INGEZONDEN STUKKEN.
BOEKENSCHOUW.
VEERE.
daar met wantrouwende oogen keek
naar elke inpoldering; dat de Schelde in
oorlogstijd een gevaarlijk bezit is; dat
men, met de Schelde, ook Z. Vlaanderen
zou verliezen; dat een goede oplossing
van deze voor België zoo belangrijke
kwestie, van groot belang voor den
vrede is; dat een kanaal met zee-boe
zem langs den Brabantschen wal deze
kwestie zou oplossen, en een einde zou
maken aan elke poging tot aantasting
van onze souvereiniteit over de Schelde
en Zeeuwsch-Vlaanderen.
Na nog betoogd te hebben, dat men
ook in België op een ais door hem ge
noemde oplossing hoopt, waardoor dit
land vrijwillig neutraal zal kunnen blij
ven, schetste spr., hoe de rand-provin-
ciën eeuwenlang achtergesteld waren bij
Holland. Nederland dreef handel, en
mede dank zij de Nieuwe Waterweg,
werd Rotterdam het hart van Nederland.
Doch daarna kwam de industrie op, ook
in Brabant en Limburg, de bevolking
nam geweldig toe en deze tijd verlamde
den handel en dreef tot autarchie. Daar
om is het nu een prachtige gelegenheid
om ook de randprovinciën het volle
pond te geven. Alle Nederlandsche grond
moet benut worden, opdat hij arbeid en
brood geve aan de werkloozen.
Spr. zeide vervolgens over Walcheren
en Zuid-Beveland, dat men aanvankelijk
meende, dat ook deze in den bloei zou
den deelen. Vlissingen zag men een groo-
te zeehaven worden, maar dat is geble
ken een illusie geweest te zijn. De af
stand uit het achterland was te groot
en de spoorweg kon dit niet vergoeden,
omdat het vervoer over water zooveel
goedkooper is. Voorts leenen, aldus spr.,
de Zeeuwsche eilanden zich niet voor
het vestigen van industrieën van betee-
kenis, omdat men er niet voldoende zoet
water heeft. Daarom moet men er ook
geen gelden in steken; ook niet in de
verbreeding van het kanaal Hansweert-
Wemeldinge, De actie, om deze gelden
wel te steken in Vlaanderen en Brabant,
is geen beperkte Nederlandsche gedach
te, want het Zuid-Westen van het land
zal daardoor een' sluitstuk worden.
Men moet echter, aldus spr., geen mil-
lioen besteden aan een speelgoedhaven,
als thans plan was in den Perkpolder
aan te leggen. Doch, zoo zeide spr., ik
geloof dat dit plan, dat nog maar kort
bekend is, ook reeds weer begraven
werd.
De v o o r z. bracht den inleider hulde
voor zijn woorden, die een horizon
openden van verwachtingen, die, wor
den ze verwezenlijkt, het aanzien van
geheel Z. Vlaanderen zullen veranderen
Dit alles zal echter niet vandaag of mor
gen verwezenlijkt worden, maar de
steeds neervallende druppel holt ten
slotte den steen uit.
De hr Lockefeer zegt, dat men
hier gekomen is om Zeeuwsche belangen
te bespreken, als het kanaal door Zuid-
Beveland en de verbinding Hansweert-
Walsoorden, Spr, vraagt, of men zijn
eigen belang geen schade doet? De re
geering wil de verbindingen verbeteren
Men kreeg goede ferry-booten, Nu wordt
actie gevoerd om de inloophaven niet in
den Perkpolder maar bij Walsoorden te
krijgen, en de vraag is, wat eischt het
algemeen belang?
Er is niets tegen, dat men tracht het
plaatselijk belang met het algemeen
belang te vereenigen, doch het is een
fout, 'n onzalige actie, zonder meer te
gen deze haven te ageeren. Men speelt
met vuur, als men deze actie voortzet
en het zou spr. spijten als men daardoor
dit met zorg opgezette plan zou doen
mislukken.
