DAMMEN EN SCHAKEN, m m VOOR DE JEUGD» OnHer redactie van VARIA. J. Scheeres, Delfzijl. DE PEEëNKLEI VAN 'T OOSTELIJK DEEL VAN WEST- ZEEUWSCH-VLAANDEREN. Mevrouw C. E. DE LILLE HOGGERWAARD. HANSI. MOLENWIEKEN. RA, RA, WAT IS DAT? M. Hoekendijk. Ver van Hoofdplaat af ligt daar, onder aan den dijk, een groote hoeve temidden der klei-glet- s .hers. Eenzaam moqten die men- schen daar wonen. Of ze er min der gelukkig om zijn 1 Als we den uitersten N.W. punt van den Braakman bereikt heb ben, slaan we bij het bietenha ventje daar rechts af: de klonter- klei in. Ik weet niet, of u thuis wel eens in een botervlootje gewan deld hebt. Dat moet ongeveer net zoo'n sensatie wezen als deze kuier En toen vonden we daar, waar in-velden noch wegen een kwa jongen te bekennen was (behalve dan wij zessen), een overschot uit een tijdperk eener voorbije be schaving zooiets als een zak kammetje van Toetankamen aan een boompje. Een groot, drei gend bord aan 'n spichtig boompje dat daar in die wijde eenzaamheid tusschen vier andere boompjes stond: STRENG VERBODEN HET PLANTSOEN AAN TE RAKEN. Als-je-me-nou- zei P*** Gelijk had-ie. Zou een K.L.M.-vlieger dat bord soms uit het Vondelpark meege nomen hebben en t hier bij een noodlanding, bij wijze van grap, opgespijkerd Nog enkele kilometers brachten ons in Biervliet. Een beeld uit dat leuke dorp met z'n kleine propere huisjes geeft u afb. 1; rechts de kerk waarin de wereldberoemde glas-in-lood ramen met den even beroemden Biervlietenees, de eer ste directeur der N.V. Biervliet- sche Haring Kakerij, uitvinder van het wereldhervormende kaakpro- cedé tot conserveering van harin- gen. Het zal niet vaak gebeuren, dat een zoo eenvoudig man zóó ver heerlijkt wordt. Een voorstelling van dien brave treft u in afb. 2 aan: resultaat van moeizaam foto- grafischen arbeid met geelfilters, statieven, lichtintensiteitmeters, en wat dies meer zij. Het resul taat is navenant wat meestal niet het geval is. Vandaar dat het nu dan ook in de krant komt. Wil lem Beukelszoon heeft het kaak- mesje in de rechterhand, en hij staart met kaaklustigen blik naar zijn prooi, den vergulden haring op het Raadhuistorentje Langs een grooten niet-bedoel- den omweg bereiken we Ijzen- dijke, waar heer Hector uit de Vier Emmers voor de nu wel noo- dige lafenis voortreffelijk zorgde. Tram-tram-boot-tram: acht uur thuis. Het was wéér donker, zooals des morgens toen we opstonden. Maar een mooie, frissche, vroolijke dag lei tusschen deze twee don- kertes. Bij Edgar Wallace, den be kenden schrijver van criminieele romans, verscheen op een goeden dag een man, die den schrijver de volgende geschiedenis vertelde: „Ik heb een roman van u gelezen en was daarin zoo verslonden dat ik niet op den tijd lette en te laat op kantoor kwam. De chef heeft mij toen ontslagen. Wat moet ik nu doen Wallace stond op, ging naar zijn boekenkast, nam er een van zijn laatste werken uit en reikte dit met een kalmeerend lachje aan den bezoeker toe: „dit is mijn nieuwste werk", zei hij, „als ge dit leest, dan zal je beslist vergeten, dat je chef u ontslag heeft gege ven." Brieven enz. betrekking hebben de op deze rubriek, te richten aan onderge leekende. In stand no. Ill, een gewone partijstand, de stand is van weers kanten zelfs mooi, ligt een dam- zet voor wit in verscholen, waar men van duizelt. No. 112 is eveneens een damzet voor wit. Kan van het blad wor den opgelost. S. KREMER, Groningen. No. 111. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Z. 3, 6/9, 12, 14, 15, 17/20, 22/26. W. 31/38, 40, 42/46, 48/50. G. TILSTRA, Leeuwarden. No. 112. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Z. 3, 8, 12/15, 17, 19, 24, 25. W. 21, 27, 28, 32, 36, 38, 40, 42, 43. Oplossingen nos. 107108. No. 107. W. 33—29, 49—44, 32 X 21, 28—22, 44—40, 38—33, enz. No. 108. W. 25—20, 27—22, 36— 31, 37—31. 