KRONIEK van den DAG.
ZEELAND.
l'WEEDE BEAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 5 APRIL 1934.
No. 80.
BARBARA, DE HEKS VAN
WINSLEA
CALVé JUBILEERT.
De
en
een
kracht van het vleesch
vollen smaak verkrijgen Uw
soepen, sausen, groenten, rijst,
enz. door toevoeging van een
lepeltje OXO BOUILLON, het
natuurlijk vleeschproduct der Cie
Liebig. f 1per flacon.
of NIVEA-OLIE
MIDDELBURG.
Tanende geestdrift in Duitsch-
land? Het politieke gedoe
van allen dag begint te verve
len.
Men hoort omtrent de tegenwoordige
geestesgesteldheid van 't Duitsche volk
veel tegenstrijdigs verkondigen. De een
zegt, dat de gemiddelde Duitscher vurig
nationaal-socialist is,; een ander, dat
Hitler in werkelijkheid zoo ongeveer
evenveel bewonderaars als haters zou
hebben; en een derde, dat er in stilte
een geweldige oppositie tegen het Nazi
regime bestaat.... als men zich maar
durfde verzetten.
Niemand kent natuurlijk de waarheid
en niemand is in staat haar, hoe dan ook,
uit te maken. Men kan alleen bepaalde
verschijnselen trachten waar te nemen
en daaruit maar dan zeer voorzichtig
conclusies trekken. Heel vaak zal
men dan ervaren, dat men de plank
heeft misgeslagen, dat men belangrijke
dingen meende te onderkennen, waar
men met onbelangrijke had te doen en
dat men andere, die van geen gewicht
leken (nochtans van veel gewicht zou
den blijken te zijn) negeerde. Trouwens:
profeteeren is in 't gemeen een hache
lijke onderneming, ook al komen er
koffie-dik en speelkaarten aan te pas.
Intusschen kan men er toch soms niet
aan ontkomen, bij name niet, wanneer er
bepaalde feiten gesignaleerd moeten
worden, die een soort van natuurlijke
neiging tot het uitlokken van conclusies
schijnen te bezitten. En daarom ontlee-
nen wij hier met een zeker gerust gewe
ten het een en ander aan een brief van
onzen Berlijnschen correspondent, dat in
verband met de tegenstrijdige opvattin
gen omtrent de geestesgesteldheid van
het Duitsche volk in ieder geval be
langwekkend is.
Het Duitsche volk gaat reeds jaren
lang voor verpolitiekt door. En dat is
het inderdaad, meent hij. Maar dat be-
teekent nog niet, dat het allemaal van
harte gaat en dat vooral de Berlijner niet
gelukkig zou zijn, als men hem van mor
gen af nu eens met rust liet met die
eeuwige en alles van hem opeischende
politiek.
Kijk, als men met echte, geestdriftige
„Nazi's" spreekt of de Duitsche dagbla
den leest, dan krijgt men den indruk,
alsof heel het Duitsche volk geen groo-
ter genot kent dan den staatsburger te
spelen, „Heil Hitier" te roepen, figu
rant voor volksdemonstraties te zijn, of
met tranen in de oogen aan den radio
luidspreker te zitten als een der kop
stukken van de regeering een daveren
de rede loslaat, die begint met „veertien
jaren lang hebben de November-misda-
digers Duitschland in de modder gere
den en ons daarna een afschuwelijke er
gernis nagelaten; veertien jaren lang
hebben die schurken van Marxisten
Neen, lang niet alle Duitschers, lang niet
alle Berlijners hebben nog voldoende
geduld om zooiets aan te hooren. Ze
worden ook al gemelijk, als ze in de
radio altijd weer millitaire marschen
vernemen, altijd weer meneeren en juf
frouwen moeten aanhooren, die verze
keren, dat nu alles goed is en eeuwen
lang zoo blijven zal (van de Sovjet-Rus
sische zenders kan men al jaren lang
hetzelfde vernemen!), altijd weer in de
bladen lezen, dat ze de vlag moeten uit
steken en op dit of dat plein om zoo en
zoo laat ter demonstratie aanwezig moe
ten zijn. Nog onlangs viel mij in een zeer
druk bezet koffiehuis, dat onafgebroken
een krachtigen luidspreker op zijn be
zoekers pleegt los te laten, bijzonder op,
dat tijdens een groote rede van Hitier,
die in Zuid-Duitschland gehouden werd,
letterlijk niemand luisterde, maar inte
gendeel alle gesprekken overluid ge
voerd werden om die toch wat opdrin-
door MAY WYNNE.
