s WEEDE BLAD VAiN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.Ü. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 11 SEPTEMBER 1933. No. 214.
HET NEDERLANDSCHE
FASCISME
VAN Ir. A. A. MUSSERT.
KAPITEIN SAXON.
GROOTSCHE, ENTHUSIASTE,
NATIONALE HULDIGING
ONZER KONINGIN.
ONBESCHEIDEN OPMERKINGEN.
IV.
Een harde noot voor de burgerij.
De onderstelling dat het fascisme de
uiterste loopgraaf van het front der „be-
zittende klasse" vormt, is theoretisch
althans, volkomen onjuist. Het fascisme
is stellig gericht tegen het ondergrond-
sche gedoe van Moskousche misdadigers
of dito misleidden, maar het wil even
zeker niet staan aan den kant van wat
de sociaal-democratie, in haar steeds
even oprechte als lieftallige terminolo
gie, noemt de klasse der „uitbuiters".
Integendeel: in dit opzicht wil deze be
weging „socialistisch", d.i. voor het gan-
sche volk, als eenheid gezien, werk
zaam wezen.
Ziehier hoe de inleiding tot het N. S.
B.-programma besluit met de „bourgeoi
sie" een in soc.-dem. kringen in zeer
smadeiijken zin te verstane term, die
hier zal blijken weinig méér waardee
ring in te houden! een harde noot te
kraken te geven:
„Aan de bourgeoisie hebben wij geen
materiëel fundament voor haar bestaan
te geven, want dat is er. Maar, wat er
in het algemeen nog niet is, misschien
nog minder dan bij de arbeiders, dat is
gemeenschapszin, de offervaardigheid, de
soüdariteitsgedachte. Het besef, dat er
gewoekerd moet worden met de gaven,
waarover men beschikt, niet in de eer
ste plaats ten eigen profijte, maar ter
bevordering van den bloei van de ge
meenschap, ontbreekt over bijna de ge-
heele lijn.
De leiders van het economisch leven
moeten zich gevoelen dienaar van de
bedrijven, welke er zijn, welke behou
den moeten blijven en tot grooten bloei
gebracht moeten worden, niet in de eer
ste plaats, om zoo hoog mogelijke divi
denden en tantièmes te kunnen opstrij
ken, maar om de nuttige functie in de
gemeenschap het best te kunnen ver
vullen.
Het gekanker van de gegoede burgerij
tegen belastingbetaling, hun neerzien op
de arbeiders, hun veeleischendehid ten
aanzien van eigen behoeften, moeten
vervangen worden door bereidheid, een
groot aandeel te dragen in den opbouw
van de nieuwe gemeenschap, solidari
teitsgevoel voor hun mede-arbeiders in
de bedrijven, soberheid ten aanzien van
eigen behoeften. Aan goede voorbeel
den ontbreekt het dienaangaande niet;
er waren en er zijn werkgevers, en daar
onder de grootste, wier leven een voor
beeld mag heeten van nationaal-socialis-
tischen solidariteitszin. Maar deze goe
de voorbeelden worden in ontstellend
geringe mate nagevolgd en in de scha
duw gesteld door de talrijke voorbeel
den van het tegendeel.
De aanvaarding van ons leidend be
ginsel is noodig voor alle klassen van de
bevolking, als grondslag voor den op
bouw van een gemeenschap, die een ma-
teriëelen en een geestelijken grondslag
biedt voor het bestaan van ons volk, in
al zijn geledingen."
Men dient den geestelijken achter
grond van een beweging te kennen, en
daarmede rekening te houden, wanneer
men Êaar practische program-punten wil
verstaan of beoordeelen.
De algemeene gezindheid van Mus
serts fascisme is met het voorgaande on
voldoende gekenschetst; nu kunnen wij
het eigenlijke programma dezer bewe
ging eens nader bezien.
Oorspronkelijk verhaal door
G. P. BAKKER.
33).
.oer.
De maarschalk kon een lachje niet
verbergen. Hijzelf was een genie in het
uitdenken van krijgslisten.
„Uw oordeel".
„Begrepen".
„En wat zag u in Maagdenburg?"
„Toen ik het verliet, stond de stad in
brand".
„Onbegrijpelijk! Een vesting van niet
te schatten waarde, en nu een leeg nest,
een open plaats".
