DE DOCHTER VAN ALVA.
KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
m
kóu/I
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 16 JANUARI 1934.
No. 13.
n ruwe
OM ONZEN BIETENTEELT.
Sep beetje toenadering tas-
schen Polen en Dnitschland.
Frankrijk kijkt argwanend
toe.
Vrijwel geheel in tegenstelling met de
verwachtingen, die daaromtrent werden
gekoesterd, heeft zich sinds in Duitsch-
land Hitier aan het bewind kwam, een
betere verstandhouding tusschen Ber
lijn en Warschau gemanifesteerd. Polen
met zijn Silezische gebieden, waar een
krachtige Duitsche minderheid woont en
zijn Corridor, die de geheele Noord-
Oostelijke lap van het Duitsche Rijk
heeft los geknipt, is sinds de dagen van
Versailles in de oogen van vele Duit-
schers een land geweest, dat te eeniger
tijd goedschiks of kwaadschiks het gelag
voor zijn „uitspattingen" zou hebben te
betalen. Men vergat hierbij echter, dat
het Polen van na-den-oorlog geenszins
een uitvinding was van hen, die het ver
drag van Versailles dicteerden, doch
zeer belangrijke historische rechten kan
laten gelden. Het ontbreken van een
Poolschen staat in de geografische con
stellatie van Europa, nadat Rusland en
Duitschland hem gezamenlijk hadden
opgeslokt, was een heel wat onnatuur
lijker verschijnsel dan het bestaan van
dezen staat thans met zijn Duitsche min
derheden en zijn smallen uitweg naar
zee dwars door het Pruisisch grondge
bied. Het lijkt niet onwaarschijnlijk, dat
de nationaal-socialistische bewindvoer
ders te Berlijn oog voor dit feit hebben,
dat zij dus de Poolsche natie als 'n eth-
nologische eenheid zien, die in z'n wezen
onaantastbaar behoort te zijn. De betere
verstandhouding tusschen beide staten,
met de signaleering waarvan wij dit ar
tikel inluidden, kan daaruit dan worden
verklaard. Politieke motieven van min
der verheven allure zouden natuurlijk
ook een rol kunnen spelen, doch daar
van valt momenteel niet veel te bespeu
ren. En bovendien is de diplomatieke
behendigheid van Berlijn nimmer van
dien aard geweest, dat zij een zeker na-
nionaal zelfgevoel bij hare handelingen
kon achterhouden.
In Polen blijkt men niet ongevoelig
voor de betere begrippen, die bij de
Duitschers schijnen door te breken. De
vrees voor den nabuur in het Westen
luwt er; men wordt wat rustiger en
klopt zoo nu en dan eens te Berlijn aan
om een praatje te maken. Onlangs heb
ben Hitier en de Poolsche gezant zelfs
een onderhoud gehad over de mogelijk
heid van een vriendschaps- en niet-aan-
valsverdrag. Hoewel het daarmee ver
moedelijk zoo'n vaart nog niet zal loo-
pen, is het feit toch teekenend en men
kan zich indenken, dat Frankrijk een
en ander slechts met den grootsten arg
waan kan gadeslaan. Die argwaan zal
nog versterkt zijn, door een interview,
dat ,de Poolsche minister van buiten-
landsche zaken, Beek, een dezer dagen
aan een Parijsch. blad, de „Excelsior",
toestond. „Het schijnt mij heel natuur
lijk toe", aldus verklaarde de minister
daarbij, „dat de pogingen om de tus
schen Duitschland en Polen bestaande
moeilijkheden te verminderen en een
betere atmosfeer tusschen de beide lan
den te scheppen, als een belangrijke
daad niet alleen voor de directe belan
gen der betrokken landen moeten be
schouwd worden, maar ook onder het
gezichtspunt, dat in de algemeene stem
ming een ontspanning is ingetreden. Wij
hebben derhalve met een zekere ver
bazing de zenuwachtigheid waargeno
men, welke onze actie bij anderen te
weeg heeft gebracht. Tot onze groote
tevredenheid zijn de Duitsch-Poolsche
betrekkingen verbeterd. Ik vrees echter,
dat zich in de beoordeeling van deze
daad door de Europeesche openbare
meening een betreurenswaardige hou
ding van zekere staten vermengt, welke
van meening zijn, dat Duitsch-Poolsche
moeilijkheden tot het permanente pro
door
ARCHIBALD CLAVERING GUNTER.
