KRONIEK van den DAG. ZEELAND. l'WEEDE BEAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 5 APRIL 1934. No. 80. BARBARA, DE HEKS VAN WINSLEA CALVé JUBILEERT. De en een kracht van het vleesch vollen smaak verkrijgen Uw soepen, sausen, groenten, rijst, enz. door toevoeging van een lepeltje OXO BOUILLON, het natuurlijk vleeschproduct der Cie Liebig. f 1per flacon. of NIVEA-OLIE MIDDELBURG. Tanende geestdrift in Duitsch- land? Het politieke gedoe van allen dag begint te verve len. Men hoort omtrent de tegenwoordige geestesgesteldheid van 't Duitsche volk veel tegenstrijdigs verkondigen. De een zegt, dat de gemiddelde Duitscher vurig nationaal-socialist is,; een ander, dat Hitler in werkelijkheid zoo ongeveer evenveel bewonderaars als haters zou hebben; en een derde, dat er in stilte een geweldige oppositie tegen het Nazi regime bestaat.... als men zich maar durfde verzetten. Niemand kent natuurlijk de waarheid en niemand is in staat haar, hoe dan ook, uit te maken. Men kan alleen bepaalde verschijnselen trachten waar te nemen en daaruit maar dan zeer voorzichtig conclusies trekken. Heel vaak zal men dan ervaren, dat men de plank heeft misgeslagen, dat men belangrijke dingen meende te onderkennen, waar men met onbelangrijke had te doen en dat men andere, die van geen gewicht leken (nochtans van veel gewicht zou den blijken te zijn) negeerde. Trouwens: profeteeren is in 't gemeen een hache lijke onderneming, ook al komen er koffie-dik en speelkaarten aan te pas. Intusschen kan men er toch soms niet aan ontkomen, bij name niet, wanneer er bepaalde feiten gesignaleerd moeten worden, die een soort van natuurlijke neiging tot het uitlokken van conclusies schijnen te bezitten. En daarom ontlee- nen wij hier met een zeker gerust gewe ten het een en ander aan een brief van onzen Berlijnschen correspondent, dat in verband met de tegenstrijdige opvattin gen omtrent de geestesgesteldheid van het Duitsche volk in ieder geval be langwekkend is. Het Duitsche volk gaat reeds jaren lang voor verpolitiekt door. En dat is het inderdaad, meent hij. Maar dat be- teekent nog niet, dat het allemaal van harte gaat en dat vooral de Berlijner niet gelukkig zou zijn, als men hem van mor gen af nu eens met rust liet met die eeuwige en alles van hem opeischende politiek. Kijk, als men met echte, geestdriftige „Nazi's" spreekt of de Duitsche dagbla den leest, dan krijgt men den indruk, alsof heel het Duitsche volk geen groo- ter genot kent dan den staatsburger te spelen, „Heil Hitier" te roepen, figu rant voor volksdemonstraties te zijn, of met tranen in de oogen aan den radio luidspreker te zitten als een der kop stukken van de regeering een daveren de rede loslaat, die begint met „veertien jaren lang hebben de November-misda- digers Duitschland in de modder gere den en ons daarna een afschuwelijke er gernis nagelaten; veertien jaren lang hebben die schurken van Marxisten Neen, lang niet alle Duitschers, lang niet alle Berlijners hebben nog voldoende geduld om zooiets aan te hooren. Ze worden ook al gemelijk, als ze in de radio altijd weer millitaire marschen vernemen, altijd weer meneeren en juf frouwen moeten aanhooren, die verze keren, dat nu alles goed is en eeuwen lang zoo blijven zal (van de Sovjet-Rus sische zenders kan men al jaren lang hetzelfde vernemen!), altijd weer in de bladen lezen, dat ze de vlag moeten uit steken en op dit of dat plein om zoo en zoo laat ter demonstratie aanwezig moe ten zijn. Nog onlangs viel mij in een zeer druk bezet koffiehuis, dat onafgebroken een krachtigen luidspreker op zijn be zoekers pleegt los te laten, bijzonder op, dat tijdens een groote rede van Hitier, die in Zuid-Duitschland gehouden werd, letterlijk niemand luisterde, maar inte gendeel alle gesprekken overluid ge voerd werden om die toch wat opdrin- door MAY WYNNE. 