„Wie heelt den brand er ingestoken?"
vroeg de maarschalk. „Het zal altijd een
raadsel blijven, Von Falkenberg, den
bevelhebber zelf om ons slechts een
verwoeste, volkomen onbruikbare ves
ting achter te laten? De burgers, die
hun goederen liever zagen verbranden
dan in handen der soldaten? De man
nen, die hun vrouwen en dochters lie
ver dood wisten dan in de macht der
plunderaars? Saguntum? Kent u de Ro-
meinsche geschiedenis? Kent u Latijn?"
„Ja, Excellentie".
on Pappenheim was niet alleen be
kend als een dapper aanvoerder, maar
ook als een zeer geleerd man. Hij had
aan vele universiteiten in verschillen
de landen gestudeerd.
„Student geweest?" vroeg hij.
„Groningen, Tübingen en Venetië,
luidde het antwoord.
„Groningen, dat is Friesland".
Zaterdag in het Stadion te
Amsterdam.
In onzen tijd, in ons land, bij ons volk,
uiteraard nu eenmaal niet spoedig tot
enthusiasme te bewegen, is dan toch
nog plaats voor 't spontaan evenement!
De gebeurtenis, die tot diep in het
hart ontroerde, wie haar bijwoonde, ter
plaatse of van verre, langs aetherweg.
De huldiging onzer Koningin bij Haar
35-jarig regeeringsjubileum. Een huldi
ging, waarvan het woord hartelijk maar
een verzwakt adjectief schijnt; niettemin
juist is- Want kwam zij niet uit, en
ging zij niet tot het hart; in de eerste
plaats Haar, die deze huldiging gold: en
verder iedereen en er is gelukkig
weer sprake eener overgroote meerder
heid, die er aan deelnam, of mee be
leefde
35 jaren, vele gelukkige, ook vele vol
zorg en verdriet. Maar als resultaat de
ze betooging ook van trouw, waarma
kend het aloude woord,
Wat ook val'
Trouw staat pal!
"TvMi
Het Stadion: één golf van Oranje on
der Oranje zon. De hoofdstad zelve
oranje blouses, vanen en sjerpen. We
herinneren ons slechts een equivalent, als
dit: bij de geboorte van Prinses Juliana,
in 1909. Oranje als welkomstgroet der
duizenden, die hoofdstadwaarts kwa
men: per extra trein, bussen, wagens
vliegmachine wellicht. Allen brengend
den sfeer van groot festijn van één-voe
len, een blij-zijn, een vreugde. Allen één
doel.
Zij gaan: de deputaties, de vereenigin-
gen. Zij gaan uit alle maatschappelijke
kringen: met steek, hooge hoed, matelot.
Wat doet 't er toe? Zaterdag docht'ren
en zonen van één volk, trouwe onderda
nen. Zij gaan met opgewekte gezichten.
En vooral ook zij gaan, de vrouwen,
de meisjes. De jongeren: had 't niet zijn
bijzondere reden, dat de Koningin zich
in Haar woord speciaal tot hen richtte:
Hoop des Vaderlands: dragers der
nóg zoo onzekere toekomst!
Vol is 't, dus het Stadion, voller nog
langs den weg, dien de stoel volgen zal.
A la Daumont bespannen galakoetsen.
Ouderwetsch misschien, hoe oneindig
plechtstatiger echter dan welke limou
sine ook.
Zoo was de dag der vele ontroeringen.
Ontroering bij het uitrijden van het
paleis op den Dam; Vincents klokken
spelen het kroningslied, 't lied van 35
jaar geleden. Dan het Wilhelmus bij het
verschijnen onder de roode baldakijn.
Een geestdriftige ovatie, handen, hoe
den, zakdoeken, Wuiven, hoerageroep,
allerzijds!
Schoon deze minuten, den aanloop a
h. w. tot het groote gebeuren in Z. Am
sterdam. Langs en tijdens dien aanloop
de dichte hagen juichenden. Een zege
tocht, tot den Marathonpoort! De schoo-
ne, sprooksjesachtig, flonkerende stoet,
klokgelui, sirenes, saluutschoten!
Het Stadion.
Daar handhaaft zich. een waarlijk be-
wonderingwekkend disciplinair ver
schijnsel bij het binnenrijden, de ver
zochte stilte, althans het nalaten van ge
juich.
Om alle schrik voor de paarden te
vermijden, en daardoor alle niet ondenk
„Volgens den rector Ubbo Emmius
zeker. Groot Freisland van het Vlie tot
aan den Wezer".
