DE DOCHTER VAN ALVA.
L EVENSVERZE KERING-BA N K
Invalïditeits-verzekering!
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.VAN MAANDAG 16 OCTOBER 1933. No. 244.
DE LIBERALE STAATSPARTIJ DE VRIJHEIDSBOND.
ROTTERDAM
Vraagt tarieven voor
levensverzekering,
gecombineerd met-
Buitengewoon partijcongres.
Mr, W. C. Wendelaar tot voor
zitter gekozen. Aftreden mr.
D. Fock. Benoeming tot
eere-voorzitter. Rede nieu
we voorzitter.
De Zaterdagmiddag te Utrecht gehou
den partijvergadering van de Liberale
Staatspartij „de Vrijheidsbond" was zeer
druk bezocht. De zaal van het Jaar
beursgebouw was met groen en bloemen
versierd.
Mr. D. Fock, minister van Staat,
deelde, na opening, mede, dat deze ver
gadering belegd was ter verkiezing van
een nieuwen voorzitter. Mr. W. C. Wen
delaar, burgemeester van Alkmaar, is
als candidaat voorgedragen en alle af-
deelingen hebben met die candidatuur
instemming betuigd. Spr. gelooft dan
ook, dat we mr. Wendelaar bij acclama
tie tot voorzitter der partij kunnen ver
kiezen.
De vergadering gaf door een luid,
herhaald applaus hare instemming hier
mede te kennen, zoodat mr. W. C. Wen
delaar tot voorzitter dar partij gekozen
was.
Mr. Fock richtte daarna woorden van
gelukwensch tot zijn opvolger.
Aan u, aldus o.a. mr. Fock, tot mr.
Wendelaar, om het Nederlandsche volk
te doen begrijpen, dat fascisme en nat.-
socialisme niet leiden tot heil van het
volk, doch tot dictatuur, tot willekeur,
om te doen begrijpen, dat de vrijheid
wordt gewaarborgd door de liberalen en
dat daarnaast noodig is een sterk gezag
om de vrijheid voor allen te handhaven.
Hij wenschte mr. Wendelaar van harte
succes. Hij hoopte, dat deze er in zal
slagen de partij vooruit te brengen.
Mr. Fock zeide daarna dank aan hen,
die hem tijdens zijn voorzitterschap heb
ben gesteund, en met wie hij heeft sa
mengewerkt.
Hij wijdde voorts woorden aan de
vrouwenclub en de Indische club der
partij, den bond van Jonge Liberalen,
de liberale journalisten, die de partij
steeds trouw bijstonden en bijdroegen
tot het succes, en uitte ten slotte den
wensch, dat alle liberale mannen en
vrouwen eendrachtig zijn, dat alle klei
ne verschillen op zijde worden gezet, dat
men krachtig werkt voor de groote be
ginselen der liberale partij.
De nieuwe voorzitter, mr. Wen
delaar, bracht hierna dank voor het be
wijs van groot vertrouwen, door hem tot
voorzitter te benoemen. Hij stelde voor
het volgende
Telegram aan de Koningin
te zenden:
„De Liberale Staatspartij, in vergade
ring te Utrecht bijeen ter verkiezing van
een nieuwen voorzitter, hecht er aan,
als eerste daad onder nieuwe leiding de
belofte hou en trouw te hernieuwen",
welk voorstel met luiden bijval werd
aangenomen, gevolgd door het zingen
van het Wilhelmus en een driewerf
„Leve de Koningin".
Mr. Wendelaar bracht hierna mr.
Fock dank voor het vele werk, dat deze
in een lange reeks van jaren voor de
partij heeft gedaan. Hij is overtuigd, dat
de leden op een of andere wijze hunne
gevoelens door een bepaald besluit wil
len bekrachtigen, n.l. door mr. Fock te
benoemen tot eere-voorzitter
der part ij.
Donderend bijval Was hierop het ant
woord.
