VOOR DE JEUGD. Onfier redactie van
DAMMEN EN SCHAKEN.
rBPIliHhsFiilOt»j«aiill^|||8«l|^li.
c
05
a—"J|
VIJF MINUTEN.
GRAPHOLOGIË.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
NIEUWSGIERIG... AAFJE.
ZOEKPLAATJE.
- 4
NT3 m
c h 8
a> 3 o - s
0) 3 M W) O
O &t QVSNS^VO ^-O ^Q^3t'M>tl'0 «QJ3 3 fiv wf>«JP,r-lT)«>'3nMl--w I
O !- +-
Pi oo NI
I "J ja d ITF" »c»" SWSfofio^o Ï-JN
t)u^aSï?5ti«§0 8 af-tt rS .5 g
nDcö"ScöoJi?^,X>?T3 •OD'TJ *01^ 3 Q* *oo-^ pj w C
ct3
N
G> W3
o
§'3 O 5-ïftdai® g-U-B^ g"S| g i^g
M 2 -2Q« SZ gw>.S .S-M* 8
(I)
O
C s- a) e w-fj
ft) ft) C u
4J N O TD V)
lachte Ernestientje, „dat ben
van u niet gewend." En met een
blik op de krant, vervolgde ze
„Die kan ze u toch zeker niet heb
ben ingegeven
„Hè, wat vroeg oom Frans
die een gevoel kreeg, alsof hij be
trapt was.
„Nou, die dichterlijke stem
ming", antwoordde Ernestientj
vroolijk.
„Oehnee eh
natuurlijk niet", was oom Frans
verstrooide antwoord, terwijl hij
de eene rookwolk na de andere
uitblies.
„Hebt u haar al gelezen
„Wie wat
„Maar oom, de krant natuur
lijk".
„Oehdieja, die
heb ik al gezien, tenminste het
voornaamste".
„Mag ik haar dan misschien
even inzien
„Natuurlijk, ga je gang".
Met een zijdelingsche blik volg
de hij de bewegingen der slanke
meisjeshanden, als ^vreesde hij, dat
zij zich van zijn geheim kon mees
ter maken. Een poosje bleef het
stil in de kamer. Toen begon oom
Frans zachtjes te neuriën, terwijl
hij gestadig verder rookte.
Ernestientje kuchte.
Oom Frans luisterde naar de in
tonatie van haar kuch. Een beetje
verdacht, vond hij.
Om Ernestientje's mond trok
een spottende glimlach. Opnieuw
wierp oom Frans een schuinschen
blik naar het meisje, trok zijn stoel
wat dichter bij, wierp de rest van
zijn sigaar in het haardvuur, maar
stak bijna onmiddellijk daarna een
nieuwe op.
„Heb je van je leven riep Er
nestientje opeens verontwaardigd
uit.
Oom Frans schokte op.
„Hebt u dat gezien, oom
„Wat kind
„Wel, die huwelijks-adverten
tie Ja, er staat natuurlijk, als ge
woonlijk een heele rij in, maar de
ze hier is toch om kippevel van te
krijgen N.B. vraagt een heer
van standing, met academischen
graad.... Och, lees u zelf maar
even. Oom Frans las met bewon
derenswaardige vlugheid de ad
vertentie door.
„Is het niet erbarmelijk, zoo
iets viel Ernestientje opnieuw
uit. „Er wordt dus een combinatie
gezocht van menschen met de bes
te eigenschappen en dat per ad
vertentie Alsof er niet honderd
andere wegen voor zulke men
schen open stonden Heusch, ik
herhaal het, het is om uit je vel te
springen van verontwaardiging.
Weet u, wat ik het liefst zou
doen Hem meteen schrijven".
