DE DOCHTER VAN ALVA.
KERKNIEUWS.
betaalt f 10.000
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.VAN HAANDAG 9 OCTOBER 1933. No. 238.
KUNST IN DE HOOFDSTAD.
Een nieuw kunstcentrum
Goed tooneel-inzet Het
Leidsche plein-theater.
Adam Weevers.
Legaten.
I A I f-
I CA/C K1CX/ C D 7 C¥ E
LEVENSV EFtZEKE RING
na 35 jaar of bij Uw eerder
overlijden -
indien gij van Uw 30ste jaar af,
gedurende hoogstens 35 jaar,
jaarlijks 211.- stort
DE NIEUWE BEPALINGEN DER
STEUNREGELING.
Geen uitstel voor kleinere
gemeenten.
DE LOONEN IN HET
DRUKKERSBEDRIJF.
MAATREGELEN TEGEN EXCESSEN.
SIC TRANSIT GLORIA.
Vlaake behoort tot het ver
leden.
De Amsterdamsche schilderschool,
waartoe een aantal jonge schilders
jong naar hun werk en naar de opvat
ting van hun kunstenaarschap zijn te
rekenen, die voor het meerendeel gebo
ren en getogen Amsterdammers en voor
een klein deel langdurige inwoners van
de hoofdstad zijn, maakt een bloeipe
riode door, zooals weinig „scholen" bij
'het leven van hun leerlingen hebben be
leefd. Er wordt gearbeid met veel toe
wijding en geduld. Deze schilders wer
ken aan een schilderij met liefdevolle
overgave en met inzet van al hun kun
nen en kennen, die niet gering zijn, en
het is dan ook niet meer dan billijk, dat
de roep van de Amsterdamsche school
in Amsterdam tot een juichtkreet aan
groeit en buiten de grenzen van Neder
land reeds wordt gehoord. Voor velen
zelfs voor hen, die niet in de gelegen
heid zijn de exposities door eigen aan
schouwing te volgen en hun wijsheid en
kennis putten uit dagbladen of periodie
ken, zullen namen als Schuhmacher,
Raoul Hynckes, Jan van Herwijnen,
Henri v. d. Velde geen onbekende klan
ken zijn.
De eerste belangrijke tentoonstelling
in het Parkhotel is tevens de vestiging
van een nieuw kunstcentrum.
Niet alleen, dat het Parkhotel de
schilders -naar zich toe trekt door het
scheppen van een kostelooze exposi
tieruimte zij gaat nog verder en zij
zegt den kunstenaars een korting van
vijf en twintig procent op de verterin
gen toe. Dit geldt voor alle dagen, waar
op de schilders hun natje en hun droogje
in het Parkhotel komen gebruiken. En
met de schilders en beeldhouwers zul
len de tooneelspelers en schrijvers en
musici wel volgen.
Dat zij bij de laatste categorie even
eens in het gevlei wil komen, bewijst
wel de opzet om gedurende het winter
seizoen zes muziekavonden van moder
ne muziek te geven.
De eerste week van October heeft
voor de kunst in Amsterdam dus loffe
lijk ingezet. Ook op ander terrein dan
dat der schilderkunst zijn winsten te
boeken. Het schijnt dat met den achter
uitgang der maatschappelijke toestan
den en met ontwrichting van de econo
mische en financieele verhoudingen de
kunst zich gaat ontplooien. De laatste
jaren tenminste is het tooneelseizoen
niet met zulke monumentale en goede
tooneelvoorstellingen begonnen als dit
keer. Ging eertijds een niet-Amster-
dammer eens een week-einde naar de
hoofdstad om een paar avonden goede
tooneelkunst te zien, dan moest hij zich
voor de matinée op Zondagmiddag al
bij de revue bergen. Deze tooneellief-
hebber zal nu aan zijn week-einde niet
voldoende hebben want minstens vier
avonden heeft hij noodig als hij volledig
met de nieuwe dingen op de hoogte wil
komen.
