s WEEDE BLAD VAiN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.Ü. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 11 SEPTEMBER 1933. No. 214. HET NEDERLANDSCHE FASCISME VAN Ir. A. A. MUSSERT. KAPITEIN SAXON. GROOTSCHE, ENTHUSIASTE, NATIONALE HULDIGING ONZER KONINGIN. ONBESCHEIDEN OPMERKINGEN. IV. Een harde noot voor de burgerij. De onderstelling dat het fascisme de uiterste loopgraaf van het front der „be- zittende klasse" vormt, is theoretisch althans, volkomen onjuist. Het fascisme is stellig gericht tegen het ondergrond- sche gedoe van Moskousche misdadigers of dito misleidden, maar het wil even zeker niet staan aan den kant van wat de sociaal-democratie, in haar steeds even oprechte als lieftallige terminolo gie, noemt de klasse der „uitbuiters". Integendeel: in dit opzicht wil deze be weging „socialistisch", d.i. voor het gan- sche volk, als eenheid gezien, werk zaam wezen. Ziehier hoe de inleiding tot het N. S. B.-programma besluit met de „bourgeoi sie" een in soc.-dem. kringen in zeer smadeiijken zin te verstane term, die hier zal blijken weinig méér waardee ring in te houden! een harde noot te kraken te geven: „Aan de bourgeoisie hebben wij geen materiëel fundament voor haar bestaan te geven, want dat is er. Maar, wat er in het algemeen nog niet is, misschien nog minder dan bij de arbeiders, dat is gemeenschapszin, de offervaardigheid, de soüdariteitsgedachte. Het besef, dat er gewoekerd moet worden met de gaven, waarover men beschikt, niet in de eer ste plaats ten eigen profijte, maar ter bevordering van den bloei van de ge meenschap, ontbreekt over bijna de ge- heele lijn. De leiders van het economisch leven moeten zich gevoelen dienaar van de bedrijven, welke er zijn, welke behou den moeten blijven en tot grooten bloei gebracht moeten worden, niet in de eer ste plaats, om zoo hoog mogelijke divi denden en tantièmes te kunnen opstrij ken, maar om de nuttige functie in de gemeenschap het best te kunnen ver vullen. Het gekanker van de gegoede burgerij tegen belastingbetaling, hun neerzien op de arbeiders, hun veeleischendehid ten aanzien van eigen behoeften, moeten vervangen worden door bereidheid, een groot aandeel te dragen in den opbouw van de nieuwe gemeenschap, solidari teitsgevoel voor hun mede-arbeiders in de bedrijven, soberheid ten aanzien van eigen behoeften. Aan goede voorbeel den ontbreekt het dienaangaande niet; er waren en er zijn werkgevers, en daar onder de grootste, wier leven een voor beeld mag heeten van nationaal-socialis- tischen solidariteitszin. Maar deze goe de voorbeelden worden in ontstellend geringe mate nagevolgd en in de scha duw gesteld door de talrijke voorbeel den van het tegendeel. De aanvaarding van ons leidend be ginsel is noodig voor alle klassen van de bevolking, als grondslag voor den op bouw van een gemeenschap, die een ma- teriëelen en een geestelijken grondslag biedt voor het bestaan van ons volk, in al zijn geledingen." Men dient den geestelijken achter grond van een beweging te kennen, en daarmede rekening te houden, wanneer men Êaar practische program-punten wil verstaan of beoordeelen. De algemeene gezindheid van Mus serts fascisme is met het voorgaande on voldoende gekenschetst; nu kunnen wij het eigenlijke programma dezer bewe ging eens nader bezien. Oorspronkelijk verhaal door G. P. BAKKER. 