„Maar kind, dat moet je niet
doen
„Maak u niet ongerust, oompje,
ik schrijf natuurlijk niet als deel
neemster aan de stalenkaart, maar
enkel en alleen om hem wat op
adem te helpen, Ik ben heusch
bang, dat hij een beetje buiten
adem is, want met al zijn ontwik
keling schijnt hij niet eens te be
seffen, dat geluk, of hoe we het
misschien anders willen noemen,
je niet per stalenkaart wordt
thuisgebracht. Je hoeft er niet
eens naar te zoeken, want het is er
altijd en overal; de eenige kunst is
het te grijpen, en daarom zou ik
dien mijnheer zoo graag dat ééne
mooie Duitsche zinnetje willen
sturen: „Lerne nur das Glück er-
greifen, denn das Gute liegt so
nah". Maar ik zou het anoniem
moeten doen, omdat hij zich an
ders misschien toch zou kunnen
verbeelden, dat ik deel wilde ne
men aan de stalenkaart. En ik
houd niet van anoniem, bovem
dien geloof ik, dat het strafbaar is
Weet u, wat ik doen zal Ik za
voor hem duimen, dat hij niet
slaagt
„Maar kind
„Vindt u het gemeen van me
Ernestientje nam zijn hoofd tus
schen haar handen en terwijl haar
blonden lokken heen en weer
schudden, vervolgde ze:
„Nee, hè, oompje, u vindt het
niet gemeen, dat zie ik aan uw ge
zicht. Misschien wilt u mij zelfs
wel een beetje helpen
„Helpen Waarmee
„Met duimen natuurlijk, oompje'
lachte het meisje blij.
„Nee, kind, daar ben ik te ouc
voor, maar zeg me liever nog eens
hoe dat Duitsche zinnetje was.
„Lerne nur das Glück ergreifen
denn das Gute liegt so nah", her
haalde Ernestientje met heldere
stem.
Oom Frans stond op, wierp zijn
sigaar in het haardvuur en terwij
hij langzaam de kamer uitliep
mompelde hij voor zich uit:
„Denn das Gute liegt so nah.
Vijf minuten moest hij wachten,
Langzaam liep hij heen en weer,
Starend op de kleine golfjes
Van het groote, blauwe meer.
ïn hij zag die kleine golfjes
Al maar verder, verder gaan.
n terwijl hij dit aanschouwde,
Weid' er in Zijn oog een traan.
Want, hij zag in 't stroomend water
't Beeld van zijn vervlogen jeugd,
Toen hij vrij van zorgen leefde,
Badend in genot en vreugd.
n hij dacht, toen hij die golfjes
Zoo gestaag vervlieten zag:
„Een geluksdroom was mijn
[jeugd me,
„Durend slechts een enk'len
[dag".
t Was als gaven hem die golfjes
Fluisterend, een zacht vermaan:
„Denk, hoe spoedig toch het leven
„Voor u is voorbijgegaan.
„Daaiom, stel niet uit tot morgen
„Wat gij nü verrichten kunt,
„Werk, o werk met al uw
[krachten,
Al de gaven u gegund,
,Laat geen oogenblik van 't leven
„Zelfs hoe klein, verloren gaan,
,Want eens zult gij vruchten
[plukken
„Naar het werk door u gedaan,
In naar die vermaning luist'rend,
Dacht hij: „Kom, ik zal voortaan
Al mijn krachten, tijd en gaven,
„Ijverig besteden gaan.
Want, op 't groote veld van
['t leven,
Is veel arbeid die mij wacht,
Arbeid, die ik moet volbrengen
Voor den naderenden nacht."
O, die tijd van vijf minuten
Zou hij nooit vergeten, neen,
Want, toen had hij oog gekregen
Voor de dingen om hem heen.
M'burg. H. den Engelsman.
Schriftbeoordeelingen.
Venus. Het handschrift van
een vróuw bij wie in de eerste
plaats het gevoel spreekt, terwijl
de wil op de tweede plaats komt.
