ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
Kam de pqovimciale zeeuvsche middeldudgsche coudamti
7 October 1933
HET KABOUTER-PRINSJE.
SLUIMERLIEDJE.
RAADSELHOEKJE.
OT2DEMIHQEEK
ZEEUWSCHE KRONIEK.
DE
HUWELIJKSADVERTENTIE.
Het werd een echte feestdag,
's Middags kwamen de vriendin
nen, die ook bleven eten, en s
avonds had Vader drie auto's voor
laten komen en waren ze een eind
naar buiten gereden, voordat de
vriendinnen aan huis werden af-
dgZCt»
's Avonds in bed lag onze Aaf
maar klaar wakker, kwartier na
kwartier. Eerst lag ze te denken
over al het heerlijks van den afge-
loopen dag en over alles wat ze
gekregen had. Maar dit was het
niet, dat haar uit den slaap hield,
ze moest het Moeder vertellen,
dat ze laast in het atelier geweest
WasZou ze roepen Neen,
toch maar niet. Even later begon
Tili te huilen, uit een benauwden
droom wakker geschrikt. Aaf hoor
de Moeder naar haar toe gaan en
met haar spreken tot ze weer stil
was
Nu„Moes komt U even bij
mij Even later vertelde Aaf al
les aan Moeder, ook van het ver
driet, dat ze erover gehad had.
„Dan willen we hopen, dat het
een goede les voor je geweest is,
hè Als je nieuwsgierigheid je
weer eens de baas dreigt te wor
den, ga dan naar je kamertje, om
naar het schilderij te kijken, wie
weet, wat een goede steun dat zal
blijken te zijn". En met een harte
lijk: „ga nu maar lekker slapen",
ging Moeder de kamer uit. Ja, dat
nam Aaf zich ernstig voor: Aag
moest overwonnen worden en Aaf
zou voortaan de baas zijn
Helena A. H, Marcus,
Er woonde eens, in een heel
groot bosch een Kaboutervolkje,
Het leefde daar al vele honderden
jaren gelukkig en tevreden. Er was
ook een Kabouterkoning en een
Kabouterkoningin.
De Kabouters zorgden voor de
bloemen en planten, gaven deze
water, wanneer het in lang niet ge
regend had en knipten de doode
en zieke bladeren af.
Op zekeren keer, dat Kabouter
Snelvoet weer met dergelijk werk
bezig was, hoorde hij een heel fijn
stemmetje roepen: „au au o,
mijn voetje, mijn voetje
Verschrikt keek Snelvoet om
zich heen, maar hij kon niets ont
dekken dan een grooten struik met
scherpe doornen. Ingespannen
luisterde hij enja, daar had je
het weer: „o o help me toch, o,
m'n voetje, m'n voetje „Wie ben
je en waar zit je riep Snelvoet.
„Ik ben een Elfje en ik hang aan
de doornen, o, help me toch 1" „Ja,
ja, ik kom al", en Snelvoet haastte
zich naar den doornstruik toe en
bevrijdde voorzichtig het Elfje, dat
met haar gazen kleedje aan de
scherpe doornen was blijven ha
ken.
„Zoo", zei Snelvoet verbaasd,
„hoe kom je hier? Ik heb hier nog
nooit een Elfje gezien. Kun je loo-
pen of vliegen
„Geen van beide", snikte het
•Elfje, ,,'k heb mijn ééne voetje
verstuikt en toen ik me vast wilde
grijpen aan dien struik, heb ik mijn
vleugeltjes gescheurd. O, was on
ze Koningin, de goede Tooverfee,,
toch maar hier met haar gouden
stafDie zou me wel gauw beter
maken „Ja", zei Snelvoet, „maar
met wenschen en jammeren schie
ten we niet op, ik kan je ook wel
genezen; ik heb thuis, in mijn hol
len boom, geneeskrachtige kruiden
en zalf genoeg, maar dan moet je
met me meegaan en de zalf een
nacht op je voetje laten zitten.