30—24, 28X19, 42X2, 2X7 en 26X8. Opl. extra damzet van den heer L. Cnossen. W. 29—23, 26—21, 28X17, 32— 27, 36X47, 35—30, 38—32, 30—33, 43X1. Nog een slagzetje extra. Z. 2, 6, 8, 11/14, 17, 21, 23. W. 25, 30, 32/34, 39, 43, 47, 49, 50. Wit aan zet en wint Indien ik, waarde vrien den en lezers, een dichter ware in- plaats van journalist, dan zou ik u thans een ode dichten aan de Grijzig blauwe Klont'rig grauwe Vette spetter klei, die maar nu rijmt het al niet meer, omdat hier geen dichter aan het woord is die klei dan, wel ke moeder natuur ten Zuiden van de Westerschelde zoo overvloe- diglijk heeft gedeponeerd en wel ke vervolgens in den regenachti- gen bietenrijtijd door het vervoer der peeën even overvloediglijk op de wegen wordt gesmeerd. Ik zet het u in drieën om van het ha- Tentje, dat aan den uitersten N.W. hoek van den Braakman is gele gen, op dansschoentjes Biervliet te bereiken zonder doorweekt te ge raken Het is óns gelukt, maar we hadden dan ook géén dansschoen tjes aan Voor ditmaal stond op het pro gramma van exploratie de N.O. hoek van West Zeeuwsch Vlaan deren. Het is een glorieuze dag geworden. Prettig en gezellig is het altijd, maar den eenen dag be- lééf je meer dan den anderen. Ver leden Zondag was weer zoo'n hoogtepunt. Een bewijs daarvoor is, dat ook de maar matig getrain de leden van de club zoo onge merkt een kleine 30 kilometer hebben meegeloopen, zonder een kik te geven. Het is anders om te beginnen geen pretje, als des Zondagsmor gens al vóór zeven de wekker af loopt. Het is 't beste om over den tijd die verloopt tusschen den wekker en het oogenblik, waarop we in 't harrenas de huisdeur zachtkens toe trekken, maar den sluier te laten vallen. 't Is nog stil, zoo voor zevenen in Middelburg. Een enkele politie agent, een jongeman die uit voet ballen moet. Om zeven uur ver trekt de tram van de Markt; om half acht de „Prinses Juliana", VlissingenBreskens. De hof meester en z'n knapen loopen al met een half dozijn koppen warme koff:e nog voor we een woord ge zegd hebben. En het varkentje, dat t'avend de kluifjes voor onze bor den snert spécialité du vaisseau zal moeten leveren, wordt met een gekeeld. Beginpunt der operatie is Bres kens. Links Om, den dijk op, rich ting Hoofdplaat. Onder langs den dijk loopt een tertiaire (of van nóg lageren stand) weg, volstrekt on begaanbaar. Óver den dijk is 't heerlijk korte grasmat, mooi uitzicht over de breede Schelde- stroom. Geen zonne-spel nu: een tamelijk vochtig-koud windje waait er. Ik kan me voorstellen dat wie het wandelgenot niet kent, zal denken of zeggen: wat is daar nu aan Maar wij weten beter: te voet langs achterwegen, over dijks- bermen, ziet men het land tienma- len van meer nabij, ontdekt men onvermoede schoonheid waar kaart nog reisgids u dit zouden kunnen vertellen. Bij „Nummer Een", een ge huchtje halverwege, verlieten we den dijk, om verder langs den ge- baanden weg Hoofdplaat te berei ken. Er zijn al dadelijk vele, heel vele vergunnikjes en verlofjes, waar om zoo te zeggen de koffie op ons staat te wachten. Maar wij gaan naar het Grand Hotel 't Wa pen van Zeeland, tegenover het gemeentehuis. Eten hier bij geu rige, billijke en warme koffie on ze boterhammen op. En dan ver der. Het regent nu zachtjes, maar Afb. 2. daar zijn we op gekleed. Naar de haven, dan verder den dijk langs. Dan klaart het weer op en héél even komt het zonnetje zelfs door. door H. A. H. Marcus. Hansi woonde in een dorpje in de Zwitsersche bergen. Hij was veertien jaar en uitgeleerd op de dorpsschool. Wat hij zou moeten worden, wist hij nog niet recht, Moeder dreef een boter- en kaas winkel en Peter, de oudste, hielp erin mee. Die moest o.a. naar bo ven naar de Sennhütten, op de hoog op de alpen gelegen weiden, met de melkblikken op den rug, om melk naar het dorp te brengen. Toen Hansi half Mei van school kwam, was hij een paar maal met Peter mee geweest, ook met een melkblik met een riem over de schouders. Met mooi weer was het een heerlijke tocht, steeds hooger door de bloeiende weiden, zoo nu en dan moest je blijven stilstaan om op adem te komen. Dan keek je terug, den weg af, dien je geko men was; dan zag je je dorp hoe langer hoe kleiner worden. Van 't blauwe meer, dat nog veel lager dan het dorp lag, kwam steeds meer te zien, de kleine witte stip