INGEZONDEN STUKKEN. BOEKENSCHOUW. VEERE. daar met wantrouwende oogen keek naar elke inpoldering; dat de Schelde in oorlogstijd een gevaarlijk bezit is; dat men, met de Schelde, ook Z. Vlaanderen zou verliezen; dat een goede oplossing van deze voor België zoo belangrijke kwestie, van groot belang voor den vrede is; dat een kanaal met zee-boe zem langs den Brabantschen wal deze kwestie zou oplossen, en een einde zou maken aan elke poging tot aantasting van onze souvereiniteit over de Schelde en Zeeuwsch-Vlaanderen. Na nog betoogd te hebben, dat men ook in België op een ais door hem ge noemde oplossing hoopt, waardoor dit land vrijwillig neutraal zal kunnen blij ven, schetste spr., hoe de rand-provin- ciën eeuwenlang achtergesteld waren bij Holland. Nederland dreef handel, en mede dank zij de Nieuwe Waterweg, werd Rotterdam het hart van Nederland. Doch daarna kwam de industrie op, ook in Brabant en Limburg, de bevolking nam geweldig toe en deze tijd verlamde den handel en dreef tot autarchie. Daar om is het nu een prachtige gelegenheid om ook de randprovinciën het volle pond te geven. Alle Nederlandsche grond moet benut worden, opdat hij arbeid en brood geve aan de werkloozen. Spr. zeide vervolgens over Walcheren en Zuid-Beveland, dat men aanvankelijk meende, dat ook deze in den bloei zou den deelen. Vlissingen zag men een groo- te zeehaven worden, maar dat is geble ken een illusie geweest te zijn. De af stand uit het achterland was te groot en de spoorweg kon dit niet vergoeden, omdat het vervoer over water zooveel goedkooper is. Voorts leenen, aldus spr., de Zeeuwsche eilanden zich niet voor het vestigen van industrieën van betee- kenis, omdat men er niet voldoende zoet water heeft. Daarom moet men er ook geen gelden in steken; ook niet in de verbreeding van het kanaal Hansweert- Wemeldinge, De actie, om deze gelden wel te steken in Vlaanderen en Brabant, is geen beperkte Nederlandsche gedach te, want het Zuid-Westen van het land zal daardoor een' sluitstuk worden. Men moet echter, aldus spr., geen mil- lioen besteden aan een speelgoedhaven, als thans plan was in den Perkpolder aan te leggen. Doch, zoo zeide spr., ik geloof dat dit plan, dat nog maar kort bekend is, ook reeds weer begraven werd. De v o o r z. bracht den inleider hulde voor zijn woorden, die een horizon openden van verwachtingen, die, wor den ze verwezenlijkt, het aanzien van geheel Z. Vlaanderen zullen veranderen Dit alles zal echter niet vandaag of mor gen verwezenlijkt worden, maar de steeds neervallende druppel holt ten slotte den steen uit. De hr Lockefeer zegt, dat men hier gekomen is om Zeeuwsche belangen te bespreken, als het kanaal door Zuid- Beveland en de verbinding Hansweert- Walsoorden, Spr, vraagt, of men zijn eigen belang geen schade doet? De re geering wil de verbindingen verbeteren Men kreeg goede ferry-booten, Nu wordt actie gevoerd om de inloophaven niet in den Perkpolder maar bij Walsoorden te krijgen, en de vraag is, wat eischt het algemeen belang? Er is niets tegen, dat men tracht het plaatselijk belang met het algemeen belang te vereenigen, doch het is een fout, 'n onzalige actie, zonder meer te gen deze haven te ageeren. Men speelt met vuur, als men deze actie voortzet en het zou spr. spijten als men daardoor dit met zorg opgezette plan zou doen mislukken. Walsoorden is van alle punten het ge makkelijkst te bereiken, en daarom dient eerst een goede verbinding met deze plaats tot stand gebracht te wor den. Te spreken van een „weggegooid millioen is een pover argument. Een J meester te Walsoorden, merkt op, dat even goeden toestand als bij Breskensalgemeene en plaatselijke belangen pa- yiissingen kan men hier krijgen. Waar j rallel kunnen loopen. Zoo is het ook hier. zou i Doch de Rijkswaterstaat, aldus spr, heeft beslist over ons en zonder ons. Hij heeft respect voor de ingenieurs, doch het kan nuttig zijn aan menschen uit de practijk het oor te leenen. Tegen het