DE DOCHTER VAN ALVA,
KRONIEK van den DM.
9NDERWUS.
LEGER EN VLOOT.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN ZATERDAG 18 NOVEMBER 1933. No. 273
DE BÖOTDSENST
VLISSINGEN—TERNEUZEN.
Poolsche kwesties en wat er
misschien altegader meê sa
menhangt.
Als het zuiver, uitsluitend en alleen
met Wilsoniaansche nobele bedoelingen
geschied was, dan zou men althans als
een der creditposten op de eindbalans
ran den wereldoorlog mogen boeken de
wederopstanding van den Poolschen
staat.
Op z'n zachtst gezegd mag echter
eenige twijfel aan de volkomen zuiver
heid der bedoelingen niet ongerecht
vaardigd schijnen. Want het lijkt er toch
wel heel veel op, alsof Frankrijk meer
het oog heeft gehad op een verzwakking
van Duitschland aan den Oostkant, en
versterking van eigen positie door een
jemi-vazallenstaat daar, dan op het wel
zijn van de Polen alleen.
Polen is zonder twijfel een eigen land
es volk, en volgens Wilsons opvattingen
behoort het dus een eigen souvereine
staat te zijn. Tot zoover klopt het.
Maar de Opper-Silezische kwestie
klopt al niet heelemaal meer, en de
zaak van den Corridor klopt daarente
gen zelfs heelemaal niet. Stel u voor,
om eens een ongeveer gelijksoortig en
voor Zeeland bijzonder sprekend voor
beeld te nemen, dat de Westerschelde
van Antwerpen tot in volle zee alleen
en uitsluitend onder Belgische souverei-
niteit stond; dat dus langs heel de Zuid
kust van Zuid-Beveland en Walcheren
douane lei, en langs de Noordkust van
Zeeuwsch-Vlaanderen eveneens; dat
men, op de boot van Breskens, Hoede-
kenskerke of Hansweert stappende, zijn
paspoort moest vertoonen; dat alle goe
derenvervoer op onze provinciale stoom
bootdiensten slechts met verzegeling on
der douaneloodjes kon geschieden
Hoe zou Zeeland benoorden de Wester
schelde dat gevoelen tegenover Z.
Vlaanderen, en meer, véél meer nog:
hoe zouden de Zeeuwsch-Vlamingen
zich dan afgescheurd van overig Zeeland
gevoelen? Het lijkt u een vreeselijk
denkbeeld, nietwaar? Welnu: precies
zoo is het met Oost-Pruisen, dat door
eea> strook land den Poolschen corri
dor van overig Duitschland radicaal
afgescheiden is, zóó als een „Belgische
Westerschelde" Zeeuwsch-Vlaanderen
van onze provincie af zou snijden!
En als ons zoo iets onduldbaars dan
nog eens opgelegd zou zijn als één van
de vernederingen, die wij tengevolge van
een verloren oorlog zouden hebben moe
ten aanvaarden
Inderdaad, men kan het zich inden
ken wanneer een Duitschland dat naar
herwinning van. de erkenning zijner na
tionale waardigheid streeft, er op be
dacht is dezen doorn uit zijn vleesch ge
trokken te krijgen. En even natuurlijk is
het, wanneer de belangstellende buiten-
landsche toeschouwer, beducht voor de
herontwikkeling van den militaristischen
geest in het Derde Rijk, de vrees niet
van zich af zal kunnen zetten, dat voor
het beste middel tot rechtsherstel of tot
het scheppen van een wederom gezon
den toestand, aan een oorlog gedacht zal
worden
Het heeft er momenteel den schijn van
en naar onze meening voorloopig nog
niet zoo heel veel méér dan de schijn
dat deze vrees ongegrond is.
Als voortzetting van reeds door den
vorigen Poolschen gezant, Wysocki, bij
de Duitsche regeering ondernomen stap
pen, is dezer dagen de nieuwe gezant
van Polen Lipski op initiatief zijner re
geering, en dus vermoedelijk wel met
voorkennis van den Franschen bondge
noot, naar Rijkskanselier Hitier gestapt,
en die twee hebben toen over de ver
dere ontwikkeling van de betrekkingen
tusschen hun beider rijken gesproken.