Mr. Wendelaar deed hierna een drin
gend beroep op het dagelijksch en het
hoofdbestuur, de centrales, het secreta
door
ARCHIBALD CLAVERING GUNTER.
15).
Enkele oogenblikken later zit hij aan
tafel naast die van de zes drinkers. On
willekeurig gevoelt hij toch belangstel
ling voor hen, want het zijn de merk
waardigste figuren, die hij ooit in zijn
leven heeft ontmoet. Door hun gesprek
ken komt hij hunne namen te weten.
Vasco de Guerra is blijkbaar de lei
der van het gezelschap. Tomasito, dien
zijn makkers den eenoogige noemen is
een vaandrig bij de Walen van De Bil
ly, die bij den nederlaag van Arenberg
een zijner oogen heeft verloren. Zij en
Pablo Mendez zijn alle drie Spaansche
officieren en uit hun gesprekken valt af
te leiden, dat zij zich beschouwen als
mannen van goeden adel. De anderen
hebben een minder hoogen dunk van
zichzelf, behalve wat betreft de hoe
veelheid drank, die zij stouwen kunnen.
Twee er van, Alphonse la Noël en
Koenraad de Rijk, zijn Nederlanders, de
een uit Brabant, de ander uit Holland.
De zesde man van het groepje is een
kleine, gluiperige Italiaan, luisterend
naar den naam van Guisseppe Pisa,
handelaar in reukwerken en toiletpoe
der voor dames.
Daar hij niets anders te doen heeft,
terwijl hij zijn bier drinkt, luistert Guy
Chester naar hun gesprekken, echter
slechts met een half oor en wat soeze
rig, daar hij doodaf is van al wat hij in
den nacht heeft doorgemaakt.
riaat en de liberale pers om medewer
king.
Daarna hield mr. Wendelaar een groo
te politieke rede, getiteld
Kiezen of deelen,
waaraan wij het volgende ontleenen:
Vijf en tachtig jaar bijna een eeuw
geleden was het, zeide mr. Fock, de
liberale staatsman Thorbecke, die door
middel van zijn geniale wetgeving aan
de liberale staatsgedachte den vorm gaf,
waaronder het Nederlandsche volk al
dien tijd heeft geleefd. Vijfentachtig ja
ren zijn voorbijgegaan zonder dat groo
te, noemenswaardige veranderingen
daarin zijn aangebracht, maar wel heb
ben zich in dien tijd tal van wijzigingen
in de maatschappelijke toestanden, zoo
wel nationaal als internationaal, voltrok
ken, wijzigingen op geestelijk als op so
ciaal terrein.
Daarom is de vraag gerechtvaardigd,
juist in dezen tijd, nu de hervormingen
in de maatschappij zich zoo bijzonder
snel voltrekken, of de tegenwoordige
vorm van de liberale staatsgedachte ook
voor dezen tijd, die zoo tal van andere
eischen stelt, nog past.
De liberale staatsgedachte.
Alvorens op die vraag eenig antwoord
te kunnen geven, hebben wij ons eerst
den inhoud van de liberale Staatsge
dachte goed voor oogen te stellen. Het
kenmerk van een liberalen Staat is het
bevorderen van de ontwikkeling van
zelfstandige kracht; zelfstandige kracht
in provincie, gemeente, vereeniging en
individu. Bevorderen, dat heet de alge-
meene voorwaarde scheppen, waaronder
die ontwikkeling mogelijk wordt.
Daarop was zijn doel gericht: bevor
deren van zelfstandige kracht.
Thorbecke schiep zijn liberalen staat,
opgetrokken op het fundament der con-
stitutioneele monarchie. Het moge hier
nog eens nadrukelijk gezegd worden,
dat wij, liberalen van de twintigste
eeuw, nog volkomen staan en willen
blijven staan op ditzelfde standpunt, dat
wij de constitutioneele
monarchie beschouwen
als het fundament van
onze staatsinrichting.
In die constitutioneele monarchie is
de Kroon eene zelfstandige macht even
als de volksvertegenwoordiging een zelf
standige macht is, maar zelfstandig ge
lijk in een lichaam de leden.
