ZWANEN BERG'S
HAM
SIHA'S EN SUNNI'S EN DE
HEILIGE STEDEN VAN IRAK.
SCHETSEN VAN DE HOEVE.
nog nooit vertoond, dat de bemanning
bijzondere voordeden erlangt boven de
passagiers; dat willen ze zelf ook niet.
Wanneer dit echter het Schip van Staat
betreft, is dit anders. Ja, de wereld staat
wel op haar kop tegenwoordig. Wat zijn
de gevolgen
Het Buitenland geeft gratis les; wil
«en al de narigheid van daar, naar hier
overhevelen, dan moet men rustig door
gaan met dit systeem.
Daar is het ook begonnen met de bur
gerij leeg te pompen, d.w.z. de peilers
waarop het maatschappelijk leven ge
fundeerd is, te ondergraven.
Het water stond de burgerij reeds
aan de lippen, en toch er maar weer een
paar scheppen belastingverhooging bo
venop gedaan.
Dit is een fout van de eerste orde, uit
welken hoek men kijkt, 't is een fout,
een kortzichtigheid, gebasseerd op
angst, op partijzucht, in elk geval m.i.
nooit goed te keuren.
Het sleept brandstof bij voor de nieu
we beweging, zoo in strijd met onzen
volksaard.
Vele stukken zijn er reeds in Uw blad
verschenen, waarin duidelijk is uiteen
gezet, dat de gelden door de Overheid
betaald aan salarissen, geen verband
houden met gepresteerden arbeid. In
een tijd, waarin van elk dubbeltje dat
uitgegeven wordt, scherp moet worden
nagegaan of het wel goed besteed is, ko
men bovengenoemde uitgaven van te
hooge salarissen niet te pas. Mijnheer
de Hoofdredacteur, steeds moeilijker
wordt het om met werken in het parti
culiere leven in zijn onderhoud te voor
zien, de belastingen in onze gemeente
zijn ondragelijk geworden. Daarom
vraag ik U, zijn de burgers er voor den
Staat met zijn aanhang of is de Staat er
voor de burgers
Middelburger II
DE NOOD DER TIJDEN.
Middelburg, 13 Maart 1934,
M. de R.
Twee artikelen in uw nummer van 12
Maart geven mij aanleiding eenige ge
dachten op schrift te stellen Het is het
artikel van Uwen landbouwkundigen
medewerker „Eén uit velen" en het in
gezonden stuk van Middelburger II.
Schijnbaar hebben deze artikelen niet
het minste met elkander te maken, in
derdaad alles, omdat beiden komen op
het geld.
Uwe landbouwkundige medewerker
beschrijft ons het leed, dat geleden
wordt, door zoo talrijk velen. Maar nu
zou ik toch in de eerste plaats, wel eens
van uwen landbouwkundigen medewer
ker willen weten, hoe hij er tegenover
stond, toen in de jaren 1914-'22, tal van
hypotheken werden afgelost in minder
waard geworden geld. Denkt hij, dat
deze zeilde landbouwers, die nu ach en
wee roepen, toen eenige aarzeling heb
ben betoond, met terugbetaling in dit
minder waard geworden geld?
Laten we eens even teruggaan. We
hebben toen gekregen: huurwetten,
maximumprijzen e.d. alles middelen,
waarbij de hoogheid van Vader Staat
twee groepen der samenleving gelegen
heid gaf te parasiteeren op bezit in wel
ken vorm dan ook.
Uwe landbouwkundige medewerker
onderstreept de 6 pet. rente, hij ver
zuimt over het hoofd te zien, dat in de
rente altijd twee dingen zijn verdiscon
teerd: betaling van huur voor het ter
leen verstrekte en een risicopremie; de
ze laatste wordt dikwijls op nihil ge
taxeerd. Maar dat de risicopremie be
staat kan zeer gemakkelijk bewezen
worden, indien men maar eens verge
lijkt den koers van uitgifte of de rente
van twee tegelijkertijd uitgegeven lee
ningen (men denke bijv. maar eens aan
het verschil in koers op dit oogenblik
tusschen verschillende staatsleeningen,
(Slot).