Walsoorden is van alle punten het ge
makkelijkst te bereiken, en daarom
dient eerst een goede verbinding met
deze plaats tot stand gebracht te wor
den. Te spreken van een „weggegooid
millioen is een pover argument. Een J meester te Walsoorden, merkt op, dat
even goeden toestand als bij Breskensalgemeene en plaatselijke belangen pa-
yiissingen kan men hier krijgen. Waar j rallel kunnen loopen. Zoo is het ook hier.
zou i
Doch de Rijkswaterstaat, aldus spr,
heeft beslist over ons en zonder ons. Hij
heeft respect voor de ingenieurs, doch
het kan nuttig zijn aan menschen uit de
practijk het oor te leenen. Tegen het
kleine voordeel van een iets kortere
verbinding Kruiningen Perkpolder
staan vele nadeelen. Wat aanvaringen
betreft is de trefkans 300 pet. grooter
bij dwarse overvaring in tegenstelling
met het schuine overvaren van thans
Bovendien zal de kortere overvaart nie
de haven moet komen, wil spr. aan de
bevoegde autoriteiten over laten. Spr.
ziet evenmin in, dat de verbreeding van
het kanaal door Zuid-Beveland de ka
nalisatie van W, Noord Brabant
schaden.
Deze verbreeding zal ook een mooi
werkobject zijn voor de Zeeuwen. Spr.
schaart zich aan de zijde van hen die
zijn voor een zoo goed mogelijk kanaal j
door Zuid-Beveland.
t 6 .meenJ' heerl altijd opgaan, omdat men door de Schaar
ockeieer tegen windmolens gevochten 1 van Waarde gaat, en dikwijls die 10 mi
heelt. Dat men het veer wil brengen vanj nuten weer verspelen zal, door op sle
Hansweert Walsoorden naar Kruinin-jpen te moeten wachten. Voorts is de
êenPerkpolder, is niet in het belang j Perkpolder onderhevig aan vallen; de
van eerstgenoemde plaatsen. Deze ver-j oever is er gevaarlijk en men loopt er
plaatsing zou den ondergang beteekenenl kans overstroomd te worden. Verder
van den middenstand van Walsoorden. I concentreert het verkeer in O. Z. Vlaan
De minister schijnt niet te weten, wat! deren, met zijn 55.000 inwoners, zich op
hier leeft, zet zijn handteekening zonder! Walsoorden. Tenslotte-echter acht spr
te weten waaronder. De bevolking ziet! het geld beter besteed aan verbetering
zijn belangen anders dan Den Haag die I van wegen en verkeersmiddelen. Intus
ziet. Spr. acht deze verlegging niet vanl schen, aldus besluit spr., strijden we niet
tegen de inloophaven, maar we willen
die, uit een oogpunt van algemeen be
lang, te Walsoorden hebben.
Baron C o 11 o t d'E scury vestigt
er de aandacht op, dat de steiger te
Walsoorden ook niet altijd voldoet, en
spr. meent, dat men den nadruk moet
leggen op een actie om de haven te
Walsoorden te krijgen.
De heer Lockefeer wijst er nog
op, dat ook hij een haven te Walsoor
den de ideale oplossing zou vinden. Hij
ziet echter een actie tegen de haven, als
een actie tegen het belang van Zeeuwsch
Vlaanderen. Spr. adviseert daarom
staakt deze actie, anders hebt ge kans
dat ge niets krijgt
Ernest Claes: Toen Ons-Lieve
Vrouwke heuren Beeweg deed.
Hilarion Thans: Vertellen.
H. Geurtjens: Onder de Kaia-
Kaja's.
Roomsch-Katholieke letterkunde, al
al dient zij zich zelve niet als zoodanig
aan, heeft altijd iets in stemming en
sfeer, dat haar onderscheidt van die van
anderen huize. In die sfeer is iets, dat
ik niet geheel onder woorden kan bren
gen, misschien wel iets dat mij vreemd
is (en als niet-Roomsch Katholiek ook
vreemd moet zijn) maar óók is er een
element in, dat ik wel niet kan verkla
ren, maar dat mij toch steeds weer he
vig pakt en misschien mag ik het
zóó wel zeggen ook gelukkig maakt.