33). .oer. De maarschalk kon een lachje niet verbergen. Hijzelf was een genie in het uitdenken van krijgslisten. „Uw oordeel". „Begrepen". „En wat zag u in Maagdenburg?" „Toen ik het verliet, stond de stad in brand". „Onbegrijpelijk! Een vesting van niet te schatten waarde, en nu een leeg nest, een open plaats". „Wie heelt den brand er ingestoken?" vroeg de maarschalk. „Het zal altijd een raadsel blijven, Von Falkenberg, den bevelhebber zelf om ons slechts een verwoeste, volkomen onbruikbare ves ting achter te laten? De burgers, die hun goederen liever zagen verbranden dan in handen der soldaten? De man nen, die hun vrouwen en dochters lie ver dood wisten dan in de macht der plunderaars? Saguntum? Kent u de Ro- meinsche geschiedenis? Kent u Latijn?" „Ja, Excellentie". on Pappenheim was niet alleen be kend als een dapper aanvoerder, maar ook als een zeer geleerd man. Hij had aan vele universiteiten in verschillen de landen gestudeerd. „Student geweest?" vroeg hij. „Groningen, Tübingen en Venetië, luidde het antwoord. „Groningen, dat is Friesland". Zaterdag in het Stadion te Amsterdam. In onzen tijd, in ons land, bij ons volk, uiteraard nu eenmaal niet spoedig tot enthusiasme te bewegen, is dan toch nog plaats voor 't spontaan evenement! De gebeurtenis, die tot diep in het hart ontroerde, wie haar bijwoonde, ter plaatse of van verre, langs aetherweg. De huldiging onzer Koningin bij Haar 35-jarig regeeringsjubileum. Een huldi ging, waarvan het woord hartelijk maar een verzwakt adjectief schijnt; niettemin juist is- Want kwam zij niet uit, en ging zij niet tot het hart; in de eerste plaats Haar, die deze huldiging gold: en verder iedereen en er is gelukkig weer sprake eener overgroote meerder heid, die er aan deelnam, of mee be leefde 35 jaren, vele gelukkige, ook vele vol zorg en verdriet. Maar als resultaat de ze betooging ook van trouw, waarma kend het aloude woord, Wat ook val' Trouw staat pal! "TvMi Het Stadion: één golf van Oranje on der Oranje zon. De hoofdstad zelve oranje blouses, vanen en sjerpen. We herinneren ons slechts een equivalent, als dit: bij de geboorte van Prinses Juliana, in 1909. Oranje als welkomstgroet der duizenden, die hoofdstadwaarts kwa men: per extra trein, bussen, wagens vliegmachine wellicht. Allen brengend den sfeer van groot festijn van één-voe len, een blij-zijn, een vreugde. Allen één doel. Zij gaan: de deputaties, de vereenigin- gen. Zij gaan uit alle maatschappelijke kringen: met steek, hooge hoed, matelot. Wat doet 't er toe? Zaterdag docht'ren en zonen van één volk, trouwe onderda nen. Zij gaan met opgewekte gezichten. En vooral ook zij gaan, de vrouwen, de meisjes. De jongeren: had 't niet zijn bijzondere reden, dat de Koningin zich in Haar woord speciaal tot hen richtte: Hoop des Vaderlands: dragers der nóg zoo onzekere toekomst! Vol is 't, dus het Stadion, voller nog langs den weg, dien de stoel volgen zal. A la Daumont bespannen galakoetsen. Ouderwetsch misschien, hoe oneindig plechtstatiger echter dan welke limou sine ook. Zoo was de dag der vele ontroeringen. Ontroering bij het uitrijden van het paleis op den Dam; Vincents klokken spelen het kroningslied, 't lied van 35 jaar geleden. Dan het Wilhelmus bij het verschijnen onder de roode baldakijn. Een geestdriftige ovatie, handen, hoe den, zakdoeken, Wuiven, hoerageroep, allerzijds! Schoon deze minuten, den aanloop a h. w. tot het groote gebeuren in Z. Am sterdam. Langs en tijdens dien aanloop de dichte hagen juichenden. Een zege tocht, tot den Marathonpoort! De schoo- ne, sprooksjesachtig, flonkerende stoet, klokgelui, sirenes, saluutschoten! Het Stadion. Daar handhaaft zich. een waarlijk be- wonderingwekkend disciplinair ver schijnsel bij het binnenrijden, de ver zochte stilte, althans het nalaten van ge juich. Om alle schrik voor de