ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD TEEKENPLAATJE. m AN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COUPAhTl WAT EEN VERSCHIL. Carla Hoog. IN DE KOU. RAADSELHOEKJE. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. VOOR KLEINEREN. (oor en rug). Ik spreek mijn neefje Henk el- ken dag tegenwoordig. Prinses. OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. VOOR KLEINEREN. ZEEUWSCHE KRONIEK. DE ERF-OOM. n« Jaap Vroolijk stapte op een keer Het regende geducht Al in een grooten modderplas, Want hi) keek in de lucht. Hij lachte luid om het geval En zei: Dat doet geen pijn 't Is eigen schuld en 'k had dus maar Zoo dom niet moeten zijn Jan Mopper kwam denzelfden dag Ook in een plas terecht En hier ook was het eigen schuld, Maar Jans humeur was slecht. Hij raasde, tierde honderd-uit, Gaf iedereen de schuld Alleen van eigen domheid was Ons Jantje niet vervuld. Jaap Vroolijk vind 'k een leuken baas, Op hem lijk ik wat graag. Op Jantje Mopper niet O. nee 'k Moet lachen om die vraag Op een morgen vriest 't geweldig. 't Lijkt een beetje op de Pool Omaatje brengt kleine Elly Naar de nieuwe kleuterschool. Daar zijn heel wat jonge kindren In de gang. Wat is 't er koud Och, een dreumes staat te huilen 't Jongentje is vier jaar oud. Omaatje heeft medelijden, Zegt: Wat is er, kleine vent Kom, vertel mij maar eens even Waarom jij aan 't huilen bent. Ben je soms gevallen, baasje Heb je pijn Waar is het dan: In je hoofdje, aan je knietje Heb je 't koud, m'n kleine man En het kleumend, kleine baasje, Het gezichtje rood van kou, Antwoordt snikkend: Ik heb tranen Anders is er niets, Mevrouw (Historisch). 1. Mos, kou; Moskou. 2. O Oliebol els China o 1 i e b o 1 rebus kop 1 3. Oeral. Lor, roer, Leo, ra. 4. Brand, net, el; brandnetel. 1. Heeft Anna de visch al schoon gemaakt (hals). Wat vind ik het voor u gezellig, wat u een logé heeft (enkel en oor). De bal kwam onder de kast te liggen. (mond). 2. Een brandklok en een duiker klok. 3. Een salamander. 4. Piet trui gril Zaan mist berk slak 1. Mijn geheel wordt met 8 letters geschreven en noemt een plaats in Friesland. 8, 5, 6, 6, 4 beteekent vreemd, mal. 5, 2, 3 komt van het schaap. Een 1, 6, 4 is een zangstem. 7, 2, 2, 8 is een kleur. Een 3, 2, 7 is een vod. Een 8, 6, 3 ligt tusschen bergen. 2. Vul deze 16 vakjes in met: 6E1I1B1D2K2L2R1Z maar doe het zóó, dat je van links naar rechts en van bo ven naar beneden leest: lo rij een boom, 2o een viervoetig dier. 3o een toespraak. 4o een grondsoort. 3. Mijn eerste is een vaartuig, mijn tweede komt dikwijls bij som men voor en mijn geheel kan een ware ramp zijn. 4. Mijn geheel wordt met 7 letters geschreven en noemt een jon gensnaam. Keert men mij om, dan blijf ik altijd dezelfde. Hoe kan dat 1. Als 1, 2, 3 familie van je is e* 4, 5 het grootste deel va* speelgoed, dat heelemaal rond is, welke edelsteen is dan 1, 2, 3, 4, 5 2. Verborgen boomen. Heeft zij de nieuwe mand nu al stuk gemaakt Wat kijk je somber, Karei. Is er iets Oom Jan wil graag op reis gaan. Moeder wil in de groote doos de wol verzenden. (2) 3. Ik had een harden steen in mijn handen, maar liet 'm bij onge luk vallen. De kop brak er af, maar dat was niet erg, want toen kon ik de rest eten. 4. Met k ben ik een huisdier, met m niet droog, met 1 lang en smal, met g een opening en met r een knaagdier. Zin en On-Zin. Het geeft geen zin, zich blind te staren op den goeden ouden tijd. Het is de vraag trouwens, of die wel zoo veel beter was, als zijn lofzangers van thans ons willen doen gelooven. Maar in elk geval en hoe dat ook zij: wij leven in het heden, en wij moeten met het heden leven. Doch onder één beding: dat wij bewust dat heden ondergaan, dat wij niet alleen i n, maar ook den kend, critisch, oordeelend, des noodig durvend veroordeelen, er tegenover staan. Een mensch van dezen tijd, goed, zeker. Maar niet: een klakkeloos onbewust meedrijvend wezen-loos wezen in den maalstroom van het heden. Twee verschillende uitingen van den geest van 't heden heb ik dit maal op het oog hier. Anderhalve week geleden kwam de „Pelikaan" uit Nederlandsch- Indië in het Vaderland terug, en met mijn honderdduizenden mede- landgenooten heb ook ik in span ning, soms met ontroering, ge luisterd naar het radio-verslag van zijn