v.
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 12 SEPTEMBER 1933. No. 215.
HET NEDERLANDSCHE
FASCISME
VAN Ir. A. A. MUSSERT.
KAPITEIN SAXON.
Mensch en Maatschappij in
Nederland en Indie.
MIDDELBURG.
Het programma der beweging.
Wij hebben ons tot dusverre als het
ware met de ouverture bezig gehouden,
de vaststelling van het beginsel, en een
ietwat hooggestemde beschouwing over
dat beginsel, waarin echter op vele
plaatsen zeer behartigenswaarde woor
den werden gesproken.
Gaan wij thans over tot het eigenlijke
programma der Nationaal Socialis
tische Beweging in Nederland: verwacht
mag worden, dat dit ons meer concrete
feiten zal verschaffen, waarop wij ons
inzicht in, ons oordeel omtrent, deze
beweging kunnen grondvesten. Al zij
daaraan reeds bij voorbaat dit toege
voegd: dat men 'n politieke beweging
welke dan ook niet uitsluitend, en
zelfs niet in de eerste plaats, naar haar
zeggen, maar naar haar doen (en
laten) moet beoordeelen,
m
Hier volgt dan het
PROGRAMMA DER N. S. B.
A. Ten aanzien van de nationale oog
merken:
1. De deelen van het Rijk in Europa,
Azië en Amerika steunen elkander on
der alle omstandigheden zoo krachtig
mogelijk en vormen naar buiten één ge
heel.
2. De verhouding tot de deelen van
den Dietschen stam buiten het Rijks
verband, dient zooveel mogelijk te be
naderen de verhouding tusschen de dee
len van het Rijk onderling.
3. De Nederlandsche belangen worden
tegenover het buitenland krachtig, doel
bewust en doelmatig behartigd- Ag-
gressieve bedoelingen zijn daarbij
vreemd. Samenwerking met buitenland-
sche mogendheden, waar dit in beider
belang mogelijk is, dient bevorderd.
4. De verdediging van het Rijk tegen
aanvallen van buiten dient zoo krach
tig moglijk te worden voorbereid.
B. Ten aanzien van staatsrechtelijke
hervormingen:
5. Bevordering van een krachtig in
dienst van het algemeen staand Staats
gezag, onafhankelijk van geldmagnaten,
kerkelijke overheden en volksgunst.
6. Herziening van het kiesrecht onder
uitschakeling van den steeds onzedelij-
ker vormen aannemenden en steeds on
nutter wordende kiesstrijd. Organisatie
van de natie in corporatiën. Opruiming
en reorganisatie van verouderde en on
doelmatige instellingen.
7. Afschaffing van den verminkten
dienstplicht met het daarbij behoorend
onzedelijke lotingssysteem.
Toekenning van weerrecht aan alle
weerbare staatsburgers, die daarvoor
waardig gekeurd worden.
C. Ten aanzien van de volkshuishou
ding:
8. Het doel van de volkshuishouding
is een rationeele voorziening in rede
lijke behoeften.
9. Ter bereiking van dit doel is noo-
dig een gezond bedrijfsleven. Daartoe
staan alle bedrijven (landbouw-, vee
teelt-, tuinbouw-, industrie-, handel- en
verkeersbedrijven) onder bescherming
van den Staat en van allen die in het
bedrijf werkzaam zijn-
Stakingen en uitsluitingen zijn als
anti-sociale uitingen verboden. Geschil
len worden opgelost zonder storing van
het bedrijf.
10. Als staatsbedrijven worden geor
ganiseerd die bedrijven, welke naar aard
en omvang het best aan het doel be-
Oorspronkelijk verhaal door
G. P. BAKKER.
34).
De slag viel niet. Tot zijn verwonde
ring sprak Von Pappenheim:
„Overste, de prinses is onmetelijk rijk.
Haar losprijs zou een groot voordeel zijn
voor de legerkas van Zijne Majesteit,
den keizer, en de goede zaak zeer te
stade komen. Als het ons mocht geluk
ken haar terug te brengen in de schoot
onzer heilige moederkerk en er bestaan
vele middelen om haar trotschen geest
te buigen, zou dat een onberekenbare
aanwinst zijn. Als het u mocht gelukken
haar te vinden, zult u een vermogend
man zijn. En voor een rijken overste
van Wallenstein s leger is een bevorde
ring tot generaal onder Von Pappen
heim geenszins uitgesloten. Het geld is
de hartader van den oorlog. Onze vo
rige opperbevelhebber was een finan
cieel genie. Daaraan had hij een groot
gedeelte van zijn succes te danken.
