ZWANEN BERG'S HAM SIHA'S EN SUNNI'S EN DE HEILIGE STEDEN VAN IRAK. SCHETSEN VAN DE HOEVE. nog nooit vertoond, dat de bemanning bijzondere voordeden erlangt boven de passagiers; dat willen ze zelf ook niet. Wanneer dit echter het Schip van Staat betreft, is dit anders. Ja, de wereld staat wel op haar kop tegenwoordig. Wat zijn de gevolgen Het Buitenland geeft gratis les; wil «en al de narigheid van daar, naar hier overhevelen, dan moet men rustig door gaan met dit systeem. Daar is het ook begonnen met de bur gerij leeg te pompen, d.w.z. de peilers waarop het maatschappelijk leven ge fundeerd is, te ondergraven. Het water stond de burgerij reeds aan de lippen, en toch er maar weer een paar scheppen belastingverhooging bo venop gedaan. Dit is een fout van de eerste orde, uit welken hoek men kijkt, 't is een fout, een kortzichtigheid, gebasseerd op angst, op partijzucht, in elk geval m.i. nooit goed te keuren. Het sleept brandstof bij voor de nieu we beweging, zoo in strijd met onzen volksaard. Vele stukken zijn er reeds in Uw blad verschenen, waarin duidelijk is uiteen gezet, dat de gelden door de Overheid betaald aan salarissen, geen verband houden met gepresteerden arbeid. In een tijd, waarin van elk dubbeltje dat uitgegeven wordt, scherp moet worden nagegaan of het wel goed besteed is, ko men bovengenoemde uitgaven van te hooge salarissen niet te pas. Mijnheer de Hoofdredacteur, steeds moeilijker wordt het om met werken in het parti culiere leven in zijn onderhoud te voor zien, de belastingen in onze gemeente zijn ondragelijk geworden. Daarom vraag ik U, zijn de burgers er voor den Staat met zijn aanhang of is de Staat er voor de burgers Middelburger II DE NOOD DER TIJDEN. Middelburg, 13 Maart 1934, M. de R. Twee artikelen in uw nummer van 12 Maart geven mij aanleiding eenige ge dachten op schrift te stellen Het is het artikel van Uwen landbouwkundigen medewerker „Eén uit velen" en het in gezonden stuk van Middelburger II. Schijnbaar hebben deze artikelen niet het minste met elkander te maken, in derdaad alles, omdat beiden komen op het geld. Uwe landbouwkundige medewerker beschrijft ons het leed, dat geleden wordt, door zoo talrijk velen. Maar nu zou ik toch in de eerste plaats, wel eens van uwen landbouwkundigen medewer ker willen weten, hoe hij er tegenover stond, toen in de jaren 1914-'22, tal van hypotheken werden afgelost in minder waard geworden geld. Denkt hij, dat deze zeilde landbouwers, die nu ach en wee roepen, toen eenige aarzeling heb ben betoond, met terugbetaling in dit minder waard geworden geld? Laten we eens even teruggaan. We hebben toen gekregen: huurwetten, maximumprijzen e.d. alles middelen, waarbij de hoogheid van Vader Staat twee groepen der samenleving gelegen heid gaf te parasiteeren op bezit in wel ken vorm dan ook. Uwe landbouwkundige medewerker onderstreept de 6 pet. rente, hij ver zuimt over het hoofd te zien, dat in de rente altijd twee dingen zijn verdiscon teerd: betaling van huur voor het ter leen verstrekte en een risicopremie; de ze laatste wordt dikwijls op nihil ge taxeerd. Maar dat de risicopremie be staat kan zeer gemakkelijk bewezen worden, indien men maar eens verge lijkt den koers van uitgifte of de rente van twee tegelijkertijd uitgegeven lee ningen (men denke bijv. maar eens aan het verschil in koers op dit oogenblik tusschen verschillende staatsleeningen, (Slot). Om A1 i en zijn geslacht speelt zich an verder de geheele geschiedenis m ka* at- Ali, biddend te Kufa in Irak, wordt vermoord, zijn (waarschijnlijke) moordenaar volgt hem op. Zijn oudste -• °°k' vermoord, zeggen de Shu) zijn jongste zoon Hussein trekt met klein gevolg, vrouw en kJ deren op verzoek naar Kufa op om het Khalifaat, nu aanvaard door Yezid Muawyahs verdorven zoon, over té nemen. Bij de rivier aangekomen laat men hem in den steek, 3000 krijgslieden van Yezid trekken hem tegemoet, hun watertoevoer wordt afgesneden en na wonderen van heldenmoed, wordt ook Hussein gedood. 