50). In antwoord op de voorstellen van sir John verklaarde hij dus, dat hij niets liever wenschte dan zooveel mogelijk levens van de tegenpartij te sparen, maar dat hij eischte, hoe zes van de ver dedigers van Pontefract hem zouden uit geleverd worden. „Ofschoon ik fyun leven niet kan spa ren", zei hij, „hoezeer mij dit ook spijt voor dappere mannen, maar in deze moet ik de bevelen van generaal Crom well gehoorzamen". Tot die zes hoorde allereerst sir John Digby, als opstandig gouverneur van Pontefract en in die hoedanigheid ver antwoordelijk voor de daad van kolonel Morrice, wiens naam numero twee op de lijst stond onder degenen, die ver stoken waren van Cromwell's genade, zijnde de moordenaar van generaal Rainsborough; met hem stonden ge noemd de twee, die met hem mee wa ren geweest naar de „Gouden Haan": Tom Kingsley en Gerald Alnutt; vervol gens luitenant Cartwright, de leider van de overige negen koningsgezinden, die de wacht hadden overrompeld op de brug bij Doncaster, terwijl het jlaatst werd vermeld de naam van sir Hugh! Ainslie, in wiens huis sir Marmaduke* gerige hooge politiek zoo mogelijk te overstemmen. En dat groeten met „Heil Hitier" en opgeheven arm wordt ook eerder minder dan meer in Duitschland. Ja, men kan in de bladen al ingezonden stukken lezen van menschen, die vinden, I dat het toch 'n beetje onbeleefd is als J kinderen en jonge menschen ouderen van dagen en vooral vrouwen zoo on verschillig met 'n armgebaar groeten zonder het hoofddeksel af te nemen. Waartegen dan natuurlijk weer anderen schrijven, dat een groet, die in de eerste plaats als hulde voor Hitier zelf bedoeld is, toch zeker goed genoeg is voor ieder van zijn geregeerde landgenooten! Een feit is, dat men reeds veel meer „Heil!" dan „Heil Hitier!" hoort, wat wellicht toe te schrijven is aan de om standigheid, dat vele menschen, vooral de vroom-godsdienstige, er innerlijk iets tegen hebben, in een dagelijks honder den malen herhaalden groet niet het op perwezen („Grüss Gott!" in Zuid- Duitschland) maar een minister te hul digen, geheel afgezien van de vraag, of deze minister voor zijn volk ook bijzon der verdienstelijke dingen gedaan heeft. Wat ten slotte pas een latere generatie naar waarde en met de noodige objec tiviteit beoordeelen kan. Het is ten slotte ook teekenend voor de stemming in breede kringen der be volking, dat, toen van hoogerhand aan de menschen, die in het Ruhrgebied, in Saksen en in Opper-Silezië dagelijks met den mijnbouw te doen hebben, toe gestaan werd in plaats van „Heil Hit- Ier!" het eeuwenoude „Glück auf!" in eere te houden van die mogelijkheid on middellijk in al die gebieden een zoo overruim gebruik gemaakt werd, dat de overheid de waarschuwing moest laten volgen: alléén mijnwerkers asjeblieft! Ja, het is eenigszins anders, dan die goede, gehoorzame Duitsche pers van heden het den medemenschen wil wijs maken. Dat is misschien, politiek gezien, niet erg belangrijk. Maar het kan be langrijk worden. 1884—8 April - 1934. (-§-) Zondag 8 April a.s, zal het vijf tig jaar geleden zijn, dat te Delft een be drijf werd gesticht, waaruit in den loop eener halve eeuw de omvangrijke onder neming zou groeien, welke elke Neder lander thans als „Calvé" uithoofde van een voortreffelijk product of van meer nabij kent. Ter gelegenheid van dit gou den jubileum, dat in verband met den „ongunst der tijden" niet op luisterrijke wijze gevierd zal worden, hebben wij Dinsdag op uitnoodiging van de di rectie met een aantal vakgenooten 'n bezoek aan de fabriek gebracht. Onder leiding van den