50).
In antwoord op de voorstellen van sir
John verklaarde hij dus, dat hij niets
liever wenschte dan zooveel mogelijk
levens van de tegenpartij te sparen,
maar dat hij eischte, hoe zes van de ver
dedigers van Pontefract hem zouden uit
geleverd worden.
„Ofschoon ik fyun leven niet kan spa
ren", zei hij, „hoezeer mij dit ook spijt
voor dappere mannen, maar in deze
moet ik de bevelen van generaal Crom
well gehoorzamen".
Tot die zes hoorde allereerst sir John
Digby, als opstandig gouverneur van
Pontefract en in die hoedanigheid ver
antwoordelijk voor de daad van kolonel
Morrice, wiens naam numero twee op
de lijst stond onder degenen, die ver
stoken waren van Cromwell's genade,
zijnde de moordenaar van generaal
Rainsborough; met hem stonden ge
noemd de twee, die met hem mee wa
ren geweest naar de „Gouden Haan":
Tom Kingsley en Gerald Alnutt; vervol
gens luitenant Cartwright, de leider van
de overige negen koningsgezinden, die
de wacht hadden overrompeld op de
brug bij Doncaster, terwijl het jlaatst
werd vermeld de naam van sir Hugh!
Ainslie, in wiens huis sir Marmaduke*
gerige hooge politiek zoo mogelijk te
overstemmen. En dat groeten met „Heil
Hitier" en opgeheven arm wordt ook
eerder minder dan meer in Duitschland.
Ja, men kan in de bladen al ingezonden
stukken lezen van menschen, die vinden, I
dat het toch 'n beetje onbeleefd is als J
kinderen en jonge menschen ouderen
van dagen en vooral vrouwen zoo on
verschillig met 'n armgebaar groeten
zonder het hoofddeksel af te nemen.
Waartegen dan natuurlijk weer anderen
schrijven, dat een groet, die in de eerste
plaats als hulde voor Hitier zelf bedoeld
is, toch zeker goed genoeg is voor ieder
van zijn geregeerde landgenooten!
Een feit is, dat men reeds veel meer
„Heil!" dan „Heil Hitier!" hoort, wat
wellicht toe te schrijven is aan de om
standigheid, dat vele menschen, vooral
de vroom-godsdienstige, er innerlijk iets
tegen hebben, in een dagelijks honder
den malen herhaalden groet niet het op
perwezen („Grüss Gott!" in Zuid-
Duitschland) maar een minister te hul
digen, geheel afgezien van de vraag, of
deze minister voor zijn volk ook bijzon
der verdienstelijke dingen gedaan heeft.
Wat ten slotte pas een latere generatie
naar waarde en met de noodige objec
tiviteit beoordeelen kan.
Het is ten slotte ook teekenend voor
de stemming in breede kringen der be
volking, dat, toen van hoogerhand aan
de menschen, die in het Ruhrgebied, in
Saksen en in Opper-Silezië dagelijks
met den mijnbouw te doen hebben, toe
gestaan werd in plaats van „Heil Hit-
Ier!" het eeuwenoude „Glück auf!" in
eere te houden van die mogelijkheid on
middellijk in al die gebieden een zoo
overruim gebruik gemaakt werd, dat de
overheid de waarschuwing moest laten
volgen: alléén mijnwerkers asjeblieft!
Ja, het is eenigszins anders, dan die
goede, gehoorzame Duitsche pers van
heden het den medemenschen wil wijs
maken. Dat is misschien, politiek gezien,
niet erg belangrijk. Maar het kan be
langrijk worden.
1884—8 April - 1934.
(-§-) Zondag 8 April a.s, zal het vijf
tig jaar geleden zijn, dat te Delft een be
drijf werd gesticht, waaruit in den loop
eener halve eeuw de omvangrijke onder
neming zou groeien, welke elke Neder
lander thans als „Calvé" uithoofde van
een voortreffelijk product of van meer
nabij kent. Ter gelegenheid van dit gou
den jubileum, dat in verband met den
„ongunst der tijden" niet op luisterrijke
wijze gevierd zal worden, hebben wij
Dinsdag op uitnoodiging van de di
rectie met een aantal vakgenooten 'n
bezoek aan de fabriek gebracht. Onder
leiding van den directeur, den heer Wal
ler, mochten we een rondgang door het
uitgestrekte gebouwen-complex maken,
waardoor ons eenig idee gewerd van de
fabricage der Calvé-producten: de be
faamde Delftsche sla-olie, de bak- en
braadvetten: „Delfia" en „Delfrite" en
de diverse veevoeders.