paarden te vermijden, en daardoor alle niet ondenk „Volgens den rector Ubbo Emmius zeker. Groot Freisland van het Vlie tot aan den Wezer". „Rerum Frisicarum historica" lachte Von Pappenheim. „U ziet, ik ken zijn werk". „De bewoners zijn eigenlijk Saksers" verklaarde Saxon. „Dus u is Hollander. Kranige werk tuigkundigen, koppige kerels". „Maar ga zitten, man". De maarschalk wees hem een stoel aan. Zijn gezicht stond vroolijk. De' wetenschap had hem in een goed humeur gebracht. Nu wist Saxon, dat zijn hoofd geen gevaar meer liep. „Is u ook ingenieur? U heeft volko men gelijk. Een open plaats en geen geld om de vesting op te bouwen, geen werkvolk verkrijgbaar!" Even zweeig hij. „Zeker, wij hebben de plundering toe gelaten. De dapperheid der soldatén moet beloond worden. Zij waren half verhongerd, verzwakt door ziekte, zelfs heersche de zwarte pest. Wat helpt verbergen, u zult de vlag hebben gezieji. Zij hebben gemoord, gemarteld. Het pro- testantsche Duitschland dient door angst en vreeze onderworpen te worden. Er i bestaat geen andere wijze. Met verdra- j gen rukt men de wortels niet uit. Met vuur en zwaard moeten de ketters ver-j delgd worden. Het valsch geloof dient met wortel en kern uitgeroeid, de ware leer in de hoofden en harten te worden gehamerd j Hij wond zich op, maar het bekende kruis op zijn gekerfd voorhoofd zag beeldige ongevalmogelijkheden. Hofrij- tuigrossinantenzij kennen het jube lend juichen niet meer. In gewone da gen heeft de auto hen verdrongen. Alleen vlaggen zwaaien: oranje-blanje- bleu, of oranje. De eeretribune voor de heele Ko ninklijke familie. Ook de Koningin Moe der kwam, al was 't niet mede met de koninklijke stoet. Een geluk: hoe zou men Haar, hoe zou Zij zelve deze geest drift hebben gemist. Voor de eeretribune: de plaatsen voor de autoriteiten in den lande: ministers, commissarissen der Koningin, vele, vele andere hooggeplaatsten. Kerkelijke hoogwaardigheidsbekleeders, gezanten, zaakgelastigden. Hoorngeschal had de komst aange kondigd. De stilte volgde, dan plots het gejuich, aanzwellend, in massaliteit. De Koningin, in lichtblauw sleepgewaad, wandelend en groetend door haar eere- wacht. Eerewacht, 35 jaar geleden eens jonge cadetten en adelborsten. De Ko ningin neigend, groetend naar alle zij den. Bloemen in ontvangst nemend, als Prinses Juliana. Zich zettend temidden van bloemen. Bloemen, Haar geschon ken in deze nazomerdagen bij duizen den, bloemen groote en kleine stuk ken allen uiting van hetzelfde. Dan zingt het zangkoor onder Theo van der Biji's leiding het Kroningslied. Zuiver en frisch klinkt het over de groo te ruimte. Rede ds. Van Hoogenhuijze. Direct na t applaus-salvo houdt ds. Van Hoogenhuijze, predikant der Ned. Herv. Gemeente te Amsterdam zijn be- groetings- en huldigingsrede namens al len. Hij sprak als volgt: Majesteit, Het is mij als voorzitter van de Com missie van Advies een hooge eer om na mens het Uitvoerend Comité der jon geren op dit historisch oogenblik Uwe Majesteit te zeggen, hoe dankbaar het Nederlandsche volk is, dat Uwe Maje steit deze hulde heeft willen in ontvangst nemen. Heden stroomt er een vloedgolf van vreugde door ons volk heen, omdat hr dankbaar gedenken mag, dat Uwe Ma jesteit vijf en dertig jaren lang den scep ter draagt door God in 1898 in Uwe han den gelegd. Nederland is dankbaar aan God, die aan ons land en volk Uwe Majesteit schonk. Nederland is dankbaar aan Uwe Majesteit voor de groote trouw en zeldzame toewijding waarmede Uwe Majesteit al die jaren, waarvan er vele uitermate moeilijk waren, Haar Konink lijke taak