Het Amsterdamsch tooneel (Van Dal-
sum en Defresne) geeft een éclatante
vertooning van Schuld en Boete, waarin
plotseling n jonge man, Ben Royaards,
als een kunstenaar bij de gratie Gods is
opgestaan. Het Groot Nederlandsch too
neel (De Meester en Paul Hof) munt
uit met een uitstekend blijspel; het Cen
traal Tooneel (Laseur) bracht Dinsdag
j.l. de première van een weliswaar zeer
somber, maar niettemin prachtig voor
het voetlicht gebracht stuk met een Su
blieme créatie van Tillv Lus en het Ne
derlandsch Indisch Tooneel deed een
goeden greep met een vroMijk stuk,
waarin Cor Ruys en de Bree niet al
leen bijzonder tooneelspel te zien ge
ven, doch waar men ook de gulle lach
door de zaal hoort daveren.
Het Groot Nederlandsch tooneel
opende Zaterdag het seizoen in hel
nieuwe théater van Louis Davids,
het Leidsche-plein-theater. Op een
plaats, waar men nimmer aan 't Leid-
sche-plein een theater zou verwach
ten, is plotseling een hoogst-moderne
theateringang verrezen. Vlak naast den
grooten Amsterdamschen schouwburg,
een twintigtal meters achter den gevel
lijn staat een achttal kleine, ouderwet-
sche huisjes met puntgevels. Zij vormen
het noordelijk front van het Leidsche
plein; links van deze huizen is het be
gin van de Lijnbaansgracht, rechts loopt
de lange Leidschedwarsstraat. Achter
deze huisjes, met ingang in de Lange
Leidschedwarsstraat, is jaren geleden 'n
vergaderlokaal gebouwd, waarin ook 'n
tooneel aanwezig is (het Cornelius Broe
rehuis) en waar dilettanten-tooneel- en
zangvereenigingen uitvoeringen gaven.
Een kleine driehonderd menschen kun
nen in deze zaal plaats vinden. Wij
meenen, dat daar ook uitgebreide brui
loften werden gevierd, waarbij het mid
den van de zaal als dansvloer dienst
deed en waar men vroolijk de polonaise
stapte.
Louis Davids heeft beslag gelegd op
dit theatertje; binnenhuisarchitecten
trokken aan het werk; een naastliggend
huisje, met den gevel aan het Leidsche
plein werd gekocht en dit huisje werd
omgebouwd tot een artstieke entrée,
voor het theater. Direct aan het plein
is het loket, dan komen een tweetal
zware deuren en daarachter bevindt
zich de vestiaire. In den doorloop, te
genover de vestiaire, zijn groote glazen
vitrines, waarvan één ongetwijfeld ver
keersstremmingen onder de theaterbe
zoekers zal veroorzaken: in deze vitrine
zijn damestasschen, hoeden en schoe
nen uitgestald. Uit de andere glazen
kastjes ziet men de beeltenissen van be
de Amsterdamsche actrices en acteurs
aan.
Amsterdam is hiermede een intiem
en aardig theater rijker geworden, dat
vooral des avonds een bijzondere attrac
tie geeft in dezen donkeren hoek van 't
Leidsche plein. Overdag, wanneer het
schelle licht, met de neonbuizen boven
de poort niet uitsluitend de oogen trekt
naar den ingang, is deze gevel een pas
kwil, en men vraagt zich af waarvoor
de gemeente eeij schoonheidscommissie
heeft. Denkt u eens in: de onderste helft
van den gevel is verbouwd tot een kleu
rige moderne theateringang en de bo
venste helft is intact gebleven, in den
ouden vorm, die vier ouderwetsche
kruisramen en puntgevel toont.
door
ARCHIBALD CLAVERING GUNTER.
9.) -
Ze liet hierop den arm van Guy los
en den jongen officier ter zijde nemend,'
die met ongedekt hoofd in eerbiedig ge
bogen houding voor haar stond, fluister
de zij hem in het Spaansch snel iets in
het oor. Slechts een gedeelte van het
antwoord van den jongen vaandrig be
reikte Guy's oor: „Neen, Excellentissi-
ma, hij is nog niet uit Brussel terugge
keerd".
„Dan zal vader zich dezen nacht ook
niet ongerust hebben gemaakt over mij",
merkt de jonge dame haastig op. Hierop
Chesters arm weder nemend, vervolgt;
zij tot den jongen officier: „Wil ons ver- j
gezellen naar de apartementen van de:
gravin van Mansfeld".