„Morgenochtend kun je dan weer
verder." Maar nu begon het Elfje
nog veel harder te schreien. „O,
neen", snikte ze, „dat kan ik niet
doen, wat zullen al de andere
Elfjes en de Elfenkoningin dan on
gerust worden, als ik heel den
nacht uitblijf
Goede raad was duur, maar op
eens kreeg Snelvoet een inval. „Is
Elfenland héél ver weg vroeg
hij. „Ja" zuchtte het Eelfje, „wel
negentig boomen". „Dat is zeker
ver," zei Snelvoet, „maar ik zal
je er heen brengen; 't is nog vroeg
je kunt er voor den nacht nog zijn.
Ik heet niet voor niets Snelvoet,
zie je Hij tilde het Elfje op en
zei dan: „Zoo, en nu moet jij me
den weg wijzen, want ik ben nog
nooit zoo ver geweest „Eerst 'n
eindje rechtdoor", zuchtte 't Elfje,
„en als we bij een heel ouden
eikenboom komen, moet je rechtsaf
slaan en dan al maar rechtuit loo-
pen," „Mooi", zei Snelvoet vroo
lijk en het tweetal toog op weg.
Langzaam kwamen zij vooruit,
want, hoewel het Elfje een teer en
licht wezentje was, voor een Ka
boutertje was zij toch nog zwaar.
Snelvoet hield evenwel dapper
vol en toen het bijna donker was
riep het Elfje: „We zijn in Elfen
land, hoera, nog maar een klein
eindje
Daar schemerden tusschen de
boomen door lichtjes. „Kijk 's", zei
Snelvoet vroolijk, „ik geloof, dat
ze je al zoeken."
Het Elfje tuurde naar de lichtjes
en riep uit: „Ja, ja, dat zijn mijn
vriendinnetjes en harder riep
het: „Hier ben ik, hier ben ik
Daar kwamen de Elfjes al aange-
loopen. O, wat was dat een vreug
de Het gewonde Elfje en Snel
voet werden bestormd met vragen,
tot er eentje zei: „Daar is onze
Koningin, de goede Tooverfee!"
En, werkelijk, daar stond ze al
voor Snelvoet. Toen ze hoorde,
wat er gebeurd was, zwaaide zij
haar tooverstaf boven het bezeerde
voetje en daar sprong het Elfje
weer lustig rond.
Daarna wendde de Koningin zich
tot Snelvoet, dien zij toestond 'n
wensch te doen, omdat hij het
Elfje veilig had teruggebracht.
Snelvoet dacht lang na, terwijl
hij uitrustte op een paddenstoel.
Eindelijk zei hij: „Het is Kabou
terplicht anderen te helpen, maar
als ik iets wenschen mag, zou ik
graag een Kabouterprinsje voor
onze Koningin kiezen, daar ver
langen we allemaal al zoo lang
naar." „Wel", zei de goede Fee,
„dat zal gebeuren. Op de open
plek midden in Kabouterland, zul
je een groote zonnebloem vinden,
in welker hart rustig een Kabou
terprinsje slaapt. Maar denk er
aan, alleen de Kabouterkoningin
mag het Prinsje wakker maken".
Snelvoet kon eerst niet spreken,
zóó mooi en haast ongelooflijk
vond hij het, maar toen bedankte
de hij Koningin hartelijk en wilde
direct teruggaan om dat wonder te
zien en het groote, heerlijke nieuws
aan allen te vertellen. De Elfenko
ningin evenwel stond erop, dat hij
eerst zou rusten, om dan den an
deren morgen vroeg op pad te
gaan.
Zoo gebeurde dan ook en toen
Snelvoet terug kwam in Kabouter-
land, ging hij eerst naar de Ko
ningin om alles te vertellen en
toen gingen de Koning, de Konin
gin en Snelvoet naar de open plek,
waar de zonnebloem stond. En
ja, daar vonden ze midden in het
bloemenhart, een Kaboutertje, zoo
klein en fijn, als ze nooit gezien
hadden.