directeur, den heer Wal ler, mochten we een rondgang door het uitgestrekte gebouwen-complex maken, waardoor ons eenig idee gewerd van de fabricage der Calvé-producten: de be faamde Delftsche sla-olie, de bak- en braadvetten: „Delfia" en „Delfrite" en de diverse veevoeders. „Onze fabriek is 'n kwaliteitsfabriek" zeide de heer Waller. Dat wil zeggen, dat men zich uitsluitend toelegt op de vervaardiging van eerste-klasise-waar. Het streven is er steeds op gericht ge weest bovenaan te staan, wat betreft de kwaliteit van het produkt. Kosten noch moeite worden daarvoor gespaard, hetgeen ons duidelijk werd aan de hand van een uiteenzetting betreffende de voornaamste grondstof, de olie- of grond- noot, (aardnoot, apenoot enz.) Gebleken is, dat ter fabricage van de allerbeste sla-olie men is aangewezen op de grond- noot, die in Fransch Senegal (West- Afrika) groeit. Calvé-Delft laat deze no- Langdale was ontvangen en waar aller eerst was bedacht de intrigue, die aan leiding had gegeven tot de andere ge beurtenissen, die in zoo hooge mate Cromwell's toorn hadden gewekt. Ech ter, als deze zes belhamels waren uitge leverd, zou de lord Protector bereid zijn vergiffenis te schenken aan de overigen van het garnizoen van Pontefract, met verlof om onverwijld naar hun huizen en goederen terug te keeren. De belegerden binnen de vesting wa ren niet tevreden met deze verklaring en sir Hugh Ainslie deed een voorstel, „Het is mogelijk", meende hij. „dat generaal Lambert, die zich zulk een edelmoedig vijand toont, ons zes dagen uitstel schenkt, waarin wij zessen, wier leven verbeurd is, alles in het werk kun nen stellen om ons te bevrijden uit het kasteel. Hierin zullen onze vrienden ons mogen helpen, ofschoon ze, bij niet-sla- gen, daarvoor niet zullen hoeven te boeten en wij ons schikken zullen in het lot, dat ons opgelegd wordt". Dit voorstel werd woordelijk door den bode aan Lambert overgebracht en de generaal nam er genoegen mee, zóó zeer voelde hij zich overtuigd, dat nie mand aan de waakzaamheid van de wacht zou kunnen ontsnappen. Maar één was er toch in kasteel Pon tefract, die nog altijd buiten zichzel- ven van woede en verdriet op het terras stond onder de schaduw van den Treasurer's Tower, en die opkeek naar de lijken, die daar aan den galg hingen. ten ongepeld, dus in den dop, aanvoe ren, aangezien zij op die wijze haar goede hoedanigheden bewaart. Maar dat brengt natuurlijk zeer groote kosten mede: men bedenke eens, welke bedragen (alleen aan vracht zouden zijn te besparen, in dien de grondstof gepeld, dus veel min der ruimte vragend, verscheept kon worden en aan de machines, die de fa briek heeft moeten aanschaffen, om zelf het pellen enz. ter hand te nemen. Het doel: aflevering van 'n kwaliteitsprodukt is echter slechts op deze wijze te berei ken en men heeft daarom zonder aar zeling de consequenties getrokken. Wij hebben het gansche procédé der fabricage kunnen gadeslaan. Het begin: aan den wal lag een lichter vol grond- noten, die door groote zuigers (formida bele stofzuigers als 't ware) werd leeg gezogen. Het eind: als soldaten in 't ge lid marcheerden de flesschen vol helder gele s.a-olie over een loopenden band, werden door handige opgeschoten kna pen bij de lurven gepakt, in papier en stroo gewikkeld en ter verzending in kis ten gestapeld. Tweeduizend flesschen in 'n uur; zestien duizend per dag. Voor het appetijtelijke produkt in dezen schoonen eindvorm verschijnt is er na tuurlijk heel wal gebeurd: de nootjes moeten na gepeld en gezuiverd te zijn fijn gemalen worden; het „meel" komt dan in groote cylinders in lagen tusschen ronde metalen platen en doe ken en wordt uitgeperst onder gewel dige hydraulische