Resultaat van dit gespprek was voor-
trocsMBiii iiHMirrMiiirMi3cig»imt«kLwJ«:nt«»aawüg3Boi»«HgsMK«aaua
door
ARCHïBAJp CLAVERING GUNTER
44).
Doch dat alles kost tijd en het is reeds
bijna een maand geleden sinds hij het
geheim van Paciotto deelachtig is ge
worden, dat Guy, zich meester maakt
van de karaveel „Esperanza", kapitein
Andrea Blanco, wiens scheepsjournaal
uitwijst, dat het schip nog nooit te Ant
werpen is geweest, daar het hoofdzake
lijk kustvaart heeft uitgeoefend in de
West-Indische wateren. Naar hij door
handig ondervragen en ernstige bedrei
gingen te weten komt, alsmede meent
te kunnen opmaken uit zijn accent, is de
man herkomstig uit Hispaniola, terwijl
de gansche bemanning nog nooit de
Noord Zee heeft bevaren.
Het vaartuig is zeer geschikt voor
zijn plannen. Het is een sterk gebouw
de bark van ongeveer driehonderd ton
inhoud, en naar zijn indruk een tamelijk
vlugge zeiler, hoewel niet te vergelij
ken met „Het Meisje van Dover", en is
gewapend met zeven stuks geschut aan
elk boord. Het heeft dan ook zich ge
wapenderhand verzet tegen „Het Meis
je van Aover", wat in deze ruwe tijden
gewoonlijk ten gevolge had de alge-
meene slachting van de equipage, vooral
daar het in het belang van den overwin
loopig 'n wederzijdsche solemneele ver
klaring van non-agressie: ze beloofden
elkaar dus, dat de een tegen den ander
geen oorlog in den zin had, en dat de
punten, waarover ze het niet eens wa
ren, op andere wijze dan met geweld
van wapenen tot een oplossing gebracht
moesten worden.
Als men nu in het oog houdt, hoezeer
Polen verknocht [de zetter gelieve de
„n" in dit laatste woord niet te verge
ten is aan Frankrijk, dan heeft het een
bijzondere beteekenis, dat een bericht
uit Parijs meldt, dat daar de Poolsch-
Duitsche besprekingen, welke hebben
geleid tot deze non-agressieverklaring,
in bevoegde Fransche kringen voldoe
ning gewekt hebben.
De Poolsche minister van Buitenland-
sche Zaken, Beek, heeft gisteren den
Franschen gezant in Warschau ervan op
de hoogte gesteld, en men oordeelde in
Frankrijk den hierdoor ontstanen toe
toestand in overeenstemming met de
Fransche politiek, zooals die door den
Franschen minister van Buitenlandsche
Zaken, Paul Boncour, in de Kamer is
uiteengezet en welke ten doel heeft een
atmosfeer te scheppen, welke gunstig is
voor de organisatie van den vrede.
Men ging in Parijs nog verder, en
knoopte er aan vast, dat Frankrijk een
dergelijke politiek van bi-laterale ver
dragen in overeenstemming verklaarde
te zijn met de Volkenbondspolitiek en
dat zij de organisaties van Genève moet
versterken. Frankrijk was reeds ver
heugd over de onderteekening der pac
ten tusschen Rusland en de Oost-Euro-
peesche landen en over het Grieksch-
Turksche non-agressiepact, en als er
eens directe Fransch-Duitsche bespre
kingen zullen worden gevoerd dan zal
dat preliminaire accoord tusschen
Duitschland en Polen de taak der Fran
sche regeering vergemakkelijken, wijl
Frankrijk dan, hoewel trouw blijvende
aan zijn bondgenootschappen, zich niet
meer zou behoeven te bekommeren om
de Poolsche moeilijkheden, welke door
dit accoord worden geregeld.