Om A1 i en zijn geslacht speelt zich
an verder de geheele geschiedenis
m ka* at- Ali, biddend te Kufa in Irak,
wordt vermoord, zijn (waarschijnlijke)
moordenaar volgt hem op. Zijn oudste
-• °°k' vermoord,
zeggen de Shu) zijn jongste zoon Hussein
trekt met klein gevolg, vrouw en kJ
deren op verzoek naar Kufa op om het
Khalifaat, nu aanvaard door Yezid
Muawyahs verdorven zoon, over té
nemen. Bij de rivier aangekomen laat
men hem in den steek, 3000 krijgslieden
van Yezid trekken hem tegemoet, hun
watertoevoer wordt afgesneden en na
wonderen van heldenmoed, wordt ook
Hussein gedood. 70 afgeslagen hoofden
naar Yezid gebracht. Deze tra
gedie van Kerbala doet nu nog alle sna-
j611 ëem<>ed van het Oosten trillen,
aarhjks wordt, als een soort passiespel,
de slag van Kerbala in de eerste 10 da
gen van de Maand van Muharram voor
gesteld en m Kerbala zelf, in den don
gen Arabischen nacht, het gedicht
k'nnjpren s'ag door op paarden gezeten
stellend 'ui fssan en Hussein voor
ten a?h< ankriike stemmen 10 nach-
G™„ tfclii'ft dam*Ka'
en na,™,le de o„ b.woge.
of de uitgifte van Zuid Amerikaansche
en Europeesche leeningehj. In 't verlee-
nen van het respijt zit een risico.
Daarvoor moet premie betaald wor
den, misschien geheel ten onrechte.
Maar gelukkig bestaat er naast de vele
onvrijheid, nog een vrije rentemarkt,
waarop de tegenstrijdige gedachten zich
kunnen uitleven, en waar door vrije wer
king resultaat ontstaat.
Uwe landbouwkundige tnedewterker
verliest uit het oog, wat in 1914-'22 is
geschied. Zoogenaamd werd de grond
meer waard, (schoon grond nimmer
meer waard kan worden, wijl het is 'n
waarde op zich zelf, maar dit daarge
laten) men meende, dat de grond meer
waard werd, in geld uitgedrukt, en toen
gebeurden er twee dingen: er waren
menschen die hun hypotheken aflosten
en klein bleven, dus geen verdere risi
co's aanvaarden, en er waren anderen,
die tegen elkander opboden op verkoo-
pTngen en dank zij het zoogenaamd meer
waard zijn van hun oorspronkelijk be
zit zich een grootere hoeveelheid grond
kochten. Maar het zijn nu juist deze
laatste, die zich thans overbelast vin
den. En moet Vader Staat nu ter wille
van deze overbelasten, al maar weder
verder gaan dokteren?
En wat wil nu uw landbouwkundige
medewerker? Loonend maken der pro
ducten, d.w.z. 't Amerikaansche recept,
prijzen vast stellen, overnemen door den
Staat, van datgene wat niet tot hoogen
prijs door de binnenlandsche consumptie
kan worden opgenomen. Het verlies ko-
me voor den Staat. Kortom verdere
kunstmatige koopkracht toekennen aan
het geld, dus inflatie Want waarde die
aan iets toegekend wordt, die er niet
is, zooals aan tarwe, e.d. is inflatorisch,
afgescheiden nog dat de instelling ge
schiedt op de basis van het bekende
gebruik, en de practijk leert, dat het
publiek, tengevolge van de hoogere prij
zen, of noodgedrongen of uit onwil, het
gebruik beperkt.
Bovendien komt daar nog bij, dat naar
de overtuiging van schrijver dezes, de
gemiddelde mensch gezond kan leven,
met een belangrijk geringer percentage
als hij gewoon is te gebruiken, en dat
zonder ondervoed te worden, misschien
zelf wel gezonder te zijn. Het gaat bui
ten het bestek van dit artikel, maar
heeft er toch intens veel mede te ma
ken. Zoude mijne speculatieve meening
juist zijn, dan zouden daardoor talrijke
meeningen ade houvast verliezen.