heeft vervuld. Eén eenig partijloos juichend volk heeft zich heden in het Amsterdamsche Stadion vereenigd om aan Uwe Maje steit een nationale hulde te brengen, daartoe gedreven enkel en alleen door de innige liefde voor Uwe Majesteit, die er leeft in de harten van Neerlands volk. En nu is dit het bijzondere van deze huldiging, dat die is voorbereid en uit gevoerd door Neerlands jongeren die nu nog staande in den bloei der jeugd, straks de plaatsen zullen innemen door de ouderen ledig gelaten, en die heden aan Uwe Majesteit en aan heel het Ko ninklijk Huis willen toonen dat er een jong Nederland is, dat onverzwakt en ondubbelzinnig zich schaart om Uwer Majesteits troon. Een jong Nederland op hetwelk Uwe Majesteit rekenen kan, dat te allen tijde bereid is om, als dat wat God verhoede ooit noodig zou zijn, al les voor Uwe Majesteit te offeren. Daaraan heden voor Uwe Majesteit uiting te geven is hun een voorrecht en een eer. En aan den oproep der jongeren heb ben de ouderen gehoor gegeven- Van uit de elf provinciën, tot zelfs uit den nieuwen Wieringermeerp older toe zijn ze naar Amsterdam gekomen, de aan zienlijken en de eenvoudigen om Uwe Majesteit te huldigen, 30.000 in het Sta dion, 45.000 die in een kleurenrijk dé filé van hunne verknochtheid aan het Oranjehuis willen blijk geven, terwijl ve le meerderen duizenden in Nederland en in Nederlandsch-Indië, luisterend in hun huiskamer naar wat hier geschiedt in die hulde instemmen. Uwe Majesteit aanvaarde deze hulde als een bewijs dat in het hart van Neer lands volk onuitroeibaar is vastgelegd de liefde voor Uwe Majesteit en voor het Huis van Oranje, waaraan het naast God zooveel heeft te danken. Laten de tijden moeilijk zijn en de ho rizon donker, wij weten dat boven het wereldgebeuren de Almachtige God staat, en Hem willen wij bidden dat trots alle stormen van den tijd Neder land en Oranje onverbreekbaar één mo gen blijven. En als zoo straks uit de monden van deze vele duizenden het aloude „Wil helmus" zal opklinken, dan is dat méér dan het zingen van ons Volkslied, dan wordt daarin vertolkt de bede dat God Uv/e Majesteit en Haar Huis nog vele jaren voor ons land en ons volk sparen moge. Wij willen dat zeggen allen te zamen met deze drie woorden: Leve de Koningin!!! Als één groote uiting stemmen allen hiermee in. Ik benijd altijd mijn collega's van de Arbeiderspers. Zij kunnen zich geven zooals zij zijn. Blanke pitten, ruwe bol sters (the nature of the raw is seldom mild; they are toasted). Nu weer met dien Muidenschen strandfotograaf. Hoe kan een strandfotograaf zóó raar zijn. Mij leken strandfotograven en leidek kers de vriendelijkste mannen. Hoezeer ben ik daarin begoocheld. Maar mijn collega's van de Arbeiders pers heb ik benijd. Die hadden een lekker kluifje uit den heksenketel der ontoerekeningsvatbaar heid- En hoè smakelijk hebben zij er aan gekloven. Eerst een verhaal van twee kolom- Saxon niet verschijnen. „Maagdenburg is het eerste voorbeeld het inluiden van een nieuwe periode. Sed vincere sciebat Hannibal" (Maar Hannibal wist te overwinnen). Zijn toon werd iets kalmer. „Daarover denk ik anders dan de her tog. Kerkelijke zaken zijn hem onver schillig. Toen ik het protestantisme af zwoer, nam ik de wapenen op voor mijn geloof en mijn keizer. Doch ons eind doel is hetzelfde". Hij zweeg eenige oogenblikken, toen evrvolgde; hij: „Maar de met zooveel moeite ver overde vesting te verwoesten, zooals men mij heeft verweten, zou slechts in het brein van een krankzinnige kunnen opkomen". Saxon voelde dat hij de waarheid sprak. Von Pappenheim was