„Rerum Frisicarum historica" lachte
Von Pappenheim. „U ziet, ik ken zijn
werk".
„De bewoners zijn eigenlijk Saksers"
verklaarde Saxon.
„Dus u is Hollander. Kranige werk
tuigkundigen, koppige kerels".
„Maar ga zitten, man". De maarschalk
wees hem een stoel aan. Zijn gezicht
stond vroolijk. De' wetenschap had hem
in een goed humeur gebracht.
Nu wist Saxon, dat zijn hoofd geen
gevaar meer liep.
„Is u ook ingenieur? U heeft volko
men gelijk. Een open plaats en geen
geld om de vesting op te bouwen, geen
werkvolk verkrijgbaar!"
Even zweeig hij.
„Zeker, wij hebben de plundering toe
gelaten. De dapperheid der soldatén
moet beloond worden. Zij waren half
verhongerd, verzwakt door ziekte, zelfs
heersche de zwarte pest. Wat helpt
verbergen, u zult de vlag hebben gezieji.
Zij hebben gemoord, gemarteld. Het pro-
testantsche Duitschland dient door angst
en vreeze onderworpen te worden. Er i
bestaat geen andere wijze. Met verdra- j
gen rukt men de wortels niet uit. Met
vuur en zwaard moeten de ketters ver-j
delgd worden. Het valsch geloof dient
met wortel en kern uitgeroeid, de ware
leer in de hoofden en harten te worden
gehamerd j
Hij wond zich op, maar het bekende
kruis op zijn gekerfd voorhoofd zag
beeldige ongevalmogelijkheden. Hofrij-
tuigrossinantenzij kennen het jube
lend juichen niet meer. In gewone da
gen heeft de auto hen verdrongen.
Alleen vlaggen zwaaien: oranje-blanje-
bleu, of oranje.
De eeretribune voor de heele Ko
ninklijke familie. Ook de Koningin Moe
der kwam, al was 't niet mede met de
koninklijke stoet. Een geluk: hoe zou
men Haar, hoe zou Zij zelve deze geest
drift hebben gemist.
Voor de eeretribune: de plaatsen voor
de autoriteiten in den lande: ministers,
commissarissen der Koningin, vele, vele
andere hooggeplaatsten. Kerkelijke
hoogwaardigheidsbekleeders, gezanten,
zaakgelastigden.
Hoorngeschal had de komst aange
kondigd. De stilte volgde, dan plots het
gejuich, aanzwellend, in massaliteit. De
Koningin, in lichtblauw sleepgewaad,
wandelend en groetend door haar eere-
wacht. Eerewacht, 35 jaar geleden eens
jonge cadetten en adelborsten. De Ko
ningin neigend, groetend naar alle zij
den. Bloemen in ontvangst nemend, als
Prinses Juliana. Zich zettend temidden
van bloemen. Bloemen, Haar geschon
ken in deze nazomerdagen bij duizen
den, bloemen groote en kleine stuk
ken allen uiting van hetzelfde.
Dan zingt het zangkoor onder Theo
van der Biji's leiding het Kroningslied.
Zuiver en frisch klinkt het over de groo
te ruimte.
Rede ds. Van Hoogenhuijze.
Direct na t applaus-salvo houdt ds.
Van Hoogenhuijze, predikant der Ned.
Herv. Gemeente te Amsterdam zijn be-
groetings- en huldigingsrede namens al
len. Hij sprak als volgt:
Majesteit,
Het is mij als voorzitter van de Com
missie van Advies een hooge eer om na
mens het Uitvoerend Comité der jon
geren op dit historisch oogenblik Uwe
Majesteit te zeggen, hoe dankbaar het
Nederlandsche volk is, dat Uwe Maje
steit deze hulde heeft willen in ontvangst
nemen.
Heden stroomt er een vloedgolf van
vreugde door ons volk heen, omdat hr
dankbaar gedenken mag, dat Uwe Ma
jesteit vijf en dertig jaren lang den scep
ter draagt door God in 1898 in Uwe han
den gelegd.
Nederland is dankbaar aan God, die
aan ons land en volk Uwe Majesteit
schonk. Nederland is dankbaar aan
Uwe Majesteit voor de groote trouw en
zeldzame toewijding waarmede Uwe
Majesteit al die jaren, waarvan er vele
uitermate moeilijk waren, Haar Konink
lijke taak heeft vervuld.
