^IRMDE'S PAIiIJSCHE WAF&S DE DOCHTER VAN ALVA. BINNENLAND, TWEEDE BLAD VA» DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURCSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.VAN WOENSDAG 4 OCTOBER 1933. No. 234. HET AMSTERDAMSCHE VONDELPARK. PERSKRONIEK. 4 OCTOBER DIERENDAG. am Een ontspanningsplaats, nu te vens een werkgelegenheid voor jonge werkloozen. Het eigen huis. Een hek voor Joost van den Vondel aan de gemeen te Amsterdam overgedragen, Een voorbeeld voor andere ge meente ter navolging. (Vanonzen correspondent.) De voornaamste ontspanningsplaats voor vele Amsterdammers in het Von delpark. Dit park biedt den mensch, die de natuur liefheeft, heel veel; jong en oud geniet in dit park en zijn voor naamste eigenschap is wel, dat het be zocht kan worden zonder dat het eenige kosten medebrengt voor entreegelden of voor vervoermiddelen, want deze lusthof is voor een ieder kosteloos toe gankelijk en hij ligt in het hart der stad Het park wemelt van allerlei soorten vogels. Wilde en tamme eenden, zwanen, waterhoentjes, meezen, ganzen, spech ten, reigers, ooievaars en heele zwer men musschen, spreeuwen, kraaien, ek sters en kleurrijker vogels scheren over de boomkruinen of leven een kwette rend en kwakend opgewekt familiele ven aan den rand of op het water. Het stille oppervlak der blikkerende vijvers wordt verlevendigd door de vechtende en stoeiende waterbewoners. Menig Amsterdammer, rijk of arm, heeft voor het eerst van zijn leven in dit park zijn hoofd, handen en voeten aan de sterkende lucht en zon blootge steld. In de ochtenduren geven de moeders en hun spruiten aan andere moeders met kinderen rendez-vous in het park; speelplaatsen en zandbakken zijn voor de oudere kinderen ingericht en de nog oudere, tusschen de achttien en tachtig, weten ook het Vondelpark op hooge waarde te schatten, vooral tegen het uur der deemstering en wanneer reeds de avond gevallen is. D Dit kostelijk bezit, ons park, heeft nog een goede verandering op zijn debet staan. Mokkende, versufte en pessimis tische jonge kerels, die maanden en ja ren werkloos rondhingen, hebben hier hun geloof in de toekomst herkregen Zij hebben de handen weer kunnen ge bruiken; de zon en de lucht hebben de bleeke gezichten en handen gebruind, het eelt in hun handpalmen doen groei en en hun geest verfrischt en hun be langstelling voor het leven weer gewekt. Deze belangrijke- verandering danken zij aan het Comité Practisch Werken Amsterdam, dat ten doel heeft, onge schoolde en ongeorganiseerde jonge werkloozen practisch te laten werken. Niet zoo heel gemakkelijk is het om dergelijke jongens van 1825 jaar aan het werk te zetten. Niet dat er geen candidaten genoeg voor zijn, verre van dat, want er wordt door de jongens wer kelijk naar werk gesnakt, maar omdat men geen werk kan laten doen waar voor anders andere werkloozen in aan merking zouden komen. Wanneer men arbeid zou laten verrichten in loon dienst, dan zou onmiddellijk het con flict met vakvereenigingen of bonden voor de deur staan, omdat de betaalde vergoedingen niet als normale kunnen gelden. Het werk moet bovendien ten alge- meenen nutte zijn en de onmogelijkheid moet bestaan', dat dit werk anders ooit zou worden uitgevoerd. Het comité is begonnen met de ver betering van het Vondelpark. Het Von delpark is zoo uitgebreid en de geldmid door ARCHIBALD CLAVERING GUNTER. 