„Onze fabriek is 'n kwaliteitsfabriek"
zeide de heer Waller. Dat wil zeggen,
dat men zich uitsluitend toelegt op de
vervaardiging van eerste-klasise-waar.
Het streven is er steeds op gericht ge
weest bovenaan te staan, wat betreft
de kwaliteit van het produkt. Kosten
noch moeite worden daarvoor gespaard,
hetgeen ons duidelijk werd aan de hand
van een uiteenzetting betreffende de
voornaamste grondstof, de olie- of grond-
noot, (aardnoot, apenoot enz.) Gebleken
is, dat ter fabricage van de allerbeste
sla-olie men is aangewezen op de grond-
noot, die in Fransch Senegal (West-
Afrika) groeit. Calvé-Delft laat deze no-
Langdale was ontvangen en waar aller
eerst was bedacht de intrigue, die aan
leiding had gegeven tot de andere ge
beurtenissen, die in zoo hooge mate
Cromwell's toorn hadden gewekt. Ech
ter, als deze zes belhamels waren uitge
leverd, zou de lord Protector bereid zijn
vergiffenis te schenken aan de overigen
van het garnizoen van Pontefract, met
verlof om onverwijld naar hun huizen
en goederen terug te keeren.
De belegerden binnen de vesting wa
ren niet tevreden met deze verklaring
en sir Hugh Ainslie deed een voorstel,
„Het is mogelijk", meende hij. „dat
generaal Lambert, die zich zulk een
edelmoedig vijand toont, ons zes dagen
uitstel schenkt, waarin wij zessen, wier
leven verbeurd is, alles in het werk kun
nen stellen om ons te bevrijden uit het
kasteel. Hierin zullen onze vrienden ons
mogen helpen, ofschoon ze, bij niet-sla-
gen, daarvoor niet zullen hoeven te
boeten en wij ons schikken zullen in het
lot, dat ons opgelegd wordt".
Dit voorstel werd woordelijk door den
bode aan Lambert overgebracht en de
generaal nam er genoegen mee, zóó
zeer voelde hij zich overtuigd, dat nie
mand aan de waakzaamheid van de
wacht zou kunnen ontsnappen.
Maar één was er toch in kasteel Pon
tefract, die nog altijd buiten zichzel-
ven van woede en verdriet op het
terras stond onder de schaduw van den
Treasurer's Tower, en die opkeek naar
de lijken, die daar aan den galg hingen.
ten ongepeld, dus in den dop, aanvoe
ren, aangezien zij op die wijze haar goede
hoedanigheden bewaart. Maar dat brengt
natuurlijk zeer groote kosten mede: men
bedenke eens, welke bedragen (alleen
aan vracht zouden zijn te besparen, in
dien de grondstof gepeld, dus veel min
der ruimte vragend, verscheept kon
worden en aan de machines, die de fa
briek heeft moeten aanschaffen, om zelf
het pellen enz. ter hand te nemen. Het
doel: aflevering van 'n kwaliteitsprodukt
is echter slechts op deze wijze te berei
ken en men heeft daarom zonder aar
zeling de consequenties getrokken.
Wij hebben het gansche procédé der
fabricage kunnen gadeslaan. Het begin:
aan den wal lag een lichter vol grond-
noten, die door groote zuigers (formida
bele stofzuigers als 't ware) werd leeg
gezogen. Het eind: als soldaten in 't ge
lid marcheerden de flesschen vol helder
gele s.a-olie over een loopenden band,
werden door handige opgeschoten kna
pen bij de lurven gepakt, in papier en
stroo gewikkeld en ter verzending in kis
ten gestapeld. Tweeduizend flesschen
in 'n uur; zestien duizend per dag. Voor
het appetijtelijke produkt in dezen
schoonen eindvorm verschijnt is er na
tuurlijk heel wal gebeurd: de nootjes
moeten na gepeld en gezuiverd te zijn
fijn gemalen worden; het „meel"
komt dan in groote cylinders in lagen
tusschen ronde metalen platen en doe
ken en wordt uitgeperst onder gewel
dige hydraulische druk. De ruwe olie
ondergaal vervolgens een heel zuive
ringsproces, voordat het voor de con
sumptie geschikt is: tweede en derde
soort worden tevens in een aparte in
richting geraffineerd.