En nu komt Middelburger II. Door de
belastingen die onverkort werden ge
handhaafd en zelfs verhoogd, met daar
naast heffingen in den vorm van accijn
zen e.d gelijk voor levensmiddelen, be
groot op 25 pet. van de Rijksbelastingen,
en zulks ten behoeve van de landbou
wers, is het duidelijk dat de malaise
moet toenemen.
Maar wat is de fout van den arbei
der? Ook hij ziet den gulden steeds voor
denzelfden gulden aan. In de periode
1914-1922 bij het zoogenaamd duurder
worden van het leven, heeft hij gedeel
telijk geparasiteerd op den boer (deze
morde wel, maar werd desondanks al
knorrende vetter en vetter, zie de land-
prijzen), hij kreeg en gedeeltelijk op de
huiseigenaren.
Het gevolg van het laatste is geweest
dat de particuliere huizenbouw, die toch
al belemmerd werd, hel bijltje er bij
nederlegde, en we de officiëele huizen
bouwerij gekregen hebben, die nu ook
weder door de veranderde waarde van
het geld in de misère zit.
De Overheid aanvaardende, dat de
gulden steeds dezelfde gulden is, kon
tweeërlei doen d.wz .schoorvoetend en
steeds verre achter de feiten aanloopen-
de, de loonen en diensten in overeen
stemming brengen met de koopkracht
van het geld of men kon de Engelsche
en Amerikaansche maatregel nemen, de
waarde van het geld in verhouding tot
raakt men al meer geëxalteerd.
Ten slotte tijgen groepen, die zich
met ijzeren ketenen op de borst slaan
tot het bloed er af stroomt en zich met
zwaarden op 't hoofd slaan, gillend den
krijgskreet „Sheik Shan" (Hoessein) tot
het bloed hun witte kleeren bevlekt,
door Nedjefs en Kerbala's straten.
De eenvoudige en daarom zoo begrij
pelijke Islam, die voor de eenvoudige
woestijnbewoners (altijd alleen met de
woestijn, de maan en de sterren) 'n vol
maaktheid is gebleven, gaf ten slotte,
althans plaatselijk, niet voldoende aan
den meer ontwikkelde, die gevoelde dat
het Joden- en Christendom, waarop
de Islam is gebouwd en waarop zij tot
zekere hoogte voortborduurt, meer
geeft, meer tegemoet komt aan de be
hoeften en roerselen van 't menschelijk
gemoed.
He Imams zijn middelaars
tusschen God en de menschen en
oessein bad vélór hij naar Irak
om *e sterven voor uw
V° ^ïr' suPreme Imam, waarvan
er twaalf zijn, en waarvan de laatste op
wonderlijke wijze in Samarra één der
heilige steden omstreeks 850 onder den
grond verdween, doch terug komen zal
op den Jongsten dag, wanneer na Je
zus bazuingeschal, hij, de Madhi, alles
herstellen en ae heele wereld tot den
Islam brengen zal.
Ali s leven, het terugvinden van zijn
lijk op de plaats waar nu een gouden
het goud veranderen, en het te veel aan
goud in de Staatsbanken (Amerika) ten
behoeve van den Staat annexeeren en
later verkoopen-
Derhalve zoowel in Engeland als in
Amerika plotselinge extra belasting,
zonder rekening te houden met draag
kracht van den toevailigen bezitter. Men
kan dat noemen valschemunterij, geld
snoeien e.d. zooals ook in de Middel
eeuwen en later o.a. door Karei V drie
maal is geschied.
