DAMMEN EN SCHAKEN, VOOR DE JEUGDa On?!er redactie van li§,u I GOES—KATTENDIJKE—WEMELDINGE KAPELLEKLOETÏNGEGOES. DE KLIM-0P. Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. HANSI. IN DE MAAT. VAN TWEE GANSJES EN EEN HOND. r o S> li w - ctf M O TJ L> CÖ >T CJ «-H *00 oj a) Ck) -r 3 üU2n3JS MPS -aQ 13 '|H 'S-BC steen werd gelegd op den 2den April 1860. Den eersten December van het volgende jaar werd het nieuwe kerkgebouw plechtig inge wijd. lid. Bij ij deze gelegenheid werd door ds. F. W. Merens, die 't vorige jaar te Vlissingen was gekomen een orgel ten geschenke gegeven R. B. J. d. M (Nadruk verboden.) Neen, dat opschrift is geen vergissing en evenmin is een be richtje over een gegunde of ge weigerde autobusconcessie in het Zondagsblad terecht gekomen. De Aardstippelaars zijn Zondag eens wat in de buurt gebleven meer niet. - Dat komt trouwens tegen het eind van de maand wel meer voor. Als u begrijpt waarom wel, dan kan ik dat niet helpen. Maar 'k zèg het u niet. Er was 11. Zondag nóg wat bie- zonders. A*** was ambtelijk ver hinderd en J*** en P*** wilden niet al te vroeg op stap. Als u be grijpt waarom, enz. enz. zie bo ven. Zoodat het geviel dat I***, F*** en S*** des morgens om half ne gen op stap gingen, om naar Arne- muiden te wandelen, terwijl de wedstrijdleiding den twee opge- melden comparanten veroorloofd had met den trein van half tien uit Middelburg herwaarts te vertrek ken. Wij wuifden al een mijl tevoren tegen den aankomenden trein het bleek tegen een machinist en een conducteur geweest te zijn. Opgemelden schrokken slechts wakker door den schok van het stilstaan. Als u begrijpt, enz., zie, boven. Gelukkig waren ze althans present. Onder de ditmaal beproefde lei ding van I***, geboren en getogen in deze vruchtbare landouwen, hebben we toen het traject, in 't opschrift dezes vermeld, geloopen. Veel valt er niet van te vertellen dat het gezellig was, en heerlijk frisch in het Zondagmorgenzon netje, is wel waar, maar meer een privé-aangelegenheid. 't Was net zomer, en de tocht Kattendijke-Wemeldinge, langs het stoomgemaal over den dijk met toelichting omtrent de landing van Prins Willem door onze vrouwe lijke gids was een waar genot. Kattendijke's mooie „oude kerkje vindt u hierbij als illustratie afge beeld. Dat het in zoon klein, vriendelijk en rustig dorpje soms zoo heet kan toegaan hè Een uur voor Wemeldinge ziet en hoort men de scheepvaart al; toeteren en blazen, sleepen die om de N.W. trekken: de groote verbinding van Antwerpen met den Rijn. Zeventig tot tachtigdui zend schepen per jaar, vertelt de restaurateur-scheepsbevrachter Smits ons. Twee plaatjes van de drukte vindt u hierbij: een sleep vaart de kleine sluis in, en een al gemeen overzicht. Merkwaardig dat die varens sfeer altijd zoo'n genoegelijke en gemoedelijke roezemoezigheid geeft 9 Langs en over den dijk zijn we via den Postweg, Kapelle en Kloe- tinge Goeswaarts gestapt, een flinke marsch nog. De reactie der tegenkomende Zondagslingen was heel verschillend. Velen vonden 't gewoon, dat wij in een voor wan delaars geschikt doch overigens onopvallend costuum langs den Deze partij werd gespeeld in den Winterwedstrijd 1933-'34 van de Schaakvereeniging „Middel burg". Wit: H. VOORHANS. Zwart: J. LAVOOY. 1 d2d4 d7d5 2. c2—c4 v Lc8f 5 Dit is niet goed, zwart verliest te veel tempi en komt gedrukt te 3. c4Xd5 Dd8Xd5 4. Pblc3 Dd5d8 5. e2e4 Lf 5—gó 6. Lele3 e7e6 7. Pgl—f3 Lf 8d6 8. Lf 1—d3 Pb8d7 9. 