DE DOCHTER VAN ALVA. BINNENLAND. betaalt f 10.000 TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.VAN MAANDAG 6 NOVEMBER 1933. No. 262. DE RIJKSBIJDRAGE VOOR DE WERKVERSCHAFFING. Toelichtende circulaire. DE RAAD VAN KAMPEN CONTRA HET KAMERLID V. D. WAERDEN. OPLEVING IN DE MEUBELINDUSTRIE. L ÉVEN S V E RZÈK E RING-BANK ROTTERDAM na 35 jaar of bij Uw eerder overlijden indien gij van Uw 30s,e jaar af, gedurende hoogstens 35 jaar. jaarlijks 211.- stort ARCHIBALD CLAVERING GUNTER. DE OPHEFFING DER GEZONDHEIDSCOMMISSIE FEDERATIE ZEELAND VAN DEN VRIJZ. DEM. BOND. (Wordt vervolgd.! as De minister van Binnenlandsche Za ken heeft zich mede namens de minis ters van Sociale Zaken en Financiën op nieuw met een schrijven tot de ge meentebesturen gericht, in verband met de nieuwe voorschriften betreffende de rijksbijdrage in de gemeentelijke kosten van werkverschaffing. De op grond der algemeene normen van deze voorschriften aan de gemeen ten uit te keeren bedragen zullen ver moedelijk voor 1 9 3 3 in totaal een som van 75% millioen beloopen. Ten einde echter voor het vervolg tot een financiering dezer uitgaven te ge raken, welke in verband met de nog be schikbare middelen verantwoord is, acht de regeering zich verplicht reeds thans ter kennis van de gemeentebe sturen te brengen dat de rijksbijdrage van het jaar 1934 in totaal op een be langrijk lager niveau zal moeten worden gebracht. Op de rijksbegrooting van het jaar 1934 is voor dit doel een bedrag van 46 mill, uitgetrokken. Tot dit bedrag, dat niet voor ver hooging vatbaar is, zal der halve noodgedwongen in 1934 het totaal der rijksbedragen aan de gemeenten in de kosten der werkloosheidsbestrijding beperkt blijven. Aangezien het in de bedoeling ligt ook voor 1934 de verdeeling van dit be drag tusschen de gemeenten te doen plaats hebben volgens algemeene nor men in den geest als thans voor 1933 zijn vastgesteld (met uitzondering alleen van de garantiebepaling) zullen de ge meentebesturen in staat zijn het bedrag der rijksbijdrage waarop zij bij gelijk blijvende werkloosheidsuitgave zullen kunnen rekenen ten naastenbij te be cijferen. Zij zal dit nl. als subsidiebedrag voorloopig in de begrooting-1934 moeten beramen het 46/75 gedeelte van de rijksbijdrage die zij over 1933 zullen ont vangen, na aftrek van het gedeelte van die bijdrage, dat wegens de garantiebe paling wordt ontvangen. De gemeentebesturen zullen daartoe de uitgaven voor steunverleening en werkverschaffing (de laatste, voorzoover deze naar hun aard niet op den kapitaal- dienst behooren voor te komen) moeten brengen ten laste van den gewonen dienst der gemeentebegrooting, en er desondanks voor moeten zorgdragen, dat het evenwicht tusschen inkomsten en uit gaven, wat den gewonen dienst betreft, gehandhaafd blijft. Ook voor de bestrijding van de werk loosheid zullen dus op het gemeentebud get geen hoogere uitgaven geraamd kun nen worden dan op dat budget uit ge wone middelen kunnen worden gedekt. Wanneer bij toepassing van boven staande methode, op het gewone budget voor de werkloosheidsbestrijding een be drag moet worden uitgetrokken, dat naar het oordeel van het gemeentebe stuur ontoereikend is om de uitgaven in het jaar 1934, geraamd op de basis van 1933, te bestrijden, zal de minister van Binnenlandsche Zaken gaarne, zoo spoe dig mogelijk, een gemotiveerde bereke ning tegemoet zien van het bedrag, dat het op het budget uitgetrokken uitgaven- cijfer wegens kosten der werkloosheids- J j n