DE DOCHTER VAN ALVA.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG IT OCTOBER 1933. No. 245.
BEVOLKINGSCIJFERS OVER
1932.
BMEMJUU.
ZEELAND.
MIDDELBURG.
Kippendieven gesnapt en gedood
Bevolking. Geboorten. Huwe
lijken. Sterften en kindersterf
te. In meer dan één opzicht is
1932 een recordjaar.
Steden en platteland. Het
Rijk en de provinciën.
Het aantal inwoners van Nederland
steeg gedurende het jaar 1932 met
1.5 pet. (v.j. 1.59 pet.) van 8.061.571 op
1 Januari 1932 tot 8.182.806 op 1 Jan.
1933. Voor de verschillende provinciën
bedroeg de stijging: Zuid-Holland 1.34
pet. (v.j. 1.65 pet.) van 1.989.946 tot
2.016.651, Noord-Holland 1.57 pet.
(1.85 pet.) van 1.537.580 tot 1.561.755,
Noord-Brabant 1.68 pet, (1.15 pet) van
908.681 tot 923.974, Gelderland 1.79
pet. (1.68 pet.) van 843.233 tot 858.319,
Limburg 1.77 pet. (1.1 pet.) van 566.916
tot 576.925, Overijssel 1.34 pet. (1.48
pet.) van 528.477 tot 535.555, Utrecht
2.25 pet. (2.11 pet.) van 415.545 tot
424.906, Friesland 0.65 pet. (0.65 pet) van
402.241 tot 406.081, Groningen 1.2 pet.
(0.76 pet.) van 395.423 tot 400.183, Zee
land 0.67 pet. (0.13 pet.) van 247.938 tot
249.600, Drenthe 1.58 pet. (1.42 pet.) van
225.591 tot 229.157. De provinciën
Utrecht, Gelderland, Limburg, Noord-
Brabant, Drenthe en Noord-Holland
kwamen dus boven het rijksgemiddelde,
terwijl de provinciën Zuid-Holland,
Overijssel, Groningen, Friesland en
Zeeland daar beneden bleven. Utrecht
stond bovenaan met 2.25 pet. en Zeeland
het laagst met 0.67 pet.
De geringe stijging van de Zeeuwsche
bevolking vindt mede haar oorzaak in
het lage geboortecijfer 4658 of 1.88 pet.
der bevolking op 1 Juli 1932 tegen een
rijksgemiddelde van 2.2 pet., terwijl het
sterftecijfer 2314 of 0.93 pet. der bevol
king hoog was tegenover een rijksge
middelde van 0.9 pet. Verder vestigden
zich in de provincie Zeeland 11.420 per
sonen en vertrokken 12.123 personen.
Zeeland verliest wat het bevolkings
cijfer betreft steeds meer terrein ten op
zichte van het Rijk. Thans (1 Januari
1933) is nog slechts 3.05 pet. der lands-
bevolking in Zeeland gevestigd; een
jaar daarvoor 3.08 pet.; 1910 4 pet.; 1900
4.26 pet.; 1890 4.82 pet.
De bevolking van Middelburg steeg
met 0.38 pet., van Goes met 1.16 pet.,
Terneuzen 0.5 pet., Zierikzee 0.6 pet.,
Fhoien 2.22 pet.. Hulst 1.84 pet., Axel
1.12 pet. terwijl het inwonertal van
Vlissingen en Oostburg achteruitging
met resp. 0.42 en 0.19 pet. De stijging
der Zeeuwsche gemeenten met meer
dan 5000 inwoners bedroeg 0.6 pet., het
geen maar weinig afwijkt van het pro
vinciaal gemiddelde (0.67 pet.) en waar
uit blijkt, dat de groei van het platte
land en de steden niet zooveel uiteen
loopt.
De bevolking der zes groote steden
met meer dan 100.000 inwoners (Am
sterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage,
Haarlem, Utrecht en Groningen) steeg
met 1.02 pct.-(1.26 pet.) van 2.188.931 tot
2.211.319; in de 12 steden met 50.000 tot
100.000 inw. bedroeg de stijging 2.11 pet.
