ID ZEEUWICH ZONDAGSBLAD M TEEKENPLAATJE, s KAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUBGSCHE COURANT 21 October 1933 ft ft ft ft >sr ^8 S*h rS g$8 o 8 a_ ft TO O*P to a;2.^s 2-sr ALS DE KLEUTERS SLAPEN. HET H0NINGFEEST. IN WONDERLAND. RAADSELHOEKJE. ZEEUWSCHE KRONIEK. HET NACHTPORTIERTJE. a >-t o (0 Q. 3 P-» ago 3 j. CL» t) K 1 TOO B ^r^crf:^; ~f ra la 3 Odo.O-2 O <-*• 3 i c+- ft P Q-» p- 3 53 - m O o ft cr C. 3 Eire. a m O ry* w jf pr p (0 P- ft &-■ 3 p ft^ 3 C5 (73 -t ft 3 m TO SLg K* a. s" cr p S- ft p^ a f-t* 72 C/5 ft O <-> 2 3 3 5. P P ^g.p-S'g £- 2 ^g. to to 2 g ?r o to a* a, f o ?33 to 3 g-g S. ?r 3 g-j^S. g to ra' r (O (D rt- P Ha-1 2- 3 S ro 3 <-. ro c *3 ra J? 3 TO a; ra" a p- P-* ft ft i N O P~ 13 2 0 0 ^t«P: 7) ft ET '-t o P- tr 1 ft i ft c o P 72 m iv w prs a -t ET® p O 3 TO o-P C TO 3 X. 3 P ra fc 3 2 O P W b r- B SB S^g-» Bg 330 sr^, a- 3 *- sB 3 £rp P to. M uo. Jr P o-VS-ffl 2. >-t - - (0 <-+• 1 co B'&sr 3 DO. 3 3 3 TJ 3 TOO." ^§*8 P (0 X ft Jw H* 1 3 s3: c P- /n (tl ID stooS'Sbb^. 2^5»^Saro. S 3 J«rs ST 5 En £.5.5 o. s 3 a <t> <5 ft m O- 3 VP 5 ft - a p a ra TO 3 O 3 T o 5 0 2. B- g-B' g-ooi TO TO r 3 Ak-5 £- J? cfc& - OrO." (D - 2|< q Zr m SJCa- tP ri *-. O O p a-ra ao. 5 TO in? r- g 3 ag." s s S-S" o 8 S.5 5.5' 3 3 <-t- 3 1 T3 1 Ö- 2."S. p^ ra erft P* ST* Co 3 p P p|fe» J p 0(0» 2 (t> 2 3 TO 3 M, a 1 1 cLi co o cr o tjanaffiraSn^S 5 g e-fT J. to prra «".^2 -_ro 0,~CX-&-TO*§ TO *- 5 S-"6 »°- 5' 5 2- 2T N B cr s*S ao. P M P S O rr yo» m Q-SJTOPeTO«p.p 3-TO 3. TO 3 g (v ipa^«-sQ* *Pi geloof en ik hoop, dat dit „zeep- proeven" je van je snoeplust heeft genezen. Wat denk jij, jongen Pim schaamde zich héél erg, toen vader zoo tot hem sprak. Hij durfde hem zelfs niet aan te kij ken. Hij begon alléén te huilen en daarna beloofde hij vader en moe der, onder hevig gesnik, zich te zullen beteren en zijn snoeplust af te leeren. „Nooit, nooit zal ik weer van iets snoepen snikte hij. En Pim hield zijn belofte. Als soms de list tot snoepen weer in hem opkWên^. was de gedachte aan dien nacht/waarin hij van de groene zeep snoepte, voldoende, om hem tot betere gedachten te brengen. Tante Joh, Stap-stap-stap gaan kleine voetjes Een-twee-drie naar bedje toe! Stap-stap-stap Wat zijn die voetjes Van al 't spelen vrees'lijk moe Kleine kleuters gaan nu zoetjes Slapen heel den langen nacht. Lachend kijkt hun vriend, het Maantje, Nu naar binnen, houdt de wacht. En de kinders in hun droomen Gaan op reis, zijn niet meer moe. In een vliegmachine gaan zij Vroolijk naar het Maantje toe. Maar nog vóór zij bij hem komen, Tuim'len zij plots met een vaart Naar beneden. 't Maantje ziet het En zegt: Kleuters, wéest bedaard Bij mij komen kun je toch niet Daarom kijk ik in je bed En als jullie lekker slapen, Dan heb ik natuurlijk pret! Kleine kleuters in hun droomen Kijken lachend naar de Maan, Die daar als een trouwe wachter Aan den Hemel steeds blijft staan. 1. In Bereland, hier ver vandaan, Was 't op een avond feest. Ik mag wel spreken van geluk, Want 'k ben er bij geweest 2. Het was het groote Honingfeest, Dat éénmaal in het jaar Door Koning Pluis gegeven wordt Aan heel de berenschaar. 