fiASHÏöfe R-A* HONIG'S VERMICELUSOEP borden voor 15 ets. De wagen, die een ieder zal verbazen] lagen pnjs KRONIEK van aen DAG. door rijn prestaties en TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEÜWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN ZATERDAG 3 FEBRUARI 1934. No. 29. HEINE VAN DANTE, BALZAC, EN BIERVLIET Mensch en Maatschappij in Nederland en Indië. N.V. H. ENGLEBERT'S AUTOMOBIELHANDEL 'S-GRAVENHAGE AMSTERDAM FINANCIEEL ECONOMISCH WEEKOVERZICHT. Oostenrijk en Duitschland Een onbevredigend antwoord op de klachten van Dolfuss De glibberige weg naar Genève. De Duitsche regeering heeft geant woord op het protest, dat de Oosten- rijksche regeering op 17 Januari 1.1. aan- teekende tegen den steun, die door ofu- cieele Duitsche instances aan de on wettige acties der Oostenrijksche Na zi's wordt verleend. „Het Duitsche ant woord zet nogmaals de principieele houding der Rijksregeering ten opzichte van het Oostenrijksche vraagstuk uit een aldus een bericht uit Berlijn en weerlegt punt voor punt de Oosten rijksche klachten." Dat is vrijwel alles wat men totnogtoe van de zaak ver neemt Veel is het in kwantitatieven zin niet, maar in zijn bondigheid laat het aan duidelijkheid weinig te wenschen. Berlijn heeft eenvoudig „niet thuis" op de Oostenrijksche demarche gegeven. Hitier wil er geen hand voor omdraaien om aan den last, die Oostenrijk van het „broedervolk" ondervindt, een einde te maken. Na de tirades, die hij Dinsdag in zijn Rijksdagrede over de Duitsch-Oosten- rijksche betrekkingen ten beste gaf, zal dit overigens geen mensch verbazen. Daaruit bleek voldoende dat men te Ber lijn de agitatie der Oostenrijksche Na ziJs, voor zoover maar eenigszins moge lijk, zal blijven aanmoedigen. De woor den, die Hitier in dit verband gespro ken heeft, moeten den Oostenrijkschen Nazi's een riem onder het hart gestoken hebben. Te Weenen is onmiddellijk na de ont vangst van het antwoord uit Berlijn een ministerraad belegd. Een communiqué, daaromtrent verstrekt, deelt mede, dat de Oostenrijksche regeering het ant woord volkomen onbevredigend acht en „onder leiding van den minister-presi dent Dolfuss haar stappen zal voortzet ten op den weg, welke haar door de omstandigheden zal worden aange wezen". Indien er gestaan had: „wordt aangewezen" (inplaats van „zal worden aangewezen") kon men geen oogenblik in onzekerheid verkeer en omtrent het eindpunt van dien weg: hij zou linea recta naar Genève leiden. De Oosten rijksche regeering heeft op 17 Januari haar klachten n.i. van een soortement dreigement vergezeld doen gaan: in dien er geen bevredigende toezegging komt, zullen we de zaak aan den Vol kenbond voorleggen, heette het toen. 't Is best mogelijk, dat dat er alsnog van komt, maar met de eigenaardige re dactie van het gisteren verstrekte com muniqué schijnt men toch een slag om den arm te willen houden. Typisch doet dat: „zal worden" in elk geval aan. Er spreekt een zekere aarzeling uit; 't is of men de dinger, nog eens wil aanzien, of men nu 't er op aankomt, den re gelrechten weg naar Genève niet goed durf4 inslaan. Heelemaal onbegrijpelijk is dat geens' zins. Men heeft te Weenen eigenlijk al tijd op het standpunt gestaan dat vreem de inmenging in het geschil beter ach terwege kon blijven. Het bloed kruipt, waar 't niet gaan kan. Het Oostenrijk sche volk voelt zich tenslotte ook thans nog als een „broedervolk" van het Duit sche. Al is de liefde dan (tijdelijk) wat minder hevig, omdat de groote broer een wilde bui heeft en al houdt men hem daarom liever een beetje op een afstand, de familie-banden blijven wel degelijk bestaan en als 't kan moeten er geen derden bij de familie-twist inge haald worden. Men heeft daarmee on door J. P. van der Leeuw te Cadzand. 4).