[QNIEK van den DAG. KERKNIEUWS. i ZEELAND. ^rwtfcUfc^Bi No. SS. DE ABDIJTOREN. MIDDELBURG. gelenteBre£Ê der voordo. WALCHEREN. ZUID-BEVELAND. <p Duitschland en Frankrijk. Wantrouwen wat de klok slaat. Maar het kan nuttig zijn te weten, wat men aan elkaar heelt. Toen de Engelsche minister Eden ver leden week te Parijs belet vroeg, om nogmaals en nu aan de hand van het resultaat zijner besprekingen te Berlijn en Rome een praatje over de be- en ontwapeningsvraagstukken te maken, moet de Fransche minister van buiten- landsche zaken, Barthou, hem vertrou welijk een boekje hebben open gedaan over de Duitsche herbewapening. Uit tot dusver geheim gehouden dossiers zou gebleken zijn, dat die herbewape ning in 't geniep veel verderen voort gang heeft gemaakt, dan men over 't al gemeen gelooven wil. Een en .ander had volgens Fransche berichten een zeer pijnlijken indruk op Eden gemaakt 't Ligt voor de hand, dat de vrij pessi mistische stemming, waarin de Engel- sche minister te Londen terugkeerde, met deze zaak verband houdt. Het moet hem op grond daarvan duidelijk gewor den zijn, dat er voorloopig met Frank rijk wat de ontwapeningskwestie be treft geen land te bezeilen is. Aan het einde dezer week zal de Fransche re geering in een uitvoerig memorandum haar standpunt nogmaals uiteen zetten. Wat dat wordt, laat zich gissen, als men bedenkt, dat de opperste oorlogsraad bijeen geroepen is, om den tekst ervan te helpen opstellen. Het wantrouwen, dat het kabinet- Doumergue jegens Duitschland koestert, is naar uit dit alles blijkt niet ge ring. Aan den eenen kant mag dat niet anders dan betreurenswaardig heeten. Aan den anderen kant stemt het echter toch ook eenigszins tot voldoening, dat Parijs nu tenminste eens een vaste hand schijnt te willen toonen. De vorige link- sche regeeringen waren zeer vermoede lijk aan niet minder achterdocht onder hevig. Ze staken dat alleen maar veel meer onder stoelen en banken, en voer den een buitenlandsche politiek, die wei nig houvast bood. Daar had men ten slotte ook niet veel aan. Misschien is het wel goed, dat Parijs de tanden nu maar eens laat zien. Men weet dan ten minste, waar men aan toe is. Zachte meesters maken stinkende wonden, ook in de politiek. Van slappelingen kan men in tijden als deze minder dan ooit iets goeds hopen. De heer Barthou, die thans minister van buitenlandsche zaken in Frankrijk is, kan allerminst een slappeling heeten. Wellicht zal zijn politieke bedrijf aan vankelijk eenig gerucht doen ontstaan. Maar het moet speciaal voor Berlijn van belang zijn, te weten, wat voor vleesch men in de kuip heeft. Dan kan men zijn standpunt tenminste bepalen; beter dan voorheen. Het lijkt ons nauwelijks aan twijfel onderhevig, dat Berlijn de werkelijkheid onder oogen zal zien. Er zijn den laat- sten tijd eenige dingen gebeurd, die schijnen te willen zeggen, dat de men schen, die thans in Duitschland de la kens uitdeelen, wat de buitenlandsche politiek betreft, niet van bekwaamheid gespeend zijn. Wij herinneren aan het verdrag met Polen, aan de invrijheids stelling der drie Bulgaren en aan de matiging, die den Oostenrijkschen Na zi's is bevolen. Stuk voor stuk getuigen die feiten van een bezinning, waar de buiten-wereld allicht wat aan kan heb ben. Lloyd George wees daar dezer da gen nog op in een Engelsch blad, de „Sunday Express": „Hitier is bezig aldus schreef hij om de oorzaken voor wrijvingen met zijn buren weg te nemen. Hitier schijnt welhaast de eeni ge, die in de algemeene opwinding zijn kalmte bewaart". Er zit iets waars in die redeneering. Men kan van het Nazi régime denken wat men wil onze sympathie heeft het in veel van zijn uitingen allerminst maar: het doet op