91). -
Sergeant Gomez treedt nader, slaat
aan en fluistert den onderkoning foe:
„Het is de Eerste der Engelschen.'
Alva gevoelt zich in eens buitenge
woon vroolijk gestemd en hij lacht:
„Hoho! We hebben dan eindelijk eten
vos geknipt. Mijn dochter, je hebt de
tienduizend kronen belooning verdiend.
Dit is de man, waarnaar ik smachtte.
Kom je vader een kus geven!"
Tot stomme verbazing van het meis
je doet zich plotseling boven al die
drukte de zachte muziek van harpen,
mandolines en rebecs hooren, welke de
muzikanten als serenade onder de ra
men aanheffen.
Bij het hooren van de muziek, be
veelt Alva, daar hij ook het plan van
den Engelschman doorziet, barsch: „Zijn
boot, pas er voor op! Laat niemand ont
snappen!"
Onmiddellijk daarop krijgt de boot de
volle laag uit de ramen van het ver
trek en een ontzettend gejammer en
gehuil stijgt 'op uit de boot, die, bezet
door de Italianen, vlak onder den erker
ligt. 1
gram van elke internationale bijeen
komst moeten behooren."
Dat was heel kras gezegd en moet
den Franschen erg onprettig in de ooren
geklonken hebben. Lange jaren heeft
Frankrijk in Polen een zeer gewillig
dienaar gekend. De vrees voor Duitsch
land schreef Polen een pro-Fransche
politiek voor. Men werkte samen tot
wederzijdsch profijt. Maar nu verklaart
minister Becker kortaf: „als we tot een
betere verstandhouding met de Duit
schers kunnen komen, zullen we dat niet
laten; en dan doen jullie Franschen het
best, je daarover niet zenuwachtig te
maken". Bovendien liet hij in het ge
noemde interview verder nog doorsche
meren, dat Frankrijk wel eens wat meer
mocht doen, om een betere „atmosfeer"
in Europa te scheppen. Dat zou kunnen
beteekenen, dat Polen concessies aan
Duitschland momenetel niet heelemaal
onverstandig acht. Te Parijs zal men ook
hiervan opgekeken hebben.
Er is natuurlijk nog geen sprake van,
dat Polen zich reeds min of meer van
Frankrijk zou willen vervreemden.
Daartoe is er nog veel te veel „oud
zeer", dat den Poolsch-Duitsche betrek
kingen een inslag van wantrouwen geeft.
Maar Frankrijk moet toch wel het ge
voel hebben, dat Polen er een eigen
meening op na gaat houden. En het zal
dat te onprettiger vinden, nu in Zuid-
Europa Roemenië minder „betrouw
baar" lijkt.
DE EERSTE „CORPORATIE."
Centrale van samenwerking in
de huiden-, leder- en schoenen
industrie.
Men hoort den laatsten tijd veel spre
ken over „corporaties" en de „corpora
tieve gedachte", een en ander in ver
band met de fascistische ideeën, die de
wereld doortrekken. In Nederland is
thans de eerste „corporatie" tot stand
gekomen natuurlijk buiten politiek
verband en het lijkt ons niet onge
wenscht, daarover het een en ander
mee te deelen, zulks aan de hand van
wat we daaromtrent vonden opgetee-
kend in het „Dagbl, v. Noord-Brabant."
De Corporatie in kwestie heet: Cen
trale Vereeniging ter behartiging van
de belangen van de huiden-, leder-,
schoenen- en aanverwante branches,
kortweg Centrale H. L. S. genaamd. De
zetel is Den Haag.
Als doel is aangegeven: het bevorde
ren eener goede verstandhouding en
onderlinge samenwerking tusschen alle
belanghebbenden in de bovengenoemde
branches en voorts de behartiging hun
ner commercieele belangen.
Alle belanghebbenden, een omschrij
ving dus, die al degenen betreft, die
op eenigerlei wijze hun bestaan vinden
in de leernijverheid, van fabrikant en
handelaar tot den kleinen winkelier en
den arbeider toe.
En hoe tracht men nu dit doel te be
reiken:
Door het vaststellen en beschermen
van leverings- en betalingsvoorwaar
den; het bepalen en beschermen van
minimum- en maximumprijzen; het be
vorderen eener rationeele productie en
distributie; het bestrijden van oneerlij
ke concurrentie; het stellen van rege
(Ingez. Med.)