kleine voordeel van een iets kortere verbinding Kruiningen Perkpolder staan vele nadeelen. Wat aanvaringen betreft is de trefkans 300 pet. grooter bij dwarse overvaring in tegenstelling met het schuine overvaren van thans Bovendien zal de kortere overvaart nie de haven moet komen, wil spr. aan de bevoegde autoriteiten over laten. Spr. ziet evenmin in, dat de verbreeding van het kanaal door Zuid-Beveland de ka nalisatie van W, Noord Brabant schaden. Deze verbreeding zal ook een mooi werkobject zijn voor de Zeeuwen. Spr. schaart zich aan de zijde van hen die zijn voor een zoo goed mogelijk kanaal j door Zuid-Beveland. t 6 .meenJ' heerl altijd opgaan, omdat men door de Schaar ockeieer tegen windmolens gevochten 1 van Waarde gaat, en dikwijls die 10 mi heelt. Dat men het veer wil brengen vanj nuten weer verspelen zal, door op sle Hansweert Walsoorden naar Kruinin-jpen te moeten wachten. Voorts is de êenPerkpolder, is niet in het belang j Perkpolder onderhevig aan vallen; de van eerstgenoemde plaatsen. Deze ver-j oever is er gevaarlijk en men loopt er plaatsing zou den ondergang beteekenenl kans overstroomd te worden. Verder van den middenstand van Walsoorden. I concentreert het verkeer in O. Z. Vlaan De minister schijnt niet te weten, wat! deren, met zijn 55.000 inwoners, zich op hier leeft, zet zijn handteekening zonder! Walsoorden. Tenslotte-echter acht spr te weten waaronder. De bevolking ziet! het geld beter besteed aan verbetering zijn belangen anders dan Den Haag die I van wegen en verkeersmiddelen. Intus ziet. Spr. acht deze verlegging niet vanl schen, aldus besluit spr., strijden we niet tegen de inloophaven, maar we willen die, uit een oogpunt van algemeen be lang, te Walsoorden hebben. Baron C o 11 o t d'E scury vestigt er de aandacht op, dat de steiger te Walsoorden ook niet altijd voldoet, en spr. meent, dat men den nadruk moet leggen op een actie om de haven te Walsoorden te krijgen. De heer Lockefeer wijst er nog op, dat ook hij een haven te Walsoor den de ideale oplossing zou vinden. Hij ziet echter een actie tegen de haven, als een actie tegen het belang van Zeeuwsch Vlaanderen. Spr. adviseert daarom staakt deze actie, anders hebt ge kans dat ge niets krijgt Ernest Claes: Toen Ons-Lieve Vrouwke heuren Beeweg deed. Hilarion Thans: Vertellen. H. Geurtjens: Onder de Kaia- Kaja's. Roomsch-Katholieke letterkunde, al al dient zij zich zelve niet als zoodanig aan, heeft altijd iets in stemming en sfeer, dat haar onderscheidt van die van anderen huize. In die sfeer is iets, dat ik niet geheel onder woorden kan bren gen, misschien wel iets dat mij vreemd is (en als niet-Roomsch Katholiek ook vreemd moet zijn) maar óók is er een element in, dat ik wel niet kan verkla ren, maar dat mij toch steeds weer he vig pakt en misschien mag ik het zóó wel zeggen ook gelukkig maakt. ,f Is t°ch eigenlijk het voornaamste „ding in een boek: of het iemand ge lukkig maakt of droevig, of beiden in elkaar verstrengeld en gewrochten tegelijkertijd. Met allen eerbied voor de kennis van feiten, menschenzielen en letterkunde, die velen besprekers-van boeken eigen is kom ik er steeds even toe te zeggen dat, naar mijn innige over tuiging, theoretiseeren in de beoefening van dat metier zoo hopeloos-grauw is als theorie „van huis uit" maar kan zijn. Het is iets wat mijn oer-beginsel is bij het bespreken van boeken: het «teeMs y*- belang of-een boek den lezv :t.~. wijze gelukkig of ongelukkig maakt. Dai men daarbij „den" lezer óp een bepaald niveau van innerlijke en uiterlijke erudi beteekenend belang voor Zeeuwsch- Vlaanderen. Het geld kan beter besteed worden, aan kanalen, goede rijkswegen, een spoorweg. Laat men alles doen wat goed is voor Zeeuwsch-Vlaanderen, doch in overleg met de belanghebbenden. Niet de ambtenaren moeten iets maken en daar de bevolking mee opschepen. Spr. komt er verder tegen op, dat men in Brabant met de actie tegen de ver breeding van het kanaal door Zuid- Beveland, bedoeld zou hebben. Z.