Een derde mogelijkheid, heeft .men
nog nergens onder het oog willen zien,
en toch zou daarmee aan de bezwaren
en van uwen landbouwkundigen mede
werker en van Middelburger II zijn te
gemoet gekomen,
Ik stel vooraf deze vraag: is het bil
lijk, dat iemand, die 30 jaar geleden
koopkracht heeft uitgeleend van 1000
gulden thans 'koopkracht van 1500
of meer terug ontvangt? Ieder welden
kend mensch zal zeggen neen, en toch
is het dat, wat nu geschiedt. (Het was
ook onbillijk in 1914-1918, dat o.a, de
landbouwer minder koopkracht kon te
rugbetalen.)
Met recht en reden zal men mij tege
moet voeren, wat dan wel? M.i. had de
regeering de waarde-verandering van 't
geld in goud gemeten behooren te erken
nen, én niet incidenteel den landeigen
dom met 'n korting hebben belast, maar
over de geheele lijn voor vorderingen
op tijd, de terugbetaling en rentebeta
ling te laten verrekenen volgens de
waarde van het geld in indexcijfers (zie
prof. Mees) gemeten.
Of dit geen bezwaren zou hebben ge
had? Zeer zeker, maar m.i. minder dan
het tegenwoordig toegepaste systeem,
waarin nu voor dit, dan voor dat, maar
onophoudelijk nieuwe wetten moeten
worden gemaakt, wat naar mijne mee
ning nog groote onbillijkheden heeft ge
schapen
Loonen, diensten, huren, pachten zou
den gelijkelijk op en neder zijn gegaan
en dit met volledige en onverkorte hand
having van den gouden standaard, die
a^s waardemeter, zij het dan ials on
standvastige meter, toch nog de beste
is van alle.
Wanneer daaronder ook pensioenen
zouden vallen, zou daarmede tevens op
gelost worden de onbillijkheid van de
voor vele jaren gepensioneerden, die
thans bittere armoede lijden-
Tengevolge van de handhaving al
thans onvoldoende korting op salaris
sen, in verhouding van de koopkracht, is
de overheid gedwongen de belastingen te
verhoogen, zoodat deze niet alleen in
percentage maar ook in waarde ver
hoogd worden, dus dubbele verhooging.
Het is toch duidelijk, dat dit de malaise
op ander gebied moet vergrooten, dus
werk-inkrimpend, in plaats van werk-
uitbreidend moet werken.
De bewering, dat een maat, die niet
constant is, geen mlaat genoemd mag
worden, is misschien juist, maar wan
neer men niet verkrijgen kan wat men
wil, moet men tevreden zijn met wat men
krijgen kan.
U dankend voor de plaatsing, in het
algemeen belang, waarbij ik hoop een
anderen kijk te hebben gegeven op de
nooden dezer tijden en vooral op een
der oorzaken daarvan.
A. J.
Naschrift. In een volgend artikeltje,
zegt Uw landbouwkundige medewerker,
dat Nederland agrarisch moet leeren
denken, d.w.z. dat de grondslag van het
Ned. volk moet zijn de landbouw, en de
niet-landbouwers maar moeten z:en,
door intel'ect of zweetarbeid of ander
zijds zooveel uit het buitenland te ha
len, dat deze in vergelijking met het bui
tenland duurdere Nederlandsche land
arbeid toch nog een behoorlijke beloo
ning vindt. De tegenwoordige toestand
koepel in het midden van de heilige
stad Nedjef staat, is een van de belang
rijkste dingen waarover men reciteert
en schrijft. Nedjef is een groote, om
muurde volledig middeleeuwsche, voor
ons gevoel unheimische, stad, waar
tot voor kort geen Christen, Jood
of Sunni werd geduld, waar de
Shia schriftgeleerden hun scholen
hebben en gansch de bevolking leeft
van de pelgrims die van heinde en
ver het graf van Ali komen bezoeken
en waar rondomheen in onafzienbare
rijen de graven liggen van hen, wier lij
ken in lugubere processie van Perzië,
Britsch Indië, ja zelfs van Amerika,
daarheen worden- vervoerd. Want een
graf te Nedjef geeft zekerheid van een
plaats in 't Mohammedaansche paradijs.