In ons staatsbestek is dus de vorst
geen marionet en wij, liberalen, zullen
er niet toe medewerken om Koningin
Wilhelmina daartoe te verlagen!
Binnen het kader van de constituti
oneele democratie is echter nog plaats
voor veel verschil van opvatting omtrent
het regeeringsbeleid.
De liberale staatkunde is uit op be
vordering van zelfstandige kracht, daar
bij uitgaande van de waarde van de
menschelijke persoonlijkheid en aan
deze een zoo groot mogelijke vrijheid
toekennende.
Het is juist het vertrouwen in den aan
hoogere beginselen gebonden vrijen
NATIONALE
LEEUWARDEN-
(Ing. Med.)
„Par Dios!" roept Vasco de Guerra
uit, een lange kerel met dikke waterige
oogen en een lange afhangende snor,
waartusschen zich een enkele grijze
lok kronkelt, wat algemeen beschouwd
wordt als een bewijs van een bandeloos
leven, „ik heb gezien, dat onze tegen
stander e|en caricatuur van ons heeft
geschilderd".
„Diablo! Dat is een beleediging", roept
Thomasito uit de eenoogige, een kleine
Spanjaard met een duivelsch uiterlijk,
berucht zoowel om zijn wreedheid op
het slagveld, als om zijn verkwistenden
aard in de feestzaal.
„Neen", antwoordt Mlendez lachend,
„hij heeft ons alleen onder de tafel af
gebeeld",
„Sapristi!" merkt de Italiaan Pisa op,
„hij mag ons onder tafel schilderen, ons
onder tafel drinken zal hem moeilijker
vallen".
Daarna roept hij: „Hola! nog een
stoop ouden Rijnwijn! Ik moet me flink
trainen voor den wedstrijd van morgen.
Marietta komt morgen uit Brussel over
om mijn talenten in het drinken te be-
wonderen".
Dit gaat vergezeld van een dubbel
zinnig gebaar en een blik naar zijn met
gezellen, die roepen: „Bravo! Op de ge
zondheid van Marietta, het mooiste
liefje van heel Brussel!" En hooge be
kers wijn worden naar binnen geslagen
bij wijze van toast aan het adres van
I den sluwen Italiaan, wiens poeders en
l kanten de befaamdste vrouw van lichte
zeden te Brussel hem tot zijn liefje heb
ben gemaakt.
Maar dan valt Mendez de anderen in
(Ingez. Med.)
mensch, dat in den liberalen staat een
zoo groote mate van vrijheid aan het
individu heeft kunnen schenken, maar
wanneer van die vrijheid een ongebon
den gebruik wordt gemaakt, zal het on
vermijdelijk zijn die vrijheid in te per
ken. Dit geldt zoowel voor het geschre
ven als voor het gesproken woord, van
individu of van vereeniging, die zich niet
gebonden achten aan afgelegden eed of
belofte.
De Staatsbemoeiing.
Wanneer het kenmerk van den libera
len Staat is, bevorderen van zelfstandige
kracht, wil dit dan zeggen, dat de Staat
voor alles te zorgen, alle kwalen en ge
breken der maatschappij te genezen
heeft?
Integendeel. Onthouding van al het
geen de roeping van den Staat als
rechtsvereeniging te buiten gaat, leert
Thorbecke.
Deze liberale gedachte, dat het niet
de Staat is, die voor alles te zorgen
heeft, die alle kwalen en gebreken der
maatschappij te genezen heeft, doch dat
dit aan de door den Christelijken geest
doortrokken vrije maatschappij dient
overgelaten te worden, is helaas meer en
meer verlaten.
Onder den aandrang van het Marxis
me heeft in Nederland het staatssocia
lisme, ook in de kringen der voormalige
rechterzijde, niet alleen tal van aanhan
gers, maar ook tal van practische uit
voerders gekregen.