3. De Koning zelf zat op een troon Naast hem de Koningin, Zij zagen er wat deftig uit, Die Vorst en die Vorstin. 4. De beren uit heel Berenland, In feestkleedij gehuld, Die hadden tot den versten hoek De feestzaal ras gevuld. 5. Er werd gedanst, muziek gemaakt, Ook menig spel gespeeld, 'k Weet vast, dat op het Honingfeest Zich niemand heeft verveeld. 6. Het was er net Luilekkerland, Want waarheen men ook zag, Was 't honing, zoete honing, die Op groote schalen lag. 7. De gasten werden getrakteerd, O, Beer wat was dat fijn En dolgraag had ik voor één dag Een beertje willen zijn. 8. luist dacht ik, dat ik ook wat kreeg, Ik nam het dankbaar aan Maar eensklaps met een zilv'ren straal Daar kriebelde de Maan 9. Mij wakker Was 't niet jammer zeg Uit was het berenfeest. Toch jok ik niet, als ik vertel, Dat ik er ben geweest. 10. 'k Hoop, dat ik nog eens word gevraagd En dan de Maan mij dan Niet kriebelt, zoodat ik tot 't eind Op 't feest heusch blijven kan. 11. 'k Doe daarom vlug mijn oogen dicht, Zoodra ik lig in bed. Wie weet, hoe gauw 'k naar Berenland Weer reis en daar heb pret 12. 'k Vertel er jullie stellig van, Kijk dus maar in de krant Bij rubriek: 't Gemengde Nieuws. Kom j' ook in Bereland door C, E, de Lille Hogerwaard. Daan en Hansje, hand aan hand, Gaan op reis naar Wonderland. Laten wij het land gaan zoeken Zegt klein Hansje, uit de boeken. Waar Kabouters wonen, Daan, En de Elfjes dansen gaan. Door de velden stappen zij Op een lentedag, 't is Mei Weldra zien zij mooie bloemen, Hooren zij de bijtjes zoemen, Vogels zingen blij hun lied. Heerlijk klinkt hun: pietepiet Aan den rand van 't groote bosch Zitten zij op zachte mos. En als z' eind'lijk huiswaarts gaan, Zegt heel ernstig kleine Daan: Al zag 'k geen Kabouters, Hans, En geen Elven-rondedans, Toch zijn wij in Wonderland Saam geweest, hè hand in hand OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 1. Het is heel stout van je, Frits, weg te loopen (Eist). Is het kleed amper groot ge- genoeg (Edam). Hoe wij ook om het hardst roe pen, niemand hoort ons. (Stroe en Epe). Heb je je drank al ingenomen (Ingen). 2. Amersfoort. Feest, stam, fret, toorts, tram. 3. Lood, s; loods. z A A G 1 A R N O 4. N N O G O. O R 4. b a A R b a 1 raam a d s e 1 s s e n pen I Raadsel. VOOR KLEINEREN. 1. Klok, kolk. 2. Boer, roer, toer, broer. 3. Je oogen. OM OP TE LOSSEN. o VOOR GROOTEREN. 1. Mijn geheel wordt met 7 letters geschreven en noemt een vier voetig dier. Een 1, 2, 7, 3 is een roofvogel. Een 3, 2, 6 is een klip. Een 3, 4, 4, 5 is een vogel. 6, 2, 7, 3 beteekent trotsch. Een 7, 1 is een landbouwwerk tuig. 2. Verborgen steden in Europa. Heeft Tante Minni messen en vorken gekocht Ik zal tegen u alles moeten ver dedigen. Zie je al die vogels Ik lok er enkele van met brood. Ik raad u: blindelings te gehoor zamen. 3. Als mijn eerste een half voorge bergte is en mijn tweede een vrouwelijk geestelijke, wat is dan mijn geheel 4. Vul de 16 vakjes in met: 2A 4E 1B 2D 2K2L1M 2R maar doe het zoo, dat je van links naar rechts en van bo ven naar beneden leest: lo een vaartuig. 2o een stand. 3o een toespraak. 4o een voorwerp, waarin men soms dieren vangt. VOOR KLEINEREN. 