Het spreekt van zelf, dat het bij
de politieke scheidslijn niet is gebleven.
Er is allerlei verschil van leer ook. De
Shi voegt aan het credo: God is alleen
God en Mohammed in zijn profeet, toe:
„Wa Ali Wali Allah" (en Ajli is dc
Heilige van God). Hij moet de drie eer
ste Khaliefen vervloeken, en hij moet
gelooven in de twaalf Imans.
Ook in finesses, (gebruik van tabak
en bedwelmende dranken b.v.) is er ver
schil van leer.
Het is in dit bestek niet mogelijk om
een en ander nog meer uitvoerig uit
een te zetten, doch uit het vorenstaan
de zal reeds duidelijk zijn, dat onder
meer werd beoogd, vast te stellen, dat
dat de niet-iandbouw in verhouding tot
den landbouw onevenredig betaald
wordt, deugt niet, maar bij den agrari-
schen heilstaat houd ik mijn hart even
zeer vast.
Het lijdt bij mij geen twijfel of Neder
land is in staat bij omvorming van den
landbouw zich zelf te voeden. Weg dan
reuzen-import van buitenlandsche gra
nen, die hier in vergelijkenderwijze ge
ringe hoeveelheden pluimvee, zuivel,
vleesch worden omgezet, maar dan ook
minder transport enz. en handel en ook
minder export, maar dan ook gedaalde
binnenlandsche koopkracht.
Een land kan agrarisch denken en han
delen, wanneer er evenwicht is tusschen
zijne bevolkingsdichtheid, zijne produc
ten en grondstoffen, en wanneer het zich
beperken wil tot het meest sobere be
staan. Zijn deze factoren niet aanwezig,
dan gaat dit niet.
A. J.
Dat komt in orde.
„Me kriege 'n d'r nooit levendeg
achterom, Dies," zei Ko bezorgd, „Ie is
nie 't ouwen", zuchtte Dies, en Ube
herhaalde koppig: ik mö ni Tine."
Een prachtige Julinacht, De volle
man hoog aan een strakken hemel.
Binnen een ring van breede, groene dij
ken, alle beplant met hooge boomen,
ligt de kleine polder. Akkers en boom
gaarden, alle, bevracht met de rijkste
zomerweelde.
Op de éénige hoeve is alles stil. De
bewoners, wier zorg en vlijt, gezegend
door regen en zonneschijn, dit paradijsje
uit de zwarte aarde tooverden, liggen
verzonken in diepe en wèlverdiende
rust.
Tóch niet allen. Evenwijdig met de
haag, die den moestuin omgeeft, staat
een rij hoog opgaande, immer zwate
lende, popels. Tusschen boomenrij en
haag is een slootje gegraven, met het
doel de wortels te dwingen, diep den
grond in te gaan; ze te beletten, in den
moestuin hinderlijk aan de oppervlakte
te komen.
Op den kant van dit droge, geheel met
gras begroeide slootje, zit Tine, de hup-
sche dienstmaagd, en, naast haar, Piet
van de Poel'oeve. Ze was blij en tevre
den, Tine. Haar beminnelijk gezicht
glansde nog vriendelijker dan anders. Om
déze reden: ze had den heelen avond
kermis gehouden, en was nu thuisge
bracht door ,un boerezeune." Op an
dere keeren, als er „wat te dóen was",
Paschen, Mei-dinsdag, Pinksteren, ging
ze de laatste maanden altijd met Ube,
den knecht van den molenaar, mee, en
ook 's Zaterdagsavonds stond die vaak
even buiten het dorp te wachten, en
liep dan zoover met haar mee.