(1.82 pet.) van 808.704 tot 825.736; in
de 28 gemeenten met 20.000 tot 50.000
inw. 1.94 pet. (2.35 pet.) van 930.907 tot
948.935; in de 258 gemeenten met 5000
tot 20.000 inw. 1.7 pet. (1.9 pet.) van
2.430.720 tot 2.471.947; in de 773 ge
meenten met 5000 en minder inw 1.33
pet. (1.05 pet.) van 1.702.309 tot
1.724.869. Hieruit blijkt, dat evenals
vorig jaar, de winst van de grootste en
de kleinste gemeenten bleef beneden
net rijksgemiddelde, terwijl de gemeen-
door
ARCHIBALD CLAVERING GUNTER.
16).
Daar het reeds laat in den ochtend
is, hebben de meeste gasten, die met
hem boven den stal den nacht hebben
doorgebracht, hun kamer verlaten-, Guy,
die op zeemansmanier zich te slapen
heeft gelegd om onmiddellijk klaar te
zijn om aan dek te komen, trekt onge
hinderd, tenzij dan door het gesnurk
van een kerel die zijn. roes nog niet
heeft uitgeslapen, zijn bovenkleeren
weer aan. Hij begeeft zich vervolgens
naar beneden naar de waschkamer en
onderwerpt zich aan een haastige reini
ging nadat hij voor een fooitje een
sphoonen handdoek heeft bemachtigd.
Na deze opfrissching gevoelt hij zich zoo
lekker als een hoentje en, al ziet hij
hier en daar ook het plakaat dat op hem
doelt, opgehangen, zoo doet dat aan zijn
goed humeur geen afbreuk. Hij verlaat
de herberg en baant zich met rassche
schreden een weg door de vuile stegen
van het lagere deel der stad, naar de
Wolstraat. Zich herinnerend hoe hij aan
de woning van Bodé Volcker vergeefs
getracht heeft om nadere inlichtingen te
krijgen, heeft hij besloten te trachten
den i ranschen barbier nog eens te pol
sen over den terugkeer van zijn com
mensaal. Want er is groote haast bij het
werk, dat Guy er toe gebracht heeft
zich in het hol van den leeuw te wagen
en elk oogenblik dat hij langer blijft
binnen de muren van Antwerpen ver
groot het gevaar om herkend en gevan-
ten met 5000 tot 100.000 inw. een winst
konden boeken boven dat gemiddelde,
waarbij in 1932 de steden met 50.000 tot
100.000 inw. en in 1931 die met 20.000
tot 50.000 inw. bovenaan stonden. Het
percentage der stijging daalt dan met
het inwonertal.
Het totaal aantal geborenen bedroeg
178.542 (v.j. 177.387) of 2.2 pet. (2.22
pet.) der bevolking. Hieronder waren
3080 (3071) onwettig geborenen. Het
aantal doodgeborenen bedroeg 4615
(4540). Van de provinciën had Noord-
Holland het laagste geboortepercentage
namelijk 1.84 pet. der bevolking; dan
volgt Zeeland met 1.88 pet., Zuid-Hol
land 2.01 pet., Groningen 2.07 pet,,
Utrecht 2.12 pet., Friesland 2.13 pet.,
Gelderland en Overijssel elk 2.31 pet.,
Drenthe 2.47 pet., Limburg 2.78 pet. en
Noord-Brabant 2.84 pet.
Voor de groote plaatsen met meer
dan 100.000 inw. bedroeg het geboorte
percentage 1.71; met het dalen van het
inwonertal stijgt het percentage. Voor
de gemeenten met 50.000 tot 100.000
inw. bedroeg het 2.19; met 20.000 tot
50.000 inw. 2.2; met 5.000 tot 20.000 inw.
2.45; met 5000 en minder inw. 2.48.
Het rijksgemiddelde, dat op 1 Januari
1932 nog slechts 2.2 pet. was (laagtere
cord), bedroeg in 1910 en 1920 nog 2.86
pet.; in 1900 3.15 pet.; in 1875 3.64 pet.