5). De aldus sprekende gestalte was op gestaan bij het leven, dat Chester had gemaakt, toen hij in het vaartuig sprong. Misschien had zij zelfs in het duister iets ervaren van de begroeting door zijn mannen, toen ze hem bemerkten. De taal, die de dame gebruikte was zuiver, verzorfgd Spaansch, het Spaansch dat men in Castilië spreekt. „Zeker, senorita", antwoordt Guy in dezelfde taal, ofschoon zijn accent en uitspraak bijna barbaarsch klinken te genover de zuivere klanken, die over haar lippen komen. De klank van het Spaansch scheen geruststellend op haar te werken, en zij trad onder de tent, welke het achterdek versierde en te vens beschermde, naar voren en nam Chester met een enkelen blik op. Op een toon, die deels ietwat smeekend deels ook iets bevelend had, sprak zij: „Deel me mede wie gij zijt". "Een kapitein bij Romero's regiment van Sicilianen. Niet in Spanje geboren, zooals u uit mijn accent kunt hooren", antwoordde de jonge Engelschman, en hij laat er op volgen: „Ik ben op His- paniola geboren"". „O! een Spaansch officier", roept de dame vol vreugde uit: „maar is dan uw schip een Spaansch schip?" „Ja zeker", antwoordt de Engelsch man, die, nu hij eenmaal besloten heeft delen van de stichting „het Vondelpark" (een instelling van particulieren) zoo be perkt, dat zij onmogelijk alle arbeids krachten kan bekostigen die noodig zijn om het park goed te onderhouden. Het comité P.W.A., is in het voorjaar met tien werklooze jongens begonnen met het onderhoud van paden: het sme den en aanbrengen van eenvoudig hek werk. Thans werken er v i j f en v ij f t i g jongens van 1825 jaar. En dezen Vrijdag is een mijlpaal in de geschiedenis van de belangrijke onder neming, die zoo tot heil van een ploeg jonge gedesillusionneerden op treedt want een 70 m lang smeed ijzeren hek, door de jongens vervaar digd en aangebracht rond het Stand beeld van Vondel (dat op gemeente grond in het park staat, verder is het particulier bezit) werd hedenmiddag aan de gemeente Amsterdam aangeboden. De jongens hebben hun clubhuis zelf gebouwd en geschilderd; de electrische geleidingen en die van water toe- en afvoer aangebracht, alles onder deskun dige leiding van een paar vakmenschen. De jongens zijn namelijk ongeschoold; zoowel dus voor het smeedwerk (ook ijzeren prullenbakken zijn door hen in de smederij vervaardigd) als voor het timmerwerk, en voor alle werkzaamhe den die des tuiniers zijn in het park zelf, moeten deskundigen leiding geven De jongens wieden, harken, schoffe len, kappen boomen, verwijderen on kruid, doode heesters en afgestorven boomen. Zij brengen eenvoudig en inge wikkeld hekwerk aan. In de smederij (van een der comitéleden) wordt het smeedwerk verricht; sommige jongens hebben daar ook het autogeenlasschen geleerd. De jonge kerels werken met harts tocht en toewijding. Zaterdags krijgt elk drie gulden; twee gulden wordt weke lijks op een spaarbankboekje gezet, waarover zij, wanneer 't bedrag eenigs- zins is gegroeid of zelfs in voorschot voor aankoop van nuttige zaken kunnen beschikken. Het is een lust om een terrein, waar de jongens hard bezig zijn geweest, te vergelijken met een nog niet onderhan den genomen deel. Maar niet alleen deze verbeterde aanblik stemt ons ver heugd, vooral de geestelijke baten voor den opgroeienden jongen man, die noodgedwongen moest leegloopen en luieren en van kwaad tot erger dreigde te vervallen, vormen hier de groote winst. Het is goed, dat onze lezers weten, dat dit comité in Amsterdam zetelt en daar dit nuttige werk doet, want in elke Nederlandsche gemeente zal wel het probleem van de jonge, ongesteunde werkloozen veler gedachten bezighou den. En het comité geeft graag alle in lichtingen hoe dit vraagstuk in de hoofd stad gedeeltelijk werd opgelost en is zeker bereid inwoners van andere ge meenten van dienst te zijn wanneer daar de behoefte wordt gevoeld een gelijk soortig werk op te zetten. 