70 afgeslagen hoofden naar Yezid gebracht. Deze tra gedie van Kerbala doet nu nog alle sna- j611 ëem<>ed van het Oosten trillen, aarhjks wordt, als een soort passiespel, de slag van Kerbala in de eerste 10 da gen van de Maand van Muharram voor gesteld en m Kerbala zelf, in den don gen Arabischen nacht, het gedicht k'nnjpren s'ag door op paarden gezeten stellend 'ui fssan en Hussein voor ten a?h< ankriike stemmen 10 nach- G™„ tfclii'ft dam*Ka' en na,™,le de o„ b.woge. of de uitgifte van Zuid Amerikaansche en Europeesche leeningehj. In 't verlee- nen van het respijt zit een risico. Daarvoor moet premie betaald wor den, misschien geheel ten onrechte. Maar gelukkig bestaat er naast de vele onvrijheid, nog een vrije rentemarkt, waarop de tegenstrijdige gedachten zich kunnen uitleven, en waar door vrije wer king resultaat ontstaat. Uwe landbouwkundige tnedewterker verliest uit het oog, wat in 1914-'22 is geschied. Zoogenaamd werd de grond meer waard, (schoon grond nimmer meer waard kan worden, wijl het is 'n waarde op zich zelf, maar dit daarge laten) men meende, dat de grond meer waard werd, in geld uitgedrukt, en toen gebeurden er twee dingen: er waren menschen die hun hypotheken aflosten en klein bleven, dus geen verdere risi co's aanvaarden, en er waren anderen, die tegen elkander opboden op verkoo- pTngen en dank zij het zoogenaamd meer waard zijn van hun oorspronkelijk be zit zich een grootere hoeveelheid grond kochten. Maar het zijn nu juist deze laatste, die zich thans overbelast vin den. En moet Vader Staat nu ter wille van deze overbelasten, al maar weder verder gaan dokteren? En wat wil nu uw landbouwkundige medewerker? Loonend maken der pro ducten, d.w.z. 't Amerikaansche recept, prijzen vast stellen, overnemen door den Staat, van datgene wat niet tot hoogen prijs door de binnenlandsche consumptie kan worden opgenomen. Het verlies ko- me voor den Staat. Kortom verdere kunstmatige koopkracht toekennen aan het geld, dus inflatie Want waarde die aan iets toegekend wordt, die er niet is, zooals aan tarwe, e.d. is inflatorisch, afgescheiden nog dat de instelling ge schiedt op de basis van het bekende gebruik, en de practijk leert, dat het publiek, tengevolge van de hoogere prij zen, of noodgedrongen of uit onwil, het gebruik beperkt. Bovendien komt daar nog bij, dat naar de overtuiging van schrijver dezes, de gemiddelde mensch gezond kan leven, met een belangrijk geringer percentage als hij gewoon is te gebruiken, en dat zonder ondervoed te worden, misschien zelf wel gezonder te zijn. Het gaat bui ten het bestek van dit artikel, maar heeft er toch intens veel mede te ma ken. Zoude mijne speculatieve meening juist zijn, dan zouden daardoor talrijke meeningen ade houvast verliezen. En nu komt Middelburger II. Door de belastingen die onverkort werden ge handhaafd en zelfs verhoogd, met daar naast heffingen in den vorm van accijn zen e.d gelijk voor levensmiddelen, be groot op 25 pet. van de Rijksbelastingen, en zulks ten behoeve van de landbou wers, is het duidelijk dat de malaise moet toenemen. Maar wat is de fout van den arbei der? Ook hij ziet den gulden steeds voor denzelfden gulden aan. In de periode 1914-1922 bij het zoogenaamd duurder worden van het leven, heeft hij gedeel telijk geparasiteerd op den boer (deze morde wel, maar werd desondanks al knorrende vetter en vetter, zie de land- prijzen), hij kreeg en gedeeltelijk op de huiseigenaren. Het gevolg van het laatste is geweest dat de particuliere huizenbouw, die toch al belemmerd werd, hel bijltje er bij nederlegde, en we de officiëele huizen bouwerij gekregen hebben, die nu