Opmerkelijk is het groote aantal on
wettig geborenen in de steden met meer
dan 100.000 inw. namelijk 1229 of 3.3
pet. der levend geborenen, terwijl- het
rijksgemiddelde slechts 1.7 pet. be
draagt. Voor de gemeenten met 50.000
tot 100.000 inw. en met 20.000 tot 50.000
inw. bedraagt het percentage 1.5; voor
gemeenten met 5000 tot 20.000 inw. 1.3
en voor de gemeenten met 5000 en min
der inw. slechts 1.1.
Het aantal doodgeborenen beliep 2.52
pet. van het aantal geborenen. Voor de
verschillende gemeentegroepen loopt dit
percentage niet zooveel uiteen; het va
rieert van 2.5 tot 2.54 pet. Ten aanzien
van de verschillende provinciën zijn de
verschillen grooter. Zoo bedroeg het
voor Limburg slechts 1.95 pet. (laagste)
en voor Drenthe 3.13 pet. (hoogste).
Het aantal huwelijken bedroeg 55.838
of 0.69 pet. der bevolking. Sinds 1915
(0.67 pet.) is dit percentage niet meer
zoo laag geweest. In de steden met
meer dan 100.000 inw. was het percen
tage 0.79; in de gemeenten met 50.000
tot 100.000 inw. 0.69; met 20.000 tot
50.000 inw. 0.68; met 5000 tot 20.000
inw. 0.62; met 5000 en minder inw. 0.65.
Van de provinciën staan Zuid-Holland,
Noord-Holland, Groningen en Drenthe
bovenaan met elk 0.73 pet.; hierop volgt
Zeeland met 0.7 pet., Utrecht met 0.68
pet., Gelderland en Friesland met elk
0,66 pet., Limburg met 0.65 pet., Overijs
sel met 0.64 pet. en Noord-Brabant met
0,59 pet.
In totaal zijn 73.043 personen overle
den (hieronder vallen niet de doodgebo
renen) d.i. 0.9 pet, der bevolking. Met
dit percentage is een laagterecord be
reikt. Op het platteland (gemeenten
met 5000 en minder inw.) is de sterfte
percentsgewijze het grootst namelijk
0.99 pet. der bevolking. Het percentage
was voor de gemeenten met 5000 tot
20.000 inw. 0.93; met 20.000 tot 50.000
inw. 0.84; met 50.000 tot 100.000 inw. en
met meer dan 100.000 inw. elk 0.85.
Voor de verschillende provinciën zijn
de percentages als volgt: Noord-Brabant
1, Gelderland 0.96, Friesland 0.95, Lim
burg 0.94, Zeeland 0.93, Utrecht 0.92,
Zuid-Holland en Groningen elk 0.87,
gengenomen te worden. Immers er ko
men eiken dag tal van kooplui uit Zee
land en Holland naar Antwerpen, en
daaronder zijn er allicht die den En-
gelschman kennen. En daar kunnen er
onder loopen die voor een drieduizend
gulden alles op aarde zouden willen
verkoopen, al waren zij het zelf, waar
op geboden werd. Bij zijn komst bij den
barbier wacht Chester een aangename
verrassing. De welbespraakte Fransch-
man snelt hem uit zijn winkel tegemoet
en roept: „Hij wacht op u met smart;
ik heb hem medegedeeld, dat u gister
getracht had hem op te zoeken!"
„Hij.... wien bedoelt u dan?" vroeg
Guy met eenige verbazing.
„Wel, mijn commensaal, de schilder
Antonius Oliver. Hij kwam vanmorgen
terug uit Brussel. Hij is al even verlan
gend om u te zien als u hem'".
Maar de laatste woorden van den
barbier gaan voor den Engelschman ver
loren, want hij is de beide trappen van
het huis die naar den zolder voeren, op
gevlogen, waar de kamer en het atelier
zijn van Antonius Oliver, doorgaans An
ton geheeten, van beroep kaartenteeke-?
naar, heraut en dienaar van Alva, on
derkoning van de Nederlanden, wien hij
ook wel diensten bewijst als hulpsecre
taris. Zijn inkomsten zijn bescheiden,
zijn positie hoewel gedeeltelijk van ver-
trouwelijken aard, is niet hoog in aan
zien, al komt hij krachtens haar soms
in onmiddellijke aanraking met den
machtigen hertog zeiven. Want met
uiterste inspanning van al zijn vernuft
heeft Oliver er naar gestreefd om het
vertrouwen van zijn heer en meester te
winnen. Geboren te Bergen in Hene-
Drenthe 0.86, Noord-Holland 0.85 en
Overijssel 0.83.