Behalve de aardnóten gebruikt de fa
briek als grondstof coprah ('t gedroogde
vleesch der kokosnoten) voor het ver
vaardigen o.m, van de „Delfia", In prin
cipe loopt de fabricage hiervan parallel
met die der sla-olie. De grootst moge
lijke hygiëne wordt bij het een en ander
natuurlijk betracht. Geen menschenhand
raakt het produkt aan. De bekende ta
bletten bak- en braadvet worden uit de
vormen op een loopenden band gestort,
die ze naar een machine vervoert, om
ze in te pakken. Eerst als ze geheel om
wikkeld zijn, kunnen en mogen ze wor
den aangevat.
Wat er van de nootjes en de coprah
na het uitpersingsproces overblijft,
wordt door de fabriek als veevoeder in
den vorm van koeken, of gemalen in den
handel gebracht. Een deskundige op het
gebied van veeteelt etc. is aangesteld,
om de juiste mengsels te verkrijgen. Met
allerhande mineralen etc. wordt het meel
vermengd, om voor de verschillende
specimina, die tezamen de levende have
der boerderij uitmaken, de gewenschle
samenstellingen te kunnen leveren. Zoo
heeft men speciaal meel voor kalveren
en varkens en biggen en pluimvee enz
Tevens blijken er bepaalde kleine wijzi
gingen van dezlfde mengsels nooaig
te zijn, al naar gelang van de seizoenen,
de grondsoort van een bepaalde streek
en wat dies meer zij. Wij hebben den in
druk gekregen, dat de fabriek zich ook
op dit gebied groote inspanning getroost
en kosten noch moeite spaart.
Bij een jubileum behoort een historie.
Aan de lunch, die na den rondgang werd
aangeboden, heeft de heer Waller het
een en ander uit het verleden van de
fabriek verteld:
Omstreeks 1880 werd hier te lande,
vooral uit Frankrijk heel veel olie inge
voerd voor de toen tot ontwikkeling ko
mende kunstboter-industrie. Die olie
werd aldaar geslagen uit grondnoten uit
de Fransche kolonie Senegambië. Het
was de heer E. H. Begemann, machine
fabrikant te Helmond, die de aandacht
van den heer Van Marken, directeur der
Ned. Gist- en Spiritusfabriek, vestigde
Maar er werd nu geen vrouw meer
waargenomen tusschen de overigen. Er
was zeker iemand geweest, die haar
l'chaam had gestolen, daar van dat ver
nederend doodsgericht.
Den hemel zij d mk voor dien onbe
kenden vr.end- Want Cick Morrice zou
waanzinnig zijn geworden, als hij haar
zoo had blijven zien.
„Barbara!" „Barbara".
Hij wilde niet sterven, eer hij wraak
had genomen op hen, die zoo misdadig
zijn geliefde hadden ten doode gedoemd.
HOOFDSTUK XXVI.
De gelofte van Zwarte Meg.
Op den eersten dag, dien het zestal
belegerden als uitstel was geschonken,
werd de vijand steeds bezig gehouden,
doordat hij een uitval verwachtte van
het garnizoen en de belegerden zich
telkens weer terugtrokken.
Toen sir Hugh Ainslie zich dien
avond ter ruste legde, werd hij gestoord
door een onverwacht bezoek van kolo
nel Morrice Deze had maar weinig ge
sproken tot wien dan ook, sinds het lot
van Barbara Carcroft hem bekend was;
zelfs sympathiebetoon was door hem
geweigerd en diep begaan als zijn
vrienden met hem waren, hadden zij
hem tenslotte ongestoord gelaten.
„Wilde je mij spreken?" vroeg Ain
slie, opkijkend in het strak gelaat, dat
ieder sprankje levenslust en levens
OXO
(Ingez. Med.)
op de mogelijkheid van de stichting
eener fabriek hier te lande die de olie
zou produceeren, die in die dagen in zoo
groote hoeveelheden werd ingevoerd.