aankomst. Zeker, wat die ra dio-prater zeide was wel eens wat erg onbenullig, maar hij moet ook voor de vuist weg z n tijd volpra- ten. Doch toen een autoriteit op dat terrein ons vertelde van de moeilijkheden, toen de reporter ons de entourage beschreef, bo venal, toen wij uit den mistigen nachthemel het aanzwellend mo- torgëzoem en later de landing hoor den, het gejuich uit duizenden ke len, 't Wilhelmus dat men zong.. En nog weer later, toen onze mi nisters dat koene viertal toespra ken. Dat was mooi, heel mooi, dat was goed, waar en verheffend. We mogen gerust zeggen: op d i e wijze gebruikt is de technische vooruitgang, in haar wonderlijke vlucht, een aanwinst voor ons cul- tureele bezit. Zoo kan zij onder bepaalde omstandigheden zelfs tot een zegen worden. Maar nu het droeve tegenbeeld. Ik heb het zelf niet gehoord, al leen maar gelezen dat men het ge val voorbereidde. Op Oudejaarsavond zou een staf van een onzer omroepvereenigin- gen zich naar het lichtschip Haaks begeven, en daar een zendinstalla- tie oprichtenopdat de eerste stem die in het nieuwe jaar door de radio in onze huiskamers zou klinken die van den kapitein van dat lichtschip zou wezen. Ik vraag u in gemoede: kan het nog zotter Is dat nu niet een uiting van Amerikaansche bizarheid, van sensatie-zucht, den Nederlander onwaardig Is dat valsche schijn in plaats van mooie werkelijkheid, of niet Critisch moeten wij staan in en tegenover het heden. Wat de vooruitgang der tech niek ons kan bieden tot verrijking van onze kennis en verheffing van ons gemoed, het ware con servatieve struisvogelarij, dat niet dankbaar aan te nemen. Maar wat de rariteiten-zucht aan zotternij uitdenkt, dat moeten we durven verwerpen ook. Seneca Jr. 10 Januari 1540. De leprozen te Middelburg, wo nende buiten de Noordpóort, krij gen op hun verzoek van de regee ring der stad Middelburg toestem ming om buiten de Noorddam poort te gaan wonen. De leprozen of melaatschen moesten voornamelijk leven van de aalmoezen, die hun werden uitge reikt. Zij mochten echter niet met de menschen converseeren (om gaan). Daarom woonden zij buiten de stad. Een niet besmet persoon zat dagelijks aan den weg voor de woning der leprozen om met den klap aalmoezen te vragen. Daar in de zestiende eeuw op den weg buiten de Noorddampoort, den weg naar het toenmaals bloei ende Vere, meer passage was dan langs den Noordweg, kon ver wacht worden, dat daar de aalmoe zen milder zouden vloeien. 13 Januari 1426. Hevig gevecht bij Brouwersha ven tusschen de legers van Filips van Bourgondië en Jacoba van Beieren. Het was tijdens de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten. Gravin Ja coba van Beieren had te strijden tegen haar machtigen neef, hertog Filips van Bourgondië. Humphrey van Glocester, broer van koning Hendrik V van Enge land, echtgenoot van Jacoba, zond een krijgsmacht naar Schouwen, daar hij rekende op de hulp van de Renesse's, de Haamstede's en an dere Hoeksgezinde edelen. De vloot met landingstroepen werd door de schepen van Filips versla gen en verstrooid. De Engelsche schepen, die ontkwamen, zetten de troepen bij Brouwershaven aan wal. Floris van Kijfhoek, aanhan ger van Jacoba, was heer van Brouwershaven. De benden van Fi lips wisten de Engelschen, aange voerd door Floris van Haamstede, ook te land te verslaan, waarbij vele edelen sneuvelden. Na deze overwinning werd Fi lips erkend als ruwaard van Zee land. Hij benoemde Frank van Bor- sele tot zijn stadhouder. 13 Januari 1872. De Sloedam, die Walcheren en Zuid-Beveland verbindt, wordt voor het publiek geopend. In 1871 was de dam gelegd. Naast de spoorbaan kwam een breede straatweg voor het publiek •verkeer. Tot dusver was de com municatie tusschen Walcheren en Zuid-Beveland door een veer on derhouden. De trein, die van uit Brabant van af 1 Juli 1868 tot Goes reed, kwam nu ook naar Walche ren, zoodat op 29 Febr. 1872, de dienst tot Middelburg werd ge opend. Zeeland was uit zijn isole ment verlost. 