ook weder door de veranderde waarde van het geld in de misère zit. De Overheid aanvaardende, dat de gulden steeds dezelfde gulden is, kon tweeërlei doen d.wz .schoorvoetend en steeds verre achter de feiten aanloopen- de, de loonen en diensten in overeen stemming brengen met de koopkracht van het geld of men kon de Engelsche en Amerikaansche maatregel nemen, de waarde van het geld in verhouding tot raakt men al meer geëxalteerd. Ten slotte tijgen groepen, die zich met ijzeren ketenen op de borst slaan tot het bloed er af stroomt en zich met zwaarden op 't hoofd slaan, gillend den krijgskreet „Sheik Shan" (Hoessein) tot het bloed hun witte kleeren bevlekt, door Nedjefs en Kerbala's straten. De eenvoudige en daarom zoo begrij pelijke Islam, die voor de eenvoudige woestijnbewoners (altijd alleen met de woestijn, de maan en de sterren) 'n vol maaktheid is gebleven, gaf ten slotte, althans plaatselijk, niet voldoende aan den meer ontwikkelde, die gevoelde dat het Joden- en Christendom, waarop de Islam is gebouwd en waarop zij tot zekere hoogte voortborduurt, meer geeft, meer tegemoet komt aan de be hoeften en roerselen van 't menschelijk gemoed. He Imams zijn middelaars tusschen God en de menschen en oessein bad vélór hij naar Irak om *e sterven voor uw V° ^ïr' suPreme Imam, waarvan er twaalf zijn, en waarvan de laatste op wonderlijke wijze in Samarra één der heilige steden omstreeks 850 onder den grond verdween, doch terug komen zal op den Jongsten dag, wanneer na Je zus bazuingeschal, hij, de Madhi, alles herstellen en ae heele wereld tot den Islam brengen zal. Ali s leven, het terugvinden van zijn lijk op de plaats waar nu een gouden het goud veranderen, en het te veel aan goud in de Staatsbanken (Amerika) ten behoeve van den Staat annexeeren en later verkoopen- Derhalve zoowel in Engeland als in Amerika plotselinge extra belasting, zonder rekening te houden met draag kracht van den toevailigen bezitter. Men kan dat noemen valschemunterij, geld snoeien e.d. zooals ook in de Middel eeuwen en later o.a. door Karei V drie maal is geschied. Een derde mogelijkheid, heeft .men nog nergens onder het oog willen zien, en toch zou daarmee aan de bezwaren en van uwen landbouwkundigen mede werker en van Middelburger II zijn te gemoet gekomen, Ik stel vooraf deze vraag: is het bil lijk, dat iemand, die 30 jaar geleden koopkracht heeft uitgeleend van 1000 gulden thans 'koopkracht van 1500 of meer terug ontvangt? Ieder welden kend mensch zal zeggen neen, en toch is het dat, wat nu geschiedt. (Het was ook onbillijk in 1914-1918, dat o.a, de landbouwer minder koopkracht kon te rugbetalen.) Met recht en reden zal men mij tege moet voeren, wat dan wel? M.i. had de regeering de waarde-verandering van 't geld in goud gemeten behooren te erken nen, én niet incidenteel den landeigen dom met 'n korting hebben belast, maar over de geheele lijn voor vorderingen op tijd, de terugbetaling en rentebeta ling te laten verrekenen volgens de waarde van het geld in indexcijfers (zie prof. Mees) gemeten. Of dit geen bezwaren zou hebben ge had? Zeer zeker, maar m.i. minder dan het tegenwoordig toegepaste systeem, waarin nu voor dit, dan voor dat, maar onophoudelijk nieuwe wetten moeten worden gemaakt, wat naar mijne mee ning nog groote onbillijkheden heeft ge schapen Loonen, diensten, huren, pachten zou den gelijkelijk op en neder zijn gegaan en dit met volledige en onverkorte hand having van den gouden standaard, die a^s waardemeter, zij het dan ials on standvastige meter, toch nog de beste is van alle. Wanneer daaronder ook pensioenen zouden vallen, zou daarmede tevens op gelost worden de onbillijkheid van de voor vele jaren gepensioneerden, die thans bittere armoede lijden- Tengevolge van de handhaving al thans onvoldoende korting op salaris