het gebied der buitenlandsche politiek dingen, die in elk geval te denken ge ven. Vermelding verdient in dit verband ook een interview, dat de propaganda- minister Goebbels eergisteren aan een speciale vertegenwoordiger van het Pa- rijsche blad „Matin" heeft toegestaan. „De meeste daden der Duitsche regee ring zei hij, zijn van dien aard, dat zij 't Fransche volk duidelijk moeten maken, dat Duitschland dringend een einde wenscht te maken aan het bloedige ver leden der betrekkingen tusschen beide mogendheden. Een regeling van de nog hangende vraagstukken kan niet moei lijk zijn omdat er geen vitale ©economi sche belangen tusschen Frankrijk en Duitschland tegen elkaar botsen. Waarom moet dan een misver stand vereeuwigd worden dat in beide landen tot een soort slechte gewoonte is geworden? Waarom voelt Frankrijk zich bedreigd als Duitschland den bil lijken eisch van rechtsgelijkheid op be- wapeningsgebied stelt Heeft het Fran sche volk de situatie wel eens van Duitsch standpunt bekeken Duitsch land heeft bijna geen natuurlijke grenzen en het wordt omringd door jonge, zich ontwikkelende naties. Deze ontwikke ling juichen wij toe, want zij kan op den duur slechts tot een hooger niveau van de Europeesche beschaving en vrede onder de volkeren leiden, maar op het oogenblik moet Duitschland nog reke ning houden met den toestand zooals hij is. Geen verantwoordelijk staatsman mag immers toelaten dat een groot volk niet slechts theoretisch, maar ook prac- tisch, zonder het bezitten van eenige middelen van afweer blijft. Denk hierbij aan de ontwikkeling van het vliegtuig en zijn aanvalsmogelijkheden. Wij wil len slechts onszelf beschermen, zooals wij begrijpen dat ook Frankrijk bepaal de maatregelen voor zijn eigen veilig heid wenscht". Men kan uitlatingen als deze natuur lijk het gefluit van den vogelaar noemen. Maar dan rolle men zijn matten maar op. Dan blijft er tenslotte niets meer te gelooven en te vertrouwen over. De gemeente-archivaris schrijft ons: Zooals in de jongste vergadering van den gemeenteraad is medegedeeld, is gebleken dat een tamelijk ingrijpende restauratie van de bekroning van den Langen Jan zal moeten worden onder nomen, en is de hoop uitgesproken, dat hiervoor van het Rijk subsidie zal kun nen worden verkregen. In afwachting van hetgeen hierover te zijner tijd zal worden medegedeeld, zal het misschien interesseeren eenige historische bijzon derheden hierover te vernemen. De bergsteenen onderbouw van den Abdijtoren is zeer oud, en gaat ten deele misschien tot de dertiende eeuw terug. Hij verloor in 1568 door brand voor de zooveelste maal zijn houten be kroning, blijkens een op de Oudheidka mer bewaard model een eenvoudige spits. Eerst in 1590 werd deze ver nieuwd. Ook hiervan is een belangrijk model bewaard, en daarnaast kennen wij den vorm ervan uit oude afbeeldin gen. Op Vlaamsche wijze was de stee- nen romp afgedekt met een ver over springende balustrade op hoek- en mid denconsoles; daarbinnen was een kort dak, dat twee verdiepingen droeg, ge scheiden door een eveneens op consoles overstekend kort dak, en bekroond door een nogmaals uitspringend dak waarop een gesloten peer. In het stadsbeeld was deze bekroning, zegt dr. E. H. ter Kuile (De houten torenbekroningen in de Noordelijke Nederlanden p. 75), „door zijn spel der contrasten zeker een schilderachtig bouwwerk, al maakte zij een weinig monumentalen indruk" Dat is wel het geval met de bekroning, die wij kennen, en die in het begin der achttiende eeuw voor de vorige in de plaats kwam. 1 Augustus 1712 brandde tengevolge van een „verschrickelijck en ongemeen swaar onweer van donder en Ned. Herv, Kerk, Ds. J. N. Drost te Brouwershaven heeft