1. Op de zigzag-kruisjeslijn komt, van boven naar beneden gele zen een visch. X lo rij een weekdier. X 2o rij een ander woord X voor nadeel. X 3° r9 een getal. X 4o rij een lichaamsdeel. X - 5° rij een jong viervoe- X - tig dier. X - 60 rij iets waarin ge- X braden, gebakken en X gestooft kan worden. 7o rij een nuttige vloei stof. 80 rij een boom. 9o rij iets, wat vroolijk klinken kan. lOo rij iets, wat bij ver branding overblijft. 2. Wat maak je van: 3. Een bundeltje stekels, Vier pootjes, een kop En als er gevaar dreigt, Dan berg ik die op, 4. Voeg een jongensnaam en iets wat je eten kunt samen en je krijgt een grappigen baas. Hoe kan dat Het vogeltje. Onlangs de blaren vielen al, maar 't was nog lekker buiten liep ik in den tuin. Toen kwam daar het vogeltje. Een half uur heb ik er mee ge speeld. Hoe 't heette, weet ik niet. 't Was kleiner dan een musch, en z'n borstje was bruin. Dus zal het wel een roodborstje geweest zijn. Maar dat doet er niet toe. Ik stond stil en keek. Het vogeltje kwam van tak op tak dichterbij, en keek ook. Ik: glimlachend, waarom, dat weet ik niet. Maar naar zoon mooi, licht, teer en elegant schepseltje kun je niet anders dan vriendelijk-glim- lachend kijken. Het vogeltje keek ook. Wat schuw, wat verwonderd, maar tenslotte gerustgesteld: dat groote dier zonder vleugels had geen kwaad in den zin. En zoo gingen we den tuin door ik op het pad, hij van de hak op den tak. De ziel van den mensch is als zoo'n vogeltje. Wilt Gij tot de ziel van uwen vriend, uw vrouw, uw kind spre ken. wees dan stil en goed van zin, opdat zij zie, dat ge niets boos in uw hart hebt. Anders slaat zij als een verschrikt vogeltje op de vlucht. Maar als Gij er in slaagt tot de ziel door te dringen; als het mooie, kleine, teere vogeltje naderbij komt en zijn onbeschroomdheid af legtdan zult Ge u ook glim lachend kunnen verlustigen in den aanblik van iets, dat schoon en goed is. En vraagt Ge mij, of er dan geen brutale musschen, geen diefachtige spechten en geen roofgierige arenden onder de vogels zijn dan antwoord ik u.zeker, maar ik mijmerde ditmaal slechts over dat mooie, teere, schuchtere rood borstje, op dien warmen najaars dag in mijn tuin Seneca Jr. 22 October 1492. Middelburg voor een groot deel afgebrand. Wie getuige geweest is van den grooten brand op 7 Dec. 1929 kan gemakkelijk begrijpen, hoe bijzon der snel vroeger een brand bij he- vigen wind zich uitbreidde, toen de meeste gebouwen van hout wa ren en de dakbedekking vaak uit riet bestond. Bovendien was het brandblusschen gebrekkig. Bij den brand op 22 Oct. 1492 werd dan ook bijna het derde deel der stad door 't vuur vernield. Ook een deel der Abdij, toen nog een klooster, werd een prooi der vlammen, Hier bij ging de oudste en schoonste boekerij of bibliotheek van Zeeland verloren, 't Was nacht, toen de brand aan de noordzijde der stad uitbrak. Meer dan 200 woonhuizen werden in de asch gelegd. Na den brand werd de stad verbeterd en uitgebreid, zoodat zij met luister uit haar asch verrees. Ook de Ab dij werd opgebouwd. 