0—0 Lg6h5 Beter is: 9c7c6; ge volgd door Pg8e7 en 00 10. e4e5 Ldó—e7 11Ld3e2 Hier was ook Pc3e4 en ver der naar g3 of Pe4d2 te spelen. 11c7c6 12. Pf 3d2 Lh5Xc2 13. DdlXe2 Dd8—c7 14. Tal—el a7—a6 15. f2—f4 g7g6 16. d4d5! Le7c5 17. Le3Xc5 Beter is 17. d5Xc6; Le5Xe3f. 18. Dd2Xe3 en 19. Pc3e4. weg kuierden. Maar onderschei dene betrekkelijk jeugdige en dus vermoedelijk niet over-wijze vrouwspersonen konden een ge- gichel, lachbui of een minachtend- luid uitgesproken „bespottelijk" niet voor zich houden. Een onschuldig vermaak het welk ons slechts het tegendeel van verdriet berokkende Maar ja hoe is de mensch alles wat buiten zijn gezichtskrin getje ligt, is hij zoo licht geneigd bespottelijk te achten. Mede dank zij het fraaie nazo- merweer is ook deze kuier in be kend gebied en dicht bij honk aan genaam en leerzaam geweest. Natuur moog' verwelken, Haar schoonheid vergaan, De klimop staat groenend, Vol glanzige blaan. Het moog' om haar wint'ren En nevelen grauw, Zij tart al het stormen, Doorstaat alle kou. Zij weet van geen welken, Al wisselt 't seizoen, Blijft groeien en bloeien, Blijft jeugdig en groen. Trots woedende vlagen Richt zij zich omhoog, Vol frischheid, vol leven, Bekorend het oog. Haar streven is immer Op 't hoogste gericht, Haar willen is kunnen, Haar doelwit is 't licht. Och, ware mijn leven Die klimop gelijk, Volhardend in 't streven, In 't slagen zoo rijk M'burg. H. den Engelsman. Pd7Xc5 a b c d e 1 g h 18. Pd2—e4 Met 18. d5—dó, Dc7—b6; 19. Pd2—c4, Db6a720. Kgl—hl behoudt wit een sterk spel. Nu maakt zwart gebruik van wit's zwakken zet. 18Pc5Xe4 19. De2Xe4 Dc7—bóf 20. Tfl—f2 c6Xd5 21. De4a4+ Db6c6 22. Da4Xc6f Was hier 22. Tf 2c2 niet iets beter 22b7Xc6 23. Tf 2c2 Pg8—e7 24. Pc3e2 0—0 25. Pe2—d4 Tf 8—d8 26. Pd4Xc6 Pe7Xc6 27. Tc2Xc6 a6a5 Er werd, nadat er nog eenige zetten waren gedaan, tot remise besloten. n -o» door H. A. H. Marcus. (Slot). Op zekeren dag kwam een Tan te Heidi halen om bij haar te lo- geeren. Tante woonde beneden aan het meer en Heidi stelde zich er veel van voor, eiken dag daar in te kunnen zwemmen. Toen ze weg was, was Hansi geweldig uit zijn humeur, niets kon hem schelen, ook niet, dat hij standjes van den kok en van Em ma, het kamermeisje, opliep. Zelfs van Frida, de kellnerin, met wie hij eigenlijk niet eens te maken had. Uit verveling en kwaadheid slenterde hij naar het hok van de vogels. Om er bij te kunnen, moest hij op een steenen muurtje klim men, en hoe het nu kwam Op eens gleden zijn spijkerschoenen uitHansi viel en kwam eenige meters lager op het weiland te recht, niet eens hard, alleen lag zijn eene been zoo raar onder hem en toen hij overeind wilde ko men„au, au help au, ik kan niet op klonk het. Op eens stonden ze allemaal, uit de keuken gerend, om hem heen. Wat er toen met hem gebeurde, wist hij later niet meer na te ver tellen, te veel pijn had hij; het eer ste, wat weer goed tot hem door drong, was, dat hij in het Fordje van den dorpsbakker op weg was naar het stadje beneden in het dal. Niet lang daarna werd hij het ziekenhuis ingedragen en bleek het, dat zijn been gebroken was. Daar lag nu de arme Hansi met zijn gespalkte been. De dokter had gezegd, dat het een breuk was, die mooi heelen kon, zoodat Hansi na een poos weer net zoo zou kun nen loopen als vóór den val. „Maar geduldgeduld moet