ZEEUWXCH
TEEKENPLAATJE.
IVAN DE PQOVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COUPAhTI
jEMirfflt
13 Jan. 1934 lil
fi h
Carla Hoog.
RAADSELHOEKJE.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT T VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
R
IJ
VOOR KLEINEREN.
(wilg).
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROOTEREN.
x
X
VOOR KLEINEREN.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
kluitje in 't riet laat sturen, vraagt
nu op strengen toon;
„Piet, wat zei meneer
„Ik.... ik heb niet gezegd, dat
ik 't schrift vergeten had, Vader.
Ik zei alleen maar, dat ik geen tijd
meer gehad had."
„Dat ellendige gejok zegt Va
der dan boos. „Waarom kom je
toch niet voor de waarheid uit
Denk er goed aan, dat je vanmid
dag aan meneer zegt, wat er aan
de hand was. Een flinke jongen
gaat recht door zee en jokt niet
zooals jij I"
Piet heeft nu zelf ook spijt van
zijn leugen en hoewel hij het heel
moeilijk vindt, dien middag zijn
schuld aan meneer te bekennen,
doet hij het toch. Gelukkig komt
hij fer nogal goed af.
Den volgenden morgen aan het
ontbijt is er een brief van Oom
Jan,-die weldra uit Indië in Hol
land zal komen.
„Maakt hij de reis heelemaal
over zee vraagt Moeder.
En Vader antwoordt:
„Nee; in Genua gaat hij aan
land, om dan met den trein de reis
te vervolgen."
Ernstig kijkt Tom Vader aan.
Zijn oogen schijnen iets te vragen.
Eindelijk steekt hij van wal:
„Gaat Oom Jan dan niet recht
door zee, Paps
Vader, die weer in den brief uit
Indië verdiept is en maar half
luistert naar den kleinen baas, ant
woordt:
„Nee, niet verder dan Genua.
Dat is nog een eindje hier van
daan."
Heel verbaasd is hij, als kleine
Tom verontwaardigd uitroept:
„Stoute Oom Jan
„Waarom is Oom Jan stout,
Tom vraagt Moeder, die ook
niet begrijpt, waarom haar jongste
dit zegt.
Vader en Moeder bijten echter
op de lippen om niet in lachen uit
te barsten, als Tom antwoord:
t: V
- i
3 t -
- -J'-
Teeken deze haasjes uit
Op papier, dat is geruit.
Zorg, dat elke tol goed staat,
Ieder haasje dapper slaat.
Kleuren kun je ze ook goed.
Wordt het plaatje zooals 't
moet
!:-■
„Als Oom Jan niet recht door
zee gaat, heeft hij gejokt 1"
Zij herinneren zich plotseling 't
voorval van den vorigen dag en
trachten hun jongste aan het ver
stand te brengen, dat Oom Jan zoo
waarheidlievend is, als 't maar zijn
kan.
Begrijpen doet Tom het niet hee
lemaal, maar als Vader en Moeder
het zeggen, zal 't wel zoo zijn
1. Bolsward. Dwaas, wol, bas, rood,
lor, dal.
B
E
R
K
E
Z
E
L
E
D
E
K
L
E;
3. Schip, breuk; schipbreuk.
4. Reinier.
1. Opa, (b) al; opaal.
2. Heeft zij de nieuwe mand nu al
stuk gemaakt (den).
Wat kijk je somber, Karei. Is er
iets (berk).
Oom Jan wil graag op reis gaan.
Moeder wil in de groote doos dc
wol verzenden.
(linde en den.)
3. Kei, ei.
4. Kat, nat, lat, gat, rat.
o
1. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt
de naam van een deel van
Frankrijk.
X
X
X
XXXXXXXXX
X
X
X
lo rij een medeklinker.
2o een slim, viervoetig dier.
3o een jongensnaam.
4o een deel van een bloem.
5o 't gevraagde woord.
6o een dag der week.
7o een knolvruchtje.
8o een geneesmiddel.
9o een klinker.
2. Verborgen visschen.
Van de besproken boeken zal ik
het laatste u regelrecht sturen.
Is Oom Jaap al ingeburgerd in
zijn nieuwe woonplaats
We gaan met Koos, Bob, Otto
en Jan naar het ijs.