De kindersterfte (overleden kinderen
jonger dan een jaar) beliep 4.63 pet. van
de levend geborenen. Ook hier hebben
we met een laagterecord te doen. Op
het platteland is de kindersterfte het
grootst (5,23 pet.). Het percentage daalt
met het stijgen van het inwonertal, zoo
dat dit voor de gemeenten met meer
dan 100.000 inw. slechts 3.55 bedraagt.
Voor de gemeenten met 50.000 tot
100.000 inw. was het percentage 4.38;
met 20.000 tot 50.000 inw. 4.64; met
5000 tot 20.000 nw. 4.95. Voor de ver
schillende provinciën waren de percen
tages als volgt: Limburg 6.71, Noord-
Brabant 6.08, Gelderland 5.42, Drenthe
5.22, Overijssel 4.64, Zeeland4.62,
Utrecht 4.05, Groningen 3.96, Zuid-
Holland 3.68, Noord-Holland 3.54 en
Friesland 3.51.
Zoo is dus 1932 in meer dan één op
zicht een recordjaar. Het percentage
van de sterfte in het algemeen, van de
kindersterfte en van de levend gebo
renen was nimmer zoo laag, terwijl het
percentage van de huwelijken niet meer
zoo laag is geweest sinds 1915,
Over de jaren 1840/49 was het sterfte
percentage nog 2.66 (thans 0.9 pet.); het
percentage der kindersterfte 18.14
(thans 4.63 pet.); dat der levend gebo
renen 3.35 (thans 2.2 pet.).
De in bovenstaand artikel verwerkte
gegevens zijn ten deele ontleend aan de
publicaties omtrent de bevolking van
Nederland, voorkomende in het Maand
schrift van het Centraal bureau voor de
statistiek en het statistisch zakboek
van genoemd bureau.
DE MUITERIJ AAN BOORD VAN
DE ZEVEN PROVINCIËN.
De berechting.
De ten laste legging voor de eerste
groep van de muiters aan boord van de
„De Zeven Provinciën" is gister aan
de beklaagden beteekend. Zij houdt in,
primair, dat deze eerste groep onder
den Inlandschen matroos der eerste
klasse Kawilarang, opzettelijk en in
vereeniging de aan boord van de „De
Zeven Provinciën" zich bevindende of
ficieren en onderofficieren van hun vrij
heid van handelen beroofde en/of zich
met bedreiging met geweld tegen hen
verzette en/of op dezelfde wijze hen
heeft gedwongen hun diensten na te la
ten door, zich door geweldadige ver
breking van de gev/eerrekken en for
ceering der afsluiting van de voormu
nitie-bergplaats van wapenen en muni
tie meester te maken.
De ten laste legging richt zich tegen
het openlijk dragen van wapens, het
bezet houden van voor- en middenschip
toegangen tot het voorschip, machine
kamers, stookplaatsen en brug tegen 't
gewapend verrichten van schildwacht
diensten, terwijl nog wordt opgemerkt,
dat de bedreiging met geweld niet wei
nig werd versterkt door een geweer
schot bij nadering van eenige officie
ren, die gedwongen werden zich uitslui
tend op het achterschip op te houden.
Voorts wordt verdachten ten laste
gelegd, dat zij het schip onder stoom
hebben gebracht en gehouden en de of
ficieren en onderofficieren vijf achter
eenvolgende dagen in een gedwongen
positie aan boord hebben gehouden.
Den hoofdman Kawilarang wordt be
paaldelijk ten laste gelegd het voeren
der navigatie, het leiding geven bij het
gouwen is hij deels van Vlaamsche, deels
van Fransche herkomst.
Op het oogenblik dat hij „binnen"
roept in antwoord op het kloppen van
Guy aan zijn deur, is hij bezig zich het
stof van de reis van zijn gelaat te was-
schen.