Denk eens aan het opkoopen van den
geheelen graanoogst van Mecklenburg
en Pommeren. Hij alleen zou een leger
van honderdduizend man op de been
kunnen brengen en dat kunnen onder
houden
Saxon knikte toestemmend.
„En nu, vaarwel. Ik reken op uw me
dewerking, daf we spoedig samen on
der onzen ouden meester mogen dienen".
Hij stond op en belde.
Dezelfde kapitein verscheen.
„Geleidt den overste buiten het
kamp".
antwoorden bij exploitatie door of van
wege den Staat; alle overige bedrijven
als particuliere bedrijven. De particu
liere eigendom daarvan wordt uitdruk
kelijk erkend, echter met dien verstande,
dat in bedrijven welke onvoldoende
worden beheerd of in strijd met het al
gemeen belang worden geëxploiteerd,
van staatswege wordt ingegrepen.
11. De staatsburgers vormen te sa
men één werkgemeenschap; op ieder
hunner rust arbeidsplicht.
Ter bevordering van de militaire en
economische weerbaarheid van den
Staat en van den gemeenschapszin
wordt voor iederen jongeman en jonge-
dochter een verplicht arbeidsjaar inge
voerd.
12. Iedere staatsburger van den
hoogst- tot den laagst-geplaatste is
verantwoordelijk voor de goede uitoefe
ning van zijn taak en verplicht naar zijn
vermogen mede te werken tot den bloei
van de werkgemeenschap ter bevorde
ring van de nationale welvaart en kui
tuur,
13- Te groote opeenhoping van het
bezit in handen van enkelingen wordt
tegengegaan; verrijking ten koste van de
natie, aanwending van het privaatver
mogen tegen het algemeen belang, woe
ker, bedrieglijke handelingen, arbeids-
schuwheid, oplichting, enz. worden als
misdrijven tegen den Staat ten streng
ste gestraft.
14. Het geldwezen staat in dienst van
den Staat; de geldmagnaten mogen geen
Staat in den staat vormen.
Daarvoor is noodig:
Bevrijding van den Staat (en daar
mede van het volk), door kapitaalaflos
sing op korten termijn, van zijne rente
verplichtingen tegenover het groot-ka
pitaal. Uitoefening van de staatstaak
zonder geldleeningen.
Toezicht op de bankbedrijven. Doel
matige crediet-verschaffing aan open
bare en particuliere bedrijven.
D, Ten aanzien van kuituur:
15- Volledige godsdienst- en gewe
tensvrijheid met bescherming van den
Christelijken godsdienst voor het in
Europa gelegen deel van het Rijk.
16. Opvoeding van de jeugd tot zede
lijkheid, orde, tucht, burgerzin en arbeid
zaamheid. Bevordering van de vorming
van leidende, karaktervolle persoon
lijkheden in iederen stand en in ieder
beroep.
17. Bevordering van wetenschappen
en kunsten; onderdrukking van leer
stellingen, instellingen en handelingen,
die de eenheid én de onafhankelijkheid
van de natie en de goede zeden aan
tasten.
Krachtige bescherming van het land
schap- en stedenschoon.
E. Ten aanzien van de sociale voor
zieningen.
18. Deelgerechtigheid in de winst van
de waardescheppende bedrijven van
alle daarin werkzaam zijnde personen,
onder medeverantwoordelijkheid voor
den goeden gang van zaken in de be
drijven.
19. Pensioengerechtigheid op 50- of
60-jarigen leeftijd (afhankelijk van den
aard van het beroep) van iederen staats
burger, die de gemeenschap naar be-
hooren gediend heeft.
Vroegtijdige pensionneering bij inva
liditeit. Ziekteverzekering,
20. Armverzorging van behoeftige
Nederlanders, die door geestelijke of
lichamelijke gebreken geen deel kun
nen uitmaken van de arbeidsgemeen
schap.
Ziehier dus wat het Nederlandsche
fascisme van ir. Mussert wil.