En de opeenvolgende regeeringen
sinds 1918 hebben de rol gespeeld van
„de man, die geen neen kon zeggen".
Daarmede is de liberale staatsgedach
te uitgehold.
Het is niet meer de persoon, die voor
zich en zijn gezin heeft te zorgen, maar
het is de gemeenschap, de Staat, die in
de eerste plaats te zorgen heeft, dat
aan de economische behoeften van de
natie voldaan wordt. De gemeenschap,
de Staat, heeft volgeBs hen te zorgen,
dat de burgers behoorlijk kunnen wo
nen, zich kunnen voeden en kleeden,
kortom, dat er een zekere mate van
maatschappelijken welstand heerscht.
Het is de zuivere socialistische en
communistische gemeenschapsgedachte,
die ook in nationaal-socialisme en fas
cisme haar uiting vindt.
Welnu, de Staat behoort dan ook over
alles zeggenschap te hebben en in alles
regelend te kunnen optreden, bij deze
socialistische en communistische ge
dachte past de „totale Staat", de dicta
tuur en de tyrannie.
Het Nederlandsche volk heeft in de
naaste toekomst te kiezen of te deelen:
óf het één óf het ander, maar een toe
stand te laten voortduren, die in zich
zelf tweeslachtig is, ware het ergst van
alles. Of de persoonlijke
verantwoordelijkheid mèt
de vrijheid óf de Staats-
verantwoordelijkhei dmm t
den dwang.
En wat geldt van den Staat, geldt in
verhoogde mate van de gemeenten. Met
name de sociaal-democratie heeft van de
gemeente bij uitstek gemaakt,, het ge
meenschapsinstituut, ter verzorging van
de stoffelijke behoeften van de ingeze
tenen en van het gemeentepersoneel in
het bijzonder. Maar om eerlijk te zijn,
moet ik daaraan toevoegen, dat de so
ciaal-democratie dit niet zou hebben
kunnen bereiken, indien zij daarbij in tal
van gemeenten niet den steun had on
dervonden van andere groepen en indien
de vorige regeeringen zelf dit niet had
den begunstigd, door niet voldoende ge
bruik te maken van het haar gegeven
recht van toezicht en ingrijpen.
Op deze wijze heeft de staat, maar
vooral ook de gemeente, een taak op
zich genomen, welke ver uitgaat boven
die, welke Thorbecke zich voor staat en
gemeente had gedacht, maar ook een
taak, welke ver uitgaat boven de be
stuursinrichting van staat en gemeente,
zooals Thorbecke die heeft geschapen.
Het is natuurlijk onmogelijk dat de
overheid zich in eens weer van die door
haar betreden gebieden gaat terugtrek
ken, omdat dan plots leemten in de maat
schappelijke samenleving zouden ont
staan, die gelijk alle plotselinge veran
deringen rampspoedig zouden kunnen
blijken, maar wèl dient de overheid zich
ervan bewust te zijn, dat zij principieel
op den verkeerden weg is met haar uit
gebreide overheidsbemoeiing, die leiden
moet tot den „totalen Staat" met ver
lies van de maatschappelijke en geeste
lijke vrijheid, wèl dient zij bij haar maat
regelen rekening te houden met het feit,
dat het maatschappelijk leven zoo gauw
mogelijk bevrijd behoort te worden van
de kwellende banden, die door de over
heidsmaatregelen daaraan zijn aange
legd, want anders zal het binnenkort tijd
worden: de gemeenschap alles en de vrij
heid wèg!
In dit verband vestigt mr. Wende
laar de aandacht op
het algemeen kiesrecht.
Bij de beperkte staatstaak van weleer,
toen het bij het beleid van de regeering
hoofdzakelijk ging om algemeen te be
grijpen geestelijke vraagstukken of ge
makkelijk te vatten economische pro
blemen paste het rechtstreeksch alge
meen kiesrecht.
Nu het in den tegenwoordigen tijd
voornamelijk om zeer ingewikkelde eco
nomische vraagstukken gaat, is het voor
den kiezer haast ondoenlijk en practisch
onmogelijk om zich een oordeel te vor
men.