-Beve land schade te berokkenen. Laat men dit kanaal verbreeden, doch niet op een tijdstip, dat het gaat om de souvereini teit van Nederland. Iedere verbreeding van dit kanaal verzwakt Nederlands positie inzake het Schelde-Rijn vraagstuk. Men voldoet zoo, zij het niet volkomen, aan de Bel gische verlangens, doch opent voor de tegenstanders van de Schelde-Rijn-ver- binding lang's den Brabantschen wal, de mogelijkheid zich hiertegen te verzetten. Spr. beschrijft de onderhandelingen over en de totstandkoming van het vorige plan, wat de interruptie: „het is hier geen politieke vergadering", ont lokt. Spr. eindigde deze uiteenzetting met de woorden: Ik geloof, dat men de huidige regeering een dienst bewijst door te zeggen: verbreedt het kanaal door Zuid-Beveland, doch wacht tot men er in het buitenland van afgezien heeft zich te bemoeien met de kanalen die we in ons eigen land aanleggen. De heer L a m b o o y, burgemeester van Hontenisse, antwoordt den heer Lockefeer dat men tegen de verlegging van de verbinding is, als daardoor ern stiger belangen ten achter worden ge steld. We hebben een betere verbinding gekregen, aldus spr., doch men maakt deze kapot door een groote boot Neu zenHoedekenskerke. Daar komt bij, dat men ook door de tunnel onder de Schelde meer den weg over Antwerpen neemt. Spr. dringt daarom aan op be vordering van het verkeer Hansweert— Walsoorden, en constateert dat de nieu we motorboot, die plaats heeft voor 40 auto's, er gemiddeld maar 20 vervoert. Zou men, aldus spr. voor de keuze staan, één millioen of niets, dan kiest men natuurlijk één millioen, doch deze dan besteed op zulk een wijze, dat men er iets aan heeft. Niemand heeft om deze verlegging gevraagd. Spr. bepleit aanleg van de inloophaven bij Walsoorden en zet daarvan de voordeelen uiteen. O.a. heeft men er ook, met gevaar bij mist, altijd nog de steiger. Doch het liefst ziet spr. een onderzoek of dit millioen niet beter besteed kan worden, b.v. aan ver betering van het wegennet. De heer G. Adriaans e, haven PLANMATIGE CULTUUR VAN EIGEN BODEM. Onze landbouwkundige medewerker schrijft ons: Wanneer men geregeld de land- en tuinbouwpeirs leesjt, dan valt het op hoe er voortdurend meer éénheid komt in den gedachtengang der schrijvers. De naakte feiten voeren hen tot elkaar. Al les draait om dit eene: onze land- tuinbouw hebben zich ingesteld op ex port en die export is lam geslagen met het sombere vooruitzicht, dat in afzien- baren tijd daarin geen verbetering is te verwachten, zoodat onze bodemproduc tie steeds meer is aangewezen op het binnenlandsch verbruik, Ir, v. d. Veen gewaagt in de Tuinderij van een bezoek aan twee groote land- en tuinbouwten toonstellingen, te Essen en te Keulen Hij spreekt van een geweldigen voor uitgang van den tuinbouw en is over tuigd, dat de kwaliteit van vele plan ten, bloemen en fruit was eerste klas, die voor ons land niet onder behoeft te doen. Ook van vele groenten kan dat wor den gezegd, zoodat men niet langer mag verkondigen, dat de Duitsche kweeker in verband met bodem en klimaat niet die kwaliteit van tuinbouwgewassen zou kunnen voortbrengen als in ons land. Het doel der beide tentoonstellingen was aan de Duitsche consumenten te toonen, wat de Duitsche land- en tuinbouw zelf kunnen voortbrengen, te doen uitko men, dat de Duitsche land- en tuin bouwproducten niet behoeven onder te doen voor de buitenlandsche. Uit alle hoeken en gaten was a.h.w. te bemerken, dat gestreefd wordt met een niets ont- zienden wil en dito volharding naar 'n voorziening van Duitschland met Duit- tie moet stellen is vanzelfsprekend, Wie om een voorbeeld buiten het terrein der letterkunde te kiezen, een film als „Song of Songs" mooi vindt en hoe- vele tienduizenden zijn dit niet wie zulk een (zooals Jordaan dat in de Groe ne Amsterdammer meende) Hooglied van de Kitsch, of banaler gezegd: „keu kenmeiden-roman" vereert als schoon