druk. De ruwe olie ondergaal vervolgens een heel zuive ringsproces, voordat het voor de con sumptie geschikt is: tweede en derde soort worden tevens in een aparte in richting geraffineerd. Behalve de aardnóten gebruikt de fa briek als grondstof coprah ('t gedroogde vleesch der kokosnoten) voor het ver vaardigen o.m, van de „Delfia", In prin cipe loopt de fabricage hiervan parallel met die der sla-olie. De grootst moge lijke hygiëne wordt bij het een en ander natuurlijk betracht. Geen menschenhand raakt het produkt aan. De bekende ta bletten bak- en braadvet worden uit de vormen op een loopenden band gestort, die ze naar een machine vervoert, om ze in te pakken. Eerst als ze geheel om wikkeld zijn, kunnen en mogen ze wor den aangevat. Wat er van de nootjes en de coprah na het uitpersingsproces overblijft, wordt door de fabriek als veevoeder in den vorm van koeken, of gemalen in den handel gebracht. Een deskundige op het gebied van veeteelt etc. is aangesteld, om de juiste mengsels te verkrijgen. Met allerhande mineralen etc. wordt het meel vermengd, om voor de verschillende specimina, die tezamen de levende have der boerderij uitmaken, de gewenschle samenstellingen te kunnen leveren. Zoo heeft men speciaal meel voor kalveren en varkens en biggen en pluimvee enz Tevens blijken er bepaalde kleine wijzi gingen van dezlfde mengsels nooaig te zijn, al naar gelang van de seizoenen, de grondsoort van een bepaalde streek en wat dies meer zij. Wij hebben den in druk gekregen, dat de fabriek zich ook op dit gebied groote inspanning getroost en kosten noch moeite spaart. Bij een jubileum behoort een historie. Aan de lunch, die na den rondgang werd aangeboden, heeft de heer Waller het een en ander uit het verleden van de fabriek verteld: Omstreeks 1880 werd hier te lande, vooral uit Frankrijk heel veel olie inge voerd voor de toen tot ontwikkeling ko mende kunstboter-industrie. Die olie werd aldaar geslagen uit grondnoten uit de Fransche kolonie Senegambië. Het was de heer E. H. Begemann, machine fabrikant te Helmond, die de aandacht van den heer Van Marken, directeur der Ned. Gist- en Spiritusfabriek, vestigde Maar er werd nu geen vrouw meer waargenomen tusschen de overigen. Er was zeker iemand geweest, die haar l'chaam had gestolen, daar van dat ver nederend doodsgericht. Den hemel zij d mk voor dien onbe kenden vr.end- Want Cick Morrice zou waanzinnig zijn geworden, als hij haar zoo had blijven zien. „Barbara!" „Barbara". Hij wilde niet sterven, eer hij wraak had genomen op hen, die zoo misdadig zijn geliefde hadden ten doode gedoemd. HOOFDSTUK XXVI. De gelofte van Zwarte Meg. Op den eersten dag, dien het zestal belegerden als uitstel was geschonken, werd de vijand steeds bezig gehouden, doordat hij een uitval verwachtte van het garnizoen en de belegerden zich telkens weer terugtrokken. Toen sir Hugh Ainslie zich dien avond ter ruste legde, werd hij gestoord door een onverwacht bezoek van kolo nel Morrice Deze had maar weinig ge sproken tot wien dan ook, sinds het lot van Barbara Carcroft hem bekend was; zelfs sympathiebetoon was door hem geweigerd en diep begaan als zijn vrienden met hem waren, hadden zij hem tenslotte ongestoord gelaten. „Wilde je mij spreken?" vroeg Ain slie, opkijkend in het strak gelaat, dat ieder sprankje levenslust en levens OXO (Ingez. Med.) op de mogelijkheid van de stichting eener fabriek hier te lande die de olie zou produceeren, die in die dagen in zoo groote hoeveelheden werd ingevoerd. De heer Van Marken begreep met zijn helderen en verzienden industrieelen blik terstond dat een oliefabriek in Ne derland recht van bestaan had en in sa- menwerkng met de heeren Tutein Nolthenius en G. Thebé