bestrijding naar het öürdeel vein het ge meentebestuur te laag is te achten. Deze berekening en de daarbij te voe gen toelichting zullen moeten aantoo- n e n, dat inderdaad het budget geen ge legenheid biedt om een grooter bedrag aan werkloosheidslasten te dragen, dan waarmede de begrooting voor 1934 werd bezwaard. Hieraan zal niet zijn voldaan, wanneer uit de stukken niet blijkt, dat de heffin gen in de gemeente zoo hopg als voor de gemeente practisch mogelijk is, zijn opgevoerd en dat op de verschiljende categorieën van uitgaven als jaarwedden en loonen, onderhoud gemeente-eigen dommen en werken, subsidies, onver plicht onderwijs, armenzorg enz. 'n zoo danig bedrag is bezuinigd als in verband met de crisismoeilijkheden noodzakelijk is. Het op de begrooting voor 1934 netto ten laste der gemeente blijvende bedrag wegens uitgaven voor werkloosheidszorg zal dan in het algemeen aldus zijn te be rekenen, dat het bedrag, hetwelk in 1933 voor dit doel netto ten laste van het ge meentebudget komt, wordt verhoogd met het resultaat van de evengenoemde verhooging van inkomsten en verlaging van uitgaven, en daarna wordt vermin derd met het bedrag, dat desondanks per saldo niet op den gewonen dienst dier begrooting kan worden gedekt. De gemeenteraad van Kampen heeft met algemeene stemmen aangenomen 't voorstel van B. en W. tot het sluiten van 'n accoord met de Nederlandsche Spoorwegen terzake van de geschillen over de lijnen KampenHattem, en tot goedkeuring van een concept-acte van dading. De raad heeft hierbij per motie krach tig geprotesteerd tegen de qualificaties, die de heer van der Waerden zich aan het adres van den Kamper gemeenteraad veroorloofd bij de besprekingen in de Tweede Kamer dato 18 October 1.1. over de naasting van de spoorlijn Kampen Zwolle. De motie ontzegd genoemd Ka merlid het recht op lichtvaardige wijze een grievende beschuldiging uit te spre ken, welke berust op volslagen onkunde betreffende feiten en handelingen der betrokken partijen. Deze motie zal ter kennis worden gebracht van de leden der Kamer. Gemeld wordt, dat in de meubelindu strie over het algemeen een groote op leving te constateeren valt. De oorzaak schijnt voor een groot deel te moeten worden gezocht in de a.s. weelde- en omzetbelasting, die maakt, dat men in Januari ongeveer 20 pCt, hooger betaalt. Boveqdien heeft natuurlijk de contin- genteering grooten invloed, daar het zon der consent onmogelijk zal zijn, dat par ticulieren in Duitschland tegen de goed- koope reis-Sperrmarken meubelen op doen. -"t. .',-0 rcv (Ingez. Med.) (Ingez. Med.) door 33). HOOFDSTUK VIII. i,0 n b e r e i k b a a r! Maartoch zal ik haar wrnne n!" „Kijk eens", zeide de schilder, hem medenemend naar een der ramen aan straat, Quy ziet van achter de gor dijnen in Volckers huis, hoe de man waarvoor de menigte zich kromt, zich over zijn zadel buigt tot het rijtuig van "J11 dochter, die hij met oogen vol va derlijken trots aanschouwt. „Bij Joost! Ik heb een aardige reke ning met hem te vereffenen", bromt de .kngelschman, maar dan wendt hij zich plotseling tot Oliver, zeggend: ,,Ik moet je toch nog wat vragen. Bij mijn eerste bezoek aan Antwerpen heb je voor mijn veiligheid mij den naam van kapitein Guido Amati van Romero's voetvolk gegeven. Maar weet je wel dat er nog een andere Almati bij het voetvolk van 1 Komero bestaat?" ,,Wn nrS en drie weet ik dat", ant- woordt Oliver tot Guy's verbazing. „Ik heb dien naam gekozen uit het officiers- lijstje van Romeros