Een ragfijn sluiertje van goud
draad lag er overheen.
O! O! wat was de Kabouterko-
ningin daar gelukkig mee. En de
Koning wat was die blij, dat
er nu een opvolger was voor den
troon, want hij werd zelf al zoo
oud en moe.
Direct liet hij door het heele
land bekend maken, dat er een
Prinsje gekomen was, een troon
opvolger. En een volle week lang
was er feest in Kabouterland.
M. Hoekendijk.
Slaap nu, mijn kindje Het is al
zoo laat
Hoor je, dat buiten de toren
klok slaat
Schemer komt dalen 't Is
spoedig al nacht
Sluit nu je kijkertjes, Lieveke
Toe
Ben je dan nog van het spelen
niet moe
't Maantje, dat hoog aan den
hemel al staat
Wil, dat mijn kleutertje slapen
nu gaat
R. Winkel,
O
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT 'T VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
1. Drinkt Tante Coba thee of kof
fie (Bath).
Is meneer de Berg er achter ge
komen, wie de ruit heeft inge
gooid (Bergerac.)
Het water is daar diep, Peter;
wees voorzichtig
(Dieppe).
Heeft Papa u gistermiddag ge
sproken (Pau).
2. Toulouse. Stoel, Toos, sul, tule,
les.
3. Petten.
D
O
L
K
O
D
E
R
L
E
N
A
K
R
A
B
VOOR KLEINEREN.
1. Heeft dokter van Wale u room
voorgeschreven (Leur).
Ik geloof, dat Tante Go u dade
lijk zal komen helpen,
(Gouda en Zalk).
De ventilatie laat daar veel te
wenschen over. (Tiel).
Ik houd enkel van zure appelen,
niet van zoete. (Uden).
2. Kan, dij; kandij.
3. Februari.
4. Sprinkhanen.
OM OP TE LOSSEN.
o
VOOR GROOTEREN.
1. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt
de naam van een stad in Bel
gië.
X
X
,X -
X
XXXXXXXXX
x -
-X
x
X
lo rij een klinker.
2o een verkorte meisjesnaam
3o een bloem, die in den na
zomer bloeit.
4o een natuurverschijnsel.
5o 't gevraagde woord.
6o voorwerpen, die om den
hals gedragen worden.
7o een vrucht.
8o een lichaamsdeel van een
dier.
9o een medeklinker.
2. Mijn eerste is een verkorte jon
gensnaam, mijn tweede K
vrucht en mijn geheel maakt
deel uit van je gezicht.
3. Mijn geheel wordt met 14 let
ters geschreven en noemt een
kanaal in Groningen.
4, 5, 6, 12, 14 is een vaartuig.
10, 7, 7, 11 is een kleur.
1, 7, 13, 4, 8 is een ander woord
voor wild.
1, 2, 9, 10 is zeegras.
Sommige dieren maken een 3,
13, 4, 8.
Een 14, 7, 7, 8 is een lichaams
deel van een dier.
4. Maak boomen van:
den schoor
uw Griet L. R.
bok ei moe
VOOR KLEINEREN.
1. Welke twee verkorte meisjesna
men vormen samen een spel
2. Vul deze 9 vakjes in met:
4AID 1 J IP 2S
maar doe het zóó, dat je van
links naar rechts en van bo
ven naar beneden leest:
een kleedingstuk.
een meisjesnaam
iets, wat men uit de meeste
vruchten persen kan.
3. Op de kruisjeslijn komt, van bo
ven naar beneden gelezen,
een ander woord voor berg
plaats.
X een hemellichaam,
X iets, dat je stellig wel
X eens op je boterham
v X eet.
.- X een kleverige lekkernij
X een ander woord voor
X nadeel.
een meisjes naam.
een mooie stof.
een lichaamsdeel.