Er is weinig regelmaat in dit moei
lijk te ontcijferen karakter. Schrijf
ster is levendig en impulsief; bezit
smaak en aanleg voor kunst; heeft
behoefte aan luxe en comfort. Zij
haakt naar liefde, naar gewin, naar
opofferingen, maar is toch ook
weer bang zich te laten gaan, haar
eerste gedachte is echter altijd
goed. Haar humeur is niet steeds
gelijkmatig. Lichtgeraakt, nu eens
wantrouwend, dan weer vrijmon-
dig. Levendig bij weinig energie.
Een goed verstand en helderen
geest. Ietwat vasthoudend en
eigenzinnig met neigingen tot te
genspraak. Geen evenwichtige
vrouw.
Niettegenstaande haar vlotte
manieren en groote gebaren waar
door zij zich tegenover hare om
geving denkt staande te kunnen
houden, is zij toch altijd gereser
veerd en op hare hoede, maar
poogt dit te verbergen. Dat schrijf
ster nog al veel met zich zelf be
zig is, daaraan valt niet te twijfe
len. Een zeer moeilijk te beoordee-
len schrift, geschreven door
iemand met een zeer gecompli
ceerd karakter.
Motto H. L. Een heftig heer,
gaarne in de oppositie, vasthou
dend, taai, eigenwijs en critisch. Hij
is dikwijls prikkelbaar, onrustig,
ongeduldig, kregelig en heeft nei
gingen tot vitten. Lijdt ietwat aan
zelfoverschatting en poogt in een
kleine kring te heerschen. Zijn
prikkelbare heftigheid zal dikwijls
tot brutaal optreden aanleiding ge
ven. Dat het sexueele in zijn
leven een rol speelt en er een
groote waarde aan geeft, zal schrij
ver zeker niet kunnen ontkennen,
evenmin dat hij eerder traag en
gemakzuchtig dan vlug is. Het ge
voel heeft bij hem de overhand, het
verstand komt eerst op de tweede
plaats. Een emotioneel karakter
waarin de energie plotseling op
vlamt maar ook heel spoedig weer
is uitgebluscht. Zin doordrijven- en
vasthoudendheid zijn de twee
voornaamste eigenschappen die 't
sterkst in dit karakter op den
voorgrond treden.
B. B. Dit is fraai schrift. Van
dit schrift zou men den leeftijd van
den schrijfer zeker 20 jaar jonger
schatten. Bij dezen schrijver is de
wil overwegend. Een logisch den
ker met een zeer goed verstand
en een vluggen geest. De schrij
ver is een welwillend, goedhartig,
werkzaam, plichtsgetrouw, ijverig
en betrouwbaar man. Een idealist
en een altruist. Fijngevoelig en
standvastig. Kunstzinnig. Aange-
joren neiging tot duidelijke formu-
eeringen, tot kortheid en zakelijk-
ïeid. Hij is bedachtzaam en gaat
niet over èèn 'nacht ijs. Zijn be-
angstelling voor de materieele
waarden is gering. Scherp waar
nemingsvermogen, snelheid in ge
dachten en daad. Afkeer van druk-
temakerij en ijdel vertoon. Hij weet
zich te beheerschen. In zijn diepste
wezen ietwat heerschzuchtig, cri
tisch en terughoudend.
Een buitengewoon goed schrift.
Dit is de hoofdindruk die van het
handschrift ontvangen werd, bij
nauwkeuriger bestudeering zullen
nog wel enkele scundaire eigen
schappen opvallen die nu niet
werden opgespoord.
Graphaloog,
Zij, die prijs stellen op een be
oordeeling van hun handschrift
door den aan ons blad verbonden
grapholoog, zenden ons tenminste
tien regels van hun gewone, na
tuurlijke handschrift, liefst op on-
geliniëerd papier. De afzender be
hoeft ons niet bekend te zijn; ini
tialen, schuilnaam, motto is vol
doende, wel dienen opgegeven te
worden geboortedatum, leeftijd en
geslacht. Men zende ons tegelijk
een postwissel ad 1.10, waarop
als afzender hetzelfde staat als
onder de schriftproeve, dus of de
ware naam, of de schuilnaam. De
beoordeeling volgt dan later in het
Zondagsblad.