Eén eenig partijloos juichend volk
heeft zich heden in het Amsterdamsche
Stadion vereenigd om aan Uwe Maje
steit een nationale hulde te brengen,
daartoe gedreven enkel en alleen door
de innige liefde voor Uwe Majesteit, die
er leeft in de harten van Neerlands volk.
En nu is dit het bijzondere van deze
huldiging, dat die is voorbereid en uit
gevoerd door Neerlands jongeren die nu
nog staande in den bloei der jeugd,
straks de plaatsen zullen innemen door
de ouderen ledig gelaten, en die heden
aan Uwe Majesteit en aan heel het Ko
ninklijk Huis willen toonen dat er een
jong Nederland is, dat onverzwakt en
ondubbelzinnig zich schaart om Uwer
Majesteits troon. Een jong Nederland op
hetwelk Uwe Majesteit rekenen kan, dat
te allen tijde bereid is om, als dat wat
God verhoede ooit noodig zou zijn, al
les voor Uwe Majesteit te offeren.
Daaraan heden voor Uwe Majesteit
uiting te geven is hun een voorrecht en
een eer.
En aan den oproep der jongeren heb
ben de ouderen gehoor gegeven- Van
uit de elf provinciën, tot zelfs uit den
nieuwen Wieringermeerp older toe zijn
ze naar Amsterdam gekomen, de aan
zienlijken en de eenvoudigen om Uwe
Majesteit te huldigen, 30.000 in het Sta
dion, 45.000 die in een kleurenrijk dé
filé van hunne verknochtheid aan het
Oranjehuis willen blijk geven, terwijl ve
le meerderen duizenden in Nederland
en in Nederlandsch-Indië, luisterend in
hun huiskamer naar wat hier geschiedt
in die hulde instemmen.
Uwe Majesteit aanvaarde deze hulde
als een bewijs dat in het hart van Neer
lands volk onuitroeibaar is vastgelegd
de liefde voor Uwe Majesteit en voor
het Huis van Oranje, waaraan het naast
God zooveel heeft te danken.
Laten de tijden moeilijk zijn en de ho
rizon donker, wij weten dat boven het
wereldgebeuren de Almachtige God
staat, en Hem willen wij bidden dat
trots alle stormen van den tijd Neder
land en Oranje onverbreekbaar één mo
gen blijven.
En als zoo straks uit de monden van
deze vele duizenden het aloude „Wil
helmus" zal opklinken, dan is dat
méér dan het zingen van ons Volkslied,
dan wordt daarin vertolkt de bede dat
God Uv/e Majesteit en Haar Huis nog
vele jaren voor ons land en ons volk
sparen moge.
Wij willen dat zeggen allen te zamen
met deze drie woorden:
Leve de Koningin!!!
Als één groote uiting stemmen allen
hiermee in.
Ik benijd altijd mijn collega's van de
Arbeiderspers. Zij kunnen zich geven
zooals zij zijn. Blanke pitten, ruwe bol
sters (the nature of the raw is seldom
mild; they are toasted). Nu weer met
dien Muidenschen strandfotograaf. Hoe
kan een strandfotograaf zóó raar zijn.
Mij leken strandfotograven en leidek
kers de vriendelijkste mannen. Hoezeer
ben ik daarin begoocheld.
Maar mijn collega's van de Arbeiders
pers heb ik benijd.
Die hadden een lekker kluifje uit den
heksenketel der ontoerekeningsvatbaar
heid-
En hoè smakelijk hebben zij er aan
gekloven.
Eerst een verhaal van twee kolom-
Saxon niet verschijnen.
„Maagdenburg is het eerste voorbeeld
het inluiden van een nieuwe periode.
Sed vincere sciebat Hannibal"
(Maar Hannibal wist te overwinnen).
Zijn toon werd iets kalmer.
„Daarover denk ik anders dan de her
tog. Kerkelijke zaken zijn hem onver
schillig. Toen ik het protestantisme af
zwoer, nam ik de wapenen op voor mijn
geloof en mijn keizer. Doch ons eind
doel is hetzelfde".
Hij zweeg eenige oogenblikken, toen
evrvolgde; hij:
„Maar de met zooveel moeite ver
overde vesting te verwoesten, zooals
men mij heeft verweten, zou slechts in
het brein van een krankzinnige kunnen
opkomen".