—~ - En nu kom ik op een anderen groo- ten naam uit de wereldlitteratuur, op den dichter Heinrch Heine. Hoe had ik kunnen vermoeden dat ik ook bij dezen bewegelijken spotter iets over mijn geliefd Zeeuwsch Vlaanderen vinden zou. Heine! Goethe schijnt eens omtrent Heine een toespeling gemaakt te heb ben op dat overschoone vers van Paulus uit den eersten brief aan de Corinthiërs: „Zoo ik de tale der menschen sprak of der engelen, als ik de liefde n:et heb, ben ik een klinkend metaal of een schel le cymbaal." Naar Goethe's streng woord zou Heine dus met engelen Tong spreken doch de liefde n:et bezitten." Voor ons, modernen, is die geest van He-ne, die scherpe b'ik, waarmee hij veel vooshe d en welke sentimentali teit uit de Romantiek door zag toch boeiend, We vergeten niet hoe hij den groote der romantici, den edelen dichter Nova'is eer kon brengen dezen niet te kwetsen poogde met scherpen, bijna gif- tigen spot. He ne heeft ons teeder-schoone en „afgrijselijk-schoone" het woord is van Kloos gedichten gebracht. Maar ik zou over Zeeuwsch Vlaande langs toen het water over de hooge ^choenen begon te loopen, vermoedelijk alleen gedreigd, in de hoop, dat het er toch niet van zou komen. Maar de groo te broer is voor geen rede vatbaar ge bleken, hij trok zich van het dreigement met Genève geen zier aan. En nu schijnt men dus te Weenen een beetje met het geval verlegen te zitten. Al blijft er dan eigenlijk niet anders over dan bij den Volkenbond aan te kloppen. Tot zekere hoogte kan men daar met goed fatsoen niet aan ontko men, nu men op 17 Januari zoo pertinent in die richting „gedreigd" heeft. En bo vendien den secretaris-generaal van het Geneefsche tribunaal,, den Franschman Avenol, officieel van het dreigement in kennis stelde. Als 't er van komt, zal vermoedelijk een eindelooze soesah hef gevolg zijn. Duitschland heeft immers voor den Volkenbond bedankt en zal dus zeer waarschijnlijk weigeren te ver schijnen, hoewel formeel volgens het statuut van den' Bond dit bedanken eerst over twee jaar van kracht kan worden. De naaste toekomst zal wel uit wijzen, wat men ten deze nog moet be leven. XII. De rietsuikerindustrie op Java. Haar beteekenis voor de in- heemsche bevolking. Er wordt in den laatsten tijd veel ge schreven en gesproken over de moeilij ke positie, waarin de suikerindustrie, zoowel d e van biet en riet tengevolge van de wereldcrisis is geraakt. Men is in de laatste weken in de dagb aden ver gast op dikwijls felle polemieken tus- schen bij deze industrie geïnteresseerde groepen, die het grootste belang van de eigen cultuur en industrie voor de ge meenschap poogden aan te toonen. Dat men in deze polemieken niet al tijd even objectief was, is van het stand punt der zich in hun bestaan bedreigde groepen beschouwd volkomen te be grijpen. Echter, onbevooroordeeld, dient men zich op het standpunt te stellen, dat de suikerbietcultuur voor sommige streken van Nederland van even groot belang is als de suikerbietcultuur voor de suiker streken van Java (Midden- en Oost-Ja- va). Wat is er van de schitterende land bouwindustrie, die de rietsuikerindu- stre op Java eens was, thans nog over gebleven? Slechts een schim van wat zij eens is geweest. Van de 178 suikerfabrieken die in 1931 werkten, zullen dit jaar, zooals gemeld is, niet meer dan 45 fa brieken malen. Tot den niet-ingewijde zeggen deze cijfers waarschijn ijk weinig, maar meer spreekt vermoedelijk tot hem 't feit, dat toen de suikerindustrie op Java nog bloeide, tijdens de campagne, wanneer de werkzaamheden in de fabriek en op hel veld in vollen gang zijn, meer dan een milioen inheemsche arbeiders een bestaan in deze industrie vonden. En hoevele anderen, de niet actief bij «tand (Ingez. Med.) waren, de suikerindustrie werkzaam verdienden er wat aan. Op Java bestaan er in de suikerindus trie verhoudingen, die men niet, althans niet in die mate, in andere groote, sui- kerproduceerende tanden kent. In te genstelling met 't grootste rietsuiker pro- duceerende land, Cuba, waar de boeren het suikerriet