Op dit oogenblik weet Chester zich
met één spreng los te rukken van tien,
die hem vasthouden en zich naast haar
plaatsend vraagt hij met trillende stem:
.Waarom heb je dit gedaan?"
„Waarom ik dit heb gedaan? Uit
liefde voor jou! antwoordt zij. „Waar
om heb je dien man gedood?" Want
nog steeds is haar de toestand onbe
grijpelijk.
Maar haar fader roept: „Kom hier
Hermoine, ik zal het je uitleggen."
Zij antwoordt echter: „Neen, neen!"
Waarop Alva op haar afgaat, wat
haar doet roepen: „Blijf waar u bent!
Waag 't niet mij aan te raken vóór ge
mij hebt medegedeeld, waarom ge uw
belofte aan mij hebt vergeten."
Met een stem, die haar even verplet
terend toeschijnt als de bazuin van het
laatste oordeel voor hen zal zijn, wien
de hope des eeuwigen levens wordt
ontnomen, antwoordt Alva: „Deze man
lS Jt*®* ^e.man> dien ge dacht lief te
hebben. Dit is niet Guido Amati, Die
is gedood bij den slag op het ijs, vei-
moord door de2en Engelsche roover,
dézen vervloekten piraat, dezen zee
schuimer, dezen laaggeboren boeren
kinkel, die zich als Spaansch edelman
voordeed om je liefde en trouw te win-
next.
„Laaggeboren boerenkinkel!" barst
len betreffende het verrichten van da
den van koophandel met bepaalde
kooplieden, handelaren en fabrikanten;
het aangaan van overeenkomsten tot
samenwerking met andere organisaties
en ondernemingen; het opleggen van
verplichtingen aan de leden ter uitvoe
ring en handhaving van getroffen rege
lingen; het organiseeren van recht
spraak met toepassing van sancties in
de gevallen, waarin verplichtingen, aan
de leden opgelegd niet worden nageko
men; het beslissen in geschillen tus
schen leden, wanneer het inroepen dier
beslissing voor hem verplicht is gesteld
en in geschillen, die de leden of andere
vrijwihig aan haar uitspraak onderwer
pen; het bestudeeen van commercieele
vraagstukken, de branches betreffende,
kortom, door alle wettige middelen, die
aan het doel der Centrale bevorderlijk
zijn. Er is dus bijna een onafgebakend
terrein, waaop de Centrale zich bewe
gen kan.
Ten aanzien van de positie der arbei
ders en bedienden in het corporatie-
verband is nog geen regeling tot stand
gekomen. Men deelt echter mede, dat
de noodige stappen spoedig zullen wor
den gedaan.
Uit de verschillende groepen, die
thans de corporatie vormen, is een al
gemeen bestuur gevormd en uit dat al
gemeen bestuur een dagelijksch bestuur.
Bij stemming schijnt dat allemaal echter
niet plaats gevonden te hebben. Meer
op eigen initiatief van wie zich „sterk"
gevoelde.
De voorzitter b.v.b., heeft zichzelf al
dus opgeworpen. Zijn activiteit, door
tastendheid en beleid zouden dat moge
lijk hebben gemaakt.
De bij de Centrale betrokkenen, die
hem aanvankelijk niet als voorzitter ver
langden, geven dit thans grif toe en
moeten met zijn voorzitterschap beslist
verzoend zijn.
Op „democratische" wijze, d.w.z. langs
den weg eener regelmatige stemming, is
hij er echter niet gekomen.
Intusschen zullen de leiders voor de
toekomst wel langs den weg van stem
ming dus den „democratische" weg
aangewezen worden. In de statuten al
thans zou dat omschreven staan.
REGEERINGSINMENGING IN ZAKEN
De Staat is producent, verkoo-
per van kolen, scheepsagent en
houtkooper.
Aan het wekelijksche dejeuner der
American Club te Parijs heeft de heer
F. H. Fentener van Vlissingen, presi
dent van de Internationale Kamer van
Koophandel, een rede gehouden, waarin
hij o.m. de bel.emmering van een her
stel van de depressie toeschreef aan
toenemende regeeringsinmenging in za
ken.