het beroep naar Assendelft aan genomen. blixem"1) het bovendeel van den toren geheel af. Tusschen haakjes zij opge merkt, dat ook deze ramp tot verbete ring der brandweer aanleiding gaf; de ge schiedenis van kalf en put is niet nieuw! Reeds den 6en Augustus overlegden Wet en Raad, wat tot herstel van den toren zou kunnen worden gedaan; de week daarop adviseerden de stadsfa- brijk (directeur der gemente-werken naar de tegenwoordige titulatuur) en de „andere bazen" eerst de fundamenten te onderzoeken „of zij door de vehe- mente force van den brand niet teveel in cragte waren vermindert". Tevens ga ven zij in overweging, daarover met „den opperbaas, die den tooren onlangs tot Breda door gelijke fataliteit verbrand, wederom hadden herbout, te spreken en te concerteren, met andere fabrijcken, dat werck ver staande". De regeering der stad het is merkwaardig op te merken, dat zij reeds toen zich met de zorg voor den toren belastte besloot deze te ont bieden en hen bestekken te laten ma ken als zij zouden oordeelen, „dat het onderwerck zal konnen lijden en ver dragen tevens werden de thesauriers gemachtigd door een „liberale gift" van de burgerij de noodige geldmiddelen te zien los te krijgen. Pieter Graafschap werd de uitverkore ne voor het werk. Hij was te Leiden geboren en 20 Juni 1689 te Breda poor ter geworden, 2) waar hij als aannemer de bekroning van den eveneens afge- branden toren heeft herbouwd. Den len October 1712 sloten de thesauriers, daar toe door Wet en Raad gemachtigd, met hem een overeenkomst. Partijen ver aren met elkander te zijn overeenge- j VEREENIGING KINDERZORG. De Maandagmiddag voortgezette ver gadering van Kinderzorg werd geopend met het zingen van Ps, 84 6. De Voorzitter heette daarna hen, die des morgens niet aanwezig waren, in het bijzonder welkom en 't bijzonder mevrouw Quarles van Ufford als presi dente van het damescomité, dat zoo vee voor de stichting doet, mej. mr. E de Visser, als secretaresse van den Voog dijraad en mr. baron Van der Feltz als voorzitter van dien raad en als officier van justitie. Tevens heette spr. welkom ds, h Kluin, directeur van de weesinrichting te Neerbosch, die een inleiding zou hou den. Spr. deelde mede, dat de collecte aan de koffietafel 39.09 had opgebracht Verder dat de tijdens de pauze vastge stelde uitslag van de bestuursverkiezing uitwees, dat herkozen zijn mevr. A. D, Quarles van Uffordbaronesse Mulert tot de Leemcule, mr. F. W. E. baron van der Feltz, ds. P. J. F. van Voorst Vader allen te Midde.burg, W. Wandel te Nieu werkerk, ds. D. J. Vossers te Vlissingen en gekozen in de vacature van ds. R. ten Kate, ds. G. de Ru te Ritthem. Voor zoover aanwezig, namen de be noemden de functie aan. De Secretaris deelde nu mede dat o.m. bericht van verhindering was ingekomen van den burgemeester van Middelburg; zulks behalve de reeds gis teren genoemde personen. Lief en leed uit het opvoedings werk. Hierop kreeg ds. Kluin het woorc voor zijn inleiding over „Lief en leed uit het opvoedingswerk." Spr. wilde het in dit geval in het bij zonder hebben over de kinderen, die de ouderlijke zorg missen. Spr. ontkende echter dat men daarbij kracht in isole ment moet zoeken en dat er geen bij zondere paedagogiek moet worden be tracht voor kinderen, die in gestichten of bij andere gezinnen worden verzorgd Volgens spr. staat het niet vast, dat kin deren van slechte ouders, ook bepaalc gedegenereerde personen worden. In de gezinnen die normaal zijn samengesteld, komen toch ook normale en abnormale gevallen door elkaar voor. Er is steeds verschil van gevoelen geweest over de vraag of gestichts- o gezinsverpleging het beste is. Volgens spr. komen bij beide voor- en nadeelen