Het duurde niet lang, of het be
drog kwam uit.
3. Mijn geheel is een plaats in
Frankrijk en wordt met 7 let
ters geschreven.
5, 6, 6, 1 is een kleur.
Een 5, 2, 1 is een ander woord
voor kreet.
Een 3, 4, 1 is een onderaardsche
graver.
Een 3, 6, 7 is een scherp voor
werp.
7, 1, 2, 3 is het tegenovergestel
de van dom,
4. Mijn eerste is een edel metaal,
mijn tweede ligt langs de zee
en mijn geheel vindt men in
Afrika.
1. Vervang de stippen door letters
en je krijgt bekende spreek
woorden.
O.s. -e.t, t.u.s b.s.
A. d..n.e 1r m.n
H.t .s n..t .I.e. g..d,
wt r b n t
Met m ben ik een deel van een
schip, met 1 altijd meer of min
der zwaar, mei k een berg
plaats, met b een ander woord
voor schors of schil en met kw
een verfrisschende drank.
3. Wat heeft pooten en een rug
Wat moet meestal staan
Wat moet altijd zonder mond
Door het leven gaan
Kies uit elk der onderstaande
zinnen een woord en wel zoo,
dat die woorden (in dezelfde
volgorde genomen) een be
kend spreekwoord vormen.
Al te strenge kou brengt veel el
lende mee.
Gaan de heeren nu al naar
huis
Kun je mij alle vorsten noemen,
die in Europa regeeren
Je bent toch niet al te lang uit
gebleven
Ja, Moeder, vond het wat lang,
geloof ik.
SËftu...
Wat het ergste is.
De economische crisis, welke
ook ons volk doorleeft en door
worstelen moet, stelt voor feiten,
welke men tevoren niet kende, al
thans in dien vorm en dien omvang
niet als in dezen tijd. Wij denken
aan de werkloosheid. Om het eens
mooi te zeggen: tienduizenden zijn
aan het productieproces onttrok
ken. Ze staan ledig aan de markt.
Niemand heeft ze noodig en zij le
ven op kosten der gemeenschap.
Men moge spreken over het ge
vaar, dat deze heirlegers op leve
ren voor den finantieelen toestand
van het land; grooter is het gevaar,
dat voortspruit uit het feit, dat
zoovelen leven, wie weet hoelang
reeds, zonder te arbeiden; dat is
zonder mogelijkheid te hebben den
arbeidsplicht te vervullen. Want
de arbeid is zeker wel één van de
voornaamste plichten, welke op
den mensch rusten.
Het is daarom ook ouderplicht
den kindéren te leeren arbei
den en bij den arbeid te houden.
De plattelandsbevolking is over
het algemeen een nijvere bevol
king. Een van de oorzaken is on
getwijfeld, dat daarbuiten als van
zelf de kinderen reeds vroeg lee
ren aanpakken en beginnende met
lichten arbeid zóó mede helpen
aan de instandhouding dier kleine
gemeenschap, die het gezin is. En
als dan een stedeling in den zomer
op zijn wandeling in zijn vacantie-
oord die kinderen mede bezig ziet
in het ouderlijk bedrijf, dan be
hoeft hij die „arme" kinderen niet
te beklagen, die zoo jong reeds
mede moeten helpen uitstede van
te spelen. Het arbeiden zit den
kleinen als in het bloed. En de
vraag mag gesteld worden, wie er
ook paedagogisch gezien be
ter aan toe zijn: de stadskinderen,
die mogen spelen of de buitenkin
deren, die moeten mede arbeiden.
Zoo, in de wereld der kinderen,
zien we wat ook geldt voor die
van de ouderen: de arbeid is een
zegen.
En zou het door dien vroegen ar
beid niet wezen, dat de klachten
over de tuchtlooze jeugd in de ste
den vele malen veelvuldiger zijn
dan „op den buiten"?
Daarom wordt in den tegen-
woordigen tijd zooveel gedaan
voor de intellectueele ontspanning
van werkloozen, omdat men voelt,
dat van het geen arbeid hebben
een moreel-verkeerden invloed op
de geestesgesteldheid van een
mensch moet uitgaan.