14 Januari 1808. Zeer groote watervloed in ge heel Zeeland. Deze watervloed is na dien van 1530 de ergste geweest in ons land. Vooral Zeeland werd zeer ge teisterd. In den nacht van 14 op 15 Januari 1808 was het springvloed. Een hevige storm uit het Noord- Westen dreef het zeewater zóó hoog op, dat in alle deelen van Zeeland dijken doorbraken en de polders invloeiden. In Walcheren met Nieuw- en St. Joosland 1400 gemeten, in Zuid-Beveland 12500 gemeten, in Noord-Beveland 400 gemeten, in Schouwen-Duiveland 2100 gemeten, in Tholen 1600 ge meten en in 't tegenw. Zeeuwsch- Vlaanderen 19820 gemeten. Dat in Zuid-Beveland zooveel land over stroomde, kwam, omdat de groote polder Kruiningen geheel onder liep. En in Z.-Vlaanderen waren vroeger vele zeearmen, die ver het land indrongen en waarin het wa ter werd opgezweept. De stad Vlissingen had bijzonder veel te lijden. Bijna de geheele stad stond blank. In de Groote Kerk stond het zeewater 44 c.m. hoog. Op het kerkhof kwamen de lijken uit den grond naar boven drijven. Het ergste van den watervloed was, dat te Vlissingen 31 men schen verdronken, in Z.-Vlaande ren 21, in Zuid-Beveland 7 en te Veere 4 personen. Deze laatste stad had ook veel geleden, al was het niet in zoon grooten omvang als in Vlissingen. Zooals gezegd, verdronken 4 personen in hun ondergeloopen woningen. Den an deren morgen voer men nog met schuiten door de straten om de op hun zolders of bovenkamers ge vluchte bewoners met hooivorken brood en ververschingen toe te reiken. Te Middelburg was de wa terstand 4,38 M A. P. Het wa ter liep dan ook over de vloedplan ken de lagere straten in. In de na- bijstaande Vischmarktkerk aan de Zusterstraat stond het water eeni- ge voeten hoog. In den Westkap- pelschen dijk werd wel een groot gat geslagen, doch met man en macht wist men den dijk te behou den. De duinen namen op sommi ge plaatsen 3 voet af. Van 't overige Zeeland heeft het dorp Kruiningen het meest gele den. In den zeedijk werd een ope ning geslagen van ruim 60 roeden lang. Veertig hofsteden met ge vulde schuren werden onbewoon baar en verlaten. Het gezin van den arbeider Dignus Geluk, wiens woning instortte, kwam in de gol ven om. Een nieuwe dijk, die de* polder moest sluiten, kostte ruil* een half millioen gulden. Verder zijn in geheel Zeeland meer dan 700 stuks vee verdron ken. De opgeborgen oogst in de schuren of op de zolders werd be- vdorven. Ook de goederen in de on dergeloopen kelders in de stede*. Niettegenstaande de moeilijke tijden, waarin ons land zich des tijds bevond, bleef de weldadig heid niet achterwege. Uit alle dee len van ons land kwamen belang rijke giften om de ellende in Zee land te lenigen, Koning Lodewijk Napoleon schonk 50.000. Na ver loop van tijd werden de dijken van alle polders hersteld, 't geen eeni- ge milioenen guldens kostte. Maar het Luctor is weer gevolgd door het Emergo. R. B. J. <L M. (Nadruk verboden.) „Nietwaar, meneer de rentmees ter, u, die zoo dikwijls naar Kirch- dorf gaat, naar mijn oom Andreas, u houdt hem dat weieens voor, nietwaar Wat moet die Ursula, die oude vrijster met zoon groot huis, met al dat terrein Zeker, om het later allemaal aan het klooster te vermaken Die juf frouw heeft in al die twintig jaren, dat ze het huishouden bij mijn oom doet, zich toch al een aardig ver- mogentje weten te vergaren! Luis ter, meneer Walther, ik vind, dat ik als allernaast familielid toch zekere meer recht heb dan een dienstbode, die reeds tijdens het leven van den ouden heer zich heusch genoeg heeft toegeëigend. Eerlijk is eerlijk „Ja, ja, zeker, zeker, barones S" viel ik de bekoorlijke, even der tigjarige, jonge vrouw bij, zoowel ter wille van haar, met aile-reden, opkomen voor het natuurlijk erf recht tegenover een klaarblijkelijk onrechtmatig erfrecht van de an dere persoon, als terwille van mijn bereidwilligheid, den ouden heer Von Krispin in Kirchdorf bij te brengen zijn testament ten gunste zijner nicht te wijzigen, of, in ge val hij nog geen testament mocht hebben opgesteld, heelemaal geen testament te maken, waardoor zijn nalatenschap van zelf zou komen aan de eenige nog levende verwan te, de erfenis-begeerige, van zijn goederen zeer vervulde jonge, mooie nicht, mevrouw de barones Von Krispin. Ik zei dus niet veel meer dan „ja, ja, zeker", waarop de barones deze belofte direct beantwoordde met een veelzeggenden blik uit haar begeerende, diep-blauwe oogen, die tegelijk zoowel bezwe ring als bevel inhield. Onmiddellijk hierop vroeg ze dan: „Hebt u mijn nieuwen wagen, reeds gezien

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 9