een oud generaal der artillerie, die er zijn eer in stelde, in kennis Igelijk te staan met de beste Nederlandsche ingenieurs. Hij maakte zijn ontwerpen zonder schans- meester of deskundigen. Hij zou nooit alle bruggen, muren en torens vernie tigd hebben. Eensklaps vroeg hij: „Heeft u het huis met dejn toren ge kend?" „Alleen van buiten, een prachtig huis iri gothiscben stijl", antwoordde Saxon. „Mij is verteld door den waard van het wijnhuis „In de Gouden Kroon" aan den Breeden Weg, dat de eigenaar een oude graaf was, die rustig zijn dagen sleet" „Graaf von Ebertot. Maar hij was de Dan het groote moment. De Konin gin. die op dit oogenblik zich zelve richt tot Haar volk, tot ouderen en jongeren, tot de bevolking van geheel liet Rijk! De duizenden verheffen zich, 't wordt stil, luisterend. Als in de huiskamers, ver buiten. De Koningin spreekt, met krachtige, welluidende stem, soms schijnt even haar de schoone emoie te overweldigen, klinkt de stem iets zachter, is er even een point d' orgue tusschen de woorden. Dan is er weer de krachtige klank, als immer. Tot het slot: Leve het Vaderland. Hoezee! Diep aangrijpend moment. Ter plaat se een uitweg vindend in laaiend ge juich. In het Wilhelmus. Binnenkamers voor de radiotoestellen is er de verstil ling, wordt wellicht nog dieper het mo ment zelve gevoeld. Dit vergeten wij nooit! Het défilé. Het was even na drie uur dat het de- filé zou beginnen. Het werd negen uur in den avond, voor het einde. Als allereerste de Militaire Willems orderidders, een demonstratie van een afdeeling militaire politie. Dan komen ze binnen marcheeren in een bonten stoet, die onafgebroken uren en uren aanhoudt. Met hun vaandels en vlaggen in uni formen, in jacquetten, in sportpakken, met hooge hoeden, met Zeeuwsche en Friesche kappen, in visscherskleeding, pofbroeken en omslagdoeken, met vrij wapperende haren, Brabantsche boeren, Limburgsche mijnwerkers, Gelderschen, Friezen, Groningers en Noord- en Zuid- Hollanders, gymnasten, vischcolleges, middenstanders, de leden van vakbon den, burgerwachters, politiemenschen, muziekgezelschappen, een bonte rij van honderdvoudige kleur en snit. Vooruit marcheeren de Indische ver lofsofficieren in hun zwarte uniformen en bepluimde sjakoos. Dan teekent zich in de verte een lange rij verpleegsters af, wit en blauw, de vertegenwoordig sters van alle Amsterdamsche zieken- eigenaar niet, een soort majordomus. Hij is gevangen genomen en tegen een wis sel van een behoorlijk bedrag in vrij heid gesteld door generaal Von Warme- lode". „Wie was de eigenaar, Excellentie?" vroeg Saxon. „De prinses Von Ebertot zu Quet- schen. Zij is gevlucht en in haar paleis werd niets van waarde gevonden, noch later in de kelders, terwijl bekend was, dat er duizenden en duizenden aan kost baarheden aanwezig waren. Ook heeft zij, naar men mij mededeelt, groote be zittingen buiten Maagdenburg". „Dus toch", dacht Saxon. Hij had vernomen, dat de maarschalk tijdens de blokkade een nauwkeurige, zwarte lijst had laten opmaken van de eigendommen der voornaamste inwo ners en den keizer zelfs verzocht had, hem een gedeelte te willen schenken. Boven deze lijst stond geschreven: „Be zittingen in de stad Maagdenburg ter confiscatie". Zijn geheimsecretaris te velde, Simon Ley,1 was een verrader, die zijn trouwe loos gedrag zocht goed te praten door de verzekering, dat hij een lutheraan was. „Misschien heeft de oude prinses haar schatten voor het beleg in veiligheid gebracht; vrouwen zijn dikwijls veel voorzichtiger dan mannen", opperde de avonturier. „De prinses .moet een