,f Is t°ch eigenlijk het voornaamste
„ding in een boek: of het iemand ge
lukkig maakt of droevig, of beiden
in elkaar verstrengeld en gewrochten
tegelijkertijd. Met allen eerbied voor de
kennis van feiten, menschenzielen en
letterkunde, die velen besprekers-van
boeken eigen is kom ik er steeds even
toe te zeggen dat, naar mijn innige over
tuiging, theoretiseeren in de beoefening
van dat metier zoo hopeloos-grauw is
als theorie „van huis uit" maar kan zijn.
Het is iets wat mijn oer-beginsel is bij
het bespreken van boeken: het «teeMs
y*- belang of-een boek den lezv :t.~.
wijze gelukkig of ongelukkig maakt. Dai
men daarbij „den" lezer óp een bepaald
niveau van innerlijke en uiterlijke erudi
beteekenend belang voor Zeeuwsch-
Vlaanderen. Het geld kan beter besteed
worden, aan kanalen, goede rijkswegen,
een spoorweg. Laat men alles doen wat
goed is voor Zeeuwsch-Vlaanderen, doch
in overleg met de belanghebbenden.
Niet de ambtenaren moeten iets maken
en daar de bevolking mee opschepen.
Spr. komt er verder tegen op, dat men
in Brabant met de actie tegen de ver
breeding van het kanaal door Zuid-
Beveland, bedoeld zou hebben. Z.-Beve
land schade te berokkenen. Laat men
dit kanaal verbreeden, doch niet op een
tijdstip, dat het gaat om de souvereini
teit van Nederland.
Iedere verbreeding van dit kanaal
verzwakt Nederlands positie inzake het
Schelde-Rijn vraagstuk. Men voldoet
zoo, zij het niet volkomen, aan de Bel
gische verlangens, doch opent voor de
tegenstanders van de Schelde-Rijn-ver-
binding lang's den Brabantschen wal, de
mogelijkheid zich hiertegen te verzetten.
Spr. beschrijft de onderhandelingen
over en de totstandkoming van het
vorige plan, wat de interruptie: „het is
hier geen politieke vergadering", ont
lokt. Spr. eindigde deze uiteenzetting
met de woorden: Ik geloof, dat men de
huidige regeering een dienst bewijst door
te zeggen: verbreedt het kanaal door
Zuid-Beveland, doch wacht tot men er
in het buitenland van afgezien heeft zich
te bemoeien met de kanalen die we in
ons eigen land aanleggen.
De heer L a m b o o y, burgemeester
van Hontenisse, antwoordt den heer
Lockefeer dat men tegen de verlegging
van de verbinding is, als daardoor ern
stiger belangen ten achter worden ge
steld. We hebben een betere verbinding
gekregen, aldus spr., doch men maakt
deze kapot door een groote boot Neu
zenHoedekenskerke. Daar komt bij,
dat men ook door de tunnel onder de
Schelde meer den weg over Antwerpen
neemt. Spr. dringt daarom aan op be
vordering van het verkeer Hansweert—
Walsoorden, en constateert dat de nieu
we motorboot, die plaats heeft voor 40
auto's, er gemiddeld maar 20 vervoert.
Zou men, aldus spr. voor de keuze
staan, één millioen of niets, dan kiest
men natuurlijk één millioen, doch deze
dan besteed op zulk een wijze, dat men
er iets aan heeft. Niemand heeft om deze
verlegging gevraagd. Spr. bepleit aanleg
van de inloophaven bij Walsoorden en
zet daarvan de voordeelen uiteen. O.a.
heeft men er ook, met gevaar bij mist,
altijd nog de steiger. Doch het liefst ziet
spr. een onderzoek of dit millioen niet
beter besteed kan worden, b.v. aan ver
betering van het wegennet.
De heer G. Adriaans e, haven
PLANMATIGE CULTUUR VAN
EIGEN BODEM.