Ook het Duitsche commentaar is nog
al hooggestemd.
Er zal - zoo wordt daarin o.m. ver
klaard verder worden onderhandeld
over alle kwesties, die den laatsten tijd
bij de Duitsch-Poolsche betrekkingen 'n
rol spelen, en zulks in volkomen vriend-
schappelijken geest. In gezaghebbende
Duitsche kringen meent men, dat Frank
rijk een voorbeeld mag nemen aan deze
besprekingen, die hebben aangetoond
hoe men tot direct contact tusschen
twee staten kan komen zonder deze bij
voorbaat door voorbehouden te bemoei
lijken.
En in Engeland is men ook al verheugd
over dezen nieuwen koers.
De diplomatieke medewerker van de
"Morning Post" schrijft in een uitvoerig
artikel o.a., dat een der voornaamste
voorwaarden voor een Duitsch-Fransche
toenadering is, dat Frankrijk als tegen
prestatie voor de garantie van den te-
genwoord'gen toestand aan de West
grens van Duitschland zich afzijdig zal
houden van alle onderhandelingen, die
Duitschland met Polen en Cechoslovakije
denkt te voeren. In het bijzonder moet
Duitschland de vrije hand gelaten wor
den ten aanzien van de middelen, waar
mee het op vreedzame wijze de kwestie
van den Corridor en van Opper-Silezië
denkt op te lossen. Te Berlijn acht men
deze problemen niet onoplosbaar, voor
al wanneer Polen door Frankrijk niet
wordt aangemoedigd tot een zuiver
overwinnaarsstandpunt. Men hoopt zelfs
Polen tot het loslaten van den Corridor
naar is om hen zoodanig uit den weg te
ruimen, dat ze nooit iets zouden kunnen
navertellen over de Antwerpsche ha
vens en dokken. In strijd met zijn eigen
belang kan Guy er echter niet toe be
sluiten ze in koelen bloede te vermoor
den. Hij ontbood daarom Dalton bij zich
en zeide hem kortaf: „De omstandighe
den brengen mede, dat ik persoonlijk
het bevel over onzen prijs op me neem,
en met dertig man er mede naar Ant
werpen opvaar."
„Naair Antwerpen 'roept de luite
nant, „zeg liever naar den duivel! En
wie zal zich met u in het hol van den
leeuw wagen?"
„Als ik het u vroeg, zoudt gij met me
gaan", antwoordt de gezaghebber.
„Roep de equipage op het dek."
Als deze zich bijeengeschaard heeft
achter den grooten mast, laat Chester
zijn oogen eens gaan over zijn honderd
vijfentwintig mannen allen onverschrok
ken knapen, van den kok tot den
scheepsjongen toe, en zonder veel om
haal steekt hij van wal: „Makkers, ik
heb een mooi plannetje voorbereid,
waarbij meer buit is te behalen dan ooit
tevoren. Maar daarvoor moet ik dertig
van jullie met me mede hebben om on
zen prijs naar Antwerpen te brengen.
Als het misloopt, weet je wat Alva met
ons zal uitrichten. Het zal vuur en geen
water zijn. Maar lukt het wel, dan be-
teekent dat twintig dubloenen voor
iederen man van de quipage, en twee
te kunnen bewegen, wanneer men het
een vrijhaven in Litauen zou geven, mo
gelijkheden zou scheppen voor door
gaand spoorwegverkeer door Oost-
Pruisen en de Weichsel zou interna-
tionaliseeren,
Er begint waarlijk in al deze geluiden
iets van de Kerststemming, van „Peace
and goodwill to all nations" te komen.
Men mag nu misschien aan deze be
schouwingen niet een overdreven opti
mistische waarde hechten wij doen
dat althans zéker niet maar het ware
evenzeer glad verkeerd, er alle betee
kenis aan te ontzeggen. In de eerste
plaats zijn deze geluiden, als er ook
maar iets van gemeend is, beter en
gezonder dan vechtlustige taal, en in de
tweede plaats zal een betere verstand
houding, zoo zij ooit ontstaat, toch moe
ten beginnen met op deze wijze haar
komst aan te kondigen.