„Hallo!" roept hij uit, terwijl een blij
de lach zich op zijn gelaat vertoont,
„wat ben ik blij je weder te zier. mijn
beste vriend Guido!"
„En ik niet minder, beste kerel," ant
woordt Chester met uitgestrekte han
den op hem toetredend. Want een paar
weken dat zij samen in doodsgevaar
hebben verkeerd hebben van die beide
mannen even groote vrienden gemaakt
als een omgang van jaren.
„En ik ben er al even blij als bedroefd
om u hier te zien," gaat de Vlaming
voort en hij fluistert: „heb je gezien
welken prijs ze voor je hebben uitge
loofd?"
„Natuurlijk," antwoordt Guy kortweg.
„Zeker in je herberg?"
„Neen, bij de hoofdwacht in de cita
del."
„Mon Dieu! Hebben ze je aangehou
den en ondervraagd, vraagt de schilder
met groote ontzetting.
„Neen, ik ben daar gekomen als be
geleider van een der groote dames van
het hof," antwoordt de Engelschman
lachend. „Daarvoor zal ik bevorderd
worden tot kolonel bij de musketiers
van Romero!"
„Onmogelijk! Verhaal me toch eens
wat er met je gebeurd is!"
„Zeker," antwoordt Guy, „want dan
weet ge meteen wat me hierheen
voert."
sloephijschen, bedreiging met een pis
tool van luitenant van Boven, daarbij
van dezen officier vorderend eenige
schepelingen, die zich bij de officieren
hadden gevoegd, uit te leveren.
Ook den kwartiermeester Tuhumena
wordt ten laste gelegd de navigatie te
hebben gevoerd, althans tijdens de
vaart van de „De Zeven Provinciën" op
de brug wacht te hebben geloopen en
geweren met scherpe patronen te heb
ben geladen.
De matroos der eerste klasse Manu-
putty wordt er o.a. van beschuldigd lui
tenant Cool en den officier van den
Marinestoomvaartdienst G. Smits met
wapens te hebben gedwongen de cam
pagne niet te verlaten en een pistool
te hebben gericht op den sergeant
bottelier Roomer.
Den anderen beklaagden wordt deel
name aan het sloephijschen, ankerlich
ten en dienstdoen als roerganger ten
laste gelegd.
De matroos der tweede klasse Mo-
hamed Sarif wordt beschuldigd van
deelname aan den inval door eenige
gewapende schepelingen in het verblijf
der officieren met het doel eenige ge
weren van de officieren terug te vorde
ren.
De matroos derde klasse Ramelan
wordt beschuldigd van deelname aan
het opvoeren van patronen voor het
734 c.M.-geschut en het beletten van de
aanwezige officieren en onder-officie
ren de brug te bezetten door het voor
schip door te dringen, hetgeen door de
luitenants Van Royen, Dekker, De Vos
van Steenwijk, Koppen, Ritsema,
Van Eek en Agelink van Rentergem
werd geprobeerd, terwijl genoemde Ra
melan bovendien een scherp schot uit
een geweer loste, hetwelk slechts geen
doel trof door onzuiver richten.
De stoker der tweede klasse Soe-
hardjo wordt er nog van beschuldigd de
luitenants Cool en Stegeman gevanke
lijk uit hun hut te hebben gelicht en
«weggevoerd onder bedreiging met wa
pens.
Behalve de primaire tenlastelegging
is nog een subsidiaire uitgebracht te
gen tien dezer negentien beklaagden,
waarin hun opzettelijke behulpzaam
heid aan diverse strafbaren handelin
gen wordt omschreven.
Het ligt in de bedoeling Dinsdagmor
gen 31 October a.s, de eerste zitting
van den Zeekrijgsraad inzake de muite
rij aan boord van de „De Zeven Provin
ciën" te doen aanvangen.
WERKLOOZENZORG.
Het ontspanningslokaal heropend.