De kapitein keek verwonderd naar
den avonturier- Deze stond in de hou
ding.
„Excellentie, tot uw orders".
Maar veldmaarschalk Von Pappen
heim reikte den overste de hand.
De kapitein aarzelde, sloeg aan en
zeide:
„Excellentie. Mag ik nog een enkel
woord zeggen vóór de overste", met 'n
)lik op Saxon, „vertrokken is?"
„Maak het kort, kapitein".
„Luitenant Von Lisse beweert, dat hij
de dame, die uw Excellentie wenschte
te spreken, gevonden heeft".
De veldmaarschalk keek Saxon on
derzoekend aan, maar diens gelaat
stond strak, er viel niets op te lezen.
„Overste", zei hij. „Het zal werkelijk
het beste zijn, dat u nog even wacht".
„Gaarne Excellentie", klonk het rus
tige antwoord.
„Laat luitenant Von Lisse met zijn
dame komen".
De kapitein vertrok.
„Ik ben benieuwd naar uw verklaring,
overste", brak Von Pappenheim. „Wat
is u van deze dame bekend?"
„Ik heb gezien dat de luitenant het
dienstmeisje van de herberg meege
voerd heeft, Excellentie".
„Wij zullen zien", klonk vroolijk het
bescheid van den maarschalk.
Na korten tijd keerde de kapitein te
rug met luitenant Von Lisse en Lize in
de achterhoede.
Met een vorschenden blik beschouw
de Von Pappenheim het meisje en
vroeg:
i „Wie is u?"
„Lize Glück, Uwe Genade". Zij keek
Over de toelichting tot dit program
ma in enkele volgende artikelen. Het
stukje is ditmaal veel langer geworden
dan de voorgaande, maar een program
ma is een geheel, dat moeilijk lepelsge
wijs opgediend kan worden!
VI.
Nieuw-Guinea is ongeschikt
voor masa-emigratie van Ne
derlandsche werkloozen.
Er bestaat in Nederland een vereeni-
ging, de Nederlandsche emigratiever-
eeniging Nieuw-Guinea, die de emigra
tie van Nederlandsche werkloozen naar
Nieuw-Guinea tracht te bevorderen.
Dr- Z. Kamerling uit Leiden, voorzit
ter dezer vereeniging, heeft onlangs in
'n bijeenkomst met persvertegenwoordi
gers eenige inlichtingen omtrent de
werkzaamheden van de vereeniging en
over de kolonisatie van Nederlandsche
werkloozen in Nieuw-Guinea verstrekt.
Dr. Kamerling bleek buitengewoon
optimistisch te zijn ten aanzien van het
slagen der kolonisatieplannen. De ko
lonist. zoo zeide hij, heeft als het ware
in Nieuw Guinea den grond voor t kie
zen, van het zeestrand af tot aan de
grenzen der eeuwige sneeuw toe. En t
tropische bergklimaat is feitelijk verre
te verkiezen boven het Hollandsche kli
maat. Hij achtte het noodzakelijk, dat
de kolonisten, die van Nederland uit,
derwaarts gaan, zich er groepsgewijze
vestigen, er dorpsgemeenschappen stich-
Bij lezing van het bovenstaande heb
ben wij ons afgevraagd, of dr. Kamer
ling wel ooit in de tropen is geweest,
dan wel of hij zich eenige voorstelling
kan vormen van de ontzaglijke moeilijk
heden, die Hollandsche jongens, kers-
versch uit Holland in een tropisch ge
bied als Nieuw-Guinea te wachten
Want 't is niet juist, dat deze emi
granten den grond maar voor het kie
zen hebben- Zij zullen den grond met 't
inzetten van al hun arbeidskracht en
energie op de natuur moeten verove
ren, ten koste van veel ontberingen.
Om van de kust naar het sneeuwge
bergte te komen, zal men dagen ja.
wekenlang door bijna ondoordringbaar
oerwoud moeten trekken, hetgeen tot
nu toe alleen aan goeduitgeruste, mili
taire expedities is gelukt. Wie in een
tropisch oerwoud verdwaalt, is onher
roepelijk verloren, omdat daar geen
eetbaar voedsel voor Jden mensch te
vinden is!