Brieven enz. betrekking hebben
de op deze rubriek, te richten aan
ondergeteekende.
Twee aardige probleempjes, niet
moeilijk, van iemand, die onbe
kend wenscht te blijven. Iemand,
die over een weinig combinatie
vermogen beschikt, lost no. 99 van
het blad op.
Wit in beide standen aan zet en
winnt.
No. 99.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Z. 3, 7, 9, 11/13, 15, 16, 18, 20, 23.
W. 27, 29, 32, 34, 37, 38, 40, 43,
44, 47, 48.
No. 100.
46 47 48 49 50
Z. 7/9, 13, 19, 25, 38, 12 dam.
W. 27, 28, 31, 34/37, 40, 49.
Oplossingen no.'s 95 en 96.
No. 95, Zwart in dezen stand 25
—30.
Wit vervolgde toen met:
W. 29—24, 22—18! 50—44, 28X
10.
Z. 30—35, 12X23, 19X30.
No. 96. W, 27—21, 37—31, 10—
15, 15X13 en wint.
J. Scheeres, Delfzijl.
Heelemaal niet leuk was het:
Aafje te heeten, of.... zóó was
het niet precies, maar als je
nieuwsgierig was en dan Aaf heet
te, dat was het hem Want het
scheelde maar één letter Aag, en
ja, iedereen weet natuurlijk, dat
„nieuwsgierig Aagje" de benaming
is, als je aan die kwaal lijdt,
Aaf van Welle was de oudste
van een troepje van vier en ze kon
echt Moeders rechterhand zijn en
Vaders trots, als ze met mooie cij
fers thuis.kwam. Maar o wee, die
leelijke kwaal Als er ergens een
pakje lag, dan moest en zou ze we
ten, wat er in zat, en het kon haar
niets schelen, of het mocht of niet,
maar ze peuterde net zóó lang aan
touwtjes en papier, tot ze zien kon
wat er in zat Anders kneep ze er
zóó hard in, dat ze het raden kon.
Dientengevolge waren er wel
eens ongelukken gebeurd, en dan
kwam berouw te laat. Echt akelig
vond ze het ook, als Vader zoo
kortaf streng zei: „Aag", maar dan
was de nieuwsgierigheid haar al
weer de baas geweest. Als Moe
der een brief zat te schrijven,
draaide Aaf net zoo lang om haar
heen, tot ze tenminste kon lezen
aan wie het was, en liefst, tot ze
achter was, waarover het ging.
Vaak had Moeder al gezegd:
„heusch, als het voor je bestemd
is, Aaf, dan vertelt en bepraat
Moeder wel de dingen met je; doe
ik dit niet, dan is daar een goede
reden voor."
Dan beloofde Aaf beterschap en
hielp dat wel voor eventjes, maar
het kostte haar toch erge moeite
om niet gauw de dingen, die ze uit
de bus haalde, te lezen, vóór zij ze
aan Vader in handen gaf. Vader
werd daar altijd heel boos om, ook
toen hij haar eens betrapte, dat ze
stond te lezen, wat voor de post
klaar lag.
„Je moet geen geschreven schrift
ongevraagd lezen, dat is leelijk.
Hoe kan ik je nu vertrouwen, dat
je niet op mijn schrijftafel en in
mijn laden snuffelt. En jij, mijn
oudste
Ja, dan had Aaf verdriet hoor
en deed ze erg haar best, dat Va
der haar maar weer vertrouwen
zou.
Lex, die één jaar jonger was dan
Aaf, had eens met Sinterklaas een
rijmpje op haar gemaakt, dat hij
plagend te pas en te onpas kon
zingen.
„Mijn zuster Aaf is lang niet dom.
Toch vraagt ze steeds: wanneer,
[waarom?
Hoe, waarmee, waarvoor wat
En wat voor pak is dat
In de laatste maanden had hij te
onpas het rijmpje gezongen, want
Aaf had flink tegen haar gebrek
gestreden en het leek haar, of ze
er nu wel zoowat overheen was.