Voorgegaan door den Spaansch'en
vaandrig begeven zij zich door de poort:
naar den voornaamsten binnenhof van
de citadel, en tusschen stapels van ko-!
gels en alle strijdmiddelen voor aanval j
of wel voor de verdediging van de om- j
vangrijke sterkte bereiken zij het deel, j
waar blijkbaar het logies van de offi-j
eieren is. Uit de ramen van een der.
apartementen, veel grooter en veel sier-j
lijker dan de rest werpt een feestelijk
licht zijn stralen naar buiten, terwijl
dansmuziek het oor treft. Daar dit in i
de onmiddellijke nabijheid aan de ach-]
terzijde van het bastion van Paciotto is
gelegen, is de weg er heen maar kort,
en Guy heeft weinig gelegenheid om een
gesprek aan te knoopen met zijn gezel
Mej. G. J. S., te Nijmegen overleden,
heeft aan de Ned. Herv. gemeente
5000 overgemaakt ten bate van het
gewone onderhoud van de Groote Kerk
en aan de diaconie, zoomede aan die
van de Ned. Herv. gemeente te Coevor-
den ieder 1000 voor het onderhoud
van een familiegraf. Tevens heeft zij
5000 gelegateerd aan het Wilhelmina-
ziekenhuis te Nijmegen. Alle makingen
zijn vrij van rechten.
lin, die bovendien door den storm die
haar met alle kracht nog in het gelaat
blaast, alle aandacht voor haar kleede
ren heeft en ze zoo dicht mogelijk om
het lijf trekt.
Zij gaan een zijdeurtje van het huis
binnen, waar een lakei in een kostbaar
livrei ze ontvangt en onmiddellijk een
buiging tot op den grond voor hen
maakt.
„De gravin verwachtte mij toch?"
vraagt de door Guy vergezelde dame.
„Zeker, Excellentissima, het feest van
dezen avond is te uwer eere. Is u opge
houden? Het is thans dicht bij midder
nacht", laat de bediende er weder met
een diepe buiging op volgen,
Vciór de jonge dame hierop antwoord
heeft kunnen geven, stormt haar duen
na druipnat op haar af, op knorrigen
toon zeggend: „Waarom blijft u hier nu
toch staan, donna Hermoine? U laat de
gravin van Mansfeld op u wachten en
hierbeneden wacht ik op u druipend
van het water en koud tot op mijn ge
beente". Daarop roept zij: „Vooruit,
meiden, help me van kleeren te veran
deren!" Dit laatste gaat vergezeld van
een hevig tandengeklapper en een
woedend gewuif met de hand naar haar
bedienden, die haastig den jongen En-
gelschman en de hem vergezellende
dame voorbijsnellen. Bij het licht van
de hal merkt Guy op, dat de bedienden
jonge meisjes van Moorsch ras zijn, wel
licht slavinnen, gelijk in die dagen in
Spanje meer het geval was. Onmiddel
lijk daarna gaan zij een kleine trap op,
voorgegaan door de gravin de Parisa,
die blijkbaar alle gevoel voor etiquette
heeft verloren in de zilte wateren van
- 1 \.«r
vT-il
(Ingez. Med.)
In verband met het verzoek, door et
telijke gemeenten, andere dan de vier
groote gemeenten, aan het departement
van sociale zaken gedaan om eenzelfde
uitstel van inwerkingtreding van de nieu
we bepalingen der steunregeling toe te
staan, als aan de vier groote gemeenten
is verleend, hebben wij den Minister van
Sociale Zaken, den heer Slotemaker de
Bruine, verzocht zijn standpunt ten deze
te willen mededeelen.
De Minister heeft geantwoord, geen
aanleiding te kunnen vinden om aan het
verzoek van genoemden gemeenten te
voldoen.
Bij het nemen van deze beslissing
heeft de Minister zich laten leiden door
twee overwegingen.