29 September. Adam Weevers. DE STEUNREGELING IN DE VIER GROOTSTE STEDEN. Herzien. De regeering heeft besloten om de alleen in de vier grootste steden bestaan de zgn. franje van de steunregeling af te schaffen. Volgens de overal elders geldende steunregeling zullen nu ook in de vier grootste steden de „uitgetrokkenen" ïaar te misleiden, tegen geen leugen, groot of klein, mag opzien. „Dan", herneemt de jonge dame, ter wijl haar stem wonderlijk bevelend klinkt, „Senor Capitan, zult u mij ver plichten mij onmiddellijk naar Antwer pen te vergezellen en voor mijn veilig heid zorg te dragen". Na een oogenblik aat zij er op volgen: „En ik hoop, dat u wilt zorgen, dat die misdadige Hol- landsche moordenaars, die onbeschaam de Watergeuzen, zoo spoedig mogèlijk zullen gestraft worden gelijk behoort. Zij hebben den kapitein en de soldaten van mij bark vermoord, en bovendien den armen secretaris van den markies de Cetona, Chiapin Vitelli verdronken". Bij den naam van Vitelli kijkt Chester verbaasd op. „Zeker senorita", ant woordt hij echter dadelijk, „elk dier schurken zal aan de ra opgeknoopt wor den, zoodra uw bark uit het gezicht zal zijn". „Doch u moet mij vergezellen, dat ge last ik!" „Uw wil is mij een bevel", antwoordt Guy galant, met moeite een glimlach onderdrukkend over den bevelenden toon dien zijn schoone gevangene doet hooren. „De kapitein van het schip zal zorgen, dat de zeeroovers hun straf ont vangen, nadat wij zijn vertrokken." „Maak u dan gereed om mij ten spoe digste te vergezellen." De toon, waarop dit tot hem gezegd wordt, is die van iemand, die gewend is te bevelen, maar de stem klinkt wonderzoet en inne mend. „In een kwartier", antwoordt Ches- van de werkloozenkassen (d.w.z. zij die geen reglementaire uitkeering uit die kassen meer ontvangen) na 26 weken „dubbel uitgetrokken" worden en als zoodanig 12,50 per week ontvangen voor man en vrouw plus 1,35 per kind. Ter vergelijking diene, dat zij tot dus ver als „uitgetrokenen1" ontvingen 13.50 per week plus 1.50 per kind; en bovendien nog 1 voor het eerste en 0,50 voor elk volgende werkende kind. Dit betreft dus de georganiseerden. De ongeorganiseerden (niet-verzeker- den) krijgen ten minste 0.50 per week minder, d.w.z. als maximum 12 per week. Verder wordt, voortaan in de vier grootste steden van de geheele ver dienste van de vrouw 2/3 op de uit keering in mindering gebracht, terwijl daarbij totnogtoe de eerste 5 buiten beschouwing werden gelaten. HET KANAAL DOOR ZUID- BEVELAND. En de kwestie der Tusschen- wateren. Wij lezen in de Maasbode naar aanleiding van het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer op het wetsontwerp tot verhooging van de spoorwegbrug over het kanaal door Zuid-Beveland en tot onteigening voor de verbreeding van dit kanaal: Zooals té verwachten was, staat dit Voorloopig Verslag sterk onder den in druk van de publicaties in het „Dag blad van Noord-Brabant", vooral van de verklaring, namens onze Regeering in de vergadering van de Rijnvaartcom missie op 14 November 1929, afgelegd. Toen verklaarde prof. van Eysinga: „Nederland weigert zijn toestemming te geven voor uitbreiding van 't rechts gebied der Rijnvaartcommissie over Nederlandsche wateren beneden Krim pen en Gorcum, welke toestemming daarvoor noodzakelijk is. Dat de commissie zich, ondanks