Onze landbouwkundige medewerker
schrijft ons:
Wanneer men geregeld de land- en
tuinbouwpeirs leesjt, dan valt het op
hoe er voortdurend meer éénheid komt
in den gedachtengang der schrijvers. De
naakte feiten voeren hen tot elkaar. Al
les draait om dit eene: onze land-
tuinbouw hebben zich ingesteld op ex
port en die export is lam geslagen met
het sombere vooruitzicht, dat in afzien-
baren tijd daarin geen verbetering is te
verwachten, zoodat onze bodemproduc
tie steeds meer is aangewezen op het
binnenlandsch verbruik, Ir, v. d. Veen
gewaagt in de Tuinderij van een bezoek
aan twee groote land- en tuinbouwten
toonstellingen, te Essen en te Keulen
Hij spreekt van een geweldigen voor
uitgang van den tuinbouw en is over
tuigd, dat de kwaliteit van vele plan
ten, bloemen en fruit was eerste klas,
die voor ons land niet onder behoeft te
doen.
Ook van vele groenten kan dat wor
den gezegd, zoodat men niet langer mag
verkondigen, dat de Duitsche kweeker
in verband met bodem en klimaat niet
die kwaliteit van tuinbouwgewassen zou
kunnen voortbrengen als in ons land.
Het doel der beide tentoonstellingen was
aan de Duitsche consumenten te toonen,
wat de Duitsche land- en tuinbouw zelf
kunnen voortbrengen, te doen uitko
men, dat de Duitsche land- en tuin
bouwproducten niet behoeven onder te
doen voor de buitenlandsche. Uit alle
hoeken en gaten was a.h.w. te bemerken,
dat gestreefd wordt met een niets ont-
zienden wil en dito volharding naar 'n
voorziening van Duitschland met Duit-
tie moet stellen is vanzelfsprekend,
Wie om een voorbeeld buiten het terrein
der letterkunde te kiezen, een film als
„Song of Songs" mooi vindt en hoe-
vele tienduizenden zijn dit niet wie
zulk een (zooals Jordaan dat in de Groe
ne Amsterdammer meende) Hooglied
van de Kitsch, of banaler gezegd: „keu
kenmeiden-roman" vereert als schoon
heid (dus: wie daar gelukkig mee is)
staat onder het door mij bedoelde ni
veau. Van een zekere mate van cultuur
een zekere verhevenheid van sentiment
jij mijn lezers, ga ik uit.
Dus: over het algemeen geeft het
kennis nemen van waarachtig-roomsche
litteratuur mij een gevoel van geluk. Ik
geloof dat dit verklaarbaar is bij iemand
die niet-roomsch is, al ware dit alleen
reeds uit de negatieve overweging, dat
de Calvinistische gestrengheid van den-
ten vreemd is aan het Roomsche boek.
Hierover valt niet te redetwisten. Ook
de recensent is een mensch en wat voor
zijn individueele innerlijk geldt is nog
geen maatstaf voor de sentimenten van
andere boekenlezers.
Daarmede is een tweede, voor mij
steeds geldende, beginsel van de boek-
critiek aangeroerd: Zij kan en moet
zelfs, zoolang zij zich bezig houdt met
dingen die niet met levensbeschouwing,
ethiek, politiek in verband staan, sub
jectief zijn.
En nu wijd ik dus een uiteraard korte
beschouwing aan de drie Roomsche boe
gen, wier titels hierboven staan.
Ernest Glaes, de Witte van Sichem,
zopals zoo ontelbaar vele Nederlanders
hem tot hun genoegen kennen,
schreef een zeer vroom boek, dat op een,
'n beetje onvrome, wijze tot stand kwam.
Het is namelijk geschreven óm de prach
tige houtsneden van Brocas héén. Zoo
was dit de omgekeerde wereld, die
niettemin niet zonder inspiratie was.
Want zelfs al zoude Claes, al doende,
niet zijn geïnspireerd door zijn onder
werp zelve, de aanleiding van zijn schrij
ven de platen bieden gelegenheid
tot inspiratie genoeg. En daarvan ge
tuigt dit uiterlijk èn innerlijk mooie
boek in volle, verheugende mate.