naar voren. De heer van 't Lindenhout zag destijds de bezwaren van de gezins verpleging, toen het meermalen ging om hen, die het goedkoopst de kinderen tot zich namen, en dit leidde tot de stich ting Neerbosch. Dat het oordeel telkens weer veran dert, komt doordat alles zijn bezwaren heeft, ook het werk te Neerbosch. Alle werk is menschelijk werk, dus met ge breken. Spr. wees op het onderzoek in gesteld door twee secretaressen van voogdijraden naar de meening van oud verpleegden in gestichten. De wijze waarop dit is geschied, namelijk in den vorm van vragen stellen, achtte spr niet den juisten weg, omdat zulk een enquête niet objectief is. Alles wijst er De ze en volgende citaten zijn ont leend aan de notulen van Wet en Raad; arcMpf iaCt/a" 1 0ctober 1712 aan het al M jer tres°rie. komen „voor de somma van ses guldens ses stuvers als daghgelt, aan hem Pie ter Graeffschap te betalen voor soovee' dagen, soo korte als lange, die hij als fabrijk sal besteden in den dienst van der voorscr. stadt omtrent het weder- opbouwen van den affgebranden Abdie- toren, daaronder oock gerekent de da gen, die denselven komende van Breda en daer weder na toegaande onder de wegh sal wesen, alsmede die denselven voor dato deses ten fine alsvoren daertoe aireede besteet heeft, sul lende hy Pieter Graeffschap daarvoor schuldigh ende verobligeert wesen het voorscr. gebouw (meest na hét model daarvan sijnde en gelijk het voor den laesten brandt is geweest) wel ende lof- felick te ordoneren en met alle trouwe en neerstigheit besorgen, dat het hout en verdere materialen wel geprepareert en ingewerckt werde," Verder moest hij goed toezien op de werklieden, „en op dat dit werck door teveel haast maken niet qualijck kome uyt te vallen en ook door al te grooten langhsaamheit niet te langh onder handen blyve, tot groot nadeel en schade van der stadt", ver bond Graafschap zich geen ander werk aan te nemen wat hem zou kunnen be letten het werk binnen den behoorlijken tijd af te maken. Tenslotte werd bepaald, dat hij zich met het daggeld bovenge noemd zou tevreden houden, „sonder daeromtrent eenigt verder intrest off voordeel voor hemselven ofte ymant anders als alleen voor de stadt +e mo gen soecken off beoogen." Naar wij zui len zien, ontbrak hier later nogal wat aan Graafschap ging nu blijkbaar aan het werk. Oorspronkelijk schijnt de bedoe ling te zijn geweest den toren in zijn ouden toestand te herstellen. Immers, in de vergadering van 20 Augustus 1712 was overgelegd een teekening van den voormaligen fabrijk Jolijt helaas niet bewaard „welke bij het herstellen en weder opmaken van gemelte toorn van op, dat het gebrekkig werk is geweest met veel critiek en veel fouten. Komende tot het inwendige van het werk, wees spr. er op, dat men in de eerste plaats er rekening mede moet houden, dat het hier kinderen geldt, die hun ouders missen, hetzij door over lijden der ouders, dan wel door het zich aan hun plicht onttrekken. De moeilijkheden zijn er niet minder om, als men de oorzaak kent. Bij de betrok ken kinderen ontstaat veel innerlijke gereserveerdheid en wantrouwen. De weezen weten zich beklaagd, de voog dijkinderen voelen een innerlijke vij andschap. Spr- gaf verschillende voor beelden daarvan als mede van de blijken van onvoldoende opvoeding in zindelijk heid, orde en netheid. Het ergste is echter de innerlijke wanorde bij de kinderen zelf, doch die vindt men ook bij andere categoriën van kinderen. Een moeilijkheid is dik wijls, dat de kinderen niet over het doode punt kunnen heenkomen en zich verschuilen achter: „Zie je, ik kan het toch niet". Het komt goed, als het verantwoordelijkheidsgevoel toeneemt, want de kinderen moeten leeren