je hebben, zet je tanden op elkaar, kerel Weken zou het duren en in dien tusschentijd verliep het seizoen en dus zijn verdiensteen Moeder, die niet weg kon van de zaak De patiënten in de andere bed den waren wel goed voor een aan- spraakje, maar hij verlangde zóó naar een bekend gezicht. En op nieuw begon hij te tobben: „wie zou er nu zorgen, dat zijn vogels veilig in het nachthok geborgen werden; wie deed zijn werk Na-- tuurlijk had hij nog niet genoeg verdiend .voor Moeders reis naar Vader. Zoover gekomen, hielp het niets, of hij de tanden op elkaar zette, de tranen sprongen hem toch in de oogenDen tweeden dag, dat Hansi in het ziekenhuis lag, bracht de zuster hem een groot pakket Van de Hespi's kwam het. Vruch ten en lekkers kwam er uit en on deraan een langen brief van Frau Hespi hadden ze allemaal hun hanteekening gezet: Mijnheer Hes- pi, Emma, Frida, Resi en André, de kok. 't Was erg aardig, maar waar Hansi aldoor over piekeren moest, was, dat zijn plaats was in genomen door dikken Franz van den postbo'de, Franz, de jongen, dien hij toch al niet kon uitstaan, zou nu al zijn werk doen Als hij maar kon opstaan, zou hij hem j toch heel gauw wegboxen En van zijn vogels moest hij heelemaal af blijven. Maar wie moest het dan doen André was te oud en te dik, om op den steenen muur te klim men en zoo bij het hok te komen Tobben moest Hansi en blij was het hem niet te moede Den dag daarop zag Hansi door het raam een auto stil houden, die hem bekend voorkwam. Ja hoor Dezelfde, dien hij met de tuinslang had afgesproeid en waarvan hij de ruiten had opgewreven, 't Was de auto van Mijnheer en Mevrouw Baer uit Bern, die in „Meerzicht" logeerden. Zie, daar stapten ze uit en ook de Mevrouw uit Bazel. Even later zaten ze om Hansi s bed, druk te praten en te vertel len. Hij moest vele groeten hebben en beterschap wenschen van de gasten in het hotel. Als hij weer al leen lag, moest hij maar eens kij ken, wat er in de enveloppe zat, die Mevrouw Baer op zijn tafeltje legde. Wat daar in zat, had hij van allemaal, en deze boeken van de drie Hollandsche dames, dan had hij wat te doen. Alleen toen Han si vroeg, hoe het met Max en Mo- ritz ging, bleef het een oogenblik stil. Totdat Mijnheer Baer hem eindelijk het droevige vertelde. In den vroegen morgen, toen het nog maar amper licht was, hadden ze een kraai o zoo hooren schreeu wen Toen Resi om zes uur naar den houtstapel liep, had ze Moritz op zijn kant, dood in het gras ge vonden. Hij had een klein wondje aan zijn hals. Het was wel te ra den, wat er gebeurd was. Moritz, die 's avonds niet zijn hok had kunnen bereiken, had blijkbaar in het gras overnacht en was daar door een wezel besprongen Toen het bezoek weg was, lag Hansi maar te denken over Max en Moritz. Max had zich wel we ten te redden, en buiten gevaar in den populier overnacht, maar die arme Moritz Als hij nu maar niet gekortwiekt was geweest. Nu ja, als hij, Hansi, dat ongeluk niet gehad had, dan zou hij wel ge zorgd hebben, dat hem niets over komen was. Dan was het immers niet gebeurd, het was nu ongeluk kig geloopen. Daarop maakte hij de enveloppe open: dat was een groote, groote verrassing Alle gasten van hotel Meerzicht zonden hem hun beste wenschen voor spoedige beter schap en een sommetje geld, om dat hij nu zijn verdienste zou mis sen Hoe heerlijk, nu kon Moeder toch van den winter naar Vader en misschien