De heer Van Marken begreep met zijn
helderen en verzienden industrieelen
blik terstond dat een oliefabriek in Ne
derland recht van bestaan had en in sa-
menwerkng met de heeren Tutein
Nolthenius en G. Thebé werd in Augus
tus 1883, met een kapitaal van f 500.000,
een Vennootschap opgericht, die op 8
April d.a.v. haar bedrijf aanving. In hel
begin had de industrie met vele moei
lijkheden te kampen omdat het hier gold
het in gang zettei. van een in ons vader
land totaal onbekend bedrijf waarvan
geen Nederlandsche ingenieurs, geen
Nederlandsche ambachts- of fabrleks-
werklieden eenige ervaring hadden.
Behalve de kinderziekten die het be
drijf doormaakte, moest men ook nog
ondervinden dat niettegenstaande de
uitmuntende qualiteit der olie en koe
ken, de aangewezen verbruikers er niet
toe te bewegen waren deze producten te
nemen. Onvervaard werd echter door
gezet, totdat de fabriek op 17 Augustus
1884 door brand geheel werd vernield.
Niet ontmoedigd door dezen tegen
spoed werden onmiddellijk maatregelen
beraamd om de fabriek in den kortst
mogelijken tijd te herbouwen, hetgeen
gelukte, zoodat reeds op 1 Januari 1885
de werkzaamheden konden worden her
vat. Hoe moeilijk het was deze industrie
te vestigen en in ons land op te bouwen,
moge wel blijken uit het feit dat hoewel
wetenschappelijk vaststond dat de olie
aan de hoogste eischen van den tijd vol
deed, en du,s een vergelijking met de
Fransche olie tenvolle kon doorstaan, de
heer Van Marken op een vraag aan een
belangrijk verbruiker een proef met de
in Nederland gefabriceerde olie te ne
men, aan hem overlatende den prijs te
noemen dien hij betalen wilde, ten ant
woord kreeg. „Tot geen prijs!"
Toch moest de fabriek doorwerken.
De loonen en onkosten moesten worden
betaald en bij gebrek aan gereed geld
moesten zelfs noten en olie worden ver
pand. Het was in dien tijd dat de heer
Van Marken als president-directeur de
lc'ding op zich nam e;: dank zij de vol
harding van hem en zijn energieke mede
directeuren slaagde men er ten slotte in
de verbruikers van de voortreffelijkheid
van het Nederlandsche product te over
tuigen.
De Nederlandsche Oliefabriek ging op
1 Jan. 1898 over in de nieuwe vennoot
schap, de N.V. Fransch-Hollandsche
Oliefabrieken Calvé-Delft. Het maat
schappelijk kapitaal was toen al geste
gen tot f 1.800.000, terwijl ook een obli-
gatieleening groot f 600.000 direct plaat
sing vond.
Pijnloos scherenI
door voorafgaand
Inwrijven met
(Ingez. Med.)
vreugd verloren had,
„Ja, ik wilde je spreken", zei Morrice
en ging bij zijn vriend aan het voeten
eind zitten, „Morgen doen wij een uit
val op do Rondhoofden en het zal er
geweldig langs gaan!"
..Ja, dat geloof ik ook; ik zal althans
mijn best doen door de gelederen te
breken".
„En ik", zei Morrice met grooten na
druk. „Morgen zal ik vrij zijn, vrij om
wraak te nemen!"
Ainslie zuchtte.
„Jij weet tenminste wat het lot is
van je geliefde, maar ik wordt nog
steeds gekweld door onzekerheid. Mar-
jorie Stapleton als zij al in leven is,
wat ik soms kan wenschen van niet
is daar ginds alleen en zonder vrien
den. Haar vader is dood en aan zijn
eind gekomen op een manier, die een
liefhebbende dochter tot waanzin kon
brengen; haar vriendin is eveneens
dood. En zij heeft vijanden, die ze meer
zal vreezen dan den dood. Als die eens
schande over haar hadden gebracht!"
„Daar had ik niet aan gedacht. Toch
blijft er altijd nog hoop voor jou. Maar
ik ik heb in het geheel geen hoop!"
Dit zeggende liet hij het hoofd op de
borst vallen. Als alle' luchthartige natu
ren kon hij zich niet boven zijn déeö
verheffen, nu dit waarlijk zoo aangrij
pend was.
„Morgen zal ik een vrij man zijn",
tfing hij voort- „Daar ben ik zeker van.