Gisterenavond vereenigden zich in het
lokaal in het Militair Hospitaal, waar
een deel der cursussen voor werkloo-
zen plaats hebben en dat verleden win
ter reeds voor ontspanningslokaal is ge
bruikt, vele leden der algemeene com
missie voor Ontwikkeling en Ontspan
ning van werkloozen, en van de sub
commissie voor ontspanning, met het
college van Burg. en Weth, en enkele
raadhleden, den garnizoenscommandant
en verschillende andere genoodigden,
o.a. zij, die op een of andere wijze steun
verleenen.
Het doel dezer bijeenkomst was de
heropening van het ontspanningslokaal,
dat in April j.l. gesloten was.
De Voorzitter van de Commissie voor
Ontspanning, de heer P. M. Wolters
heette allen welkom en in het bijzonder
„Ja," antwoordt de ander peinzend,
„dat moet wel van het grootste belang
zijn. Anders zou je toch niet het gevaar
getrotseerd hebben."
"Het is gelijk het altijd geweest is,
voor mijn koningin," fluistert Guy. „Is
er niemand hier in de buurt?"
„Neen, Achilles, mijn leerling heb ik
voor een lange boodschap uitgestuurd,
omdat ik je komst verwachtte en ik be
greep dat we een vertrouwelijk gesprek
zouden hebben te voeren. Ik zond hem
uit om brood, wijn, kaas en vleesch op
crediet te halen. Achilles is een flinke
jongen. Als ik hem geld had medegege
ven, zou hij binnen het half uur terug
geweest zijn." Na hierop de deur zorg
vuldig op het slot te hebben gedaan en
er een dik gordijn overheen getrokken
te hebben, zeide Oliver: „Vertel me nu
je wedervaren."
"Kun ge dan deze brieven ontcijfe
ren, welke naar ik denk, betrekking
hebben op het lot en het leven van mijn
vorstin," vraagt de Engelschman. En het
in geoliede stof gewikkelde pakket, dat
hij den vorigen dag gevonden heeft op
het lijk van den verdronken Italiaan,
den ander ter hand stellend, verhaalt
Guy zijn wonderlijke avonturen van den
vorigen nacht. Zijn verhaal wordt tel
kens onderbroken door de levendige
uitingen van verbazing, groote belang
stelling en soms ook van onbedaarlijke
vroolijkheid van den Vlaamschen schil
der.
Toen de verhaler aan het einde was
nam de ander het woord.
„Zoo," riep hij uit, „je vond dus deze
stukken op het lijk van den secretaris
van Chiapin Vitelli." Daarop vervolgde
W—i—
De Heer Spiering te Tiel had reel last van ratten in
zijn kippenloop. Telkens waren eieren verdwenen
of knlkens doodgebeten. Meer dan een jaar lang
probeerde hij allerlei middelen, echter zonder resul
taat Ten slotte kocht hij bij zijn drogist een doosje
Rodent, dat hij op de voorgeschreven manier ge
bruikte. „Het resultaat is werkelijk verrassend,"
schrijft hij. „Een kwartier nadat het met Rodent be
smeerde brood werd uitgelegd, was het reeds ver
dwenen." Toen hij ons 4 weken later schreef, had
hij geen rat meer gezien. Rodent faalt nimmer, het
trekt ratten en muizen onweerstaanbaar aan. Koop
nog heden een enkele doos 50 ct. of een dubbele
doos a 90 ct. en morgen zult U van rat en inuis be
vrijd ziin. Imo.Fa. B. Meinde.sma - Den Haag. B45
(Ingez. Med.)
den burgemeester, die ondanks zijn
drukke werkzaamheden, deze herope
ning wilde bijwonen, en daardoor blijk
geeft van zijn belangstelling in de werk-
loozenzorg.
Welkom heette spr. de wethouders
en de raadsleden en allen die steun in
natura of geldelijken steun verleenen.
Het werk der ontspanning is zeer las
tig, omdat men geen steun krijgt van
hen, van wie men dit juist zou verwach
ten. Dit is het gevolg van het niet goed
begrijpen van dit werk, maar zij, die ge
komen zijn, leven met het werk mede.
Men kan zich niet voorstellen, dat er
niet zou zijn armenzorg, blindenzorg,
ziekenzorg en zorg voor invaliden enz.