Saxon voelde dat hij de waarheid
sprak. Von Pappenheim was een oud
generaal der artillerie, die er zijn eer
in stelde, in kennis Igelijk te staan met
de beste Nederlandsche ingenieurs. Hij
maakte zijn ontwerpen zonder schans-
meester of deskundigen. Hij zou nooit
alle bruggen, muren en torens vernie
tigd hebben.
Eensklaps vroeg hij:
„Heeft u het huis met dejn toren ge
kend?"
„Alleen van buiten, een prachtig huis
iri gothiscben stijl", antwoordde Saxon.
„Mij is verteld door den waard van het
wijnhuis „In de Gouden Kroon" aan
den Breeden Weg, dat de eigenaar een
oude graaf was, die rustig zijn dagen
sleet"
„Graaf von Ebertot. Maar hij was de
Dan het groote moment. De Konin
gin. die op dit oogenblik zich zelve richt
tot Haar volk, tot ouderen en jongeren,
tot de bevolking van geheel liet Rijk!
De duizenden verheffen zich, 't wordt
stil, luisterend. Als in de huiskamers,
ver buiten. De Koningin spreekt, met
krachtige, welluidende stem, soms
schijnt even haar de schoone emoie
te overweldigen, klinkt de stem iets
zachter, is er even een point d' orgue
tusschen de woorden. Dan is er weer de
krachtige klank, als immer. Tot het slot:
Leve het Vaderland. Hoezee!
Diep aangrijpend moment. Ter plaat
se een uitweg vindend in laaiend ge
juich. In het Wilhelmus. Binnenkamers
voor de radiotoestellen is er de verstil
ling, wordt wellicht nog dieper het mo
ment zelve gevoeld.
Dit vergeten wij nooit!
Het défilé.
Het was even na drie uur dat het de-
filé zou beginnen. Het werd negen uur
in den avond, voor het einde.
Als allereerste de Militaire Willems
orderidders, een demonstratie van een
afdeeling militaire politie.
Dan komen ze binnen marcheeren in
een bonten stoet, die onafgebroken uren
en uren aanhoudt.
Met hun vaandels en vlaggen in uni
formen, in jacquetten, in sportpakken,
met hooge hoeden, met Zeeuwsche en
Friesche kappen, in visscherskleeding,
pofbroeken en omslagdoeken, met vrij
wapperende haren, Brabantsche boeren,
Limburgsche mijnwerkers, Gelderschen,
Friezen, Groningers en Noord- en Zuid-
Hollanders, gymnasten, vischcolleges,
middenstanders, de leden van vakbon
den, burgerwachters, politiemenschen,
muziekgezelschappen, een bonte rij van
honderdvoudige kleur en snit.
Vooruit marcheeren de Indische ver
lofsofficieren in hun zwarte uniformen
en bepluimde sjakoos. Dan teekent zich
in de verte een lange rij verpleegsters
af, wit en blauw, de vertegenwoordig
sters van alle Amsterdamsche zieken-
eigenaar niet, een soort majordomus. Hij
is gevangen genomen en tegen een wis
sel van een behoorlijk bedrag in vrij
heid gesteld door generaal Von Warme-
lode".
„Wie was de eigenaar, Excellentie?"
vroeg Saxon.
„De prinses Von Ebertot zu Quet-
schen. Zij is gevlucht en in haar paleis
werd niets van waarde gevonden, noch
later in de kelders, terwijl bekend was,
dat er duizenden en duizenden aan kost
baarheden aanwezig waren. Ook heeft
zij, naar men mij mededeelt, groote be
zittingen buiten Maagdenburg".
„Dus toch", dacht Saxon.
Hij had vernomen, dat de maarschalk
tijdens de blokkade een nauwkeurige,
zwarte lijst had laten opmaken van de
eigendommen der voornaamste inwo
ners en den keizer zelfs verzocht had,
hem een gedeelte te willen schenken.
Boven deze lijst stond geschreven: „Be
zittingen in de stad Maagdenburg ter
confiscatie".
Zijn geheimsecretaris te velde, Simon
Ley,1 was een verrader, die zijn trouwe
loos gedrag zocht goed te praten door
de verzekering, dat hij een lutheraan
was.
„Misschien heeft de oude prinses haar
schatten voor het beleg in veiligheid
gebracht; vrouwen zijn dikwijls veel
voorzichtiger dan mannen", opperde de
avonturier.