Nog maar kort geleden is een mili
taire patrouille aan den Boven-Digoel
in het bosch verdwaald, die gelukkig
na een week, hoewel in geheel uitgeput-
ten toestand, werd teruggevonden. Als
een zwarte bladzijde staat in de ge
schiedenis van de krijgsverrichtingen in
Atjeh het verdwalen van de patrouille
van onder-luitenant Mutters in het woud
aangeteekend. Na vele dagen werd het
restant van de patrouille in rampzaligen
toestand bij eën bron aangetroffen, en
toen de opsporingspatrouille den weg
nam, dien de verdwaalde patrouille had
gevolgd, vond men overal langs het pad
de sporen van dezen verschrikkelijken
tocht in den vorm van menschelijke ge
raamten.
Er is dus geen sprake van, dat de ko
lonist terrein en klimaat maar voor het
kiezen heeft. Trouwens de in Indië wer
kende kolonisatievereenigingen zijn er
volkomen van overtuigd, dat, teneinde
eenigszins te slagen, men zoo dicht mo-
gelijk bij de kust, dus in de gloeiend
heete laagvlakte, zal moeten blijven j
voor zoover de vruchtbaarheid van den
bodem en de gezondheidstoestand van;
de kolonisten, dit veroorlooven.
In de kolonie van de Vereeniging]
Kolonisatie Nieuw-Guinea heeft men
eerst een weg aangelegd, die 68 km
lang was, doch toen ging het transport
boven de financieele draagkracht der
vereeniging. Nu deze weg tot 23 km is
ingekort schijnt het geen moeilijkheden
meer op te leveren.
Kort geleden is het Departement van
Koloniën zeer terecht opgekomen te-
gen de propaganda, die door de Neder
landsche Emigratie Vereeniging „Nieuw- j
Guinea" wordt gevoerd voor emigratie
van Nederlanders naar Nieuw-Guinea.
De kolonisten zullen zich alle Wes-
tersche comfort moeten ontzeggen en
moeten leven als een kleine, inlandsche
landbouwer en onder de tropische zon
den grond bewerken in een gebied, dat
berucht is om z'n malaria en andere ge
vreesde ziekten.
Mijn meening is dan ook, dat Nieuw-
Guinea geen uitkomst biedt voor mas
sa-emigratie van Nederlandsche werk
loozen- Slechts de enkeling, jong, sterk
van gestel, bezield met groote onder-
nemings- en pioniersgeest, bereid om
groote ontberingen te dragen, zal er 'n
bescheiden bestaan in den landbouw
kunnen vinden,
J. K. Mesu.
vrijmoedig rond,
„Hoe oud is u?"
„Twee en twintig".
„Waar woont u?"
„Ik ben werkmeisje bij vrouw Annet
te Rudolf in de Oude Herberg".
De veldmaarschalk keerde minder be
leefd zijn gasten den rug toe, keek uit
het venster van zijn tent naar buiten.
Eensklaps draaide hij zich om, een
glimlach op het gelaat, en vroeg den
luitenant:
„Ben je zeker dat dit de bedoelde
dame is?"
„Volkomen zeker, Excellentie", klonk
het antwoord.
Toen tot het meisje:
„Hebt u een fiancé?"
„Wat? Uwe Genade?"
„Een verloofde!"
„Neen!" antwoordde ze met een vuur-
rooden blos op het gezicht.
„En u luitenant?"
„Neen! Uwe Excellentie".
„In orde", sprak de maarschalk vroo
lijk,
„Kapitein, laat den geestelijke ko
men".
„Maar Excellentie", stotterde Von
Lisse, die dadelijk de bedoeling begreep.
„Wat? Een rijke jonge dame van ou
den, hoogen adel".
De luitenant zweeg.
„En u, zoudt u bezwaar hebben met
mijnheer Von Lisse te trouwen? Mijn
heer de pastoor kan zoo hier zijn",
vroeg hij Lize.
Maar noch het huwelijk, noch de pas
toor scheen voor deze dame eenig be
zwaar op te leveren, want zij zeide, ter
wijl zij den jongen luitenant in zijn mooie
MUTATIES BIJ DE LIBERALE
KAMERFRACTIES.
Naar de N. Rott. Crt. verneemt heeft
ir. J— Koster wegens gezondheidsrede
nen zijn ontslag genomen als lid van de
Eerste Kamer.