aan de fabrieken verkoo- pen, zooals hier onze landbouwers de suikerbieten, doet de Javaansche boer dit niet. Hij verhuurt zijn grond aan de fabriek, die verder voor de bewerking van den bodem en voor den verbouw van hel suikerriet zorgt. Het gebruik is, dat de fabriek eens in de drie jaren anderhalf jaar de beschik- k:ng krijgt over den voor suikerrietcul tuur geschkten grond in de streek, waar de fabriek is gevestigd. De inlandsche boer is in de gelegen heid in de resteerende anderhalf jaar, waarin twee natte moessons (regenpe rioden) vallen, tweemaal rijst te ver bouwen, benevens nog tweede gewas sen, b.v. aardnoten. Dit is thans 't vrijwel overal in de sui kerindustrie op Java geldend wisselsy steem. De door de fabrieken aan de inland sche landbouwers te betalen grondhuur, wordt contractueel met de verhuurders, waarbij het inlandsch bestuur z'n tus- schenkomst verleent, geregeld. Op deze een samenwerking in dien z n, dat de inheemsche boeren het riet geheel vrij zouden verbouwen en de fabrieken dit voor verwerking tot suiker opkoopen. De schrijver achtte een dergelijke oplos sing van groot sociaal belang met het oog op de vorming van een zelfstand'gen boerenstand op Java, die voor z'n be staan niet geheel afhankelijk zou zijn van deze Europeesche landbouwindus trie, en die het beste tegenwicht zou vormen tegen revo utionnaire stroo mingen onder de inlandsche bevolking. Dat de Europeesche suikeronderne mingen evenwel de suikerrietcultuur in eigen hand wenschten te houden, is, van hun standpunt beschouwd, volkomen te begrijpen. Daaraan hebben zij 't te dan ken, dat deze cultuur tot een volmaakt heid werd opgevoerd, die in geen an der suikerrietproduceerend land werd bereikt. De wereldcrisis heeft intusschen al dergelijke overwegingen en bezwaren als met tooverslag verdreven. Want door den achteruitgang van de suikerindus trie drong 't eerst tot de fel e tegenstan ders onder de inheemsche nationalisten van deze industrie door, wat deze ei genlijk voor de bevolking beteekende. Hoe de Javaansche bevolking in de sui kerstreken met het sluiten der suiker fabrieken geleidelijk weer werd terug gedrongen in een positie, zooals ze on geveer honderd jaar geleden innam, toen vrijwel geen geld onder dit volk circuleerde en zij nog in een primitie- wijze krijgt de inlandsche boer, wiens grondbezit, vooral in Midden-Java, dik wijls nog m nder dan een H.A. bedraagt, T wat geld in handen, daar de rijstproduc- ve productenhuishouding leefde, tie van z'n land meestal slechts voldoen- j de is om hem en z'n familie te voeden. In j de periode, dat hij z'n grond aan de fa- j Wat de suikerindustrie op Java voor brek verhuurt, heeft hij de-handen vrij, de inheemsche bevolking beteekent? en kan hij in de campagne, hetzij in de Een redacteur van de „Indsche Cou- rietvelden, hetzij in de fabriek, werkrant" te Soerabaja heeft kort geleden vinden en aldus de gezinsinkomsen ver- j aan de hand van diverse gegevens bere- meerderen. kend, dat alleen in den Oosthoek van Toen 't de Indische suikerindustrie j Java, van Madioen tot Banjoewangi, nog naar den vleeze ging, is er op volks- j met z'n honderd suikerfabrieken, elke vergader'ngen op Java en ook in den 1 suikerrietaanplant in de goede jaren cir- Volksraad door inheemsche volksleiders j ca 65 millioen gulden onder de zoo geld- dikwijls fel geageerd tegen deze indus- j arme inlandsche bevolking bracht, trie, die men een belemmering voor de i En thans, nu er in die streek geen ontwikkeling van den inheemschen land- suikerrietaanplant meer in den grond is bouw noemde. gebracht, nu dit jaar de schoorsteenen Zelfs van Europeesche zijde heeft men I der fabrieken niet meer zullen rooken, meermalen op dit feit gewezen. De re- j nu zijn er kleine dorpen, waar de geza- geeringsadviseur voor het Volkscrediet- menlijke bevolking niet in staat zou zijn wezen in Ned -Indië, dr. G. H. van der j