regiment. Het la^ toen m Friesland, tweehonderd mijl van hier in het verst gelegen deel der Ne derlanden, en ik vond het verstandig je een naam te geven, die te controleeren was. Maar wat doet het ertoe?" j „Wat het er toe doet?" antwoordt Guy verstoord. „Alleen dit, dat ik daar juist heb gehoord, dat de echte Guido Amati op mijn rekening is bevorderd tot majoor in zijn regiment, dat kapitein Guido Amati van Romero's voetvolk zich op loszinnige wijze heeft gedragen, ver- meodelijk tegenover dames en dat ma joor Guido Amati ernstig er over is on derhouden en gewaarschuwd is zich in het vervolg wat behoorlijker te gedra gen. Alle donders!" roept hij woest uit, „als die meneer waarnaar ik wordt ge noemd niet goed oppast, dan zal hij be hoorlijk rekening en verantwoording moeten afleggen tegenover mij die thans zijn zonden heeft te torsen." Maar dan barst hij toch in lachen uit, waarmede Oliver van harte instemt, en zegt met eenig zelfbehagen: „Maar ik heb ook den naam de dapperste man van het leger te zijn. Bovendien ben ik een achterneef van den hertog van Me dina Coeli, en gerechtigd, naar ik meen, om den hoed op het hoofd te houden in tegenwoordigheid van koning Philips van Spanje." „Prachtig, grande van Spanje", ant woordt Oliver. „Maar hier is de rekening van de gravin de Parisa, die jij voor haar zult moeten betalen: twee honderd gul den! Dat is jouw halve aandeel in de zaak. Als niet toevallig de hertog van Alva was voorbij gekomen, dan had ze zeker den heelen winkel van Volcker leeggekocht." „Och, och", zucht Guy hem het geld overreikend, „ik zou er alles ter wereld voor willen geven om nogmaals zoo'n têfe a tête te hebben met mijnmet mijn toekomstige echtgenoote," en het kost hem moeite om een traan terug te houden bij de gedachte aan het schoone wezentje wier liefde hij bij verrassing heeft mogen winnen. Wij ontleenen aan de Memorie van Antwoord van den minister van Sociale Zaken aan de Tweede Kamer over de wijziging der gezondheidswet, waaron der valt de opheffing der gezondheids commissies, dat die voorgestelde ophef fing niet door het scheppen van een nieuwe organisatie, die kosten voor de publieke kassen zou veroorzaken, kan worden gecompenseerd. Voor de verbe tering van de volkshuisvesting wordt in de wijziging van de Woningwet in de plaats van de verplichte opdracht aan de gezondheidscommissies in artikel 18 gesteld de toekening van een bevoegd heid aan de inspecteurs voor de volks huisvesting, die daarmee aan bepaald ontoelaatbare toestanden een eind zul len kunnen maken. De minister overweegt, in hoeverre hij werkzaam kan zijn om te bevorderen dat vrij zich vormende maat schappelijke kringen een deel van den arbeid zullen kunnen overne men, die tot heden de gezondheidscom missies verrichten. Zondagmiddag vergaderde bovenge noemde Federatie te Goes onoer voor zitterschap van den heer C. Ouwe- h a n d te Vlissingen, die in zijn openings woord er op wees, dat het nog altijd niet doorgedrongen schijnt te zijn tot de men- schen, althans tot velen van hen, dat wij leven onder omstandigheden, zooals het menschdom van de huidige generaties nooit heeft gekend. Er was in den loop der jaren een welvaart opgebouwd van ongekende hoogte. Nog nooit was er 'n welvaart geweest, zooals wij dien in de vooroorlogsche jaren hebben gekend. De Gouden Eeuw misschien? In den Gou den Eeuw kende het gewest der veree- nigde Zeven Provinciën ook een onge- kenden bloei. Het was groot en machtig en het telde mee