werd in Augus tus 1883, met een kapitaal van f 500.000, een Vennootschap opgericht, die op 8 April d.a.v. haar bedrijf aanving. In hel begin had de industrie met vele moei lijkheden te kampen omdat het hier gold het in gang zettei. van een in ons vader land totaal onbekend bedrijf waarvan geen Nederlandsche ingenieurs, geen Nederlandsche ambachts- of fabrleks- werklieden eenige ervaring hadden. Behalve de kinderziekten die het be drijf doormaakte, moest men ook nog ondervinden dat niettegenstaande de uitmuntende qualiteit der olie en koe ken, de aangewezen verbruikers er niet toe te bewegen waren deze producten te nemen. Onvervaard werd echter door gezet, totdat de fabriek op 17 Augustus 1884 door brand geheel werd vernield. Niet ontmoedigd door dezen tegen spoed werden onmiddellijk maatregelen beraamd om de fabriek in den kortst mogelijken tijd te herbouwen, hetgeen gelukte, zoodat reeds op 1 Januari 1885 de werkzaamheden konden worden her vat. Hoe moeilijk het was deze industrie te vestigen en in ons land op te bouwen, moge wel blijken uit het feit dat hoewel wetenschappelijk vaststond dat de olie aan de hoogste eischen van den tijd vol deed, en du,s een vergelijking met de Fransche olie tenvolle kon doorstaan, de heer Van Marken op een vraag aan een belangrijk verbruiker een proef met de in Nederland gefabriceerde olie te ne men, aan hem overlatende den prijs te noemen dien hij betalen wilde, ten ant woord kreeg. „Tot geen prijs!" Toch moest de fabriek doorwerken. De loonen en onkosten moesten worden betaald en bij gebrek aan gereed geld moesten zelfs noten en olie worden ver pand. Het was in dien tijd dat de heer Van Marken als president-directeur de lc'ding op zich nam e;: dank zij de vol harding van hem en zijn energieke mede directeuren slaagde men er ten slotte in de verbruikers van de voortreffelijkheid van het Nederlandsche product te over tuigen. De Nederlandsche Oliefabriek ging op 1 Jan. 1898 over in de nieuwe vennoot schap, de N.V. Fransch-Hollandsche Oliefabrieken Calvé-Delft. Het maat schappelijk kapitaal was toen al geste gen tot f 1.800.000, terwijl ook een obli- gatieleening groot f 600.000 direct plaat sing vond. Pijnloos scherenI door voorafgaand Inwrijven met (Ingez. Med.) vreugd verloren had, „Ja, ik wilde je spreken", zei Morrice en ging bij zijn vriend aan het voeten eind zitten, „Morgen doen wij een uit val op do Rondhoofden en het zal er geweldig langs gaan!" ..Ja, dat geloof ik ook; ik zal althans mijn best doen door de gelederen te breken". „En ik", zei Morrice met grooten na druk. „Morgen zal ik vrij zijn, vrij om wraak te nemen!" Ainslie zuchtte. „Jij weet tenminste wat het lot is van je geliefde, maar ik wordt nog steeds gekweld door onzekerheid. Mar- jorie Stapleton als zij al in leven is, wat ik soms kan wenschen van niet is daar ginds alleen en zonder vrien den. Haar vader is dood en aan zijn eind gekomen op een manier, die een liefhebbende dochter tot waanzin kon brengen; haar vriendin is eveneens dood. En zij heeft vijanden, die ze meer zal vreezen dan den dood. Als die eens schande over haar hadden gebracht!" „Daar had ik niet aan gedacht. Toch blijft er altijd nog hoop voor jou. Maar ik ik heb in het geheel geen hoop!" Dit zeggende liet hij het hoofd op de borst vallen. Als alle' luchthartige natu ren kon hij zich niet boven zijn déeö verheffen, nu dit waarlijk zoo aangrij pend was. „Morgen zal ik een vrij man zijn", tfing hij voort- „Daar ben ik zeker van. En dan zal ik wraak nemen op dengd- ne, die Barbara Carcroft den dood In 1912 werd in de fabriek naast grondnoten, de uit Indië aangevoerde coprah in bewerking genomen. De hooge trap van ontwikkeling der fabrieksin- richting