eer: 'bankbiljet van vijf gulden te wisse- Kolff, schreef in 1928 nog, dat de oplos- len! sing van het conflict tusschen de suiker- Zegt dit niet wat meer dan de woor- industrie op Java en de inlandsche land- den, die de voorzitter van een bond van bouw slechts mogelijk zou zijn door fabrieksarbeiders eenige dagen geleden (Ingez. Med.) ren vertellen. En we vinden dat Zeeuwsch Vlaanderen, o paradox Heine waard:g! in zijn Harzreise. Heine komt over Biervliet te spre ken al spe.t hij 't 'dan ook niet heele maal juist, als hij in K.austhal aan 't eten is. De passage is te aardig om niet te trachten ze te vertalen. „In de Kroon" in Klausthal heb ik 's middags gegeten. Ik kreeg: lente-groe ne peterseliesoep, viooltjes blauwe kool, kalfsgebraad zoo groot als de Chim- borasso in m'niatuur en dan een soort gerookte haringen die „Bückinge" hee- ten, naar den naam van den uitvinder Willem Büicking, die in 1447 is gestor ven, en, om die uitvinding door Karei V zoo werd vereerd dat die anno 1556 (sic) van Middelburg naar Bievlied in Zeeland reisde a.leen maar om daar 't graf van dien grooten man te zien," Grappig dat we, in d:t scherpe gees tige boekje dat „Harzreise" heet ons Zeeuwsch-Vlaanderen moeten terug vinden. Biervliet! Het stadje van Willem Beu- kelszoon. Trots laten ze daar de onvolprezen g'asramen zien in 't zeldzaam lieve kerkje met 't donkere eikenhout en 't prachtige koperwerk. Ik ben er ge weest op een voorjaarsdag, toen een vr endelijke schoonmaakster „haast" k aar was met den zeker dagenlangen schoonmaak van de zeker, voor een man toch wel al propere kerk. De houten vloeren waren blank geschuurd, het eikenhout geurde en blonk en het .icht koperwerk straalde je tegen, de zon scheen door de schoone ramen met wat oud goud bruin, wat edelrood en 'n verrukkelijk blauw hier en daar, de ra men van Wil.em Beukelszoon. Het stedeke Biervliet, zoo schrijven ze er over in dat oude boek „De Tegen woordige Staat van alle Volkeren" waar ik, als jongen, al in „studeerde". Bijna twee honderd jaar oud is dat deel; met zijn mooie titelblad en zijn vele gravu ren en ik blader er nog veel in. Dat boek weet het beter dan Heine, en vertelt, dat Willem Beukelsz., de uitvinder was van „het kaaken en pak ken des Harings!) met een hoofdletter! groot gelijk!) die hier, in 't jaar 1397, overleedt, en wiens Grafstede en af beelding in de Kerkglazen nog tegen woordig getoond worden." Als jongen al was ik nieuwsgierig naar dat stadje aan dat wonderlijke water, de Braakman, dat op de kaart de omgekeerde kop van een mooien zwaan leek. O die kaart van Zeeland! En wat heeft het jaren geduurd eer ik einde.ijk Zeeuwsch Vlaanderen eens zag. Er is nog zooveel van Zeeland, wat ik, gelukkig, nog heelemaal niet ken, en wat ik, voorzichtig en stil, voor een paar wonder mooie vacantiedagen zal houden. Noord-Beve'and, Tholen, en Schouwen en Duiveland.Noord-Be veland vóór „de brug" er is en voor 't laatste stukje duin daar is wegge spoeld. Misschien ga ik er later wel allemaal heen en vertel ik U van de zee daar en de vrouwen met de mooie sluiermut sen, die naar de marktdagen komen in Goes en Middelburg. Biervliet, Ik heb op een onvergetelijken voor jaarsdag een prachtigen, langen wandel tocht gemaakt. Van de kleine haven van Cadzand uit, aldoor langs de zee. Er lag, aan mijn linkerhand als een blauw tooverland het land van Walche ren, de blanke reine duinen van het eiland glansden in de zon. In geheel België haast is de kust één luidrucht:gen boulevard geworden, één pantoffelparade van het Zoute tot Duin kerken toe haast. Maar in Zeeland is nog waarlijk zee, waarlijk strand, waarlijk natuur. Aan Uwe voeten spoelende wieren en de schelpen, het z'lte schuim spat in uw aangezicht, uw lippen proeven het zout. De meeuwen wieken u voorbij en laten zich drijven op den bries, een krabbetje scharrelt u, scheef, voorbij, soms glanzen honderde kwallen zilverig