heid (dus: wie daar gelukkig mee is) staat onder het door mij bedoelde ni veau. Van een zekere mate van cultuur een zekere verhevenheid van sentiment jij mijn lezers, ga ik uit. Dus: over het algemeen geeft het kennis nemen van waarachtig-roomsche litteratuur mij een gevoel van geluk. Ik geloof dat dit verklaarbaar is bij iemand die niet-roomsch is, al ware dit alleen reeds uit de negatieve overweging, dat de Calvinistische gestrengheid van den- ten vreemd is aan het Roomsche boek. Hierover valt niet te redetwisten. Ook de recensent is een mensch en wat voor zijn individueele innerlijk geldt is nog geen maatstaf voor de sentimenten van andere boekenlezers. Daarmede is een tweede, voor mij steeds geldende, beginsel van de boek- critiek aangeroerd: Zij kan en moet zelfs, zoolang zij zich bezig houdt met dingen die niet met levensbeschouwing, ethiek, politiek in verband staan, sub jectief zijn. En nu wijd ik dus een uiteraard korte beschouwing aan de drie Roomsche boe gen, wier titels hierboven staan. Ernest Glaes, de Witte van Sichem, zopals zoo ontelbaar vele Nederlanders hem tot hun genoegen kennen, schreef een zeer vroom boek, dat op een, 'n beetje onvrome, wijze tot stand kwam. Het is namelijk geschreven óm de prach tige houtsneden van Brocas héén. Zoo was dit de omgekeerde wereld, die niettemin niet zonder inspiratie was. Want zelfs al zoude Claes, al doende, niet zijn geïnspireerd door zijn onder werp zelve, de aanleiding van zijn schrij ven de platen bieden gelegenheid tot inspiratie genoeg. En daarvan ge tuigt dit uiterlijk èn innerlijk mooie boek in volle, verheugende mate. Ge moet er u evenwel bij voorbaat voor kunnen openstellen en als ge niet- Roomsch zijt, moet de bereidheid in u zijn de geestelijke houding te aanvaar den, die de schrijver heeft. Wie dit niet kunnen, zullen dit blanke boek slechts sceptisch kunnen lezen en dusdanig le zen van zulk een kinderlijk en mooi ding is ganschelijk onnuttig werk. Maar gééft ge u over, zegt ge niet: „ik geloof niet aan die beeldekens die wonderlijke din gen deden; het geloof der lieden, die in deze naïeve beeltenissen van Maria, de Moeder Gods aanbidden en haar om voorspraak in allerlei huiselijke en klein- menschelijke moeilijkheden vragen, dat is mijn geloof niet en veeleer beschouw ik het als ongeloof of bij-geloof" in dien ge dit niet zegt, maar de grootheid of de vriendelijkheid van hart bezit om éven in het Roomsch denken te treden dan beleeft ge geluk aan dit blanke boek van duifblank vertrouwen, dan vindt ge al dit. zoete, dit zangerige, dit sentimenteele wellicht mooi als een oud sche waren. Honderd duizenden hebben deze tentoonstellingen bezocht en heb ben naar huis medegenomen hei weten, althans het geloof, dat de nationale be dem vrijwel in staat is aan de vraag van den Duiischen consument te vuldoen. Vak- en dagbladen en voordrachten vei- sterken hen in die overtuiging, zoodat, in dit licht bezien, een export van fruit, groenten, bloemen en boomen naar Duitschland zich binnen een lange reeks van jaren niet zal bewegen in een stij gende lijn. Duitschland legt het er heel dik op, maar ook in andere landen is dezelfde strekking waar te nemen. Deze feiten heben de agrariërs, in welke bonden of maatschappijen ze ook vereenigd zijn, naar elkander doen groeien en vrijwel eensgezind, sturen ze aan op de ,,Plan- wirtschaft", op een stelselmatige eigen- voorziening. Men geeft al volmondig toe, dat de teelt van consumptie-aardappe len zal moeten worden beperkt, dat de tuinbouw moet worden ingekrompen, dat de veestapel moet worden aangepast ten naastenbij aan de buitenlandsche be hoefte, wat met de suikerbieten reeds het geval is. En desondanks schuwt men open en rond van planmatige cultuur te spreken. Hieruit blijkt wel in hooge mate, hoe de boer van huize uit een verwoed te genstander is van eiken maatregel, die ingrijpt in zijn bedrijfsleven. Slechts noodgedwongen, bij brokjes en beetjes, geeft hij