En zoo kan ook de zorg voor de werk
loozen niet worden gemist. Deze be
staat ten eerste uit geldelijken steun,
maar dat is 'n zaak van rijk en gemeen
te en ten tweede uit het paraat hou
den der menschen en dit kan weer ge
schieden door cursussen. Spr. staat stil
bij hetgeen ten deze reeds is verricht
en wijst o.a. op het verstrekken van een
niet-officieel diploma aan hen, die met
goed gevolg de cursussen in motorken
nis doorloopen, terwijl dit voor andere
cursussen ook overwogen wordt.
De subcommissie, waarvan spr. voor
zitter is, ontvangt de werkloozen in
deze zaal, waar des morgens een deel
der cursussen plaats heeft en heeft ver
leden jaar een gevoel van tevredenheid
bij haar werk gekregen, er waren soms
wel 150 personen op één middag. Ook
dit werk wordt dikwijls verkeerd begre
pen. Het gaat niet om pret te maken,
maar om ontspanning, die den geest ver
rijkt. Verleden jaar waren er 278 werk
loozen voor ingeschreven en 4500 per
sonen bezochten van half Januari tot
half April het lokaal. Groote dankbaar
heid heeft de commissie voor allen, door
spr. met name genoemde personen, die
door voordrachten of anderzins de werk
loozen ontspanning brachten dit spon
taan en belangeloos. Het is dan ook
sprekers vurige wensch, dat de Com
missie met Gods hulp ook nu zal mogen
werken, op een wijze, dat de werkloozen
er in betere tijden met waardeering aan
zullen terugdenken. Spr. vroeg daarop
burgemeester, het tweede wintersei
zoen van het ontspanningswerk te wil
len openen.
De burgemeester, de heer M. Fern-
h o u t, bracht dank voor de uitnoodiging
en voor de woorden van welkom tot 't
gemeentebestuur. Spr. wees er op, dat
de werkloosheid een wereldramp is ge
worden van een ontzettenden omvang,
en het is plicht deze ramp in zijn funeste
uitwerking te trachten te verzachten.
Spr. wil ten deze geen groot verschil
gemaakt zien tusschen verstand en hart,
maar de steun aan de werkloozen is een
taak van het gevoel en raakt dus in de
eerste plaats het hart. Men voelt er iets
beschamends in, als men bedenkt, dat
er zoovelen zijn, die geen werk kunnen
vinden en men zelf nog steeds den
hij: „Ik ben een der weinigen, die dat
schrift kunnen lezen. De brieven zijn ge
schreven met het geheime cijferschrift,
dat in gebruik is bij het particulier se
cretariaat van mijn heer en weldoener,
die mij mijn salaris uitbetaalt, den man
wiens hand ik kus den hertog van Alva!'
Een wonderlijk licht glanst bij die woor
den in zijn oogen.
„Het lezen levert geen moeilijkheden
op als je den sleutel kent. Ik heb hem
in mijn hoofd; ik durf hem nergens an
ders te bewaren."
„Deel me dan den inhoud van de brie
ven mede!"
„Zeker," antwoordt de schilder, „je
kunt, terwijl ik ze inkijk, ondertusschen
je bezig houden met wat er aan de mu
ren hangt."
Hij zet zich met grooten spoed aan 't
werk, terwijl Guy intusschen den tijd
doodt met de bezichtiging van een aan
tal houtskoolschetsen op doek of hout,
blijkbaar werk van den jongen Vlaming.
In een hoek van het vertrek staat een
marmeren plaat, welke gebruikt wordt
voor het wrijven van verf; daarop liggen
een aantal penseelen, een palet en een
paar blaasjes met grondverf, gelijk in
die tijden de schilders gebruikten. Op 'n
ezel staat een onvoltooid schilderij, voor
stellend een blondharige, blauwoogige
Vlaamsche schoone. Het schilderij is
aangelegd op de manier van de Vene-
tiaansche school op wat men toen heet
te den rooden grond. Tegen den achter
wand van het atelier hangt een groot
gordijn, dat blijkbaar een belangrijker
werk bedekt, daar het den geheelen
wand in beslag neemt.
(Wordt vervolgd).