Ge moet er u evenwel bij voorbaat
voor kunnen openstellen en als ge niet-
Roomsch zijt, moet de bereidheid in u
zijn de geestelijke houding te aanvaar
den, die de schrijver heeft. Wie dit niet
kunnen, zullen dit blanke boek slechts
sceptisch kunnen lezen en dusdanig le
zen van zulk een kinderlijk en mooi ding
is ganschelijk onnuttig werk. Maar gééft
ge u over, zegt ge niet: „ik geloof niet
aan die beeldekens die wonderlijke din
gen deden; het geloof der lieden, die in
deze naïeve beeltenissen van Maria, de
Moeder Gods aanbidden en haar om
voorspraak in allerlei huiselijke en klein-
menschelijke moeilijkheden vragen, dat
is mijn geloof niet en veeleer beschouw
ik het als ongeloof of bij-geloof" in
dien ge dit niet zegt, maar de grootheid
of de vriendelijkheid van hart bezit om
éven in het Roomsch denken te treden
dan beleeft ge geluk aan dit blanke
boek van duifblank vertrouwen, dan
vindt ge al dit. zoete, dit zangerige, dit
sentimenteele wellicht mooi als een oud
sche waren. Honderd duizenden hebben
deze tentoonstellingen bezocht en heb
ben naar huis medegenomen hei weten,
althans het geloof, dat de nationale be
dem vrijwel in staat is aan de vraag van
den Duiischen consument te vuldoen.
Vak- en dagbladen en voordrachten vei-
sterken hen in die overtuiging, zoodat,
in dit licht bezien, een export van fruit,
groenten, bloemen en boomen naar
Duitschland zich binnen een lange reeks
van jaren niet zal bewegen in een stij
gende lijn.
Duitschland legt het er heel dik op,
maar ook in andere landen is dezelfde
strekking waar te nemen. Deze feiten
heben de agrariërs, in welke bonden of
maatschappijen ze ook vereenigd zijn,
naar elkander doen groeien en vrijwel
eensgezind, sturen ze aan op de ,,Plan-
wirtschaft", op een stelselmatige eigen-
voorziening. Men geeft al volmondig toe,
dat de teelt van consumptie-aardappe
len zal moeten worden beperkt, dat de
tuinbouw moet worden ingekrompen, dat
de veestapel moet worden aangepast ten
naastenbij aan de buitenlandsche be
hoefte, wat met de suikerbieten reeds
het geval is.
En desondanks schuwt men open en
rond van planmatige cultuur te spreken.
Hieruit blijkt wel in hooge mate, hoe
de boer van huize uit een verwoed te
genstander is van eiken maatregel, die
ingrijpt in zijn bedrijfsleven. Slechts
noodgedwongen, bij brokjes en beetjes,
geeft hij zich gewonnen en toch kan naar
onze overtuiging dit pappen en nathou
den de ellende slechts verlengen. Men
vergete niet, dat het gaat, dat het moet
gaan ten minste om het loonend maken
van de heele bodemproductie.
Wanneer men nu verschillende teelten
beperkt, de tuinbouwproductie ver
kleint, o.m. door deze te weren van de
echte landbouw-bedrijven, ons vee gedeel
telijk afslacht, dan nog blijven we de
zelfde cultuur-bodem-grootte behouden.
Het is toch logisch bij de beperking van
eenige teelt te vragen: wat moet met
den daardoor vrijgekomn grond gebeu
ren, welk gewas kan het verbodene
vervangen? Welnu, op die vraag kan
slechts antwoord worden gegeven, als
men zich een vast doel, een scherp om
schreven plan voor oogen heeft gesteld.