Begin Juli was ze door haar toe
latingsexamen voor het Gym ge
komen en nu zou als verjaarsca
deau het voorkabinet als studeer
kamertje voor haar worden inge
richt, Dat was nog er 's iets anders
dan de speelkamer te moeten dee-
len met de zusjes Go en Til Lex
had een timmer-speel-hok op zol
der. Aaf had bedacht, dat ze haar
poppengedoe en het kookkacheltje
en het eetserviesje maar in de kin
derkamer zou achterlaten voor de
zusjes; zij zou er wel geen tijd meer
voor hebben. Ze had zich een
schrijfbureautje gewenscht, maar
Moeder had gezegd: „zet dat
nog maar even uit je gedachten, er
is zóóveel wat eerder noodig is
voor de nieuwe kamer."
Een paar weken vóór haar ver
jaardag drentelde Aaf op een mid
dag door het stille huis. Vader was
op kantoor, Moeder met de zusjes
naar het park, en Lex was uit lo-
geeren. Ze had met vriendin Greet
wat willen gaan fietsen, maar die
moest naar het station om logeer
gasten af te halen. Ze besloot met
een boek in het zolderraam te gaan
zitten, haar geliefkoosde plaats;
gevaarlijk was het niet, je had een
lekker steuntje voor je afhangen
de beenen in de dakgoot, die 't
eigen huis van 't buurhuis scheid
de, en over het lagere dak van dat
huis had je een prachtig uitzicht.
Toen ze langs de kamer kwam,
die Moeder als schildersatelier
had ingericht, zag ze, dat de sleu
tel aan den buitenkant in het slot
zat. Ja, Moeder had 's morgens
zitten schilderen en zeker verge
ten af te sluiten. Dat deed Moeder
anders altijd, want ze wilde niet,
dat er iemand op 't atelier kwam,
als zij er zelf niet was. Er kon zoo
licht iets omvallen van hetgeen
Moeder had opgesteld om na te
schilderen, als een van de kinde
ren er wild langs liep. Er waren
ook heel kostbare dingen in het
atelier, daar mochten ze volstrekt
niet aankomen. Moeder had nu be
paald vergeten den sleutel uit het
slot te nemen, dacht Aaf, zij zou
het wel even doen.
Terwijl ze haar hand er al voor
uitstak, viel het haar in, dat Moe
der heelemaal niet verteld had,
wat ze aan het schilderen was,
een stilleven, bloemen Hé, an
ders sprak Moeder altijd over haar
werkNu niet.Meteen was
Aafs nieuwsgierigheid gewekt. Ze
kon wel eens even gaan kijken, dat
hinderde immers niet. Wel neen
Dat de kleintjes en die wilde Lex
niet alleen op het atelier mochten
komen, nu ja, maar zij, Aaf, Moe
ders oudstedat was immers
heel iets anders Zij zou nergens
aan zitten, alleen maar kijken,
waar Moeder aan bezig was en
eventjes in het boek bladeren van
dien schilder, die zulke snoezige
witte geitjes geschilderd had.
„O Aaf"," zei een stem in haar
„blijf je nieuwsgierheid toch de
baas; je weet heel goed, dat Moe
der uit vergissing of vergeetachtig
heid den sleutel op de deur liet zit
ten en dat jij daar geen misbruik
van moet maken'.'
Maar Aag was op dit oogenblik
weer eens sterker dan Aaf, en
zoo werd het slot omgedraaid en
stapte ze over den drempel. Toen
ze binnen was, zag ze met één oog
opslag het stilleven, dat naast den
schildersezel was opgesteld. En
meteen begreep ze, dat het als
verrassing voor haar verjaardag
bestemd was. Wat had Moeder
dat eenig leuk bedacht en .wat zou
ze teleurgesteld zijn, dat het nu
geen verrassing meer was Stil
ging Aaf het atelier weer uit.