„Wanneer men b.v. mijn eigen land,
Nederland, neemt, aldus spr„ dan ziet
men, dat nagenoeg alle werken van
openbaar nut, spoorwegen, tramwegen
telefoon en telegraaf, gas-, electrici-
teits- en waterleidingbedrijven, worden
geëxploiteerd, gecontroleerd of het
eigendom vormen van den staat, de pro
vincies of de gemeenten. Wij gaan nog
verder: onze beste kolenmijnen zijn
de staatsmijnen. De staat is een produ
cent, een verkooper van kolen, een
scheepsagent en houtkooper. Ge vindt
gemeenten, die melk, visch en zelfs ra
dio distribueeren. Dit alles moet invloed
op den particulieren handel hebben. De
particuliere handel is niet alleen ver
plicht van die diensten gebruik te ma
ken, hij moet er ook tegen concurreeren.
Honderdduizenden arbeiders werken in
dienst van de regeering. Hun loonen
worden vastgelegd door menschen, die
veel meer letten op de stemmen die ze
daarmee winnen, dan op de millioenen,
die ze ervoor moeten uitgeven. Dit is 'n
van de boeien, welke den particulieren
handel worden aangelegd.
De regeering mengt zich thans in pro
de Engelschman uit, „dat is een leugen,
die niet past bij den naam van Chester.
Hertog Alva, ge spreekt tot een tot rid
der geslagen Engelschman. De koningin
heef mij met eigen hand tot ridder ge
slagen. In mijn aderen stroomt het bloed
der Stanhopes, die met Willem den
Veroveraar gestreden hebben; mijn
neef is 'n Stanley en heeft recht op de
gravenkroon. Ik heb genoeg adeldom
voor u en de uwen. Denkt ge waarlijk,
dat ik haar, die ik liefheb den oneer
zou willen aandoen zich te huwen met
onadellijk bloed? Zie, op mijn borst
draag ik de gouden sporen van mijn rid
derschap!"
Waarop de jonge vrouw, die ineenge
krompen was onder de woorden, waar
mede, haar minnaar gebrandmerkt werd
als een dorper, de versierselen van zijn
borst neemt, die bewijzen, dat hij van
dezelfde stand en rang is als zij en ze
Alva voor oogen houdt, met haast blijde
stem roepend: „Hij is van adel! Vader,
hoort ge wel, het is een edelman! Nu
kan u het niet weigeren, hij is van
adel, al is hij.ze zwijgt een oogen
blik en stamelt tot Guy, daar ze nu
er iets van oea'-* te begrijpen: „Ben
jeben je de "ste der Engel
schen?"
„Ja!"
Hooghartig en trots klinkt dat nt-
ductie, prijzen, legt lasten op den eenen
tak van industrie en geeft speciale pre
mies aan een anderen tak.
Ik wensch geen critiek te oefenen op
de groote experimenten, welke 1933 ons
heeft gebracht, doch ik vraag: Wen-
scchen wij zakenmenschen dit systeem
en gelooven wij in het uiteindelijke suc
ces daarvan?
Doch laat ik ppersoonlijk blijven en
en zeggen, dat ik het niet wensch.
Waarom? Omdat, indien ik het deed, ik
al mijn ze.frespect zou verliezen even
als al mijn zelfvertrouwen, omdat ik zou
moeten erkennen, dat een ander, louter
een outsider, mijn zaken beter kan doen
dan ik zelf."
Er dreigen gevaren voor de
kern van Zeelands landbouw
bedrijf.
Wij zijn in staat gesteld hier te laten
volgen een overzicht van den inhoud der
redevoering, welke de heer J. M. van
Bommel van Vloten hedenmiddag
op de crisis-vergadering der Zeeuwsche
Landbouw Organisaties te Goes zou uit
spreken.
Wanneer er gevaren dreigen voor de
kern van ons Zeeuwsch landbouwbedrijf,
dan zullen wij ons weten te verdedigen.
Dat er inderdaad dreigende gevaren
z ij n voor onze bietenteelt kunnen wij
niet aantoonen. Officieel weten wij al
leen, dat de Minister van Economische
Zaken in de Tweede Kamer woorden
van twijfel gesproken heeft omtrent de
toelaatbaarheid van den huidigen bie-
tensteun, dien hij een economische
dwaasheid noemde. Officieel weten wij
alleen dat Zijne Excellentie een door
hem als competent beschouwde com
missie heeft ingesteld om het suiker-
vraagstuk, ook in verband met de be
langen der suikerproductie in onze ko
loniën, te onderzoeken. Officieel weten
wij dus weinig, maar toch is er door
de berichten, die ons hebben bereikt
een gevoel van oftrust over ons geko
men. En wanneer wij dan daarnaast
zien hoezeer de woorden van twijfel, die
Minister Verschuur gesproken heeft,
worden aangegrepen en gebruikt om al
lerhande onjuiste en tendentieuze be
richten de wereld in te sturen omtrent
de beteekenis en de bestaansmogelijk
heid van onze suikerproductie, dan
spreekt het toch wel vanzelf dat de ge
organiseerde Zeeuwsche akkerbouw zich
geroepen acht zijn belangen te beplei
ten, voordat de slagen gevallen zijn.