4, Welk roofdier wordt, zoodra het
zijn staart verliest, een voor
werp, waarin men sommige
dieren vangt
P* °P" qp. oro. fogj S.Ö
V Pon
o-i i B| {Tb a
a b
J&wl
;i£«"sjAvV
Cijfers.
Dagelijks schrijven wij cijfers
neer. Een datum van een brief. De
uitkomst van een optelling. Posten
in een grootboek.
Kleine kriebeltjes op papier.
En wij beseffen niet, welk een
geniaal gedachtenstelsel wij aldus
spelenderwijs hanteeren.
Ook niet, van welk een mach
tigen invloed cijfers kunnen zijn.
De zakenman telt op, en telt op.
Hij stelt de sommen onder elkaar
en trekt nog éénmaal af. Is de
uitkomst positief, dan wrijft hij in
z'n handen, glundert, en gaat
deelen: dividenden en tantièmes;
dit voor een fondsje, dat voor een
reisje
Is de uitkomst andersom een
quaestie van wat anders gerang
schikte cijfers, meer niet maar
welk een geweldig, alles-beteeke-
nend verschil kan dat zijn Een ne
gatieve uitkomst van zulk een tel
ling kan de grootste ellende be-
teekenen: ontbering van het
hoogst noodige, van levensbelang
rijke zakenja menigmaal
reeds waren zulke luttele cijfers
de reden, dat een mensch de hand
aan zichzelf sloeg
Cijfers zijn een belangrijke uit
vinding of ontdekking: ze kunnen
den mensch onschatbare diensten
bewijzen.
Maar wil toch nimmer vergeten,
dat een cijfer nimmer een waarde
i s. 't Is slechts een symbool er
voor.
Een hart is het symbool der lief
de. Als zulk een symbool breekt,
dan breekt de liefde niet.
Een anker is het symbool der
hoop. Als het anker van zijn ket
ting valt, is de hoop nog niet ver
loren.
Een kruis is het symbool des ge-
loofs, maar als een houten kruis,
door den tand des tijds aangetast
en vergaan, omvalt, dan beteekent
dat niet het einde van 't geloof.
En zoo zijn cijfers slechts symbo
len voor waarden. Voor geldswaar
den, voor goederenwaarden, soms
zelfs voor wetenschappelijke, gees
telijke, ja zedelijke waarden. Maar:
men vergete toch nimmer, dat het
slechts symbolen zijn.
De eigenlijke of innerlijke waar
de van iets, Iaat zich in cijfers niet
uitdrukken. Als de kostelijkste
tarwe in cijfers een bespottelijk
lage „waarde" moge hebben
dan verandert dat niets aan haar
innerlijke waarde als heerlijk
voedsel voor den hongerigen
mensch.
En meer, veel meer nog: als uw
maatschappelijk inkomen of for
tuin in cijfers al geen hooge „waar
de" moge aanwijzen, dan heeft dat
met uw wezenlijke waarde als
mensch, maatschappelijk weinig en
zedelijk toch niets te maken
Cijfers zijn een belangrijk hulp
middel in het maatschappelijk le
ven maar men hoede zich wèl
voor overschatting van derzelver
r
Seneca Jr.
zin
9 October 1436.
Jacoba van Beieren sterft.
Zij was geboren 25 Juli 1401. Op
6 Augustus 1415 huwde zij met den
Franschen kroonprins, die reeds
op 4 April 1417 overleed. In dit
jaar stierf ook haar vader Willem
VI, dien zij als gravin opvolgde.