BIJ VERSTOPPING, spijsverteringssto
ringen, maagbranden, congesties, alge
meen gevoel van onwel zijn, neme men
's ochtends op de nuchtere maag een
glas natuurlijk „Franz-Josef'-bitterwater.
(Ingez. Med
m&uamsnsirMiMNiiniMnfliqiiN i ii iiiwi' nit Tmnrn—mirTm nmirrrarnn-nr?r
i
Het standpunt der Kamer van
Koophandel en Fabrieken
voor de Zeeuwsche Eilanden
te Middelburg,
Inzake het voorstel van Ged. Staten
tot opheffing van den bootdienst Vlis-
singenNeuzen heeft de K. v. K. te
Middelburg zich met een adres gewend
tot Prov. Staten van Zeeland.
Het is aldus vangt dat adres aan be
kend, dat deze Kamer steeds geijverd
heeft voor 't behoud van dien dienst;
't laatste toen in den aanvang van 1932
ernstig aan het voortbestaan werd ge
twijfeld.
26 Januari 1932 deed de K. v. K. reeds
uitkomen, dat de bezuiniging, die door
het stopzetten zoude worden verkregen
weer voor een groot deel illusoir zoude
worden gemaakt, doordat om een be
hoorlijke verbinding tusschen Walche
ren en Neuzen te behouden, het toen
noodzakelijk werd geacht van Breskens
naar Neuzen sneltreinen te doen loopen.
Het was toch niet wel te verwachten,
dat de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg
Maatschappij bereid zoude zijn ge
weest hiertoe over te gaan, zonder dat
haar eene niet onbelangrijke vergoeding
van de zijde der Provincie zoude wor
den toegekend.
Ged. Staten gevoelden toen in meer
derheid, dat het gewenscht was de
rechtstreeksche bootverbinding te be
houden, ook nadat de rijksbijdrage in
het tekort van den dienst zoude zijn
vervallen. Besloten werd een proef te
nemen met een beperkten dienst nl. 3
in plaats van 4 reizen per dag.
Uit de in het thans aan de orde ge
stelde voorstel van Ged. Staten genoem
de cijfers blijkt wel, dat de voortzetting
van den dienst in het eerste halfjaar '33
allerminst een succes is geweest; mede
een gevolg van de beperking van den
dienst doch uitbreiding van 't aantal rei
zen zal de exploitatiekosten doen toene
men, terwijl 't niet is aan te nemen, dat
deze hoogere kosten door de hoogere op
brengst van het reizigersverkeer zullen
kunnen worden gedekt.
Gezien het feit, dat bij handhaving
van den dienst al dan niet op de tegen
woordige beperkte wijze, een voortdu
rend belangrijk tekort (door Ged. Sta
ten voor den beperkten dienst geraamd
op 16.500.is te verwachten en re
kening houdende met de ook ten deze
in de tegenwoordige omstandigheden
zoo noodzakelijke bezuiniging meent de
Kamer v. Koophandel te Middelburg
dan ook haar standpunt, dat in ieder
geval de rechtstreeksche bootverbinding
tusschen Vlissingen en Neuzen moet
worden behouden, niet zonder meer te
mogen handhaven.
Wordt echter tot opheffing van den
dienst besloten dan zal naar haar
rneening vooraf zekerheid moeten wor
den verkregen, dat in plaats van de
bootverbinding een andere verbinding
worde verkregen zonder hierdoor be
langhebbenden te veel last te bezorgen
en hen teveel op kosten te jagen.
3e door autobusdiensten:
a. van Breskens naar Neuzen v.v.
b. van Vlissingen en Middelburg via
Goes naar Hoedekenskerke v.v.
