwijk (Oude stad
en de St. Bavokerkj buiten de
wallen gesloten. De stad had toen
maar 2 poorten: de Noordpoort
leind Papestraat) en de Zuidpoort
(eind Zuidstraat of Langestraat).
Om de stad lagen nog eenige
schansen. Deze werden 10 Octo-
jer 1672 ter slechting verkocht en
op 10 April 1673 de vestingwer
ken.
door verschillende inpolderingen,
het aanleggen van den grooten
.zeg naar Breskens, en het opwer
pen van veldwerken in 1831 en het
slechten van deze in 1839 is er
nans niet veel meer van de vroe
gere vestingwerken te zien.
11 April 1612.
Jacob en Leonardus Cats krij
gen van de Siaten-Generaal oc
trooi tot het indijken van den
jroeschen Polder.
Toen Parma in 1583 het noor
den van Vlaanderen overheersch-
.e, verlieten velen hun woonplaats,
dit deden ook de Dewoneis van
Groede, nadat zij.de dijken van
den polder, waarin het dorp lag,
adden doorgestoken. Nu vloeide
de polder geheel onder. Van het
ude dorp Dieet weinig over. De
toren was staande gebleven, maar
de kerk kwam in een desolaten
.oestand.
Nadat Maurits deze landen aan
de Unie had teruggebracht, werd
begonnen eenige ondergeloopen
polders te herdijken. Zoo kregen J.
Jats vergunning tot het in
polderen van den ouden Groe-
schen polder. Na de indijking werd
'<i de oude kerk opge
bouwd en bewoond. In Juli 1613
werd de eerste godsdienstoefening
ehouden op den zolder van een
particulier woonhuis, later in een
duurde nog 20 jaar eer
tot de opbouw van de oude kerk
cru overgegaan.
13 Anril 1572.
Westkapelle kiest de zijde van
ï'-ai /o *pril zes, verloor Al-
va zijn flesch". Het was toen
•or hm-andag. Een week later
volgde Westkapelle het voorbeeld
/an Vlissingen, maar dit bekwam
anr slecht. Van uit Middelburg
trok een bende Spanjaarden het
'pen Westkapelle binnen om hét
te tuchtigen. De geestelijkheid, die
-eeds naar Middelburg was ver
trokken, waagde het echter niet
om terug te keeren, daar de Geu
zen het platteland van Walcheren
begonnen onveilig te maken.
13 April 1584.
Hans Hansen, koopman te Vlis
singen, wordt aldaar onthoofd,
daar hij een aanslag wilde doen
op het leven van Willem van