Hierdoor kwam opnieuw uit
barsting der Hoeksche en Kabel-
jauwsche twisten. Het in 1418 ge
sloten huwelijk met haar neef Jan
IV, hertog van Brabant gaf haar
geen hulp, integendeel, deze ver
pandde een deel van Holland en
Zeeland aan Jacoba's oom en te
genstander Jan van Beieren. Na
van haar man gescheiden te zijn,
huwde zij 1422 met Humphrey van
Glocester, broeder van den Engel-
schen koning Hendrik IV. Ook dit
huwelijk gaf haar geen steun, en
werd later door den paus onwet
tig verklaard. Bij het verdrag van
Delft, 3 Juli 1428, was Jacoba ge
noodzaakt een overeenkomst te
sluiten met Filips van Bourgondië,
haar neef, die de bezittingen en de
rechten van Jan van Beieren had
geërfd. Filips benoemde den
Zeeuwschen edelman Frank van
Borsele tot stadhouder van Hol
land en Zeeland. Deze huwde in 't
geheim met Jacoba in 1432. Om 't
leven en de vrijheid van haar echt
genoot te redden, stond Jacoba in
1433 al haar titels en landen af aan
Filips. Op 12 April 1433 werd het
in het vorige jaar gesloten geheim
huwelijk te St, Maartensdijk be
vestigd.
Doordat de stad Goes Hoeksch
gezind was, werd de stad vaak
door haar bezocht. Van Filips had
zij vele goederen, zooals Tholen
en Zuid-Beveland met Goes in
leen ontvangen. De laatste stad
ontving van haar verschillende
voorrechten. Zij was bij 't Goesche
volk zeer populair. Tijdens haar
verblijf te Goes woonde zij op het
slot Ostende. Hiervan is niets
overgebleven dan een oud-Ro-
maansche kelder. Op dezelfde
plaats staat thans een café. *t slot
Ostende, welke naam een vage
herinnering is aan de vroegere
heerlijkheid.
10 October 1817.
Christophorus Henricus Dideri-
cus Buys Ballot, de eerste direc
teur van het Kon. Meteorologisch
instituut te De Bildt, wordt te
Kloetinge geboren.
Zijn vader Antonie Jacobus
Buys Ballot was in 1814 te Kloe
tinge predikant geworden en ver
trok in 1820 als zoodanig naar St.
Laurens. Zijn grootvader, naar
wien hij vernaamd is, heette Chr.
H. D. Ballot en is predikant ge
weest o.a, te 's Heer-Arendskerke,
Sluis en Middelburg. Deze was
gehuwd met Petronella Buys. Hun
zoon, genoemde Antonie Jacobus,
heeft naast den familienaam van
zijn vader, ook die van zijn moe
der aangenomen, vandaar den dub
belen naam Buijs Ballot.
Chr. H. D. Buys Ballot studeer
de van 18351844 te Utrecht. In
September 1847 werd hij hoog
leeraar in de wis- en natuurkunde.
Ofschoon hij in deze tak van we
tenschap uitmuntte, een natuur
kundige wet, door hem gevonden,
wordt naar hem genoemd, heeft hij
zich 't meest naam gemaakt door
zijn meteorologische onderzoekin
gen. Hij kan hiervoor als de baan
breker beschouwd worden. In 1854
werd hij hoofddirecteur van het
Kon. Ned. Meteorologisch insti
tuut. Hij overleed in 1890 te
Utrecht.
Te Kloetinge is dezer dagen een
comité gevormd om in zijn geboor
teplaats een gedenkteeken voor
hem op te richten.
10 October 1848.
Kerk en toren te Domburg af
gebrand.
Tijdens een zwaar onweer op
Dinsdag 10 October 1848 des
voormiddags 11 uur werd de toren
der Hervormde kerk door den
bliksem getroffen. Dadelijk stond
hij in brand, welke ook naar de
aangrenzende kerk oversloeg. Aan
blusschen viel dobr den felle wind
niet te denken. De vlammen sloe
gen ook over op de schuur, die
aan de overzijde stond, en even
eens afbrandde.. Uit de omgeving
waren 9 brandspuiten aanwezig
om aan het blusschingswerk deel
te nemen.