zich zelf te beheerschen, aan te pakken en vol te houden. Men moet de kinderen niet te zwak aanpakken, maar ook niet streng en hard. Men moet hun daden beoordeelen naar die van ons zelf, eigen zonden en ondeugden niet vergeten en alles zien als begenadigde zondaars. Men moet zich met gezag en leiding stellen naast de kinderen, als het gaat om God's gezag. Erg is het als er tenslotte niets aan te doen is en de kinderen naar rijksin richtingen moeten worden overge plaatst. Spr. gaf er voorbeelden van, dat er ten slotte niets van zulke kinderen terecht kwam, maar ook gevallen, waar uit het tegenover gestelde bleek. Maar ondanks dit alles geeft het werk toch veel te genieten met en onder de kinderen. Men zal ook dankbaarheid oogsten, maar het geven van de liefde moet reeds vreugde zijn, In de eerste plaats moet er vertrou wen tusschen kinderen en leiders zijn willen vriendelijkheden of wel straffen helpen. Spr. gaf nog een voorbeeld hoe hij door op het gemoed der kinderen te werken, voorkomen heeft, dat de kin deren van Neerbosch nog als degenen, die de appels uit de boomgaarden weg halen, staan aangeschreven- Wie bij dit werk uitgaat op volmaakt heid, vergist zich. Hij moet alleen tot doel hebben iets te doen voor het ver waarloosde of verlaten kind. Bij de gelegenheid om vragen te stel len, kon ds. Kluin nog antwoorden, dat (Ingez. Med.) zeer veel dienst en aert zoude konnen zijn en werden gebruykt". Onder het voorbereidend werk echter veranderde blijkbaar de opzet. 27 Juli 1713 werden door thesauriers overgelegd „diverse afteekeningen of modellen, waernae de afgebrande Abdijtoorn wederom zoude werden opgebouwt"; ten slotte hebben Wet en Raad „hun het model, door den fabrijq Pieter Graefschap gemaakt en geteekent, wel laten gevallen" en the sauriers opgedragen, dit te doen volgen Echter, geheel naar genoegen schijnt het werk niet te zijn gegaan. 23 December 1713 werd „den baas" Graafschap verzocht een „doorgesneden afteikening van het voorscr. werck met alle zijn ver bindingen te maken" en daarover „in te nemen de gedagten van bequame en hun dies verstaende architecten, zoo in dese als andere provinciën". Een week later had Graafschap de gevraagde teekening verschaft. De thesauriers werden ge machtigd, hierover te ontbieden Jaco bus Rooman3) en Steven Vennekool4), beide architecten in Holland, om hier over te adviseeren, doch hun rapport is, jammer genoeg, niet bewaard. Het werk had nu geregeld voortgang; 11 Juli 1716 werd Graafschap „gedimitteert", en 28 Augustus werd hem zijn laatste daggeld jetaald. De nieuwe bekroning had een ander iarakter dan de vorige. De oversprin gende balustrade, die vroeger het schil derachtig uiterlijk van den toren ver- ïoogde, was niet hersteld. Op een af sluitende lijst verrijst een open koepel van twee verdiepingen, gescheiden door een knop; de topafsluiting bestaat uit een massale peervormige spits, die eindigt in een keizerskroon. Aanslui tend aan het verleden, heeft Graafschap de mate van straftoepassing van zeer j vele omstandigheden afhankelijk is. En op een andere vraag, dat vrije opvoe ding zal leiden tot meer menschelijke en gewone eigenschappen, j De voorzitter, ds. Vossers, bracht tenslotte hartelijk dank aan ds. Kluin en wenschte hem Gods zegen bij zijn ver deren arbeid toe. Spr. hoopte, dat deze I dag den band tusschen Kinderzorg en I Neerbosch nog versterkt heeft. Dank bracht spr. verder allen voor hun aanwezigheid en hoopte, dat zij vriendelijke gedachten aan de stichting zullen mede nemen en mede zullen wer ken om haar te steunen. Tot directie en personeel der stichting sprak de voor zitter ten slotte dank voor de voorbe reiding van dezen dag. De aanwezigen