maakte het spoedig mogelijk, dat de verschillende gefabriceerde oliën en vetten in alle opzichten aan dc hoog ste eischen voldeden en zich op de we reldmarkt een goede plaats konden ver overen. De naam van de Delftsche Sla olie was gevestigd. Toen brak in 1914 de groote wereldoorlog uit. Het is te begrijpen hoe zeer een on derneming die haar handel over vele landen uilsirekt en afhankelijk is van den overzeeschen aanvoer van hare grondstoffen, door den oorlogstoestand getroffen werd. De krachtige medewerking van den heeer G. Thubé, die te Nantes den aan voer van grondstoffen verzorgde, maak te dat in de oorlogsjaren een 60-tal boo ten met grondnoten haar lading te Rot terdam konden aanbrengen, bestemd voor onze fabrieken. Drie booten wer den getorpedeerd, waarvan er één, zij het met moeite de Rotterdamsche haven wist te bereiken. Gedurende 16 maan den nochtans stagneerde de aanvoer van grondnoten. Door langzaam opwerken van de voorraden, stond de fabriek ten slotte slechts twee maanden stil. Men vrage niet hoeveel hoofdbrekens het in die jaren aan de leiding moet hebben gekost om de fabriek, zij het op beperk te schaal, in gang te houden. De jaren na den oorlog hebben voort durend groote onzekerheid in politiek en economisch opzicht gebracht als ge volg van de alom heerschende malaise. Weliswaar kon de tijdens den oorlog vernietigde exporthandel der fabriek zich ten deele hersteilen, doch de bat s', e aren hebben zich wederom geken merkt door een sterke afneming van den uitvoer als een gevolg van het meer en meer verlaten van het vrijhandels-be ginsel in vrijwel alle landen der aarde. De Calvé-producten nemen thans in eigen land, echter, dank zij hun voor treffelijke eigenschappen, een eerste plaats in. Als in 't begin gezegd, zal het jubileum in verband met de crisis niet fees telijk worden gevierd. De directie heeft gemeend het te moeten laten bij een eenvoudige receptie, die Zaterdagmid- dig a.s. om halfdrie in de groote hall van het prachtige kantoorgebouw wordt ge houden. Voor de jeugdige werkloozen. Gistermiddag had de Commissie voor ontwikkeling en ontspanning van werk loozen een bijeenkomst voor jeugdige werkloozen belegd in het City Theater, waar ruim 40 personen aanwezig waren. Behalve, dat enkele films voor hen draaiden, heeft de heer Van Wijk, se cretaris van het Comité voor werkver schaffing aan deze categorie van werk loozen te Amsterdam, hen toegespro ken en toegelicht hoe men voor de jon- heeft aangedaan." „Nu je daar zoo volkomen van over tuigd schijnt te zijn, Dick, wil ik je een groote gunst verzoeken: mocht je soms in de gelegenheid zijn wat te hooren van mistress Stapleton, wil je dan wel bedenken, dat zij Barbara's trouwste vriendin was en mijn geliefde?" „Dat beloof ik je. Als ik soms ont dekken mocht, wat haar overkomen is, dan zal ik doen, al wat in mijn vermo gen is, om haar te helpen. Zooals je zegt: ze was de vriendin van mijn Bar bara." Dit zeggende stond hij op en ging. Dien nacht droomde Hugh Ainslie, dat Marjorie hem van verre riep, maar dat er een ijzeren muur tusschen hen was, die niet verbroken kon worden. De verschrikkingen van den droom verdwijnen echter in de werkelijkheid van den dag en het was een geweldige uitval, waartoe de koningsgezinden dien volgenden morgen overgingen- Van de zes ter dood veroordeelden werden er vier met de kameraden naar het kasteel teruggedreven, terwijl tot de twee, die vluchtten, inderdaad Dick Morrice behoorde Toen de schaduwen van den avond al begonnen te vallen, kroop Morrice onder een bed van droge bladeren, lag daar geruimen tijd doodstil, tot hij ten slotte in slaap viel. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 5