pen erop, dat wist je, dat waren zeilen. En hoe hooger je kwam hoe meer bergtoppen je zag: de hoo- gere, waarvan de sneeuw nog niet gesmolten was zoo vroeg in het voorjaar, en de allerhoogste met hun eeuwige sneeuw d.e nooit, ook niet in het hartje van den zo mer, zonder hun bedekking van sneeuw en ijs waren. Maar zóó ver ging de tocht niet, neen hoor, als je dien rotshoek omging en je hoorde de bellen van de kudde al klingelen, dan was je er haast, 't Laatste eindje ging door de barre zon, want er groeiden geen boo- men meer, alleen bij de Sennhütte van Sepp stonden nog drie spar ren, die in wedijver ruischten met het beekje, dat z.ch over steenen en klippen een weg zocht naar be neden in het dal. Als je bij de hut aangekomen was, kwam Trudi, Sepps dochtertje, dadelijk met 'n nap met versche schuimende melk aan, daar kon je lekker je dorst mee lesschen. 't Was wel heel prettig om die tochten mee te maken en verder voor Moeder boodschappen te doen, maar het bracht geen geld in het laatje en Hansi wilde zoo graag verdienen, want hij wist, dat Moeder eens naar het sanato rium wilde, waar Vader sedert een paar jaar ziek lag. „Als de zomer goed is," zei Moe der altijd, „dan kan ik van den winter missch en de dure reis naar Vader maken." 's Zomers kwamen er veel vreemdelingen hun vacantie in Hansi's dorp doorbrengen, en dan zette Moeder buiten den winkel de rekken met ansichten en berg stokken neer. In het eene winkel raam kwamen dan het houtsnij werk, de vaasjes, de „kukgloc'nen" de broches in den vorm van een edelweisz en nog veel meer,wat die vreemdelingen gaarne als aan denken meenamen naar hun eigen land. Maar waarmee kon Hansi nu verdienen Een vak geleerd had hij n'etTot op zekeren dag Frau Hespi, die met den Mijnheer van hotel „Meerzicht" getrouwd was, bij Moeder kwam en het vol gende voorstelde. Hansi zou over dag in het hotel komen werken, daarvoor in den vollen kost zijn en aan het eind van het seizoen 'n aardig zakgeld mee thuis brengen, Frau Hespi verwachtte begin Juli al gasten in het hotel en voor later hadden al zoovelen kamers besproken, dat het druk zou wor den en ze dus een huisknechtje noodig had. Nu, Hansi wilde wel En zoo was op een warmen Juli dag de nieuwe huisknecht druk bezig in hotel „Meerzicht". Om te beginnen had hij de schoenen, die voor de deuren stonden, na ze met krijt genummerd te hebben, naar de bijkeuken moeten brengen en daar les in poetsen gekregen van Resi, het waschmeisje. Daarna moest hij het terras aanvegen, waar men het mooie uitzicht over het meer had, en de tafels en stoe len, die nat van dauw waren, dro gen, de groote zonneparasols op zetten, en eindelijk aan de dikke linde, die op den weg bij het trap je van het terras stond, een karton ophangen met: „Versche aardbei en met slagroom" erop. Dat was om de vele wandelaars te lokken op het terras te komen uitrusten en wat te gebruiken. Hansi had er zelf wel zin in, al was het nog zoo vroeg in den morgen. Nu, hij kreeg volop gelegenheid ervan te smul len, want Frau Hespi deed niets liever dan verwennen. Vaak gaf ze Hansi en haar dochtertje Hei di een bord met iets lekkers, ze zochten dan een hoekje in de ge lagkamer uit en lepelden daar om het hardst het bord leeg. Nadat het terras geveegd was, moesten de petunia's in de bak ken langs de eetzaal begoten wor den en ook de oleanders, die aan weerszijden van den hotelingang stonden en die zoowaar bloem knoppen droegen. En dan aan het harken van het grint op de paden Wanneer de gasten van hun ka mers waren en aan het ortbijt za ten, moest hij de trappen vegen. Hij was zóó verdiept in dit voor hem ongewoon werkje, dat hij schrok, toen een van de dames- gasten wat tegen hem zei. Ze sprak een taal, die hij niet ver stond; van verwarring hield hij het blik scheef, zoodat al het opge veegde stof weer er af gleed en hij opnieuw kon beginnen. Hij kon n et zoo maar alles op zijn gemak doen, want elk oogenblik was het: „Hansi moet naar het dorp, bood schappen halen." Hansi, ga naar 't postkantoor om de post, die met de postauto juist is aangekomen, voor „Hotel Meerzicht" oo te vra gen." Dan weer dit, dan weer dat. Tegen den middag kwam er altijd een straffe wind over de helling aanzetten, die door de dorpsstraat floot, Hansi moest dan zorgen, dat alle luiken, ramen en deuren aan den windkant vast zaten en er geen ongelukken kwamen. 