Ged. Staten zetten met cijfers in hun
voorstel uiteen, dat door de sub 3 a. en
b. bedoelde verbindingen de vervoer
kosten betrekkelijk weinig zullen wor
den verhoogd, terwijl de tijdsduur van
de reis althans in theorie slechts
enkele minuten langer zal zijn.
Wat het inleggen van sneltreinen van
Breskens naar Neuzen v.v., of eene
rechtstreeksche treinverbinding van
Vlissingen en Middelburg via Goes naar
Hoedekenskerke v.v. betreft zijn Ged.
Staten niet tot overeenstemming kun
nen komen met resp. de Zeeuwsch-
Vlaamsche Tramweg Maatschappij en
de Nederlandsche Spoorwegen; de K. v.
K. betreurt dit en zij dringt er bij Prov.
Staten op aan, Ged. Staten uit te noo-
digen over de bezwaren die tegen ge
noemde verbindingen dus bleven be
staan zich nader te verklaren en alsnog
pogingen aan te blijven wenden om ze
tot stand te doen komen.
Behalve voor de reizigers is de be
staande bootverbinding Vlissingen
Neuzen echter ook van belang voor het
goederenvervoer, al gaat ook dit ver
voer in steeds dalende lijn (tegenover
een opbrengst van bijna 22.000.— in
1929 staat 'n opbrengst van 10.500.
in 1932, waarbij echter rekening moet
worden gehouden met de vermindering
van het aantal reizen sinds 22 Mei 1932.
Hoe zal bij de opheffing van den boot-
dienst het vervoer dezer goederen moe
ten geschieden
Adressante vraagt Prov. Staten der
halve, geen definitieve beslissing te wil
len nemen alvorens door Ged. Staten de
zekerheid is gegeven, dat ook voor het
goederenvervoer van Vlissingen en
Middelburg naar Neuzen v.v. een aan
nemelijke regeling zal worden getroffen.
Tot zoover het adres van de K. v. K.
te Middelburg. In een volgend artikel
zullen wij het standpunt van hare zuster
instelling voor Zeeuwsch-Vlaanderen,
de K. v. K. te Terneuzen, uiteenzetten.
Kruidencultuur.
Naar wij vernemen ligt het in de be
doeling van de Nederlandsche vereeni-
ging voor geneeskruidtuinen, in Febru
ari 1934 een propagandadag te organi-
seeren, Eenige sprekers zullen worden
uitgenoodigd om het kruidenprobleem
van verschillende kanten te belichten.
Het doel is, er toe bij te dragen, dat de
kruidencultuur hier te lande in juiste
banen wordt geleid.
Benoemd tot onderwijzer aan een
Chr. school te Apeldoorn de heer P. van
Raalten, thans in gelijke betrekking te
Middelburg.
Bij Kon. besluit zijn benoemd bij het
reserve personeel der landmacht, bij het
wapen der infanterie, tot reserve-eerste
luitenant, bij zijn tegenwoordig regiment
de reserve 2e luit. J. D. J. Rhoen van t
14e regiment; is overgeplaatst naar het
reg. grenadiers, de eerste luit. P. P. C.
van Rijen, van het reg. jagers, vroeger
te Middelburg; zijn overgeplaatst
bij 't reg. grenadiers, de reserve 2e luits.
G. L. J. J. Bekker, J. C. Eeuwen en T,
de Vries; de reserve le luits. H. Scherp-
bier en H. J. Menso allen van het 14e
reg. infanterie.
knoflooketende Dons ziet ooit zijn moe
der weder. En als er een Spaansch oor
logsschip jacht op me zou willen maken,
gaan zij er overheen", zei Dalton met 'n
gebaar, dat aan duidelijkheid niets te
wenschen liet.
„Het Meisje van Dover" zet hierna
koers naar de Hebrieden, daar de beste
weg naar Ierland is om den Noord, ten
einde de kans op een ontmoeting met
Spaansche oorlogsschepen te vermijden.