jonge, mooie vrouw zijn en een vurige Calviniste, trotsch op haar dwaalleer. Niemand kent haar schuilplaats en toch moet zij men. Toen nóg een verhaal van twee ko- lommen over wat meneer Babbelaar wel 1 te vertellen had van den strandfotograaf en dat oud-Groningers gezegd hadden: toen de fotograaf nog maar 'n „graafje" was en in Groningen op school was, j was-ie al een smiechtig jochie''. En een verhaal van het wonder. Van het wonder van meneer K. Lets- kous, die als-ie niet toevallig thuis ge bleven was en als-ie niet toevallig niet op de raadstribune was geweest, zeker ook 's graven wraak per looden bode onder zijn edel middenrif geschoten had gekregen. En mijn goede collega's van de Ar beiderspers hadden plaatjes, nee maar plaatjes- Eerst de raadszaal zelf. „Het tooneel van de afschuwelijke daad van den strandfotograaf". Er lag één omgewor pen stoel- Die had de strandfotograaf niet omgeworpen. Maar de persfotograaf fotograven zijn slecht. Persfotograven had 'm zoo neergelegd. Gaf 'n beetje vluggen indruk. Actueel enzoo. Strand- zijn handig. Het verschil moet u maar uitkiezen. En toen een foto van den ingang van het Muidensch stadhuis. „De ingang van het tooneel van de afschuwelijke daad van den strandfotograaf". En dan nog een foto van den afschu welijken strandfotograaf zelve- Die leek sprekend op één van de Arbeiders-Per zen met een bril en een aangeplakten baard. Maar dat wil ik zoogezegd niet ge zegd hebben. Ik verwacht nog méér foto's: Het tentje van den misdadiger. De oude moeder van den misdadiger. Het fordje van den misdadiger. De actentasch van den misdadiger. Het foto-toestel van den misdadiger. En: het kruisje geeft de plaats aan waar de misdadiger Zondagavond om 7 uur nog een biertje dronk, of-ie heele- maal geen misdadiger was: En: bij het sterretje zat de misdadiger altijd ijskoud op het strand een boter ham met gebakken bokking te eten. Leuke jongens van de Arbeiderspers. Móói., dat vak van ons.. Frater Modestus. huizen. De rijkspolitie marcheert met slaande trommen. De burgerwachten uit diverse steden: luid gejuich van alle zijden. Oranje vlaggen zinken voor de Ko ninklijke loge, Oud-gedienden van Bron beek, bij Velp, strompelend op stokken sommigen. Staphorsters in hun karakteristieken dracht- Bredasche cadetten in parade pas, het Oirschotter schuttrsgilde. Kleurend het Stadionsch grastapijt, te- zic'h in de nabijheid bevinden. Als de prinses ergens veilig aangekomen was, moesten mijn agenten het gehoord heb ben". Nu volgde een meer rechtstreeksche vraag. „Heeft u eenig vermoeden waarheen zij kan gevlucht zijn? „Ik heb nooit van een prinses Von Ebertot zu Quetschen gehoord", ant woordde de avonturier naar waarheid. „Het eenige, wat ik gewaar geworden ben", vervolgde de maarschalk, „is dat een drietal Kroaten haar verblijfplaats zochten. Zij zijn vermoord gevonden in een beukenwoud in de nabijheid van een jachthuis achter mijn legerplaats, waar een kroeg wordt gehouden. Zij hadden toespelingen gemaakt tegen kameraden, op het huis met den toren. Het scheen, dat zij onderling ruzie hadden gekregen, De eenige aanwijzing was een luit, die tegen een boom stond. Misschien ook was de luit daar slechts door een toe val gekomen". Nu wist Saxon, dat de veldmaarschalk een spoor volgde. De overval in de her berg iwas geen bloot toeval geweest, maar het gevolg van een vooruit be raamd plan. Het net zou nu worden dicht gehaald. Hij zei slechts: „Een vreemde geschiedenis". Hij was benieuwd hoeveel de maarschalk wist en wachtte den slag af. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 5