sen, in verhouding van de koopkracht, is de overheid gedwongen de belastingen te verhoogen, zoodat deze niet alleen in percentage maar ook in waarde ver hoogd worden, dus dubbele verhooging. Het is toch duidelijk, dat dit de malaise op ander gebied moet vergrooten, dus werk-inkrimpend, in plaats van werk- uitbreidend moet werken. De bewering, dat een maat, die niet constant is, geen mlaat genoemd mag worden, is misschien juist, maar wan neer men niet verkrijgen kan wat men wil, moet men tevreden zijn met wat men krijgen kan. U dankend voor de plaatsing, in het algemeen belang, waarbij ik hoop een anderen kijk te hebben gegeven op de nooden dezer tijden en vooral op een der oorzaken daarvan. A. J. Naschrift. In een volgend artikeltje, zegt Uw landbouwkundige medewerker, dat Nederland agrarisch moet leeren denken, d.w.z. dat de grondslag van het Ned. volk moet zijn de landbouw, en de niet-landbouwers maar moeten z:en, door intel'ect of zweetarbeid of ander zijds zooveel uit het buitenland te ha len, dat deze in vergelijking met het bui tenland duurdere Nederlandsche land arbeid toch nog een behoorlijke beloo ning vindt. De tegenwoordige toestand koepel in het midden van de heilige stad Nedjef staat, is een van de belang rijkste dingen waarover men reciteert en schrijft. Nedjef is een groote, om muurde volledig middeleeuwsche, voor ons gevoel unheimische, stad, waar tot voor kort geen Christen, Jood of Sunni werd geduld, waar de Shia schriftgeleerden hun scholen hebben en gansch de bevolking leeft van de pelgrims die van heinde en ver het graf van Ali komen bezoeken en waar rondomheen in onafzienbare rijen de graven liggen van hen, wier lij ken in lugubere processie van Perzië, Britsch Indië, ja zelfs van Amerika, daarheen worden- vervoerd. Want een graf te Nedjef geeft zekerheid van een plaats in 't Mohammedaansche paradijs. Het spreekt van zelf, dat het bij de politieke scheidslijn niet is gebleven. Er is allerlei verschil van leer ook. De Shi voegt aan het credo: God is alleen God en Mohammed in zijn profeet, toe: „Wa Ali Wali Allah" (en Ajli is dc Heilige van God). Hij moet de drie eer ste Khaliefen vervloeken, en hij moet gelooven in de twaalf Imans. Ook in finesses, (gebruik van tabak en bedwelmende dranken b.v.) is er ver schil van leer. Het is in dit bestek niet mogelijk om een en ander nog meer uitvoerig uit een te zetten, doch uit het vorenstaan de zal reeds duidelijk zijn, dat onder meer werd beoogd, vast te stellen, dat dat de niet-iandbouw in verhouding tot den landbouw onevenredig betaald wordt, deugt niet, maar bij den agrari- schen heilstaat houd ik mijn hart even zeer vast. Het lijdt bij mij geen twijfel of Neder land is in staat bij omvorming van den landbouw zich zelf te voeden. Weg dan reuzen-import van buitenlandsche gra nen, die hier in vergelijkenderwijze ge ringe hoeveelheden pluimvee, zuivel, vleesch worden omgezet, maar dan ook minder transport enz. en handel en ook minder export, maar dan ook gedaalde binnenlandsche koopkracht. Een land kan agrarisch denken en han delen, wanneer er evenwicht is tusschen zijne bevolkingsdichtheid, zijne produc ten en grondstoffen, en wanneer het zich beperken wil tot het meest sobere be staan. Zijn deze factoren niet aanwezig, dan gaat dit niet. A. J. Dat komt in orde. „Me kriege 'n d'r nooit levendeg achterom, Dies," zei Ko bezorgd, „Ie is nie 't ouwen", zuchtte Dies, en Ube herhaalde koppig: ik mö ni Tine." Een prachtige Julinacht, De volle man hoog aan een strakken hemel. Binnen een ring van breede, groene dij ken, alle beplant met hooge boomen, ligt de kleine polder. Akkers en boom gaarden, alle, bevracht met de rijkste zomerweelde. Op de éénige hoeve is alles stil. De bewoners, wier zorg en vlijt, gezegend door regen en zonneschijn, dit paradijsje