Zoo is het altijd en op ieder ter
rein: het niet vervullen van een
plicht, geeft een verkeerden neer
slag.
Als ouders hun plicht niet ver
vullen groeit het kind zonder re
gel en tucht op.
Als kinderen hun plicht niet ver
vullen is de ontbinding vim het ge
zin in vollen gang.
Op de vervulling dier beide
plichten is het goede gezin gefun
deerd.
De menschenwereld is een li
chaam. Geen hoop zand of stee-
nen. Men voelt het verschil. Een
lichaam is een wél geordend en
wél samengesteld geheel. Ieder lid
heeft de eigen plaats; de eigen
functie. „Als één lid lijdt dan lij
den alle leden mede".
Maar de korreltjes van een
duin; de steenen van den tas kun
nen evengoed anders liggen. Daar
door verandert niets en wordt
geen schade geleden. Omdat er
geen leven inzit. Maar in de men
schenwereld zit leven. Zij is een
organisme, dat staat en valt met
levende menschen. Daarom moei
men toezien, dat dit organisme
geen schade lijdt. Ook in onzen tijc*
niet. Vooral nu niet.
Want als leven beschadigd
wordt dreigen groote gevaren. En
daarom bedreigen nu onze samen
leving groote gevaren, omdat het
leven wordt bedreigd. Op velerlei
wijze en van meer dan één kant.
Dat weet ieder. De gevaren wor
den, om zoo te zeggen, tentoonge
steld op de straten, zoodat ontken
nen niet baat.
Veel wordt geklaagd in onze da
gen over stoffelijken nood en ach
teruitgang. Wij hooren ervan iede-
ren dag. We ondervinden het zelf
ook haast iederen dag. Het is erg
als moeizaam verkregen welvaart
wordt afgebroken; als de bronnen
van inkomsten opdrogen.
Het is erg èn voor den enkelen
mensch èn voor de gemeenschap.
Maar het allerergste is, wanneer
de moreele kracht, waaruit een
mensch leeft; waaruit een kring;
een gezin; de gansche samenleving
leeft, wordt aangetast en gaat
kwijnen. Dat zien we in onzen
tijd. En het schijnt op zoo menig
gebied, dat „de oude wereld voor
bij gaat". Uit welk levensbeginsel
zal dan de nieuwe wereld leven
Want er is diepgaand en breed
verschil in levensbeginsel. Het er
ge kan men dragen. Tegen het erg
ste moet gestreden.
J, Nagel.
TE LANGZAAM.
Waarom ben je veroordeeld
vroeg de gevangenisbezoeker.
Omdat ik te langzaam gereden
heb, antwoordde de gevangene.
Je bedoelt zeker, omdat je te
hard hebt gereden, zei de bezoe
ker.
Neen, omdat ik te langzaam
reed; ik had een auto op den kop
getikt, maar de eigenaar sprong in
een anderen wagen en haalde me
in!....
15 Januari 1610.
De Staten van Zeeland geven
aan de stad Middelburg octrooi
om rechtstreeks een havenkanaal
te maken naar de Wester-Schelde.
Daar het oude vaarwater van Mid
delburg, de Arne, mede door de
vele krommingen ondiep was ge
worden, werd in 1532 het nieuw
gegraven-kanaal van af Middel
burg naar de Welzinge gegraven.
De Welzinge, gelegen tusschen
Walcheren en het latere steeds
grooter wordende Nieuw- en St
Joosland, was een zeearm, die bi
Rammekens uitliep in het zuidelijk
deel van het tegenwoordige Sloe
Het bleek echter spoedig, dat niet
alleen het havenkanaal maar ook
de Welzinge voor de scheepvaar
vele moeilijkheden opleverde. On
eenige schuring van water te heb
ben werd in 1550 het Molenwatei
gegraven, groot 11 gemeten, (on-
gev. 4,4 H.A.) om als spuiboezen.
dienst te doen. Dit was echter nie
voldoende. De haven bleef ver
zanden. Uitdiepen hielp niet. Ook
de Welzinge gaf veel moeilijkhe
den.