zich gewonnen en toch kan naar onze overtuiging dit pappen en nathou den de ellende slechts verlengen. Men vergete niet, dat het gaat, dat het moet gaan ten minste om het loonend maken van de heele bodemproductie. Wanneer men nu verschillende teelten beperkt, de tuinbouwproductie ver kleint, o.m. door deze te weren van de echte landbouw-bedrijven, ons vee gedeel telijk afslacht, dan nog blijven we de zelfde cultuur-bodem-grootte behouden. Het is toch logisch bij de beperking van eenige teelt te vragen: wat moet met den daardoor vrijgekomn grond gebeu ren, welk gewas kan het verbodene vervangen? Welnu, op die vraag kan slechts antwoord worden gegeven, als men zich een vast doel, een scherp om schreven plan voor oogen heeft gesteld. Het aardappel-débacle van het vorige jaar en laat ons zeggen de aardappel misère van dit jaar zijn daarvoor de be wijzen. Men moet durven zeggen: De stemming der volken om ons heen is van dien aard, dat van vrije uitwisseling van goederen geen sprake meer is, en naar het zich laat aanzien, in verre toe komst geen sprake zal zijn. Zelfbehouc dwingt ons hiermede rekening te houden We kunnen onzen grond, dien we vroe ger beteelden met export-producten niet braak laten liggen en onze landbouwers en landarbeiders laten verhongeren Derhalve zijn we aangewezen, steeds meer, op teelten, die in eigen land kun nen worden verbruikt en moeten we de prijzen dezer producten losmaken van den wereldprijs, omdat dit de eenig- ste manier is om aan onze plattelan ders een menschwaardig bestaan te waarborgen. Dit uit sociale overwegin gen, maar ook een welbegrepen eigen belang voert tot deze politiek, omdat met het vervallen van de plattelandsbe volking tot pauperisme tegelijk het fun dament van ons volksbestaan wegvalt. Heeft men deze stelling als uitgangs punt aanvaard, dan kan een nationaal zaaiplan niet met een schaartje worden geknipt, doch dat behoeft ook niet. Als een belangrijk percentage van den bo dem voor den verbouwer werkelijk vaste grond is, dan mogen er onzentwege nog enkele speculatieve kansen blijven be staan, doch dan zal bewust op het doel kunnen worden aangestuurd. Mariabeeldje in een stille Vlaamsche dorpskerk zelve. En wat er aan „histo rie" in dit boek staat neemt ge zonder innerlijke bedenking aan en van de schat aan folkloristische gegevens die Claes verwerkt heeft, verkwikt ge u als aan oude, watergeverfde volksprenten. Ik aeb genoten van dat boek met kleine, zoete teugen. En den uitgever A. A. M. Stols (te Maastricht) heb ik bewonderd voor de wijze waarop hij zijn taak heeft opgevat en die tot vreugdige werkelijk- ïeid gemaakt heeft. Hilarion Thans is een pater-minder- jroeder, die vroeger wel eens met een cinderlijk vers mij heeft verkwikt. Dit vertelselboek van hem, heeft mij niet verkwikt. Het is het eerste yan drie deeltjes, die als zij allen op hetzelfde peil zouden staan, een vloed van egale vert'ellerij zouden materialiseeren. Het is alles erg onbelangrijk en zéér gede tailleerd bovendien. Pater Thans put iedere wending van zijn vertelsels uit, tot hij haar tot op den draad heeft uit eengerafeld. Zoo liggen er vele kale, naakte, rechte draden voor u en door die draden kunt ge het borduursel zelve niet meer zien. In een critiek, die Roel Houwink in de Nieuwe Rotterdamsche Courant de ze week op dit boekje schreef, stelde die als het ware den eisch, dat een pa ter méér „voor het hart" moet geven dan een wereldlijk schrijver. Althans zóó heb iR zijn critiek meenen te mogen opyatten. Dit lijkt mij onjuist. Een schrij vende pater is een schrijvende mensch en het getuigt van opbescheiden be- IAfzender!» onbekend stuk in de prullen- mand. 2. Briefwisseling wordt over ingezón- i den stukken geplaatst of geweigerd j niet gevoerd. 3. De kopij wordt niet terug- J gezonden. 