In een Staat met zulk een uitgebreide
de rede met den uitroep: „Caramba! Er
zitten geen duiven meer in de pastei!"
terwijl hij het mes waarmede hij de voor
hem staande pastei heeft onderzocht,,
weder neerlegt en bij gebrek aan een:
servet zijn vingers spijtig aflikt. „Heb s
je ons maar zes duiven verschaft, kapi
tein Vasco?"
„Ja, ik heb met mijn kruisboog niet
meer kunnen schieten!", antwoordt De
Guerra.
„Schiet je duiven met je kruisboog?"
vraagt Coenraad de Rijk spottend.
„Zeker! Vandaag nog en wel hier!"
„Och kom! Je hand beeft, Vasco, als
of ge bezig waart de vijfhonderd gulden
na te tellen, die we hebben bestemd
voor inzet tegenover den schildeb", zegt
De la Noël schamper.
„En toch heb ik ze geschoten" ant
woordt Vasco, terwijl een zonderlinge
glans in zijn waterige oogen komt; „en
ik heb niet alleen de zes duiven ge
schoten; maar ik zal er nog een schie
ten! We zullen een schitterend feest
hebben, als ik mijn belooning ontvang
voor zijn hoofd!" En zijn tanden knarsen
op elkaar als hij die woorden zegt.
„Zijn hoofd?" roept er een.
„De belooning van drieduizend Caro-
lusguldens voor den kop van den En-
gelschman?'' roept een ander, terwijl
hij wijst naar het biljet, waarbij Guy on
willekeurig de hand aan zijn zwaard
legt.
„Och kom!" antwoordt Vasco, denkt
ge, dat ik me op het zilte nat zal wagen
om zeeziek te worden en me door den
Engelschen zeeschuimer den hals te la
ten afsnijden? Neen, dan is er dichter
bij huis wat goeds te halen, als ik mijn
zevende duif heb geschoten zullen we
nog eens van duivenpastei smullen en
een feest hebben van een stukje van
mijn geld".
Deze tamelijk dubbelzinnige belofte
doet allen weer juichen en klinken. De
zes drinkebroers van Brussel schijnen
evenveel van duivenpastei te houden
als het zoontje van den heelmeester en
koppenzetter Jacques Touraine,
Maar Guy's belangstelling in het fes
tijn der Brusselaars wordt onderbroken
door den waard, die met een nederige
buiging hem mededeelt:
„Senor Capitan, uw bed is gespreid,
de lakens zijn zindelijk, niemand heeft
er langer dan drie dagen in geslapen".
Van Oncle, die met een kaars in de
hand hem voorgaat, brengt hem naar
een vliering boven den stal, welke zeker
wel luchtig en goed geventileerd is,
daar een aantal ramen open staan, die
niemand zich de moeite gegeven heeft
te sluiten.
Een oogenblik is hij practisch alleen,
daar de eenige bewoner van het aan
grenzende hokje dronken in slaap is ge
vallen, en de anderen hun logies nog
niet betrokken hebben. Na zijn kost
baarheden in veiligheid gebracht te heb
ben, in de eerste plaats het miniatuurtje
van de hem onbekende dame, die hij nu
weet met zijn gansche ziel lief te heb
ben, zorgt hij dat zijn wapens binnen zijn
bereik liggen en begeeft zich dan te bed.
Na vervolgens nog een laatsten blik te
hebben geworpen op het lieve gezichtje
en de roze-lipjes, die hij eenmaal heeft
gekust maar zweert nogmaals te zullen
taak op economisch terrein, in een
staat, die zelf op de economische levens
omstandigheden zulk een grooten in
vloed wil uitoefenen, past het algemeen
kiesrecht niet, omdat dan de bijzondere
groepsbelangen een grocteren doorslag
geven bij het uitbrengen van de stem
dan het algemeen belang van den Staat
kan gedoogen.