Ne derlands weigering, met het Belgische voorstel heeft beziggehouden, schijnt wel het gevolg te zijn van een gebrek aan vertrouwen in de bedoelingen en de houding der Nederlandsche regee ring met betrekking tot de Tusschen wateren. Deze regeering heeft nu aan haar delegatie opgedragen, niet zonder meer „neen" te zeggen, maar om tevens in het belang der goede verhoudingen te trachten alle mogelijke geruststel lende verklaringen |e geven, opdat het wantrouwen voor vertrouwen kan plaats maken. Daartoe heeft de regeering aan haar delegatie alle inlichtingen verstrekt over de sedert April op de Tusschen- wateren uitgevoerde en daar in de naas te toekomst uit te voeren werken, ter doorgeving van die inlichtingen aan de commissie. Spreker geeft dan die in lichtingen. Thans is daaruit van belang: Met het Hellegat houdt Waterstaat zich sedert jaren bezig. Het wil dit vaarwater vastleggen door werken, die wellicht den vaarweg zullen verkorten en dezen betrouwbaar en tegen Noord- Westelijke winden veilig zullen maken. Deze zaak is nog in onderzoek. Wat het kanaal van Zuid-Beveland betreft, daarin ligt een spoorbrug en wel een draaibrug waar alle schepen, ook zeeschepen, doorheen kunnen va ren. De eischen van het spoorwegver keer en van de scheepvaart moeten echter naar vermogen met elkander verzoend worden. De Nederlandsche regeering heeft den bouw van een nieuwe brug in den zin. Dit zal geen vaste brug zijn, opdat zij ook zeesche pen zal kunnen doorlaten. Maar ook in gesloten toestand zal zij alle binnen schepen doorlaten kunnen. Ook bestaat het voornemen, het ka naal te verbreeden. Er zijn in Neder land ook wel andere kanalen, welke voor de internationale scheepvaart groote beteekenis hebben, en toch niet breeder zijn dan dit kanaal. Toch wil men in het belang van de scheepvaart dit kanaal verbreeden, opdat de door vaart op geheel bevredigende wijze zal kunnen plaatsvinden. Dit bewijst opnieuw de zorg, welke de Nederlandsche regeering voor de Tusschenwateren heeft. Al deze werken zullen, voorzoover zij nog niet voltooid zijn, met den groot sten spoed uitgevoerd worden". De bedoeling welke onze regeering bij deze verklaring had is duidelijk: zij wil wegnemen elk spoor van wantrou wen in haar bereidwilligheid, om de tusschenwateren in goeden staat te hou den, in welk wantrouwen zij een der oorzaken meent te zien van 't Fransch- Belgische streven tot uitbreiding van het rechtsgebied der Rijnvaartcommis sie over Nederlandsche wateren bene den Krimpen en Gorcum, welk streven door onze regeering zoo beslist moge lijk wordt afgewezen. Op zichzelf beschouwd is deze po litiek van de Nederlandsche regeering zonder twijfel juist. Een feillooze ver zorging van de tusschenwateren maakt afweer van elke onduldbare aanmati ging nog gezonder en sterker. Nu is echter de indruk ontstaan, dat deze verklaring door onze regeering is afgelegd onder impuls van een zekere „vrees", en de weinig kiesche onmid- delijk volgende uitlating van den Belgi schen commissaris De Ruelle: „De vrees is, naar men zegt, vaak het be ginsel der wijsheid" doet wel voelen, dat men de houding van onze regeering met den factor vrees" ook werkelijk in verband bracht. Deze indruk dient zoo afdoende mogelijk te worden weg gevaagd. Het is echter twijfelachtig, of dit met een nadere verklaring van onze regeering volledig zal worden bereikt. Dit alles doet de vraag rijzen, of een houding van onze regeering, welke op zich zelf juist kan zijn, in de bestaande omstandigheden en verhoudingen wel de meest