uit de zwarte aarde tooverden, liggen verzonken in diepe en wèlverdiende rust. Tóch niet allen. Evenwijdig met de haag, die den moestuin omgeeft, staat een rij hoog opgaande, immer zwate lende, popels. Tusschen boomenrij en haag is een slootje gegraven, met het doel de wortels te dwingen, diep den grond in te gaan; ze te beletten, in den moestuin hinderlijk aan de oppervlakte te komen. Op den kant van dit droge, geheel met gras begroeide slootje, zit Tine, de hup- sche dienstmaagd, en, naast haar, Piet van de Poel'oeve. Ze was blij en tevre den, Tine. Haar beminnelijk gezicht glansde nog vriendelijker dan anders. Om déze reden: ze had den heelen avond kermis gehouden, en was nu thuisge bracht door ,un boerezeune." Op an dere keeren, als er „wat te dóen was", Paschen, Mei-dinsdag, Pinksteren, ging ze de laatste maanden altijd met Ube, den knecht van den molenaar, mee, en ook 's Zaterdagsavonds stond die vaak even buiten het dorp te wachten, en liep dan zoover met haar mee. Ube had het aangezien, dat Tine haar arm in die van Piet legde, en met hem meeging. Hij stond vlak naast „den töog", draaide zich om, en vroeg om 'n borrel,om nog één. Nu waren ze gedrieën op weg naar huis- Ube, die veel steun behoefde in 't midden. Hij praatte veel en ernstig. Hij had verdriet, en maakte, zonder eenige terughouding zijn vrienden deelgenoot van al zijn smart en teleurstelling. Het ontging hem gelukkig, dat ze geenerlei medegevoel toonden, maar zich integendeel kostelijk met zijn bekentenissen vermaakten. Zoo strompelden ze, gearmd, over den door de maan verlichten dijk. Bij de hoeve, liep een breede afrit naar het hek, en uit kracht der gewoonte, ging Ube daar af. Nauwelijks echter, zag hij het huis, of er klaarde iets op in zijn brein, Een délicatesse van den eer sten rang. Vraag het merk. Alle goede zaken verkoopen Zwanenberg's ham. (Ingez. Med.) BOManxrttiKiuo KvexEQtaueuutKKK* imjftr- de Islam niet is de aaneengesloten fa lanx, die we ons voorstellen; dat er in de Moslimsche gedachtenwereld, die zijn oorsprong uit Joden-- en Chris tendom niet kan verloochenen, zelfs tendenzen heeft, die zweemen naar 't Christendom en die buiten 't eigenlijk Christelijk denken een zelfde soort uiting gevonden heeft in Dostojefski's romans van „plaatsvervangend lijden" en dat een verblijf in het Oosten gansch nieuwe gevoelens in den Westerschen mensch wakker roept. Hij gevoelt de melancholie dieper, dé intense pracht van zon en kleur heftiger, de natuur on- eindiger en kent, op onvergetelijke wijze opnieuw de onrust van het bewogen ge moed van jonger jaren. Maar van dit alles is er nauwelijks iets wat hem langer en dieper bij blijft, dan het gebaar van den Moslem, die alleen in de Woestijn en het gelaat naar Mekka gekeerd zijn gebedsri tueel verricht. Ten slotte werd aan de hand van een aantal lichtbeelden, de eigenheden van Bagdad, waar Shiïsche èn Sunnische heiligdommen worden gevonden en van de vier heilige, alleen door- en om hun heilige Shiïsche geschiedenis ontstane en bewaarde steden, Nedjef, Kerbala, Sumarra en Khadimain, toege licht, hun gouden moskeeën en graven, en het dagelijksch leven, dat er zich af speelt vertoond en aangewezen. en vastbesloten sprak hij: „ik mö ni Tine." ,,'t Ekken is toe',, zei. Dies, maar Ube was: „nie mi te ouwen", en ver klaarde: „dan klumme 'k er achterom". Hij wendde zich al naar de sloot, naast den ófdam. Toen zei Ko: „mekriege 'n d'r nooit levendeg achterom, Dies," Het was Dies, die op dat hachelijk mo ment den inval kreeg, dat ze óók het hek zouden kunnen opendoen, en er ge woon dó'órgaan, net als overdag. Op de dreef liepen ze weer als tevoren, Ube, tusschenin, toen het gerinkel van een ketting Ko snel naar de andere; zijde van Dies deed verhuizen. „Me komme nooit levendeg verbie Turk, Dies", zei