zongen Gez. 194 1, waarna ds. De Vries voorging in dank zegging. Werkloosheid. Bij de Arbeidsbeurs te Middelburg stonden Zaterdag ingeschreven: Geheel werkloos: 840 mannen en 7 vrouwen. Gedeeltelijk werkloos: 61 man nen en 4 vrouwen. Niet werkloos: 6 mannen. Algemeen totaal vorige week 903, bij gekomen 52, afgegaan 37, over 918. WESTKAPELLE. Het aantal inge schreven werkloozen is de vorige week met 6 vermeerderd en bedraagt thans 273. Bij de werkverschaffing zijn 159 personen te werk gesteld. WESTKAPELLE. De speldjesverkoop voor het Roode Kruis heeft alhier opge bracht 11,43. DRIEWEGEN. Vrijdag hield de Coöp. Boerenleenbank alhier haar 16de alg. vergadering, bezocht door 43 leden. Uit het verslag van den kassier bleek o.a. dat het saldo aan spaargelden aan het begin van het jaar bedroeg 277.914,63, dat als zoodanig ontvangen was een be drag van 75479,35, uitgegeven was 82257.02, zoodat het saldo op 31 Dec. 271.163.96 bedroeg. Aan voorschotten was 1 Jan. uitgegeven 184.525, terug ontvangen 15.078, opnieuw uitgege ven 2000, saldo op 31 Dec. dus 171.447. Aan de leden was in reke ning-courant op 1 Jan. uitgegeven een bedrag van 115.765.04, en in deposito opgenomen 36.238.55, ontvangen in den loop van het jaar 76.245,42 uitge geven 70.722.02, zoodat het saldo van aan hen uitgegeven gelden 110.310.22 en van hen opgenomen gelden de som van 36.307.13 bedroeg. In totaal is aan leden aan rente uitbetaald een be drag van 10.404.58, en aan rente ont vangen 13019,14. De winst bedroeg 1751.41. Als bestuurslid werd de hr. J. de Muijnck en als lid van den raad van toezicht de hr. W. Westveer her kozen. SMOKKELARIJ VAN MOSSELEN. IERSEKE. Ondanks het verbod en herhaalde waarschuwingen weten smok kelaars nog groote hoeveelheden con sumptiemosselen van de Waddenzee Architect van den Koning-Stadhou der Willem III; bouwde o.a. de voorge vel van het stadhuis te Deventer. 4) Bouwmeester van het stadhuis te Enkhuizen. onzen Langen Jan tot nieuw leven ge wekt. „De houten bovenbouw", zegt dr. ter Kuile in zijn bovenaangehaald werk, luit uitnemend aan bij de rijzige lij nen van den romp, en de massale behan deling mist zijn uitwerking niet, wan neer men ver over het eiland den Mid- delburgschen toren ziet oprijzen. De nieuwe bekroning, minder schilderachtig dan haar voorganger, voldeed aan dp eischen van den tijd door grootschheid en deftigheid". Zonder moeilijkheden verliep echter Pieter Graafschaps dienstbetrekking niet. In 1718 ontving 't stadsbestuur van hem een request, om levenslang te wor den aangesteld tot „jaarlijckx fabrfjeq" van den toren tegen een belooning van 25 pond Vlaamsch 150 gulden). Maar toen deden de thesauriers een leelijk boekje van hem open! Zij rapporteerden, dat hij in den loop der jaren voor dag geld bleek te hebben genoten 1376 pond 18 sc. 4 gr., „en daeronder oock gants abusivelijkck voor de Sondagen, heylige en andere dagen, dat het gemelde werck geheel heeft stil gestaan, dewelcke te veel geprofiteerde daggelden tenmin- sten monterende zijn 12 a 1300, tgeen hij egter heeft weten te ontvangen" niettegenstaande het accoord uitdrukke lijk vermeldde, dat de betaling alleen zou geschieden voor de dagen, waarop werkelijk aan den toren was gewerkt, terwijl het hun bevreemdde dat eea fa brijk, „die sig sulcken groote directie heeft aangematigt in het maken van eenen nieuwen thoorn, deselve in die staet oordeelt, dat anstonds na syne volbouwinge eenen separaten fabrijcq soude requireren", hoewel de oude to ren zulks nooit noodig had gehad. Zij adviseerden dan ook, afwijzend op dit request te beschikken, hetgeen de stads- regeering 27 Augustus 1718 deed.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 5