En intusschen stevent sir Guy Ches
ter, vermomd als kapitein Andrea Blan
co, met zijn zeven en twintig vrijwilli
gers, allen zoo min mogelijk gelijkend
op Engelsche zeelieden, op de „Esperan
za" onder Spaansche vlag en met Martin
Corker aan het roer naar de wateren
van de Schelde, In den vroegen mor
gen daar gekomen ontsnapt hij met groo-
te moeite aan het gevaar om door een
paar bevriende geuzenschepen te wor
den geënterd en in den laten namiddag
bereikt hij fort Liilo. Hier vindt hij drie
Spaansche oorlogsschepen in actie en n
Spaansche patrouilleboot klampt hen
aan, waaraan hij zijn scheepspapieren,
toont, waaruit blijkt dat zijn lading is ge
consigneerd aan de firma Jacobszoon en
Olins, welke gevesiigd is in de Wol
straat, nabij de Engelsche kade te Ant
werpen.
(Wordt vervolgd.)
honderd voor u Dalton en de andere of
ficieren naar verhouding. Maar iedere
man die met mij op de „Esperanza"
overgaat, krijgt nog eens twintig du
bloenen extra, omdat hij zijn leven op
het spel zet. Daarom wil ik echter al
leen vrijwilligers hebben. Laat ieder met
mij van de partij wil zijn, zich op het
campagnedek begeven".
Het gevolg is, dat de gansche equi
page naar het campagnedek stormt, ter
wijl Dalton roept: „Neem me in 's he
mels naam mede kapitein, ik wil u niet
alleen laten gaan!"
Maar Chester antwoordt: „Het is on
vermijdelijk, dat u het bevel over „Het
Meisje van Dover" behoudt, en hij kiest
nu met groote zorg wie hem bepalend
op hen die het meest doen denken aan
matrozen van een koopvaarder en hij is
zoo gelukkig er zeven-en twintig te
kunnen uitpikken, die- wat Spaansch
spreken, welke taal zij machtig zijn ge
worden in West-Indië en de Middel-
landsche zee. Hij neemt er dus niet
meer dan zeven en twintig, aangevoerd
door Martin Corker, die bromt, dat hij
zooveel Spanjaarden naar de andere
wereld heeft geholpen, dat hij hun bar-
goensch best meester is.
N» deze voorbereiding getroffen te
hebben, neemt Chester zijn eersten lui
tenant mede naar zijn kajuit en zegt dan
op hoogst ernstigen toon: „Luister goed
naar mijn bevelen. Sla alle mannen van
de Spaansche equipage in de ijzers, leg
ze dubbele boeien aan, aan armen en
beenen. Geef ze geen enkele gelegenheid
om te ontsnappen. Zeil zoo spoedig mo
gelijk weg en zet ze op de westkust van
Ierland aan wal."
„Neen maar! Bij die bloeddorstige bar
baren? Ik zal nog op moeten passen, dat
ze onszelf niet' den hals afsnijden", liet
Dalton er op volgen. Want in die dagen
werd de westkust van Ierland be
schouwd als het eindje van de wereld
en alle zeelieden waren er bang voor,
daar nog nooit een schipbreukeling er
levend van terug was gekomen.
„Plaats van samenkomst", vervolgde
Guy, „is weder Vlissingen, z'oodra je aan
je opdracht hebt gevolg gegeven. Daar
moet ge me opwachten."
„Maar als u nu eens niet terug
keert?"
„Dan zijt gij kapitien van „Het Meis
je van Dover." Maar ik kom terug. Maar
als ge eenige waarde hecht aan mijn le
ven en dat van de arme kerels die me
vergezellen, laat dan iemand van de
Spaansche equipage en den kapitein in
de laatsfe plaats uit uw handen ont
snappen vóór ge ze hebt afgeleverd aan
de O'Briens, O'Tooles of een ander
bloeddorstig stamhoofd der Ieren, die
ze tot slaven zal maken en uit wiens
knuisten zij evenmin kunnen ontkomen
als negers, die in Afrika zijn geroofd,
uit Indië kunnen ontvluchten!"
„Vertrouw maar op mij. Geen dier