hij. angstig. „Turk sti fast, die is wè t'ouwen", stelde Dies gerust. Toen za gen ze iets bewegen op het gras, onder den pereboom, iets wits. Met een ruk storte Ube voorwaarts, „dir ei Tine; ik mo ni Tine", hakkelde hij. Ube viel op z'n knieën, en omvate met beide armen een zachten hals. Zijn hoofd zonk voor over, en raakte een donzigen haardos. Hij kreunde van geluk. „E je je musse. öfedae,m'n lieven", stamelde hij verrukt, tot tranen geroerd, over zoo veel lieve inschikkelijkheid. Maar met een half verstikt gejammer rukte het schaap zich los, van den sentimenteelen aanbidder, en rende weg, zoover als de lengte van den ketting het toeliet. Ube rolde voorover in het gras, hij strekte één arm zijwaarts, in de richting van de gevluchte, en smeekte, op een toon, vol smartelijk verwijt: „Tine,.... m'n lie- iêven?" Pas verscheidene minuten later, durfden Dies en Ko de stam van den pereboom loslaten, om hun vriend te gaan oprapen. Ze hadden nog „onsache- luk vee dol mie Ube", en het duurde zeer lang, eer ze weer alle drie boven op den dijk waren, struikelende in de richting van hun huis. Piet van de Poel'oeve, lag voorover tegen den slootkant, en had eindelijk zijn laatste lachkramp overwonnen. „Is 't un ventje?" vroeg hij, nog nahik- kend, „wat za die merreke rie-e over 't durrep." Tine zweeg. De glans was uit haar oogen, al haar vreugde weg. Dat morgen het heele dorp zou krim pen van het lachen, om Ube, die: „mie un schaep in z'n erremen lag, en docht a ten z'n meid bie de kop a", dat wist Tine ook. Maar tevens, dat ook telkens haar naam genoemd zou worden,.... en be spot. Een wee gevoel steeg in haar keel. Weer hoorde ze Ube's smartelijke stem: „Tine, m'n lieven", en klaar be sefte ze opeens, dat ze hier zat naast een vreemde, die lachte om hetgeen haar verdriet deed; maar Ube,.. ja,., daar had ze „eigenschap an." Piet nam haar hand, en streek er mee langs zijn wang, toen heen en weer over zijn mond. Dat deed Ube niet zóó, Ont stemd dacht Tine: „die aai mien nie; die aai z'n eigen, méé mien En toen Piet weer met haar vingers langs z'n lippen ging, trok ze haar hand weg, en zei vinnig: „m'n and is hin scheuteldoek, oor. Kellef je luppen mer óf,' mie je neusdoek." Piet lachte, legde zijn hoofd tegen haar schouder, en keek vragend omhoog. Snel wendde ze het hoofd af, zoodat de prachtige, ragfijne kant van haar muts tusschen beider gezicht was. Achter dat teere weefsel zat ze veilig verschanst. „Die verdommese musse", vloekte Piet, uit zijn humeur. „Dat Ube- tje Kubetje was zó zot nog nie; doe t'n óf." ,,'k Zou je danke", zei Tine preutsch, ,,en....ne, j'oef un méns nie uut te schellen." „Oor is an; ze schiet vóór voe die meelwurrem", spotte Piet, nijdig geworden door Tine's afwijzende hou ding. En, langzaam en plagend, herhaal de hij den bijnaam in al zijn uitvoerig heid. „Ubetje, Kubetje, mèreliengtouwe, - wat doet de Vrouwe? Beuter bouwe. Wat doet de meid? Koeken bakke, voe d'aregheid." Met een vlugge beweging was Tine opgesprongen. ,,A jie niks an ders weet, dan hae ik ni binnen," zei ze bits, en, met snelle stappen het huis naderend, klopte ze met haar viiist op de blinden van een der ramen. Toen zei ets later de spelden van haar muts trok, het hoofd wat gebogen, om ontijdig afglijden te voorkomen, nam ze haar besluit. „Ik hae mie hin ander mi mee, ik wachte, toet a Ube 't wee vraegt." Vlak bij den molen stond Ube weer stil, en herhaalde voor de zooveelste maal: „ik mö ni Tine." „Me kriege 'n nooit levendeg tuus, Dies," klaagde Ko moedeloos. Maar Dies was vol vertrou wen. Hij wendde zich eerst naar Ko: „ei mè hin nóód", toen tot Ube: „ja, ja: hi mè mee; dat komt in orde-" En Ube herhaalde hoopvol: „hi mè mee,.... Tine. Dat komt in orde" de Vrouwe van d'Oeve.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 7