Zijn opvolger op de candidatenlijst is
mr. H. J. Knottenbelt, lid van de Twee
de Kamer, die naar wordt aangenomen
naar de Eerste Kamer zal overgaan en
op zijn beurt als lid van de Tweede Ka
mer zal worden opgevolgd door mr. W.
C. Wendelaar, zijn opvolger op de lijst
in den kieskring R'dam en toekomstig
voorzitter van het hoofdbestuur der Li
berale Staatspartij de Vrijheidsbond in
de plaats van mr. D- Fock.
Het ligt n.l. in de bedoeling om in de
algemeene vergadering van de liberale
partij die op 14 October te Utrecht zal
worden gehouden, de opvolging, van mr.
Fock, die reeds, eenigen tijd geleden op
grond van zijn leeftijd zijn voornemen
om af te treden heeft te kennen gege
ven, aan de orde te stellen. Door de be
noeming van mr. Wendelaar zou dan
de partijvoorzitter weer, als weleer, zit
ting hebben in de Tweede Kamer, het
geen sedert de dagen van mr. Dressel-
huys niet het geval is geweest-
HUWELIJK EN LEEFTIJD
IN NEDERLAND.
Kinderhuwelijken, Trouwen
beneden de 20 jaar.
Omtrent den trouwleeftijd van onze
Nederlandsche knapen en meisjes ver
schaft de statistiek ons nauwkeurige
inlichtingen.
Heel Nederland telt slechts 1 gehuw
de vrouw van 14-jarigen leeftijd. Doch
op 15-jarigen leeftijd zijn er reeds 56
meisjes en 2 jongens in het huwelijks
bootje gestapt. De 16-jarige leeftijds
klasse geeft reeds 24 gehuwde mannen
uniform blozend aankeek:
„Als Uwe Genade het werkelijk
meent en de luitenant mij vraagt, zal
ik niet neen zeggen".
„De heer pastoor zullen wij niet meer
noodig hebben", luidde het besluit van
den veldmaarschalk.
Hij wendde zich tot de beide jonge
menschen.
„Bij nader inzien lijkt het mij toch
beter dat jelui het samen maar uit
vecht", sprak hij lachend. „Als ik u
was", vervolgde hij tot Von Lisse, „zou
ik zorgen dat het meisje veilig weer uit
het kamp komt. Haar veiligheid is voor
uw verantwoording. Ik hoop, dat u het
den luitenant niet al te kwalijk zult ne
men, jonge dame. Heeft men u goed be
handeld?" vroeg hij haar.
„Zeker, Uwe Genade. Zeker, Alleen
Zij aarzelde even.
„Alleen?"
„De huzaar op het paard was wat on
deugend".
De veldmaarschalk, de overste, de
kapitein, zelfs de luitenant lachten.
„Von Lisse, een volgenden keer beter
uit de oogen kijken", vermaande de
maarschalk.
„Excellentie", bracht Saxon in het
midden, „de luitenant is te voorzichtig
g *weest, maar stel het geval dat hij de
andere dame had laten ontsnappen".
„U heeft gelijk, overste".
De luitenant zag den overste met
grooten oogen aan.
Twee vogeltjes had hij in zijn kooitje
geknipt en nu vlogen ze beide bij zijn
neus langs de lucht in. f
„En nu tot weerziens", sprak de veld
maarschalk. „In de Oude Herberg zult
mmmmmmmmmmimm—mimmmmmmm tras,
en 189 dito vrouwen aan. Op 17 jaar is
het aantal tot den echt toegelaten jon
gens tot 50 en meisjes tot 584 gestegen.
Den 18-jarigen leeftijd bezitten 172 ge
huwde mannen en 1720 vrouwen en 19
jaar oud zijn 527 mannelijke echtgenoo-
ten en 3501 vrouwelijke echtgenooten.
Beneden .'dén 20-jarigen leeftijd
dus van 14 tot en met 19 jaar tellen we
dus 775 gehuwde mannen en 6050 ge
huwde vrouwen.
Van het 20e jaar neemt de trouwlust
geweldig toe- Van 20 tot en met 24 jaar
zijn er 36.087 mannen en 87,309 vrou
wen, allen in den echt verbonden.