Ube had het aangezien, dat Tine
haar arm in die van Piet legde, en met
hem meeging. Hij stond vlak naast „den
töog", draaide zich om, en vroeg om 'n
borrel,om nog één. Nu waren ze
gedrieën op weg naar huis- Ube, die
veel steun behoefde in 't midden. Hij
praatte veel en ernstig. Hij had verdriet,
en maakte, zonder eenige terughouding
zijn vrienden deelgenoot van al zijn
smart en teleurstelling. Het ontging hem
gelukkig, dat ze geenerlei medegevoel
toonden, maar zich integendeel kostelijk
met zijn bekentenissen vermaakten. Zoo
strompelden ze, gearmd, over den door
de maan verlichten dijk. Bij de hoeve,
liep een breede afrit naar het hek, en
uit kracht der gewoonte, ging Ube
daar af. Nauwelijks echter, zag hij het
huis, of er klaarde iets op in zijn brein,
Een délicatesse van den eer
sten rang. Vraag het merk.
Alle goede zaken verkoopen
Zwanenberg's ham.
(Ingez. Med.)
BOManxrttiKiuo
KvexEQtaueuutKKK* imjftr-
de Islam niet is de aaneengesloten fa
lanx, die we ons voorstellen; dat
er in de Moslimsche gedachtenwereld,
die zijn oorsprong uit Joden-- en Chris
tendom niet kan verloochenen, zelfs
tendenzen heeft, die zweemen naar 't
Christendom en die buiten 't eigenlijk
Christelijk denken een zelfde soort
uiting gevonden heeft in Dostojefski's
romans van „plaatsvervangend lijden"
en dat een verblijf in het Oosten gansch
nieuwe gevoelens in den Westerschen
mensch wakker roept. Hij gevoelt de
melancholie dieper, dé intense pracht
van zon en kleur heftiger, de natuur on-
eindiger en kent, op onvergetelijke wijze
opnieuw de onrust van het bewogen ge
moed van jonger jaren.
Maar van dit alles is er nauwelijks
iets wat hem langer en dieper bij blijft,
dan het gebaar van den Moslem, die
alleen in de Woestijn en het gelaat
naar Mekka gekeerd zijn gebedsri
tueel verricht.
Ten slotte werd aan de hand van een
aantal lichtbeelden, de eigenheden van
Bagdad, waar Shiïsche èn Sunnische
heiligdommen worden gevonden en van
de vier heilige, alleen door- en om
hun heilige Shiïsche geschiedenis
ontstane en bewaarde steden, Nedjef,
Kerbala, Sumarra en Khadimain, toege
licht, hun gouden moskeeën en graven,
en het dagelijksch leven, dat er zich af
speelt vertoond en aangewezen.
en vastbesloten sprak hij: „ik mö ni
Tine." ,,'t Ekken is toe',, zei. Dies, maar
Ube was: „nie mi te ouwen", en ver
klaarde: „dan klumme 'k er achterom".
Hij wendde zich al naar de sloot, naast
den ófdam. Toen zei Ko: „mekriege 'n
d'r nooit levendeg achterom, Dies,"
Het was Dies, die op dat hachelijk mo
ment den inval kreeg, dat ze óók het
hek zouden kunnen opendoen, en er ge
woon dó'órgaan, net als overdag. Op de
dreef liepen ze weer als tevoren, Ube,
tusschenin, toen het gerinkel van een
ketting Ko snel naar de andere; zijde
van Dies deed verhuizen. „Me komme
nooit levendeg verbie Turk, Dies", zei
hij. angstig. „Turk sti fast, die is wè
t'ouwen", stelde Dies gerust. Toen za
gen ze iets bewegen op het gras, onder
den pereboom, iets wits. Met een ruk
storte Ube voorwaarts, „dir ei Tine; ik
mo ni Tine", hakkelde hij. Ube viel op
z'n knieën, en omvate met beide armen
een zachten hals. Zijn hoofd zonk voor
over, en raakte een donzigen haardos.
Hij kreunde van geluk. „E je je musse.