gewenschte is. Vooral bij het haast treiterend bedrijven, ondanks 't meest stellige verzet onzerzijds, tot aantasting van onze souvereine rechten Het Bestuur der afd. Zeeland van de Ned. Ver. tot Bescherming van Dieren schrijft ons: Nog steeds gaat de wereld gebukt onder veel zorg en ellende, moeten wij nu toch weer den vierden October naar voren brengen als „Dierendag" Wij meenen van wel, want hetgeen wij vra gen is juist géén geld. Wij vragen uw rustig tactvol woord, uw practische raadgeving en vooral uw goede voor beeld, waar het den omgang met die ren betreft. En dat kan ieder van u ge ven, ook in dezen moeilijken tijd. Laat Dierendag aanleiding zijn dat u eens iets leest over de misstanden, die er op dit gebied nog heerschen, méér dan u denkt. Lectuur is gratis verkrijg baar bij het secretariaat, waar ook min vermogenden geneeskundige hulp voor een ziek dier kunnen inroepen. Het secretariaat is gevestigd bij mej, H. C. van Hoek, Middelburg, Rouaansche ka de 134. Te Goes kan men zich wenden tot burgemeester G. A. Hajenius, en te Zierikzee tot den heer J. J. de Bruijne, Havenplein 376. op de binnenwateren, dient zelfs iedere schijn van vermoeden, dat wij ons ook zelfs in de lichtste mate door vrees lie ten beinvloeden zoo radicaal mogelijk te worden afgesneden- Als wij aan onze welwillendheid enger grenzen zonden moeten gaan stellen dan ons, zelf lief is. dan ligt de oorzaak hiervan enkel en alleen bij het bovengenoemd aller- hinderlijkst drijven, dat ook den meest lankmoedigen Nederlander al te bar en te machtig wordt. ^Fij gelooven, dat, hoewel louter op zich zelf beschouwd er iets te zeggen valt zoowel voor de voorgestelde brug- verhooging als voor de verbreeding van het kanaal, wij de laatste zullen moe ten uitstellen, ook omdat deze kwestie beter wordt bezien en behandeld in 't geheel van de met België te regelen kwesties, en dat wij thans alleen moe ten overgaan tot de brugverhooging, die in het algemeen belang gewenscht is. Wij gelooven, dat deze suggestie uit het Voorloopig Verslag in de goede richting wijst. Uitstel van de verbreeding, ook an derszins gewenscht, zou aan bepaalde kringen in België het niet overbodige lesje kunnen geven, dat ook aan Ne- derlandsch geduld een einde komt, en dat men van nu reeds jaren lang met opdringerige hardnekkigheid nage streefde eischen moet afzien, definitief en voorgoed, wil er met ons nog te pra ten zijn. Mocht het onverhoopt blijken, dat een algemeene regeling van het geheel der met België hangende vraagstukken voor onbepaalden tijd zou moeten wor den uitgesteld, dan zou men later, zoo noodig, de verbreeding van het kanaal door Zuid-Beveland nog afzonderlijk ter hand kunnen nemen, wanneer deze, op heerlik bros mei zachte crèmevulling ter met de vlotheid van den soldaat. Dan laat hij er beleefd op volgen: „Kan ik u niet van dienst zijn door u van ons schip het een en ander voor uw avondmaal te zenden?" „Dank u. ik ben van alles behoorlijk voorzien. Mijn personeel kan mij de handen verwarmen en wij hebben uit stekenden Spaanschen wijn en andere benoodigheden in de kast van de bark. Maak alleen spoed, anders zijn wij niet voor morgen te Antwerpen." „Ik ben zoo gauw mogelijk weer terug." Dit zeggende springt Guy vlot uit de boot en klautert over de verschansing van zijn eigen vaartuig. Daarop neemt hij haastig zijn eersten officier ter zij de, die onder zijn gesprek met de Spaansche had toegekeken, en zegt: ,,'t is alles geloopen zooals ik had ver wacht. Bovendien weet ik nu wel wat meer. De doode