Eén September, Aafs verjaar
dag. Op bevel kwam ze het aller
laatst beneden, maar daar wacht
ten ze dan ook allemaal met la
chende gezichten het verjaarskind
op. Go en Til hadden haar stoel
versierd, maar van cadeautjes
naast haar plaats viel geen spoor
te ontdekken. Vader, die haar blik
opving, zei: straks, als we je in je
eigen rijk binnenvoeren, vindt je
alles wat we je hebben toebedacht.
Maar eerst gaan we ontbijten, an
ders kom ik te laat op kantoor."
„Dan mogen we wel voort
maken, menschen riep Lex, „an
ders vliegt onze Aaf nog in brand
van nieuwsgierigheid".
Nu, Aafs wangen brandden al,
al was het dan niet van nieuwsgie
righeid, Maar ze dacht aan wat ze
in Moeders atelier gezien had, en
Moeder, die van niets wist, en
dacht dat het nog een verrassing
was 't Hinderde Aaf eigenlijk al
die dagen al, welke er sedert haar
ontdekking verstrekken waren.
„Goed houden maar", dacht ze.
Eindelijk gingen ze in optocht
naar boven. Moeder deed de deur
van de nieuwe kamer open en Aaf
stapte over den drempel. „O," zei
ze en toen een heelen tijd niets:
er was te veel te zien. Het kamer
tje zag er heel anders uit dan ze
het ooit gekend had. De boven
ste helft van de muren waren ge
saust en met een plint gescheiden
van de onderste helft. Op die plint
prijkten Aafs koperen speelgoed,
kieken en een nieuw wandbordje.
Op den gebeitsten vloer lag een
vroolijk gekleurde mat. Dicht bij
de balkondeuren was een vasT,
hoekzitje, en in de openstaande
deuren hing een sierlijk hangplant.
„Van mij", zei Til. Lex vroeg
haar aandacht voor den boeken-
standaard, die op de tegen den
muur geschoven tafel stond. Die
had hij zelf gemaakt, waar hij niet
weinig trotsch op was. En boven
de tafel hing het schilderij, dat
Moeder gemaakt had.
„Als je aan deze tafel zit te
werken, kind, zul je misschien nog
wel eens terug verlangen naar het
speelgoed, waar je geen tijd meer
voor hebt. Daarom heb ik je lief
ste speelgoedstukken uitgeschil
derd; moge het kijken naar dit stil
leven, je prettige herinneringen ge
ven, nu en later".
Aaf kon niets zeggen, ze verstop
te haar gezicht maar een oogen
blik tegen Moeders schouder en
dacht: als Moeder toch wist
„Je zegt niet eens, hoe je het
vindt", riep Gootje, die popelde,
dat Aaf het door haar gemaakte
vloeiboek zou zien en mooi vin
den.
„Fijn", zei Aaf zacht, terwijl ze
keek, hoe daar Eva, de mooie pop
van Oma gekregen, op haar stoeltje
prijkte. Zoo was ze altijd geweest,
tè mooi bijna om echt mee te spe
len. Daarom was Bunny, het ko
nijn, die één van zijn flapooren
miste en altijd zemelen verloor,
haar veel dierbaarder geweest; ook
Teddybeer, die op het schilderij
beschermend een voorpoot om
Bunny heen hield. Voor Eva's voe
ten lag de mondharmonica, waar
Aaf lang op geoefend had, vóór ze
een dragelijk melodietje kon bla
zen, en een schitterende glazen
stuiter, die ze vol trots eens, lang
geleden, van Lex had afgewonnen
en zuinig bewaard. En ook de
„Kuhglocke", die Vader uit Zwit
serland had meegebracht, en die
jarenlang het pronkstuk boven op
haar kastje was geweest. Op den
achtergrond van het schilderij wa
ren nog flauwtjes de banden van
enkele van Aafs lievelingsboeken
te herkennen. „O, dank U wel,
Moeder, dank U wel
Waar is de jeugdige viervoeter