En dan zal ik wraak nemen op dengd-
ne, die Barbara Carcroft den dood
In 1912 werd in de fabriek naast
grondnoten, de uit Indië aangevoerde
coprah in bewerking genomen. De hooge
trap van ontwikkeling der fabrieksin-
richting maakte het spoedig mogelijk,
dat de verschillende gefabriceerde oliën
en vetten in alle opzichten aan dc hoog
ste eischen voldeden en zich op de we
reldmarkt een goede plaats konden ver
overen. De naam van de Delftsche Sla
olie was gevestigd. Toen brak in 1914
de groote wereldoorlog uit.
Het is te begrijpen hoe zeer een on
derneming die haar handel over vele
landen uilsirekt en afhankelijk is van
den overzeeschen aanvoer van hare
grondstoffen, door den oorlogstoestand
getroffen werd.
De krachtige medewerking van den
heeer G. Thubé, die te Nantes den aan
voer van grondstoffen verzorgde, maak
te dat in de oorlogsjaren een 60-tal boo
ten met grondnoten haar lading te Rot
terdam konden aanbrengen, bestemd
voor onze fabrieken. Drie booten wer
den getorpedeerd, waarvan er één, zij
het met moeite de Rotterdamsche haven
wist te bereiken. Gedurende 16 maan
den nochtans stagneerde de aanvoer van
grondnoten. Door langzaam opwerken
van de voorraden, stond de fabriek ten
slotte slechts twee maanden stil. Men
vrage niet hoeveel hoofdbrekens het in
die jaren aan de leiding moet hebben
gekost om de fabriek, zij het op beperk
te schaal, in gang te houden.
De jaren na den oorlog hebben voort
durend groote onzekerheid in politiek
en economisch opzicht gebracht als ge
volg van de alom heerschende malaise.
Weliswaar kon de tijdens den oorlog
vernietigde exporthandel der fabriek
zich ten deele hersteilen, doch de bat
s', e aren hebben zich wederom geken
merkt door een sterke afneming van den
uitvoer als een gevolg van het meer en
meer verlaten van het vrijhandels-be
ginsel in vrijwel alle landen der aarde.
De Calvé-producten nemen thans in
eigen land, echter, dank zij hun voor
treffelijke eigenschappen, een eerste
plaats in.
Als in 't begin gezegd, zal het jubileum
in verband met de crisis niet fees
telijk worden gevierd. De directie heeft
gemeend het te moeten laten bij een
eenvoudige receptie, die Zaterdagmid-
dig a.s. om halfdrie in de groote hall van
het prachtige kantoorgebouw wordt ge
houden.
Voor de jeugdige werkloozen.
Gistermiddag had de Commissie voor
ontwikkeling en ontspanning van werk
loozen een bijeenkomst voor jeugdige
werkloozen belegd in het City Theater,
waar ruim 40 personen aanwezig waren.
Behalve, dat enkele films voor hen
draaiden, heeft de heer Van Wijk, se
cretaris van het Comité voor werkver
schaffing aan deze categorie van werk
loozen te Amsterdam, hen toegespro
ken en toegelicht hoe men voor de jon-
heeft aangedaan."
„Nu je daar zoo volkomen van over
tuigd schijnt te zijn, Dick, wil ik je een
groote gunst verzoeken: mocht je soms
in de gelegenheid zijn wat te hooren
van mistress Stapleton, wil je dan wel
bedenken, dat zij Barbara's trouwste
vriendin was en mijn geliefde?"
„Dat beloof ik je. Als ik soms ont
dekken mocht, wat haar overkomen is,
dan zal ik doen, al wat in mijn vermo
gen is, om haar te helpen. Zooals je
zegt: ze was de vriendin van mijn Bar
bara."
Dit zeggende stond hij op en ging.
Dien nacht droomde Hugh Ainslie,
dat Marjorie hem van verre riep, maar
dat er een ijzeren muur tusschen hen
was, die niet verbroken kon worden.
De verschrikkingen van den droom
verdwijnen echter in de werkelijkheid
van den dag en het was een geweldige
uitval, waartoe de koningsgezinden dien
volgenden morgen overgingen-
Van de zes ter dood veroordeelden
werden er vier met de kameraden naar
het kasteel teruggedreven, terwijl tot
de twee, die vluchtten, inderdaad Dick
Morrice behoorde
Toen de schaduwen van den avond
al begonnen te vallen, kroop Morrice
onder een bed van droge bladeren, lag
daar geruimen tijd doodstil, tot hij ten
slotte in slaap viel.
(Wordt vervolgd.)