De eerste dezer overweging is, dat het
uitstel alleen kan worden toegestaan aan
de vier groote gemeenten, aangezien
zich alleen voor deze technische quaes-
ties voordoen, waarvan de oplossing
eenigen tijd vergt. In deze groote ge
meenten namelijk kan men niet onmid
dellijk alle kaarten nagaan, om uit te
maken, of de desbetreffende personen
enkel of dubbel uitgetrokken zijn, waar
door een administratieve moeilijkheid
ontstaat, welke eenig uitstel rechtvaar
digt. Deze moeilijkheid echter doet zich
in de andere dan de vier groote gemeen
ten niet voor, omdat daar de dubbel-uit-
getrokkenen reeds lang in dezelfde po
sitie verkeeren, als waarin zij nu in de
vier gemeenten worden gebracht.
De tweede overweging, waardoor de
minister zich bij de bepaling van zijn
standpunt heeft laten leiden, is, dat de
moeilijkheid, welke volgens de andere
dan de vier groote gemeenten voor haar
ontstaat, doordat voortaan de verdien
sten van de vrouw tot een bepaald be
drag van den steun moeten worden af
getrokken, niet kan bestaan, daar de
vraag, of de vrouw in een bepaalde week
verdiend heeft, reeds tot dusver per
week is moeten worden beslist.
De Tel. kan inzake de besprekingen
in het boekdrukkersbedrijf de volgende
loonsverlaging melden:
Voor de drukkers, handzetters, druk
kerijbinders etc. (gelijk te stellen vakge-
nooten) van 24 jaar en ouder wordt het
loon met vier cent per uur verlaagd.
Zoo zal het uurloon dan voor de eer
ste gemeenteklasse gebracht worden
van 70 op 66 cent per uur, voor de twee
de klasse van 68 op 64 cent, voor de der
de van 65 op 61 cent, voor de vierde van
de Schelde, daar zij zonder ook maar
een enkel woord te kikken, Guy en zijn,
gezellin laat staan.
Hij wendt nu zijn blikken naar de
jonge dame, in de hoop dat haar gelaat
nu zichtbaar zal zijn, doch de dikke
kanten sluier bedekt nog haar gelaat, en
zij houdt haar kleeding nog steeds stijf
om het lijf geslagen, wat intusschen juist
doet vermoeden welk een slank figuurtje
daaronder verborgen is. Terwijl hij dit
opmerkt, treft het den jongen Engelsch-
man, dat de mantel der dame van het
kostbaarste sabelbont is vervaardigd, en
vastgehouden wordt door met juweelen
afgezette versieringen van buitengewone
waarde.
„Als Dirk Duyvel dat geweten had",
bepeinst Guy met een glimlach, „zou
hij zeker wel meer dan driehonderd gul
den gevraagd hebben alleen voor den
mantel!'"
Doch er wordt hem niet veel tijd ge
geven voor overpeinzingen; de liefelijke
stem, die zelfs nu nog innemender klinkt
nu de zachte klank van luiten en strijk
instrumenten uit het aangrenzende ver
trek er mede samensmelt zegt tot hem:
„Mijn duenna heeft blijkbaar vergeten,
dat er zooiets als gastvrijheid bestaat,
ik echter gelukkig niet". Daarop gelast
zij aan een bediende: „Breng kapitein
Guido dadelijk naar een vertrek waar
hij zich kan verfrisschen. Niet een waar
feest wordt gegeven, daar hij vermoede
lijk niet in feestgewaad is".
Zij doet een lachje hooren, en Chester
vangt een schalkschen blik op uit een
paar oogen, waarvan de glinstering niet
door den sluier kan tegengehouden wor
den, terwijl zij kijkt naar den langen jas
62 op 58 cent, voor de vijfde van 59 op
55, voor de zesde van 56 op 52 en voor
de zevende klasse van 53 op 49 cent.
Voor de machinezetters van 24 jaar
en ouder komt er een verlaging met vijf
cent per uur.
Het uurloon in de eerste gemeente
klasse voor deze categorie gezellen
wordt dan gebracht van 79 op 74 cent,
in de tweede klasse van 77 op 72 cent,
in de derde van 74 op 69, in de vierde
van 71 op 66, in de vijfde van 68 op 63,
in de zesde van 65 op 60 en in de ze
vende klasse van 62 op 57 cent.