Daarom besloot het bestuur van
Middelburg in 1610 om van uit de
stad rechtstreeks naar het Zui
den een kanaal te graven naar de
Wester-Schelde. Dit kanaal zou
door de ambachten Hayman, Wel
zinge, Oost-Souburg en Nieuwer-
ve loopen, welke ambachten toen
in 't bezit van Middelburg waren.
Alles was reeds door de Staten
geapprobeerd (goedgekeurd) mei
bijvoeging van den tijd, binnen wel
ken de haven klaar moest zijn. De
steden Vlissingen en Veere prote
steerden tegen dit octrooi. Zij za
gen in dit nieuwe kanaal een toe
name van Middelburgs bloei er
schade voor hun handel. Vlissin
gen verklaarde, dat geen octroo
mag worden verleend in haar pre
judicie (nadeel) en zonder haai
consent (toestemming). Van ouds
bestond er tusschen beide steder
een antagonisme. Middelburg had
vroeger zelfs bezwaar gemaakt,
toen Vlissingen binnen de stad
haar havens wilde uitbreiden.1)
Vlissingen kreeg ten laatste
haar zin en van de nieuwe haven
naar de Schelde kwam niets. Toch
heeft Middelburg het plan nie'
spoedig laten varen, want toen in
1679 zij het ambacht Nieuwerve
dat aan de Schelde ligt, verkocht,
werd in den koopbrief o.a. be
paald, dat, ingeval Middelburg
een haven naar de Schelde wilde
graven, dit door de bezitters var
het ambacht moest worden toege
staan.
Middelburg heeft nog 2 eeuwen
met haar oude haven gesukkeld.
Duizenden en nog eens duizender
guldens werden voor verbetering
vergeefs uitgegeven. En toen ein-
Ook in Holland bestonden zul
ke onderlinge tegenwerkingen tus
schen twee naburige steden, b.v
tusschen Delft en Schiedam, Kam
pen en Zwolle.
delijk in 1817 de nieuwe haven
naar het Veersche Gat kwam, was
de handel verloopen.
18 Januari 1854.
Te Middelburg wordt een proef
neming gehouden om de straten
met gas te verlichten.
21 Januari 1757.
Willem te Water wordt te Axel
geboren.
Hij was een waardig lid van het
geleerde en beroemde Zeeuwsche
geslacht Te Water. Zijn vader was
predikant te Axel. Na 't voltooien
zijner studiën werd hij predikant
te Hulst en in 1788 onder-regent
van het Staten-college te Leiden.
,4a opheffing van dit college in
1807 werd hij inspecteur van de
studiën der jongelingen, die rijks
beurzen hadden. Hij overleed 14
December 1831.
21 Januari 1847.
De landbouwer-dichter Jacobus
raro overlijdt te Schoondijke.
Deze Zeeuwsch-Vlaming mag
in de Zeeuwsche Kroniek niet ver
geten worden.
Hij was 11 October 1763 te Wa
terlandkerkje geboren. Op volwas
sen leeftijd gekomen, bleek hij te
behooren tot de ontwikkeldste
landbouwers van Z.-Vlaanderen.
Door eigen vlijt en studie had hij
zich vele wetenschappen eigen ge
naakt. Hierdoor werd hij de vraag
baak van velen. In 1819 werd hij
jenoemd tot lid van de Provinciale
Commissie van Landbouw. In 1843
vas hij medeoprichter van de be
kende Z. L. M.
Hij had een diep gevoel voor de
schoonheid der natuur en bezat de
gave om die indrukken in onge
kunstelde gedichten weer te ge
ven. Vele van zijn gedichten zijn
verzameld door G. P. Roos en in
1856 uitgegeven.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)
LEVENSERVARING.
Als twee vrouwen, die elkaar
niet kunnen uitstaan, 't een keer
goed met elkaar kunnen vinden,
dan gebeurt dit gewoonlijk ten
Koste van een derde.
Als twee menschen, die elkaar
niets hebben te zeggen, en toch
met elkaar moeten praten, dan
maken zij conversatie.
Als twee oude menschen zich met
elkaar onderhouden, dan spreken
zij van het verleden; twee jonge
menschen spreken altijd over de
toekomst.
Als twee menschen elkaar goed
verstaan, dan hebben zij geen
woorden noodig; verstaan zij el
kander niet, dan helpt een heel
woordenboek zelfs niet.