in de hut (dien je zoo gauw mogelijk over boord moet zetten) is de secretaris van dien vervloekten Chiapin Vitelli!" ,,De schurk die Alva terzijde staat bij zijn plannen tegen het leven van onze vorstin!" roept Dalton uit. „Juist, en dat maakt het dubbel noo dig, dat ik naar Antwerpen ga. Het is zelfs mogelijk, dat ik er een paar da gen blijf. Laat het schip dus in de buurt van den dijk van 't fort Lillo blijven zooals ik bevolen heb." „Maar het is een wanhopig waagstuk wat u onderneemt," prevelt zijn onder geschikte bij wijze van protest. „Maar ik moet dat waagstuk onder nemen. Mocht mij iets overkomen, mocht ik niet terugkomen, deel dan aan onze koningin mede. dat ik haar belan gen behartigde. Keer met het vaartuig naar Engjelpnd 'terug, Dalton, en zeg dan de volgende woorden tot onze sou vereine: „wees meer dan ooit op uw hoede voor Spaansch vergif en Spaansch staal- Het is de laatste raad dien u van uwen toegewijden dienaar, Guy Stan hope Chester zult vernemen," De jonge kapitein gaat hirop zijn, kajuit binnen, en na tien minuten ver toont hij zich, bij het openen van de deur, als een gansch anderen man. Hij is nu niet meer een door weer en wind gebruinde zeerob in oliejas en zuidwes ter, maar ziet er uit als een vroolijke en levenslustige jongeman, die tuk is op een galant avontuurtje met een da me van het hof of verslaafd is aan het balspel te Windsor of Westminster. Een lichtblauwe muts, gesierd met twee lange witte veeren, die door een dia manten gesp er op bevestigd zijn, be dekt zijn hoofd. Om zijn hals heeft hij een lange Spaansche kraag van Vene- tiaanschen kant gelegd; zijn fluweelen wambuis is afgezet met zilver en sa tijn, zijn broek en kousen zijn van de kostelijkste Fransche zijde, zijn hooge Spaansche laarzen van het zachtste marokkaansche leder. Zoo uitgedost is Chester jmet zijn blauwe lachende oogen en zijn krullend haar een even- innemende figuur als Dudley Graaf van Leicester, toen hij de koningin van En geland en haar hofdames het hoofd op hol bracht. Misschien zelfs nog wel meer, want hij heeft een eerlijk gezicht en zijn glim (Ing. Med.) lach liegt niet. Maar op zijn gelaat is ook een trek van vastberadenheid te lezen, als hij uit zijn hut te voorschijn komt en met zorg het kruit van de twee lange pistoolschoten onderzoekt, die hij in de hand houdt, en tevens een hand in zijn boezem steekt om zich te verzekeren, dat de lange en Ischerpe ponjaaard gemakkelijk is te grijpen, waarna hij zijn hand op zijn goed rapier van Toledo-staal legt, om zich te ver zekeren, dat het onmiddellijk binnen zijn bereik is. Want het gevaar, dat hij loopt bij zijn bezoek aan de grootste stad der Nederlandsche gewesten, wel ke Alva in zijn macht heeft, is niet, dat zijn onderneming zal mislukken, maar dat hij er het leven bij zal inschieten. Als 'eerste eisch van voorzichtigheid heeft Guy zich het uiterlijk van een Spaansch officier gegeven; de geuzen penning heeft hij afgedaan en in plaats daarvan draagt hij duidelijk zichtbaar een rozenkrans van gouden kralen, waaraan een versierd kruis hangt. Bij deze verkleeding 'heeft hij van zijn boe zem een met diamanten omzet minia tuur weggenomen; het is het portret van een jonge Castiliaansche schoone, waarop hij een blik vol verlangen werpt, terwijl hij deze onbegrijpelijke woorden prevelt: „Mijn eenig aandeel in de buit, die ik voor mijn koningin op Alva heb veroverd, mocht het mij gegeven zijn het origineel ook eenmaal het mijne te noemen." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 5