In een afgesloten vertrek tegen
de kerk werden 37 stuks afgods
beelden en altaren bewaard, die
op 5 Jan. 1647 bij de buitengewoon
lage ebbe aan de kust bij Domburg
waren gevonden. De meeste beel
den werden door den brand ver
nield of zeer beschadigd.
In 1806 had de heer Lambrecht-
sen, voorzitter van 't Zeeuwsch
Genootschap getracht gedaan te
krijgen, dat de Nehalennia en an
dere beelden naar het Museum te
Middelburg werden overgebracht.
Op kosten van het rijk zouden ze
eerst gereinigd worden. Het mu
seum was ook een betere bewaar
plaats. Men wilde te Domburg
hiervan niets weten. Het waren
toen domme burgers. Hadden ze
toegestemd, dan waren alle beel
den in ongeschonden toestand nog
aanwezig. Na den brand werd,
wat nog goed was, slechts een zes
tal beelden, naar het museum over
gebracht. Als 't kalf verdronken
is
Op 12 Januari 1850 werd de
herstelde kerk weer in gebruik ge
nomen.
12 October 1492.
Sluis, 't laatste bolwerk der
Hoekschen, wordt door een leger
van Maximiliaan van Oostenrijk
onder aanvoering van Albrecht
van Saksen ingenomen. Nadat de
Hoeksche steden Zierikzee en
Goes door Maximiliaan waren af
gestraft, hadden de Vlamingen bij
den vrede van Kadzand (30 Juli
1492) zich ook voor hem moeten
buigen. Jonker Frans van Brede-
rode en Filips van Kleef, heer van
Breskens, voorname hoofden der
Hoekschen, hadden Sluis versterkt.
Albrecht van Saksen belegerde
deze stad te land. Een Engelsche
vloot ondersteunde de belegering
te water. Na een kloekmoedige
verdediging moest de stad zich
overgeven. Hiermede was een ein
de gekomen aan de Hoeksche en
Kabeljauwsche twisten, die de Ne-
derlandsche gewesten bijna ander
halve eeuw hadden geteisterd.
R. B, J. de M.
(Nadruk verboden.)
door
Hellen Randers.
Voor het vroolijk vlammend
haardvuur zat oom Frans, gemoe
delijk type van achter in de vijf
tig. Hij streek eens met zijn hand
over zijn hoofd en liet zijn oogen
met welgevallen dwalen over de
lange rij advertenties. Opeens
verbreedde zijn mond zich tot een
glimlach, terwijl zijn oogen dezelf
de guitige houding aannamen.
Het stond er. Precies, zooals hij
het had opgegeven:
„Heer van standing, met acad.
graad, niet geheel onvermo
gend, zoekt langs dezen weg
kennismaking met beschaafde,
ontwikkelde, elegante dame,
om na wederzijdsch goedvin
den in het huwelijk te treden.
Brieven No. 12345, Bureau
van dit Blad",
Prachtig toch zoon krant. Je
kon rustig voor het haardvuur blij
ven zitten en je overgeven aan de
prettigste gedachten, die je maar
wilde; de krant zorgde voor de
rest en niemand hoefde er iets
van te weten. Was ze niet, met
uitzondering dan misschien van de
radio, de meest actueele en leven
digste aller menschelijke instellin
gen Je moest haar alleen maar
op den juisten tijd en op de juiste
wijze weten te gebruiken.
Oom Frans strekte zijn bèenen
uit, stak een sigaar op en genoot
van de behagelijke sfeer om zich
heen. De deur ging open en nicht
Ernestientje modern meisje, van
een-en-twintig jaar, verscheen.
„Dag oom, wat zit u daar alleen
en verlaten".
Verwonderd keek oom Frans op
en terwijl hij een dikke rookwolk
voor zich uitblies, sprak hij opge
wekt voor zich uit:
„Einsam bin ich nicht alleine".
„Wat een dichterlijke stemming",
J
I