op het zand. Ieder groet u opgewekt. En ze zijn blij als ge hun land zoo mooi vindt. Na esc paar uur wandelens kwam ik aan in Breskens. In den tijd van mijn oude boek was Breskens een „heerlijk heid." Heeft Breskens een beetje te veel naar België gekeken? Wat. de „Bressiaanders" wikken heb ben de zeemeerm:nnen dat anders be schikt?.. ik weet niet of Breskens ooit een groote badplaats worden zal. Mis te Roosendaal sprak, dat de su'kerin- dustrie op Java alleen ten goede kwam aan wat suikeraandeelhouders en sui kerfabrikanten J. K. Mes», Onze deskundige medewerker schrijft ons uit Amsterdam: Voor wat de Shell Union Oil betreft gaat de positie van de gewone aandee- len er op vooruit. Dit is dan ook de oorzaak geweest, dat er den laatsten tijd voor de gewone aandeelen hier ter beurze een zeer goede belangstel ling heeft bestaan, waarbij de koers kon verbeteren. Preferente aandeelen, waarvan hier certificaten worden verhandeld, doch waarin steeds zeer weinig omgaat, maakten een sprong van ca 20 pet. Van het Unilever-concern wordt in den loop van het jaar gewoonlijk zeer weinig bekend en omtrent de financieele resultaten over 1933 tast men geheel en al in het duister. Er doen zich echter voor dit concern twee ongunstige ele menten voor. In de eerste plaats wor den de belangen van de margarine-in dustrie als gevolg van den drang tot steunverleening aan den landbouw in de meeste landen sterk naar achteren gedrongen en op den duur zal de afzet daaronder moeten lijden. Het doordrin gen tot nieuwe afzetgebieden, zooals voor 1929 nog herhaaldelijk voorkwam, is thans vrijwel uitgesloten te achten. De tweede ongunstige omstandigheid is, dat de Mij. zeer waarschijnlijk als ge volg van de koersdaling van het pond sterling niet onbelangrijke verliezen zou hebben geleden. Men zal moeten af wachten in hoeverre de beide genoem de factoren de financieele resultaten van 1933 zullen hebben beinvloed. Een feit is, dat er reeds sinds geruimen tijd veel aanbod in het fonds heeft bestaan en dat de koers geleidelijk is terugge- loopen. In de afgeloopen we^k heeft de koersdaling de geheele markt zelfs tij delijk beinvloed. Overigens kan worden gezegd, dat de beurs in de afgeloopen periode in een opgewekte stemming bleef verkeeren. Het scheen wel of het publiek wat meer vertrouwen heeft gekregen in den toe stand. De jongste in Amsterdam gehou den theeveiling bracht weder prijzen, die belangrijk uitgingen boven de vorige veiling, n.l, 2 a 4 ct. Als men het ver loop van de theeprijzen in het afgeloo pen jaar overziet, dan blijkt dat gelei- schien wel, als ze echt blijven, echt en Zeeuwsch, dus Zeeuwsch zou ik wille zeggen. „Sjiek", a la Knocke? de zee meerminnen hebben 't anders voor.... Zijn ze bang dat de Bressiaansche meis jes te veel „Belsch zullen gaan doen, hun mooie Zeeuwsche al te „Belsch" zullen gaan kappen, hun stevig krachti ge voetjes in al te Belsche schoentjes zullen wringen, en o schrik! al droomen van lippen stiften (o bloedkoraal uit moederskast!) of erger nog, van wegge schoren wenkbrauwtjes! Weten de meisjes niet dat die wenkbrauwen, de echte, hooren bij het mooie, zeldzame Zeeuwsche ras, dat van de wenkbrauw tjes het.... temperament is af te meten. Maar ik moet verder naar Bier vliet immers en ik kwam langs een kleine „puffabriek". „Al de reukwerken van Arabië" kunnen dezen geur niet verdrijven. Gelukkig dat de xvind „af" was Het OosteTjke deel van West- Zeeuwsch Vlaanderen; een andere streek wees dan 't land van Cadzand, als ge goed luistert hoort ge het aan de taal. Want ale menschen groeten u immers en vragen, een beetje benieuwd, waar de reis toch wel naar toe is, zoo „te voete." Spreek in Zeeuwsch Vlaan deren ook nooit van „loopen", want „loopen" beteekent bijna: „rennen" ge moet „gaan" zeggen. „Loopen" is heel komisch voor de menschen hier. (Slot volgt?.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 5