in de rij der Staten van Europa. Door verwerving van koloniaal bezit en 't exploiteeren van een handel, zooals geen land ter wereld bezat, wa ren ontzettende schatten opgestapeld. Het land was rijk, en wellicht is men ge neigd om aan te nemen, dat het toen nog zooveel beter was dan in de voor oorlogsche jaren. Spr. waagt dat echter te betwijfelen. Zeker, er waren vele rijken, de grachten in Amsterdam, de oude patriciërswoningen in vele plaat sen van ons land, w.o. Middelburg, ge tuigen er nog van. Maar het mindere ,,Je toekomstige vrouw!" roept Oliver met verbazing uit. „Morbleu! Je laat er ook geen gras over groeien," maar dan laat hij er onmiddellijk op volgen: „Bij den hemel, als Alva je ooit in handen mocht krijgen en dit alles weet, vrees dan de afrekening, jij waaghals van een Engelschman. Maar je moet haast ach ter de zaak zetten, als je je doel wilt be reiken!" „Waarom dan?" „Alva zal niet zoo heel lang meer in Nederland blijven. Het land is verplet terd (hij belieft dat in vrede te heeten), hoewel het nog overal smeult. Hij int den tienden penning, maar betaalt intus- schen zijn leger niet. Een deel van het geld zendt hij naar Spanje, juist genoeg om Philips tevreden te stellen, maar de rest, nu de hemel weet wat hij er mee doet, hoewel ik vermoed, dat het naar Italië of Spanje wordt gebracht, om hem in rijkdom de gelijke te doen zijn van vele andere vorsten." „Bij St. Joris, als ik daar eens de hand op kon leggen," zegt Guy pein zend, daar het instinct van den zeeroo- ver bij hem ontwaakt. „Dat zou een pracht van een bruidschat voor zijn schoone dochter wezen," „Voor zoover ik heb kunnen verne men," zegt Oliver, „heeft nog geen mensch ter wereld een blik kunnen wer pen op de plek, waar hij zijn schatten bewaart, maar ik vermoed wel iets. Het groote standbeeld, dat hij voor zich laat maken en dat de volgende week op de binnenplaats van de Citadel zal wor den onthuld, heeft iets eigenaardigs in zijn afmetingen. Het voetstuk is enorm omvangrijk. De werklui die voor den bouw ervan zijn gebruikt, zijn heel uit Italië moeten komen en hebben onder volk zal daarvan naar het oordeel van spr. niet in ruime mate hebben geprofi teerd. In vele opzichten leefden zij on der slechte omstandigheden. De verhoo ging van de welvaart echter in de latere jaren heeft juist groote voordeelen ge bracht aan den minderen man, en de democraten zullen zich daarin wel als eersten verheugen en hebben verheugd, Spr. gelooft te mogen zeggen, dat de welvaart, welke in de vooroorlogsche ja ren aanwezig was en opkwam, zeer ruim om zich heen greep, en daarvan alle be volkingsklassen heeft doen profiteeren. Spr. wil er niet over twisten of de ver deeling sociaal rechtvaardig was, maar dat het meer en meer ging in de richting van een meer rechtvaardige verdeeling, dat zal wel niemand betwisten. Welnu, voor men de verstoring daarvan in be schouwing neemt, heeft men als plicht indachtig te zijn, dat men bij zijn geboor te een welvaart en een sociale verdee ling heeft gevonden, welke oneindig be ter was, dan van laat spr, zeggen 50 jaar geleden. De oorlog en de crisis hebben dat beeld wreed gestoord. Vroeger werd een crisis gewoonlijk afgewenteld op het eco nomisch zwakke deel der bevolking. En werd dit in nog grootere ellende gedom peld, dan waarin het reeds verkeerde. Nu is het anders en men kan wel bewe ren, dat de crisislasten zeer ongelijkma tig worden verdeeld, maar het duldt geen tegenspraak, dat thans alle lagen der