„De prinses .moet een jonge, mooie
vrouw zijn en een vurige Calviniste,
trotsch op haar dwaalleer. Niemand
kent haar schuilplaats en toch moet zij
men.
Toen nóg een verhaal van twee ko-
lommen over wat meneer Babbelaar wel
1 te vertellen had van den strandfotograaf
en dat oud-Groningers gezegd hadden:
toen de fotograaf nog maar 'n „graafje"
was en in Groningen op school was,
j was-ie al een smiechtig jochie''.
En een verhaal van het wonder.
Van het wonder van meneer K. Lets-
kous, die als-ie niet toevallig thuis ge
bleven was en als-ie niet toevallig niet
op de raadstribune was geweest, zeker
ook 's graven wraak per looden bode
onder zijn edel middenrif geschoten had
gekregen.
En mijn goede collega's van de Ar
beiderspers hadden plaatjes, nee maar
plaatjes-
Eerst de raadszaal zelf. „Het tooneel
van de afschuwelijke daad van den
strandfotograaf". Er lag één omgewor
pen stoel- Die had de strandfotograaf
niet omgeworpen. Maar de persfotograaf
fotograven zijn slecht. Persfotograven
had 'm zoo neergelegd. Gaf 'n beetje
vluggen indruk. Actueel enzoo. Strand-
zijn handig. Het verschil moet u maar
uitkiezen.
En toen een foto van den ingang van
het Muidensch stadhuis. „De ingang van
het tooneel van de afschuwelijke daad
van den strandfotograaf".
En dan nog een foto van den afschu
welijken strandfotograaf zelve- Die leek
sprekend op één van de Arbeiders-Per
zen met een bril en een aangeplakten
baard.
Maar dat wil ik zoogezegd niet ge
zegd hebben.
Ik verwacht nog méér foto's:
Het tentje van den misdadiger.
De oude moeder van den misdadiger.
Het fordje van den misdadiger.
De actentasch van den misdadiger.
Het foto-toestel van den misdadiger.
En: het kruisje geeft de plaats aan
waar de misdadiger Zondagavond om
7 uur nog een biertje dronk, of-ie heele-
maal geen misdadiger was:
En: bij het sterretje zat de misdadiger
altijd ijskoud op het strand een boter
ham met gebakken bokking te eten.
Leuke jongens van de Arbeiderspers.
Móói., dat vak van ons..
Frater Modestus.
huizen. De rijkspolitie marcheert met
slaande trommen.
De burgerwachten uit diverse steden:
luid gejuich van alle zijden.
Oranje vlaggen zinken voor de Ko
ninklijke loge, Oud-gedienden van Bron
beek, bij Velp, strompelend op stokken
sommigen.
Staphorsters in hun karakteristieken
dracht- Bredasche cadetten in parade
pas, het Oirschotter schuttrsgilde.
Kleurend het Stadionsch grastapijt, te-
zic'h in de nabijheid bevinden. Als de
prinses ergens veilig aangekomen was,
moesten mijn agenten het gehoord heb
ben".
Nu volgde een meer rechtstreeksche
vraag.
„Heeft u eenig vermoeden waarheen
zij kan gevlucht zijn?
„Ik heb nooit van een prinses Von
Ebertot zu Quetschen gehoord", ant
woordde de avonturier naar waarheid.
„Het eenige, wat ik gewaar geworden
ben", vervolgde de maarschalk, „is dat
een drietal Kroaten haar verblijfplaats
zochten. Zij zijn vermoord gevonden in
een beukenwoud in de nabijheid van een
jachthuis achter mijn legerplaats, waar
een kroeg wordt gehouden. Zij hadden
toespelingen gemaakt tegen kameraden,
op het huis met den toren. Het scheen,
dat zij onderling ruzie hadden gekregen,
De eenige aanwijzing was een luit, die
tegen een boom stond. Misschien ook
was de luit daar slechts door een toe
val gekomen".
Nu wist Saxon, dat de veldmaarschalk
een spoor volgde. De overval in de her
berg iwas geen bloot toeval geweest,
maar het gevolg van een vooruit be
raamd plan. Het net zou nu worden
dicht gehaald.
Hij zei slechts:
„Een vreemde geschiedenis". Hij was
benieuwd hoeveel de maarschalk wist
en wachtte den slag af.
(Wordt vervolgd).