22 October 1830. Belgische aanvallen te Oostburg voor de eerste maal afgeslagen. Op Vrijdagavond omstreeks 6 uur kwam een troep Belgen van af Waterlandkerkje door de Lang straat Oostburg binnen. Zij ston den onder bevel van Ernst Gré- goire, die zich kolonel noemde en reeds eenige plaatsen in Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen had bezocht en nu van uit LJzendijke naar Oostburg kwam. Dadelijk waren de gewapende burgers verzameld en werd de alarmklok geluid. Op het stadhuis werd met Grégoire on derhandeld, terwijl de meeste Bel gen aan het eind der Langstraat bleven. Aan de eischen van Gré goire wilden de Oostburgers niet voldoen. Hij eischte n.l. geweren van de burgerwacht voor zijn troep en de Brabantsche (Belgische) vlag op den toren. Ondertusschen wa ren van uit Schoondijke ongeveer 100 Hollandsche soldaten onder bevel van kapitein Groeneveld Oostburg binnengetrokken. De bur gemeester H. A. Callenfels raadde daarom Grégoire aan spoedig te vertrekken. Deze zeide wel eens met de Hollanders te willen vech ten. Toen hij echter paardengetrap pel hoorde, snelde hij het stadhuis uit naar zijn Belgen, roepende: Re- tirez, retirez d.w.z. trekt terug. De Hollandsche troepen, geholpen door de burgemeester vielen de Belgen aan, die spoedig de vlucht namen met achterlating van vier dooden. Van de soldaten werd één persoon gedood en van de burger wacht niemand. Van uit Zuidzande was een deta chement schutters en van Kadzand en Retranchement vele gewapen de landlieden naar Oostburg ge komen om de Belgen te helpen verdrijven. Maar dit was niet meer noodig. 24 October 1866. Het nieuw gebouwd gasthuis op het Noordpoortplein te Middel burg ingewijd. Het oude gasthuis, gewijd aan St. Barbara, stond in de Lange Delft. Oorspronkelijk behoorde het bij de zoogen. gasthuiskerk. In de eerste helft van de 14de eeuw was er te Middelburg reeds sprake van een gasthuis. In het eerst was dit een gebouw, waar gasten, in de oude beteekenis van vreemdelingen, die in de stad ziek waren geworden werden verpleegd. Later werden er ook zieke onvermogenden uit de stad opgenomen, nog later werd het een gewoon ziekenhuis In 1857 onderhandelde het be stuur van 't oude gasthuis met 't gemeentebestuur over de stichting van een nieuw gebouw. Een ge schikt terrein werd gevonden aan het Noordpoortplein, waar het stads bedelaarswerkhuis heeft ge staan, nog vroeger het armenwees huis. Op 14 Maart 1864 werd de eer ste steen van het gasthuis gelegd door den burgemeester van Mid delburg mr. J. F. Bijleveld, am bachtsheer van Serooskerke (W.) Na ruim twee jaar was het groote ruime gebouw gereed, zoodat het op 24 Oct. 1866 werd ingewijd. Het oude gasthuis in de Lange Delft werd den 24 Febr. 1867 voor af braak verkocht voor 8300. 25 October 1816. Bij besluit van den commissaris- generaal voor de zaken der Ned. Herv. Kerk wordt het college qualificatum met 1 Jan. 1817 op geheven. Dit college was in 1591 door de Provinciale Synode te Middelburg ingesteld. Het bestond dan ook al leen maar in Zeeland. Hierin had den kerkelijke en burgerlijke per sonen zitting. In de steden bestond het uit den kerkeraad en 5 perso nen uit de magistraat en op het platteland uit den kerkeraad, de ambachtsheer en een afgevaardig de van de stad, onder welke rechts gebied de parochie stond. Het col lege bracht beroep uit op een pre dikant en benoemde kerkeraads- leden en den schoolmeester, die op 't platteland tevens koster en voorzanger was. Na de opheffing van het college geschiedde het beroepingswerk en kel door den kerkeraad, waarbij de ambachtsheer ook nog mede- zeéênËschap had. In 1922 is ook dit recht, het zoogen. collatierecht, van overheidswege opgeheven. 