Over algemeen te begrijpen vragen,
vooral van geestelijken aard, kan de kie
zer zich wel uitspreken en behoort ieder
vrij burger zich ook te kunnen uitspre
ken. Op de eenvoudig gestelde vraag:
Wat wenscht gij?
Wat wenscht gij: óf een liberalen Staat,
die zelfstandige kracht bevordert, die
zooveel mogelijk overlaat aan het maat
schappelijk leven, die de Overheidsbe
moeiing sterk wil inperken en besnoei
en, maar U uw vrijheid van godsdienst
geweten, spreken, vergaderen, schrij
ven, handelen, kortom uw geestelijke
vrijheid laat onder gebondenheid slechts
aan de wet.
óf den socialistischen Staat, van na-
tionaal-socialisten of van de interna
tionale, met sterke overheidsbemoei
ing, met voorziening door den Staat in
de economische behoeften van de natie,
straf van bovenaf geregeerd, met onder
drukking van anderer meening, met
dwang en dictatuur,
op zulk een vraag kan wèl ieder kie
zer voor zich het antwoord geven.
Andere vorm van liberale
staatsgedachte.
Als spr. nu dus terugkomt op de in
het begin van zijn rede gestelde vraag
of de tegenwoordige vorm van de libe
rale staatsgedachte ook voor dezen tijd
nog past, dan moet het antwoord ont
kennend luiden. Men heeft in de jaren
na den wereldoorlog wel de taak van
de overheid veranderd, maar verzuimd
de daarbij passende verandering in onze
staatsinrichting aan te brengen. Men
heeft thans tevens de vraag te beant
woorden, of de tegenwoordige, onder
socialistischen invloed tot stand geko
men uitgebreidheid van de overheids-
bemoeiing, niet alleen om financieele
redenen, maar ook principieel, niet dient
te verdwijnen en plaats te maken voor
een betere regeling van de sociale ver
houdingen in de maatschappij, waarbij
dan aan den Staat de taak toevalt, om
algemeene voorwaarden te scheppen,
waaronder een gezonde ontwikkeling
van die verhoudingen mogelijk wordt!
Men moet kiezen of deelen!
Reeds lang is er door ons op gewezen
dat er een oplossing moest komen voor
de groote politieke problemen her
vorming van het parlementaire stelsel,
nieuwe bepaling van de taak van staat
en overheid voor de economische
problemen de samenwerking van pa
troon en arbeider, de nieuwe regeling
kussen, legt hij zich rustig te slapen in
de stad zijner vijanden, onder de vlag
van Spanje en Alva, terwijl in de kamer
onder hem op de muren van elke kazer
ne en in alle straten van Brabant en
Vlaanderen plakaten zijn te lezen, waar
bij een prijs van drieduizend gulden is
gezet op het hoofd van den gevreesden
Engelschman.
HOOFDSTUK IV.
DeVaderlandslievende
Schilder.
De zon staat reeds vrij hoog aan den
hemel als Guy de oogen weder opent,
In den loop van den nacht is de storm
gaan liggen en nu schijnt de zon helder
als wilde ze den spot drijven met de
landbouwers in den omtrek der stad,
wier vee nog altijd in levensgevaar ver
keert, daar de vloed nog steeds onrust
barend hoog staat. Terwijl hij haastig
zijn toilet maakt kan Chester daar iets
van zien. Als hij uit zijn raam kijkt,
heeft hij een blik op de rivier, die nog
altijd zeer hoog staat en op wier golven
de cadavers van verdronken runderen,
schapen en varkens dobberen, waartus
schen ook soms menschenlijken drijven.
De stad schijnt zich daarom niet erg
meer te bekommeren. De storm is gaan
liggen en de schepen maken zich zeil
klaar voor de reis naar Indië of de
Middellandsche Zee, de kooplieden heb
ben hun waren in veiligheid gebracht,
kortom ook in die dagen stond de han
del niet' stil, als rampen het menschdom
troffen.
(Wordt vervolgd). j