Het aardappel-débacle van het vorige
jaar en laat ons zeggen de aardappel
misère van dit jaar zijn daarvoor de be
wijzen. Men moet durven zeggen:
De stemming der volken om ons heen
is van dien aard, dat van vrije uitwisseling
van goederen geen sprake meer is, en
naar het zich laat aanzien, in verre toe
komst geen sprake zal zijn. Zelfbehouc
dwingt ons hiermede rekening te houden
We kunnen onzen grond, dien we vroe
ger beteelden met export-producten niet
braak laten liggen en onze landbouwers
en landarbeiders laten verhongeren
Derhalve zijn we aangewezen, steeds
meer, op teelten, die in eigen land kun
nen worden verbruikt en moeten we
de prijzen dezer producten losmaken
van den wereldprijs, omdat dit de eenig-
ste manier is om aan onze plattelan
ders een menschwaardig bestaan te
waarborgen. Dit uit sociale overwegin
gen, maar ook een welbegrepen eigen
belang voert tot deze politiek, omdat
met het vervallen van de plattelandsbe
volking tot pauperisme tegelijk het fun
dament van ons volksbestaan wegvalt.
Heeft men deze stelling als uitgangs
punt aanvaard, dan kan een nationaal
zaaiplan niet met een schaartje worden
geknipt, doch dat behoeft ook niet. Als
een belangrijk percentage van den bo
dem voor den verbouwer werkelijk vaste
grond is, dan mogen er onzentwege nog
enkele speculatieve kansen blijven be
staan, doch dan zal bewust op het doel
kunnen worden aangestuurd.
Mariabeeldje in een stille Vlaamsche
dorpskerk zelve. En wat er aan „histo
rie" in dit boek staat neemt ge zonder
innerlijke bedenking aan en van de schat
aan folkloristische gegevens die Claes
verwerkt heeft, verkwikt ge u als aan
oude, watergeverfde volksprenten. Ik
aeb genoten van dat boek met kleine,
zoete teugen. En den uitgever A. A. M.
Stols (te Maastricht) heb ik bewonderd
voor de wijze waarop hij zijn taak heeft
opgevat en die tot vreugdige werkelijk-
ïeid gemaakt heeft.
Hilarion Thans is een pater-minder-
jroeder, die vroeger wel eens met een
cinderlijk vers mij heeft verkwikt. Dit
vertelselboek van hem, heeft mij niet
verkwikt. Het is het eerste yan drie
deeltjes, die als zij allen op hetzelfde
peil zouden staan, een vloed van egale
vert'ellerij zouden materialiseeren. Het
is alles erg onbelangrijk en zéér gede
tailleerd bovendien. Pater Thans put
iedere wending van zijn vertelsels uit,
tot hij haar tot op den draad heeft uit
eengerafeld. Zoo liggen er vele kale,
naakte, rechte draden voor u en door
die draden kunt ge het borduursel zelve
niet meer zien.
In een critiek, die Roel Houwink in
de Nieuwe Rotterdamsche Courant de
ze week op dit boekje schreef, stelde
die als het ware den eisch, dat een pa
ter méér „voor het hart" moet geven
dan een wereldlijk schrijver. Althans
zóó heb iR zijn critiek meenen te mogen
opyatten. Dit lijkt mij onjuist. Een schrij
vende pater is een schrijvende mensch
en het getuigt van opbescheiden be-
IAfzender!» onbekend stuk in de prullen-
mand. 2. Briefwisseling wordt over ingezón-
i den stukken geplaatst of geweigerd
j niet gevoerd. 3. De kopij wordt niet terug-
J gezonden. 4. Maakt het kort I
OPIUM.
Mijnheer de Redacteur!
In uw blad van 23 dezer stelde U bij
j het stukje over de Rawanafilm de vraag
„Waarom is het onmogelijk om in Ned.
Indië het opiumgebruik zoo maar te
i verbieden?"
I Misschien interesseeren ook meerdere
lezers zich voor deze vraag.
Mogen wij daarom voor het onder
staande eenige plaatsruimte in uw blad?
Zooals bekend, is het opiumgebruik
in het Oosten en ook in Ned. Indië sterk
verbreid.
Nu kan men echter lang niet elke opi
umgebruiker een opiumslaaf noemen. Er
zijn natuurlijk tallooze spaarzame ge-
j bruikers van dit genotmiddel die zich
slechts af en toe aan de lichte bedwel
ming en de heerlijke droomen overge
ven.