27 October 1295. De Vlamingen uit Zuid-Beveland verdreven. Vele jaren hebben de graven van Holland en Vlaanderen met elkaar gestreden om 't bezit van Zeeland Bewester-Schelde. (Wal cheren, Zuid- en Noord-Beveland) Die strijd is met afwisselend geluk gevoerd. Floris V, die in 1290 naar Biervliet was gekomen om met zijn schoonvader Gui van Dampierre, graaf van Vlaanderen, te onder handelen, werd door dezen aldaar verraderlijk gevangen gehouden. Floris was gedwongen een nadee- m lig verdrag te sluiten. Toen de kei zer van Duitschland als leenheer dit verdrag niet wilde erkenen en de Engelsche wolstapel van Dordrecht naar Brugge was ver plaatst, werd de spanning tusschen Holland en Vlaanderen grooter. Een deel van 't Hollandsche le ger, dat bij Zoutelande gelegerd was, stak de zee over en plunder de en verbrandde Sluis, destijds ook Lamminsvliet geheeten. De Vlamingen vielen wederkeerig met 3000 man in Zuid-Beveland, plun derden, brandden en moordden er op een vreeselijke wijze. Doedijn van Everinge en eenige edelen uit het geslacht van Van Borsele kwa men met een klein, maar dapper leger de Zuidbevelanders te hulp. Bij Baarland, waar de Vlaamsché vloot lag, werden de Vlamingen verslagen. Vooreerst had Zeeland geen inval der Vlamingen te vree zen. R. B. J. d. M. (Nadruk verboden). De maan had achter kleine, vale wolken post gevat. Zelfs hier, in het Zuiden, had September reeds zijn koele nachten, Onbeschrijfelijk moe liep ik langs de straten te slenteren; ik zocht den weg naar het strand. Bij den boulevard, onder het zwa re gewaaier der palmen, die zich spits en verward als ravengeve- derte afteekenden, boog een pa trouille den hoek om en stak het asfalt over. Ik bleef direct stil staan en toonde mijn pas. „Ik wensch de zee te zien; hoe dat zal men mij toch wel toe staan?" „Wat hebt u daar in uw tasch?" Toen ik verschrikt de bruine lee ren portefeuille opende, viel er 'n vuil boordje uit. Onhandig boog ik me om het op te rapen, alsof ik iets deed wat niet in den haak was. „Verder is er alleen nog maar wat wasch in; ik kom van een klein uitstapje. Nu wilde ik de zee nog even zien om daarna naar mijn hotel te gaan." Ik noemde een valschen naam van een hotel want wegens onbe taalde rekeningen stond mijn kof fer elders in onderpand. De patrouille liet mij gaan, maar zij hield mij met zeker wantrou wen in de gaten, toen ik de stse- nen treden omlaag ging, die in het zand uitliepen. Hier was geen sprake voor mij van overnachten. Veel te vochtig was het hier en de lucht was ongemeen gekruid door de uitwaseming van slik en ver gane waterplanten. De inspectee- rende politie-agenten bleven hun aandacht op me gevestigd houden. Ik ademde eens heel diep en blikte naar de imponeerende donkerte der aan- en terugspoelende golven. Mijn hart bonsde als van een haas.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 9