bleef er zelfs nog wat over ook Toch had hij het nog liever zelf verdiend. Als hij er aan dacht, dat Franz nu zijn plaats in nam, kon hij haast niet blijven lig gen, maar het moest wel. Hij kon niet opkomen, nog minder staan of ioopen. Machteloos was hij. Net als Moritz, flitste het door hem heen, die was ook onmachtig uit den weg te komen, zelfs toen het om zijn leven ging Kom, dat was toch niet hetzelfde. Vooruit, hij zou wat gaan lezen en hij pakte de boelien, die hij gekregen had, uit het papier. Maar toen de zuster later met een brief van Heidi bij Hansi kwam, zag ze, dat hij het boek, Lad Eén-twee Eén-twee! In de maat Gaan wij allen door de straat Eén-twee Eén-twee Wij marcheeren Wie 't niet kan, die moet 't maar leeren Eén-twee Eén-twee Zóó gaat 't goed Iedereen doet graag als 't moet Groote Anton slaat de trom: Rom-bom Rom-bom Rom- bom-bom Eén-twee Eén-twee Jongens, kom Nu nog even achterom O, we zijn nog lang niet moe. Gaan naar huis nog niet gauw toe Eén-twee Eén-twee klinkt 't steeds voort 't Is, of je niets anders hoort Zelfs de huizen in de straat Zeggen: Eén-twee In de maat Totdat Moeder roept: naar bed Uit is voor vandaag de pret I Allen gaan nu fluks naar huis En zijn stil plots als een muis Carla Hoog. waarin hij zoogenaamd lag te le zen, ondersteboven hield. Blij stak hij zijn hand naar het briefje uit. Veel stond er niet in, want Heidi schreef nog met heel groote letters en Tante had haar zelfs met de moeilijke moeten helpen. „Word maar gauw beter", schreef ze. „Met Franz word ik vast geen dik ke vrinden, zooals met jou. Als ik weer thuis ben, kom ik je bezoe ken," „Gelukkig" dacht Hansi, „als ze Franz ook niet kan uit staan, dan is het goed." Hij werd ook steeds blijder, toen hij over het gekregen geld nadacht, 't Was toch een fijne meevaller Toen keerden zijn gedachten naar Heidi terug. Zij zou er ver driet over hebben, dat Moritz dood was; ze had altijd zoo'n schik gehad in dat vogelpaar. En nu was Max nog maar alleen over. Er kon hem toch ook wel iets overko men. Ja Hij zou het doen Als Heidi kwam, zou hij het haar wel uitleggen, dat hij niet anders kon handelen, dan Max zijn vrijheid te geven. Ze zou het wel begrijpen en goed vinden ook. En toen de zuster weer op de zaal kwam, vroeg hij briefpapier en schreef hij aan André en Resi, of zij voor Max wilden zorgen, zoolang het noodig was. Maar ze mochten volstrekt niet meer zijn vleugels knippen Die moesten groeien en sterk worden, zóó dat ze Max konden dragen en hij vrij zou zijn. Toen Hansi, nadat hij den brief geschreven had, zich weer in zijn boeken verdiepte, kon hij er wel zijn gedachten bij houden, ja er zelfs van genieten. Twee gansjes zaten in een mand, Een vogelmand van riet. Ze gingen daarin naar de markt, Dus prettig was dat niet Daar kwam op eens een hondje aan. 't Had haast: liep op een draf Maar plots bleef 't vóór de mand nu staan En blafte: Waf woef waf Het hondje liet zijn tanden zien. En ging geducht te keer. Maar 't was ook hier, als 't spreekwoord zegt, 't Werd heel gauw: leer om leer! Want, kijk het puntje van zijn staart Kwam bij de kooi en toen Wat dacht je, dat de gansjes nu Heel gauw wel zouden doen Zij pikten hap plots in zijn staart 't Was zijn verdiende straf En jankend ging de hond naar huis. Hij droop weer haastig af Carla Hoog. I s bc I - c '41

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 12