4. Maakt het kort I OPIUM. Mijnheer de Redacteur! In uw blad van 23 dezer stelde U bij j het stukje over de Rawanafilm de vraag „Waarom is het onmogelijk om in Ned. Indië het opiumgebruik zoo maar te i verbieden?" I Misschien interesseeren ook meerdere lezers zich voor deze vraag. Mogen wij daarom voor het onder staande eenige plaatsruimte in uw blad? Zooals bekend, is het opiumgebruik in het Oosten en ook in Ned. Indië sterk verbreid. Nu kan men echter lang niet elke opi umgebruiker een opiumslaaf noemen. Er zijn natuurlijk tallooze spaarzame ge- j bruikers van dit genotmiddel die zich slechts af en toe aan de lichte bedwel ming en de heerlijke droomen overge ven. Maar het gevaar is groot Bij tegenslag en verdriet, bij een on prettig leven en zoo, komt de Oosterling al heel spoedig tot een te sterk gebruik. De lichaamskrachten nemen dan snel af en de zucht tot opium wordt onbedwing baar. En juist in die meer- of mindere zucht naar opium zit het moeilijke. Om zich dit bij benadering in te den ken realiseere men zich de onbedwing bare zucht naar tabak in onze Wester- sche samenleving, die zich bij ouden en jongen, rijken en armen, ongodsdiensti- gen en vromen, openbaart. Indien de Indische Regeering het opi um geheel verbood, zou deze zucht naar opium een geweldigen smokkelhandel doen opleven met al de verkeerde prak tijken en ellendige gevolgen daaraan verbonden. Veel meer dan thans, zou door „be langhebbenden" het opiumgebruik wor den aangemoedigd. Met het oog op de lange kustlijnen om de Indische eilanden, de beboschte lan den en de tegenover blanken zwijgzame inlanders zou het scherpste politietoe- het hem eigene doch verboden opium zicht weinig baten. De Indonesiër zou méér gebruiken en de vreemde over- heerscher zou zich door zijn verbod en het najagen van de overtreders meer ge haat maken, althans bij velen. In dit verband willen wij slechts 'wij zen op het alcoholverbod in Amerika, dat niet eens door een vreemde over- heerscher, doch door de eigen regeering werd opgelegd en nochtans niet gehand haafd kon blijven. Zeker, op het eerste gezicht doet het vreemd aan dat de Indische Regeering het opiummonopolie aan zich heeft ge trokken om zoodoende het opiumge bruik te kunnen leiden en remmen en een „ideale" opiumbestrijding is het al lerminst, doch een betere en tevens uit voerbare oplossing is nog niet gevon den. Men noemt het dan ook niet voor niets het opium vraagstuk. Wij hopen U en enkele lezers met dit beknopte stukje te hebben gediend en danken U voor uwe gastvrijheid. Gem, Zendingsraad. Abonnementen en Advertentiën voor dit blad worden aangenomen door den Agent J. VAN SLOOTEN, Oudestraat A 199. moeizucht indien men den eisch stelt dat de pater steeds ex-professo schrij ven zoude. Dat is 't dus allerminst wat ik op dit boekje heb aan te merken. De eisch dien ik wèl mag stellen is, dat wat geschreven wordt de moeite van de kennisneming waard zij. Dit is bij de meeste vertelsels van Hilarion Thans niet het geval. Althans niet voor de menschen van het niveau, waarvan ik hier boven gewaagde. Ik kan gelooven, dat wat daar-ónder is wellicht genieten kan van dit boekje, dat door den Roer- mondschen uitgever Romen, smakelijk is verzorgd. Bij dienzelfden uitgever verscheen het boek van den missionaris, pater Geurt jens. Dat is een geloofsheld, wiens man nenmoed ook door den niet-geloofsge- noot erkend en geëerd zal worden. Lan ge jaren bracht pater Geurtjens in de duisterste binnenlanden van het onge civiliseerde Nieuw-Guinea door en hij arbeidde voor de verbreiding van zijn geloof onder lieden, die zich een men- schenboutje goed lieten smaken. Zijn boek is een „documentaire" en het heeft niet de pretentie „litteratuur" te zijn. Het is evenwel journalistiek van de eerste orde Journalistiek met de keur van diepe wetenschappelijkheid. Journalistiek, geadeld door een vroom geloof en gekoesterd in de warmte van een goed mannen-hart. Een boek dat mij meer heeft „gegeven" dan menige schrijversuiting met groeier pretentie en minder ziel. - E. Elias.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 7