't Leukst was het, wanneer er gasten afgehaald moesten worden. Dan reed hij fier op de trekkar den hellenden weg af naar de hal teplaats van de postauto. Als het karretje eenmaal op gang was, wipte Hans er zijdeling op en dan Kijk, de wieken van den molen Draaien steeds maar in het rond Nu eens zachter, dan wat harder, Nooit val ééntje op den grond. Kunnen zij elkaar niet krijgen Luister even: 't is geen spel Molenwieken werken ijv'rig. Zeg eens, wisten jullie 't wel was het maar een kwestie van goed sturen met den trekboom en verder ging je van zelf. Als de pas sagiers uitstapten, laadde de chauf feur hun bagage op de trekkar. Vaak was het een zware vracht, maar Resi, die kalmer achteraan gekomen was, hielp duwen, en vaak legde ook Heidi haar kleine hand naast die van Hansi om mee te trekken. Heidi was een lief meisje en Hansi wist dan ook niets beters te doen, dan de twee jonge, gekortwiekte kraaien, die Peter van hun nest halverwege de Alm voor zijn broertje had meege bracht, aan Heidi cadeau te doen. Ze maakten een nest voor de vo gels tegen het waschhok aan, met een mooie, breede, zelf getimmer de uitvliegplank ervoor. Hier za ten de twee vogels, die ze Max en Moritz noemden, dicht tegen el kaar aan zich te koesteren in de zon, knipperend met hun glinste rende kraaloogjes naar boven, naar al die menschengezichten, die over het terras heen hingen om naar ze te kijken. Want och, vliegen kon den ze immers niet, alleen maar fladderen; zoodra ze eenmaal op den grond terecht gekomen waren, konden ze niet meer hoog komen, alleen maar wat huppen door het weiland. Bij de dozijnen werkjes, die Hansi te doen had, kwam nu nog het verzorgen van zijn vogels, maar dat deed hij met plezier. Zoo verstreken de dagen en Hansi was heelemaal thuis in zijn werk en had het best naar zijn z:n. Op een avond tegen zonsonder gang had Max, zeilende op zijn vleugels, den top van een populier bereikt, die lager dan het hotel aan de beek stond. Moritz had het ook geprobeerd, maar hij was hal verwege zijn vlucht op het wei land neergezakt en verder naar beneden gehipt, en eindelijk na veel gefladder, was hij een paar meter boven den grond in de hees ters aan den voet van den popu lier gekomen. Hansi had Montz gauw genoeg te pakken en hij Molenwieken draaien steeds maar, Malen 't graan tot meel, heel fijn. Zóó moet 't worden, wil de bakker Er tevreden over zijn. Molenwieken werken ijv'rig, Zorgen voor ons daag'lijksch brood, Iedereen moet immers werken Iedereen Ja, klein en groot dreef hem voor zich uit de helling op, die Moritz met dwaze spron getjes ophupte, onderwijl druk: „ka, ka roepend. Toen Moritz veilig in zijn hok zat, met de nacht sluiting ervoor, moest Hansi den hoogen boom inklimmen. Hij kon zich niet zoover op den dunnen tak wagen, dat hij Max kon berei ken, geen noodhij hield zich met de eene hand stevig vast en met de andere schudde hij zóó erg aan den tak, waarop Max zat, dat die zich niet houden kon en op een lageren tak terecht kwam met een verontwaardigd: „ka-ka-ka!" Han si schoof vooruit, strekte zijn arm en had den schreeuwer te pakken. Van toen af leek het wel een spel letje van Max: eiken keer tegen 't donker worden uitzeilen naar den boomtop en daar zitten schreeu wen, tot Hansi hem in 't hok stop te. Tot het ongeluk gebeurde (Slot volgt.) Ze liepen met hun vieren Maar aldoor in een kring. Doch hoe hard ze ook liepen, Geen die den ander ving De wind begon te blazen, 'k Zal helpen dacht die guit. Het zonnetje kwam kijken En lachte ze heusch uit. Als eind'lijk, moe van 't draven, Er één eens stille stond, Dan staakten ook de and'ren Hun dollen loop in 't rond Nu moet je maar eens raden, Wie er zoo dom kon zijn. De Heb je 't geraden Fijn

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 10