Gelijken tred met de kinderhuwelij
ken houdt scheiding van tafel en bed,
echtscheiding van weduwenstaat. Ons
bepalend tot en met 't 19e levensjaar
vinden wij 3 meisjes van 18 en 1 van
19 jaar, die reeds van tafel en bed ge
scheiden zijn en zelfs 2 mannen en 20
vrouwen, die gescheiden van echt le
ven.
Op 16-jarigen leeftijd ontmoeten we
1 weduwnaar en 1 weduwe; 17 jaar 2
weduwnaars en 4 weduwen; 18 jaar van
elke categorie 6 en 19 jaar 6 weduw
naars en 13 weduwen, zoodat 15 man
nen en 24 vrouwen beneden 20 jaar
reeds den gang naar het kerkhof maak
ten om de laatste eer te bewijzen aan
hen, die het leven zoo kort met hen
verbond.
TEGEN KAMPEER EN
BADEXCESSEN.
De raad der gemeente Eist besloot 'n
verbodsbepaling in het leven te roepen
tegen het kampeeren van jongelui van
tweeërlei kunne. Met overgroote meer
derheid werd een verordening vastge
steld op het baden en zwemmen in de
gemeente, terwijl het in het algemeen
verboden werd ontkleed of in onvoeg
zame kleeding te verschijnen daar waar
anderen plegen te vertoeven, hetzij
in of buiten een badinrichting of zwem-
gelegenheid-
DE MUITERIJ OP DE ZEVEN
PROVINCIËN.
De commandant naar het Hoog
Militair Gerechtshof verwezen.
Naar wordt vernomen is de kapitein
luitenant ter zee P- Eikenboom, destijds
commandant van Hr. Ms. Zeven Provin
ciën, in verband met de aan boord van
dien bodem voorgevallen muiterij en de
vermeestering van dat schip door de
muiters, door den commandant der zee
macht in Ned.-Indië naar het Hoog Mi
litair Gerechtshof te 's-Gravenhage ver
wezen. Overste Eikenboom is op 30 Aug.
j.l. met het motorschip Dempo van Tand-
jong-Priok naar Nederland vertrokken-
MUZIEK EN STADHUISBELICHTING.
Aanvang kwart over acht.
Nu besloten is de muziekuitvoering
van het Middelburgsch Muziekkorps, die
aanvankelijk morgen op het Molenwater
zou plaats hebben, op de Markt te geven
bij de laatste belichting van het Stad
huis, heeft het bestuur van Vreemdelin
genverkeer als tegenprestatie besloten
de belichting niet slechts één uur, doch
gedurende de geheele uitvoering te doen
plaats hebben- Daar het om 8 uur nog
niet geheel donker is, heeft men in on
derling overleg besloten de muziekuit
voering niet te 8 uur, doch te kwart
over acht te doen beginnen.
u steeds veilig' zijn".
Saxon volgde den kapitein, terwijl
stormachtige gedachten door zijn her
sens joegen.
Het laatste tooneeltje had hem eenige
oogenblikken afgeleid, maar hij be
sefte volkomen, dat de toestand, waar
in Marion en hij zich bevonden, buiten
gewoon gevaarlijk was.
Von Pappenheim was hem goed ge
zind, beloofde hem goud en den gene-
raalsrang. Hij meende hem gekocht te
hebben, zooals hij gedacht had Von Fal-
kenberg te koopen. Het antwoord van
den fleren verdediger van Maagdenburg:
„Zoek geen meineedigen schelm bij mij;
zoek hem liever in eigen boezem'
scheen den maarschalk nog niet gene
zen te hebben. Hij moest Marion vin
den. Von Pappenheim vermoedde waar
schijnlijk, dat hij haar verblijfplaats ken
de, Hij moest haar uitleveren. Hij wist,
dat zijn spionnen hem niet uit het oog
zouden verliezen.
„In de Oude Herberg zult u steeds
veilig zijn"; zeker, hij zou nacht en dag
worden bewaakt en bij den minstens
twijfel aan zijn goede trouw zou de
sterke hand loodzwaar op hem neer
vallen, Het geheele sticht en de aan
grenzende landstreken waren in handen
van de keizerlijke troepen; steeds nau
wer zou de kring om hem heen worden
getrokken. Er was maar één uitweg, zoo
spoedig mogelijk, hals over kop vertrek
ken, vólór de cirkel geheel was geslo
ten,
(Wordt vervolgd).