Aan mij is de taak ten deel gevallen
om het bestaansrecht van de Neder-
landsche suikerproductie te verdedigen.
De korte tijd, die mij is toegemeten be
let mij uitvoerig voor U te schetsen hoe
ook in vroegeren tijd de suikerproductie
hier te lande niet alleen te lijden had
onder de schommelingen van de conjuc-
tuur, maar ook onder het sterke protec
tionistische streven der buitenlandsche
producenten waaraan in 1903 een einde
werd gemaakt door het tot stand komen
der Brusselsche Conventie, die van zeer
groote beteekenis voor de ontwikkeling
van onze suikerproductie is geweest.
Tijdens haar werking is gebleken, dat
wij in Nederland volkomen in staat zijn
onze productie in stand te houden zoo
lang de wereldmarkt en de suikerprijs
geen invloed ondervinden van buiten
sporige bescherming in het buitenland
en zoolang er practisch gesproken
vrije concurrentie tusschen de verschil
lende productiegebieden bestaat.
De wereldoorlog heeft hieraan een
einde gemaakt. De bietsuiker werd, om
dat zij in hoofdzaak geproduceerd werd
in de gebieden waar de oorlog heeft ge
woed, doör de rietsuiker verdrongen,
terwijl tevens tijdens den oorlog een be
langrijk te kort aan suiker ontstond.
Na het sluiten van den vrede hebben
wij die wonderlijke periode gekend
waarin alles mogelijk scheen, waarin al
om met koortsachtige activiteit, daar
toe aangemoedigd door hooge prijzen,
gestreefd werd naar het aanvullen van
de tekorten, die door de beperkte pro
ductie tijdens den oorlog waren ont
staan.
Zoo was het ook met de suiker. De
bietsuikerproduceerende landen streef
den met kracht naar het herwinnen van
de verloren positie op de wereldmarkt
en maakten daarbij, nu de Brusselsche
Conventie was opgeheven, wederom
gebruik van het oude middel de pro
tectie om hun deel te bereiken.. Pit
was echter niet alleen in de bietsuiker
produceerende landen het geval, maar
ook tal van rietsuikerproduceerende
landen, waaronder zeer belangrijke, zijn
tot dezelfde funeste maatregelen over
gegaan. Deze maatregelen, die zoozeer
stimuleerend op de productie hebben
gewerkt eenerzijds en anderzijds de
enorme op technischen vooruitgang ge
baseerde uitbreiding der productie op
Java, hebben geleid tot het ontstaan
der overproductie, die sinds 1925 steeds
grooter geworden is, ondanks de pogin
gen aanvankelijk alleen van Cuba, later
van verscheidene producenten tezamen,
om door internationale regelingen de
productie wederom in overeenstemming
te brengen met de consumptie. Deze re
gelingen hebben feitelijk weinig succes
gehad. Productie en consumptie zijn wel
nader tot elkaar gekomen (in 1932-*33'
overtrof de consumptie zelfs de produc
tie), maar ik geloof dat zulks veeleer
geschied is ondanks dan tengevolge van
deze regelingen.
De toestand, zooals deze zich thans
ontwikkeld heeft, is veel ernstiger dan
die welke voorafging aan de Brusselsche
Conventie.
Alle pogingen om tot economische sa
menwerking te geraken, zijn jammerlijk
mislukt. Men denkt niet meer interna
tionaal, maar zuiver nationaal en richt
zich bij de productie naar autarchisti-
sche grondslagen. De kostprijs, die in de
wereld van voor den oorlog in hoofd
zaak de beslissende factor was voor de
mate, waarin een bepaald land in staat
was suiker te produceeren, is als zoo
danig uitgeschakeld. En dat is niet al
leen het geval bij de b i e t s ui k e r,
maar evengoed en ook in hooge ma-
te bij de r i e t s u i k e r. Er is geen strijd
tusschen riet en biet, er is alleen een
strijd tusschen allen suikerproduceeren-
de landen, die niet beslist wordt door den
kostprijs der suiker in ieder land, maar
door de mate van bescherming, die aan
de productie wordt geschonken. Dat is
de reden waarom én de Java-suiker-
industrie èn de suikerproductie in ons
vaderland in een zoo wanhopige positie
zijn gebracht.