Maar het gevaar is groot
Bij tegenslag en verdriet, bij een on
prettig leven en zoo, komt de Oosterling
al heel spoedig tot een te sterk gebruik.
De lichaamskrachten nemen dan snel af
en de zucht tot opium wordt onbedwing
baar.
En juist in die meer- of mindere zucht
naar opium zit het moeilijke.
Om zich dit bij benadering in te den
ken realiseere men zich de onbedwing
bare zucht naar tabak in onze Wester-
sche samenleving, die zich bij ouden en
jongen, rijken en armen, ongodsdiensti-
gen en vromen, openbaart.
Indien de Indische Regeering het opi
um geheel verbood, zou deze zucht naar
opium een geweldigen smokkelhandel
doen opleven met al de verkeerde prak
tijken en ellendige gevolgen daaraan
verbonden.
Veel meer dan thans, zou door „be
langhebbenden" het opiumgebruik wor
den aangemoedigd.
Met het oog op de lange kustlijnen om
de Indische eilanden, de beboschte lan
den en de tegenover blanken zwijgzame
inlanders zou het scherpste politietoe-
het hem eigene doch verboden opium
zicht weinig baten. De Indonesiër zou
méér gebruiken en de vreemde over-
heerscher zou zich door zijn verbod en
het najagen van de overtreders meer ge
haat maken, althans bij velen.
In dit verband willen wij slechts 'wij
zen op het alcoholverbod in Amerika,
dat niet eens door een vreemde over-
heerscher, doch door de eigen regeering
werd opgelegd en nochtans niet gehand
haafd kon blijven.
Zeker, op het eerste gezicht doet het
vreemd aan dat de Indische Regeering
het opiummonopolie aan zich heeft ge
trokken om zoodoende het opiumge
bruik te kunnen leiden en remmen en
een „ideale" opiumbestrijding is het al
lerminst, doch een betere en tevens uit
voerbare oplossing is nog niet gevon
den.
Men noemt het dan ook niet voor niets
het opium vraagstuk.
Wij hopen U en enkele lezers met dit
beknopte stukje te hebben gediend en
danken U voor uwe gastvrijheid.
Gem, Zendingsraad.
Abonnementen en Advertentiën voor
dit blad worden aangenomen door
den Agent J. VAN SLOOTEN,
Oudestraat A 199.
moeizucht indien men den eisch stelt
dat de pater steeds ex-professo schrij
ven zoude. Dat is 't dus allerminst wat
ik op dit boekje heb aan te merken. De
eisch dien ik wèl mag stellen is, dat
wat geschreven wordt de moeite van de
kennisneming waard zij. Dit is bij de
meeste vertelsels van Hilarion Thans
niet het geval. Althans niet voor de
menschen van het niveau, waarvan ik
hier boven gewaagde. Ik kan gelooven,
dat wat daar-ónder is wellicht genieten
kan van dit boekje, dat door den Roer-
mondschen uitgever Romen, smakelijk
is verzorgd.
Bij dienzelfden uitgever verscheen het
boek van den missionaris, pater Geurt
jens. Dat is een geloofsheld, wiens man
nenmoed ook door den niet-geloofsge-
noot erkend en geëerd zal worden. Lan
ge jaren bracht pater Geurtjens in de
duisterste binnenlanden van het onge
civiliseerde Nieuw-Guinea door en hij
arbeidde voor de verbreiding van zijn
geloof onder lieden, die zich een men-
schenboutje goed lieten smaken. Zijn
boek is een „documentaire" en het
heeft niet de pretentie „litteratuur" te
zijn. Het is evenwel journalistiek van
de eerste orde Journalistiek met de
keur van diepe wetenschappelijkheid.
Journalistiek, geadeld door een vroom
geloof en gekoesterd in de warmte van
een goed mannen-hart. Een boek dat
mij meer heeft „gegeven" dan menige
schrijversuiting met groeier pretentie
en minder ziel.
- E. Elias.