öfedae,m'n lieven", stamelde hij
verrukt, tot tranen geroerd, over zoo
veel lieve inschikkelijkheid. Maar met
een half verstikt gejammer rukte het
schaap zich los, van den sentimenteelen
aanbidder, en rende weg, zoover als de
lengte van den ketting het toeliet. Ube
rolde voorover in het gras, hij strekte
één arm zijwaarts, in de richting van de
gevluchte, en smeekte, op een toon, vol
smartelijk verwijt: „Tine,.... m'n lie-
iêven?" Pas verscheidene minuten later,
durfden Dies en Ko de stam van den
pereboom loslaten, om hun vriend te
gaan oprapen. Ze hadden nog „onsache-
luk vee dol mie Ube", en het duurde
zeer lang, eer ze weer alle drie boven
op den dijk waren, struikelende in de
richting van hun huis.
Piet van de Poel'oeve, lag voorover
tegen den slootkant, en had eindelijk
zijn laatste lachkramp overwonnen.
„Is 't un ventje?" vroeg hij, nog nahik-
kend, „wat za die merreke rie-e over
't durrep." Tine zweeg. De glans was
uit haar oogen, al haar vreugde weg.
Dat morgen het heele dorp zou krim
pen van het lachen, om Ube, die: „mie
un schaep in z'n erremen lag, en docht
a ten z'n meid bie de kop a", dat wist
Tine ook.
Maar tevens, dat ook telkens haar
naam genoemd zou worden,.... en be
spot. Een wee gevoel steeg in haar
keel. Weer hoorde ze Ube's smartelijke
stem: „Tine, m'n lieven", en klaar be
sefte ze opeens, dat ze hier zat naast
een vreemde, die lachte om hetgeen
haar verdriet deed; maar Ube,.. ja,.,
daar had ze „eigenschap an."
Piet nam haar hand, en streek er mee
langs zijn wang, toen heen en weer over
zijn mond. Dat deed Ube niet zóó, Ont
stemd dacht Tine: „die aai mien nie;
die aai z'n eigen, méé mien En toen
Piet weer met haar vingers langs z'n
lippen ging, trok ze haar hand weg, en
zei vinnig: „m'n and is hin scheuteldoek,
oor. Kellef je luppen mer óf,' mie je
neusdoek." Piet lachte, legde zijn hoofd
tegen haar schouder, en keek vragend
omhoog. Snel wendde ze het hoofd af,
zoodat de prachtige, ragfijne kant van
haar muts tusschen beider gezicht was.
Achter dat teere weefsel zat ze veilig
verschanst. „Die verdommese musse",
vloekte Piet, uit zijn humeur. „Dat Ube-
tje Kubetje was zó zot nog nie; doe
t'n óf."
,,'k Zou je danke", zei Tine preutsch,
,,en....ne, j'oef un méns nie uut te
schellen." „Oor is an; ze schiet vóór
voe die meelwurrem", spotte Piet, nijdig
geworden door Tine's afwijzende hou
ding. En, langzaam en plagend, herhaal
de hij den bijnaam in al zijn uitvoerig
heid. „Ubetje, Kubetje, mèreliengtouwe,
- wat doet de Vrouwe? Beuter bouwe.
Wat doet de meid? Koeken bakke, voe
d'aregheid." Met een vlugge beweging
was Tine opgesprongen. ,,A jie niks an
ders weet, dan hae ik ni binnen," zei
ze bits, en, met snelle stappen het
huis naderend, klopte ze met haar viiist
op de blinden van een der ramen.
Toen zei ets later de spelden van haar
muts trok, het hoofd wat gebogen, om
ontijdig afglijden te voorkomen, nam ze
haar besluit. „Ik hae mie hin ander mi
mee, ik wachte, toet a Ube 't wee
vraegt."
Vlak bij den molen stond Ube weer
stil, en herhaalde voor de zooveelste
maal: „ik mö ni Tine." „Me kriege 'n
nooit levendeg tuus, Dies," klaagde Ko
moedeloos. Maar Dies was vol vertrou
wen. Hij wendde zich eerst naar Ko:
„ei mè hin nóód", toen tot Ube: „ja, ja:
hi mè mee; dat komt in orde-" En Ube
herhaalde hoopvol: „hi mè mee,....
Tine. Dat komt in orde"
de Vrouwe van d'Oeve.