Een eventueel, schoon niet te ver
wachten, wegvallen der bescherming,
zou tot gevolg hebben een zeer belang
rijke beperking van de productie in alle
beschermde landen. Daartegenover zou
de suikerprijs in die gebieden door het
verdwijnen der protectie belangrijk da
len, hetgeen een stijging der consumptie
tot gevolg zou hebben. Deze beide fac
toren: beperking der productie en stij
ging der consumptie zullen stimuleerend
werken op den wereldmarktprijs van
suiker. De stijging zal aanhouden tot een
niveau, waarbij de toegenomen con
sumptie en de beperkte productie met
elkaar in evenwicht zullen zijn geko
men.
De gestegen wereldsuikerconsumptie
zal onder de veronderstelde omstandig
heden toch zeker wel 25 millioen ton
bedragen, en daarvan zou, zoo becijfert
de heer Van Bommel van Vloten, 6 a
7 millioen ton voor de bietsuiker be
schikbaar blijven.
Aan Nederland dat onder de bietsui
kerproduceerende landen een vooraan
staande plaats inneemt, zal ook een
rechtmatig aandeel in deze hoeveelheid
toekomen en dus zal de suikerproductie
woord en plotseling gaat er een licht
bij haar op en zij roept hijgend: „Ja, nu
begiijp ik alles.. Die., die Oliver was
zijn vriendde dag waarop hij mij
redde was de dag waarop men zeide,
dat de Engelsche zeeroover in Antwer
pen was," En in vervoering fluistert zij
nu: „Tweemaal heb ik je dien dag het
leven gered, mijn aangebeden man, he
den zal ik dat nogmaals doen!"
Maar een kreet van ontzetting doet
zij onmiddellijk daarop hooren, als Alva
met een stem, even onvermurwbaar als
een rots, beveelt: Gomez, laat de beul
binnenkomen!"
„De beul! Vader, ge begrijpt den
toestand niet! Ik heb dezen man lief!"
„Je hebt dien man lief?" vraagt de
hertog schamper. „Je hebt een vijand
van je vaderland lief? Dezen man, die
een vriend was van Oliver, den verra
der uit mijn eigen kring, wiens overval
van Bergen aan Oranje tijd schonk om
gansch HoT'and te doen opstaan; dezen
man, die mij voor zijn koningin berooi
de van mijn uit Italië gezonden geld?
Bah, je moest hem evenals ik, haten,
mijn kind," en hij keert zich om ten
einde verdere bevelen te geven.
Wanneer Alva gewag maakt van den
roof van dat geld, klinkt er onwillekeu
rig een spotlachje van Guy's lippen,
maar Hermoine legt een hand op zijn
mond en fluistert met aandrang: .rVer-
toorn hem niet, om mijnentwil, mijn
Guidomijn Engelschman, Ik kan
mijn vader om mijn pink winden", en
terwijl zij tracht hem toe te lachen,
zegt zij: „Zie maar eens."
Tegelijk slaat zij de armen om Alva's
hals, met gesmoorde stem hem ver
manend: „Wat zegt u toch voor dwaas
heden? U moet altijd doen wat ik wil!
Vadertjelief, zal ik je eens aan je lee-
lijken baard trekken?"
Maar hij antwoordt daar op: „Kind
je begrijpt de dingen niet. Ik zal uit
Frankrijk snuisterijen en nieuwe klee-
ren voor je laten komen. Je zal dit dan
gauw vergeten,? en daarop roept hij
met verheffing van stem: „De beul!
Maar zij geeft zich niet gewonnen,
tracht te lachen: „De beul, voor den
man, dien ge me als echtgenoot had
beloofd? Wat een onzin! U bedoelt na
tuurlijk den priester. Kom papaatje
laat dadelijk den priester halen!"
Maar Alva antwoordt barsch: „Om
hem te doen biechten, als hij geen ket
ter was," waarna hij op gestrengen loon
zegt: „Gomez, waarom treuzel je? Je
hebt mijn bevelen, de beul!"
(Wordt vervolgd.)