maatschappij de lasten te dragen hebbën, zij het dan niet in geheel gelijke mate. En omdat iedereen de gevolgen ondervindt, en geen enkele groep gele genheid heeft die gevolgen op een an dere groep af te wentelen, grijpt de cri sis zoo algemeen om zich heen, en mani festeert zich de verarming der wereld ook aan allen, en mede daarom duurt de crisis langer en zal zij langer-diiren, dan welke der voorgaande ook. En toch heeft volgens spr. het gros der bevolking het nu nog beter dan b.v. 50 jaar geleden in den toen als normaal geachten tijd. Spr. wil met dit alles trachten te doen zien dat er nog altijd veel te verdedigen valt en dat het nog de moeite waard is om er voor te vechten om te behouden, dat wat men nog heeft. En dat wordt nooit bereikt door af te breken, dat wat nog bestaat, en door het onnoodig moeilijk te maken voor hen, die hun beste krachten er aan geven en zich alle inspanning ge troosten om te redden, wat er nog te redden valt. Vele schijnen nog' niet te begrijpen dat men zit midden in een wereldrevo lutie. Toen alles goed ging en de wel vaart opbloeide, toen was ook de de mocratische regeeringsvorm goed. Eer lijk gezegd gelooft spr,, dat men ge neigd is elke regeering goed te vinden de directe leiding van zijn vestingbouwer Paciotto gestaan. Toen ze klaar waren met het voetstuk, zijn ze allen weer in gescheept en ruim beloond naar het va derland teruggebracht. Aan geen hunner is toegestaan om hier te lande te blij ven. Aan dat standbeeld is een geheim verbonden!" Een nadere beschouwing hiervan wordt verhinderd door het onverwachte binnenkomen van den oud-burgemeester en zijn dochter. De oude heer schijnt welgemutst te zijn. „Ge blijft toch het avondmaal bij me gebruiken, heeren?" vraagt hij. „Het is me een vreugde u te mogen mededee- len, dat mijn dochter Mina vanmiddag een brave meid is geweest, en goederen voor een waarde van vierhonderd gul den voor mij in den winkel verkocht heeft aan de gravin de Parisa, waarvan tweehonderd contant betaald is; zooiets is me nog nooit overkomen zoolang ik zaken doe met den adel. Maar mijn klei ne meid", vervolgt hij, terwijl hij Mina onder de kin streelt, „is een flink ver koopster en het zal niet lang meer du ren of ze zal voor de zaak evenveel beteekenen als vroeger haar moeder zaliger". „Vader," zegt de jonge dame, die gaarne van de gelegenheid gebruik wil maken, „mag ik naar de partij van de hertogin van Aerschot gaan?" „Hm! Nu een mensch is maar eenmaal jong, maak dus maar plezier; maar laat mijn paarden niet den ganschen nacht buiten staan. Je weet, dat ik ze des morgens noodig heb voor mijn vracht wagen. Heeren, ik hoop, dat ge wilt blij ven, dan kunt u ervaren, dat mijn kleine meid niet enkel een goede koopvrouw, maar ook een goede huisvrouw en keu onder welke de welvaart bloeit, doch onmiddellijk aan die regeering de schuld te geven aan die zelfde regeering wanneer door omstandigheden buiten haar wil het anders loopt. Rechts en links ziet men het gebeuren, dat men om een andere regeeringsvorm vraagt, in de hoop en de verwachting, dat men het beter zal doen. Of er in Italië, én in Duitschland, om van Rusland niet eens te spreken, niet veel te verbeteren viel? Wie zal het ontkennen? Maar of nu voor die ver betering bepaald een dictator noodig was is niet uitgemaakt en zal spr. niet uitmaken, doch dat zal eerst een later geslacht beoordeelen. De democraten zijn van meening, dat een democratisch stelsel het juiste is, en dan is het hunne plicht