Voor de werknemers beneden 24 jaar
komt er een loonsverlaging in een af-
loopende schaal, welke in details nader
in de vakbladen gepubliceerd zal wor
den.
Men herinnert zich, dat Minister van
Schaik bij de behandeling van het uni
formverbod in de Kamer heeft aange
kondigd, maatregelen te overwegen te
gen excessieve uitingen.
Naar de Maasbode verneemt, is het
ontwerp tegen zulke uitingen, welke be-
leedigingen bevatten tegen personen of
groepen op openbare vergaderingen ge
daan, spoedig te verwachten.
Het toeval wilde, dat wij Zaterdag
avond de reis medemaakten van den
laatsten personentrein, die volgens den
zomerdienst 1933 van Rposendaal naar
Vlissingen reed en hoorden wij dus ook
voor het laatst de conducteur, het lang
aangehouden „Vlaa..ke" roepen. Het
deed toch eenigszins eigenaardig aan,
dat dit station, feitelijk niet aanwijzen
de een gemeente in de omgeving, maar
dat in het Zeeuwsche verkeer tal van
jaren achtereen zoo'n belangrijke rol
heeft gespeeld door de verbinding met
het oostelijk deel van het vijfde district,
is gedegradeerd tot een goederenstation
en wellicht daarop geheel zal verdwij
nen. De spoorwegen zijn hier nog maar
61% jaar oud, de belangrijkheid van dit
station is nog van een korter tijdvak
maar toch zullen de reizigers en vooral
zij, die op deze lijn veel reizen, iets
missen als zij niet meer stil staan bij
het kanaal, als zij het ietwat zangerige
„Vlaa..ke" niet meer hooren.
Als wij in de duisternis goed hebben
geteld,: verlieten zeven passagiers de
zen laatsten stilhoudenden personen
trein. De lichten zijn toen gedoofd,
die hem omhult, en zij met zachte stem
er op laat volgen. „Aanvaard mijn gast
vrijheid, ik heb u nog een mededeeüng
te doen".
Met een vriendelijk knikje draait zij
zich om en snelt de trap op, doch Guy
denkt met zekere voldoening: „Zij weet
niet wat een knap costuum ik aan heb;
ik heb nog een verrassing voor haar in
petto".
„Dezen kant uit, Senor Capitan," zegt
de lakei met zachte stem en hij wordt
in een ontvangkamer gelaten, waarvan
de vorstelijke weelde hem verbaasd
doet staan; de met tapijten versierde
wanden en de met mozaiek versierde
Vlaamsche meubelen zijn schooner dan
die van zijn eigen koningin te Hampton
Court en Westminster. In enkele minu
ten ziet hij zich gezeten aan een over-
vloedigen maaltijd, zooals een hongerig
zeeman zich slechts zou kunnen wen-
schen. De tafel is bedekt met een
sneeuwwit servet, waarop massief zilver
en kostelijk Venetiaansch glas prijken,
en het menu bestaat uit Zeeuwsche oes
ters, koude patrijs, een heerlijke sala
de van veldsla met een tikje knoflook,
en een flesch koninklijke sherrywijn.
„Te duivel, dit costuum a la Leices-
ter zal de jonge dame oogen doen op
zetten", denkt Guy, terwijl hij zijn lange
zeemansjas van zich afwerpt -en zich
zelf bekijkt in het sierlijke gewaad, dat
hij alvorens zijn schip te verlaten heeft
aangetrokken. Hoewel zijn mooie Ma-
rokko-schoenen van het zeewater iet
wat geleden hebben, is de rest van zijn
kleedij er nogal goed afgekomen.
In 't algemeen is de heer Guy Stan
hope Chester zeer met zichzelven inge
Vlake komt in de spoorwegboekjes niet
meer voor.
De conducteurs van de sneltreinen,
zullen nu het veel langere „Kruiningen-
Ierseke" laten hooren en zeker goed
doen er bij te voegen, althans den eer
sten tijd „voor de boot te Hansweert
hier uitstappen". Het zal anders zeker
nog wel voorkomen, dat zij, die hier
minder dikwijls komen of ook anderen
uit kracht der gewoonte rekenen op
Vlake en dan te laat merken, dat de
volgende halte eerst te Kapelle-Bieze-
linge of Goes is.