om dat te verdedigen. Nu moet men het beleven, dat demo craten, en zij die zich zoo noemen, juist alles in het werk stellen om het demo cratisch stelsel om hals te brengen. Het is geen wonder, dat in ons land ook de beweging, die om een sterken man roept, veld wint, want zooals spr. reeds eerder zeide, hier te lande regeerde de regee ring niet meer, en was zij langzamerhand verworden tot een zetbaas van Jan en alle man, en spr. heeft ook gezegd, dat toen, wat dat betrof de nood ten hoogste was gestegen en er een regeering kwam welke begon te toonen, dat zij ook wer kelijk zou regeeren, men allerwege op zijn achterste zolder kwam, en er een golf van critiek kwam, waarin het woord fascisme nog wel een der zachtste was. Spr. gelooft, dat de eenige kans waarop de democratisch geregeerde landen aan fascisme of welk ander isme ook zullen ontkomen, is, dat een regeering komt, welke tenminse durft te regeeren. Vele critici, die het wezfêrf van het democra tisch parlementairg^stelsel niet kennen of niet begrijpen, zijn blijkbaar van mee ning, dat een minister verantwoordelijk verschuldigd is aan ieder, die meent te moeten verkondigen, wat hem in het re-" geerbelexd niet bevalt, en spr. erkent, dat ons volk in de laatste jaren wel wat in die richting is gedreven. Een dergelijke opvatting moet voeren tot den ondergang. Het stelsel eischt, wil het bestaan, dat de minister alleen verantwoording is verschuldigd aan de gekozen vertegenwoordiging, en de kie zer heeft het recht om de volksverte genwoordigers ter verantwoording te roepen. Men heeft het recht de leden der Kamerfractie tot verantwoording te roe pen, maar men moet daarbij bedenken, dat deze menschen gedurende een reeks van jaren hebben getoond goede demo craten te zijn en het vertrouwen, dat in hen is gesteld, niet hebben beschaamd, maar dat zij door hunne capaciteiten en. ervaring meer weten van het algemeen kenprinses is." „Maar vader!" roept het jonge meisje verontwaardigd uit, „is u dan vergeten, dat we een Fransche kok in de keuken hebben?" Maar Guy gevoelt er weinig voor om kennis te maken met de keuken van de familie Bodé Volcker. Nu hem de gele genheid is beschoren geweest om een tête-a-tête met zijn brunette te héb ben, wil hij aan Oliver een kansje ge- ven voor een gezellig praatje met zijn blondje, en hij vertrekt naar de Geschil derde Herberg, waar zijn vriend hem, naar hij belooft, in den vooravond zal' komen opzoeken. Het is intusschen donker geworden en zich in de gelagkamer zettend, die met olielampen en flikkerende kaarsen ver licht wordt, bestelt hij een overvloedig avondmaal, daar hij weet, dat hij den 'ganschen nacht op de been zal zijn om zijn schip weer te bereiken. Zijn succes heeft hem een flinken eetlust bezorgd, hoewel hij amper weet wat hij eet, want gedurende zijn g'ansche maal peinst hij over al die plotselinge gebeurtenissen. Maar onverwacht wordt hij in zijn over peinzingen onaangenaam gestoord. Een man, blijkens zijn kleeding en zijn gan- sche wijze van doen, kapitein van een koopvaardijschip, stormt de gelagkamer binnen, gevolgd door een burger, en on der het brommen van een vloek werpt hij zich in een stoel vlak bij de tafel van Chester. „Voor den duivel!" mompelt hij, „niet door de poort gelaten om naar mijn eigen schip te gaan. Wat zal er van mijn lading terecht komen, die half gelost is. De bootsman en de dronken bemanning zullefl een prettigen tijd door maken!"

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 5