Met dit opheffen van het station
Vlake voor de reizigers is ook het aar
dige trammetje van het station naar
Hansweert verdwenen, dat toch, al was
het nu niet het meest moderne vervoer
middel, door velen gemist zal worden.
Het is hier wel de plaats om aan de
hand van het boekwerk uitgegeven door
Ged, Staten naar aanleiding van het 100-
jarig bestaan van den stoombootdienst
op de Westerschelde op 22 Mei 1928,
iets te vertellen over de geschiedenis
van deze tramlijn. Op 15 Juli 1904 be
sloten de Provinciale staten de boot-
dienst Walsoorden-Hansweert bij de
provincie in exploitatie te nemen, en
tusschen Hansweert en het station Vlake
een paardentram aan te leggen. Na vele
overwegingen door de commissie van
toezicht op de Provinciale stoomboot
diensten besloten de staten op 19 No
vember 1909 genoemd besluit inzake
een paardentram in te trekken en na
het verkrijgen van de noodige vergun
ningen over te gaan tot den aanleg en
exploitatie van een tram met materieel
van de Société des établissements De-
couville ainé tusschen Hansweert en het
station Vlake. Blijkens mededeeling van
Ged. Staten in de vergadering van 5
Juli 1910 was van het voornemen, om
een petroleumlocomotief als trekkracht
te bezigen, afgezien, aangezien deze
niet de volkomen zekerheid opleverde,
dat het bedrijf te allen tijde op de ge-
wenschte wijze zou kunnen worden uit
gevoerd. Gedeputeerde Staten stelden
zich daarom voor, den dienst uit te
oefenen met gewone stoomlocomotieven".
Aldus is geschied: met 2 Juni 1913 is
de stoomtramdienst Hansweert-Vlake
geopend. Hij heeft uitstekend aan de
behoefte voldaan. De door sommigen
geuite vrees, dat bij hevigen wind de
geheele trein van den dijk zoude waaien,-1
is niet in vervulling gegaan. Vooral in
het begin van den grooten oorlog, toen
duizenden vluchtelingen in Hansweert
aan den wal werden gezet, heeft de
tram zeer goede diensten bewezen.
Tot zoover het boekwerk van de hand
van den heer H. J. G. Hartman, destijds
griffier der Staten van Zeeland.
Er blijkt uit, dat de tram dus 20 jaar
en 4 maanden heen en weer heeft gere-
nomen, terwijl hij zich te goed doet aan
het maal dat men hem heeft toebereid
en den wijn drinkt uit een zwaar zilve
ren beker, onder het oog van den zwij
genden, handigen bediende achter zijn
zetel. In de hoop wat meer te kunnen
ontdekken omtrent de jonge dame, die
hij gered heeft, zegt Chester tot den la
kei: „Uw meesteres geeft vanavond een
mooi feest!"
„Ja!" antwoordt de bediende trotsch
j op zijn huis, „wij hebben tot vermaak
van onze gasten rederijkers uit Gent
laten komen, die ons een voordracht en
een klucht zullen vertoonen, dan twee
zigeunerinnen uit Andalusië, onzen ei
gen hofnar met zijn grappen en de
dochter van den vroegeren burgemees
ter, die voor ons dansen zal in een cos
tuum van de kostbaarste zijde van haar
vader. Ik zal probeeren in de zaal bin-
nen te komen om haar gehuppel te zien.
Dat Vlaamsche kind heeft mooie enkels
en neemt het air aan van een gravin
laat de knaap er met een lachje op vol
gen. Maar hij kikt niet over de dame
in de bark, en daar het maal geëindigd
is, wordt de tafel opgeruimd door een
aantal lakeien in prachtige livrei het be
wijs leverend van den vorstelijken staat,
dien hun huis voert.
„Zoowaar ik leef!" zegt de jongeman
in zichzelf, nadat de laatste bediende is
vertrokken, „de gastvrijheid van de gra
vin van Mansfeld heeft een zeer aan
trekkelijk karakter!"
(Wordt vervolgd).