DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. On^er redacüe van
VARIA.
VOORSEIZOEN.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
HOE ANNEKE NAAR HET
SCHOOLFEEST GING.
MENSCHENKINDEREN.
1.* -$
j
kanalenplan van Twente naar den
Rijn in uitvoering genomen is en
daardoor het stroomwater op de
kanalen zal worden afgevoerd, nu
hangt het dreigendje Damocles
zwaard steeds gevaarlijker boven
de oude Twentsche molens. Alleen
het stroomgebied van den Dinke^
blijft buiten deze plannen en za
dus zijn ouden luister bewaren.
Voorloopig staat daar echter
nog mèt de anderen ook de Oeler
molen. Wij troffen bij ons bezoek
den molenaar juist bezig met het
afbikken van een der zware mo-
lensteenen en maakten met hem
een praatje. Hij vertelde ons in zijn
gemoedelijke Twentsche dialect
een en ander van zijn molen en
van de andere watermolens uit dit
gebied. In de omgeving van Del
den staat er nog een, de oliemolen
van Azelo, op korten afstand van
het kasteel Twickel. Ook deze be
keken we, maar daarvan is alleen
het molengebouw met zijn kleurige
roode dak overgebleven, het rad,
dat op de foto in mr. Ter Kuile's
boek nog voorkomt, is sindsdien
weggenomen, Ontluisterd, als een
schoone, maar weemoedige herin
nering aan vroeger jaren, toen het
water zijn ruischend lied zong
rond het draaiend rad, staat de
rest van den molen er nog.
Onverdeeld aantrekkelijk is het
trouwens rondom den Oeler molen
ook al niet meer. Sinds het fa
briekswater van Enschede af'
stroomt op de Twickeler beken, is
ook het water, dat het Oeler mo
lenrad in beweging zet, verontrei
nigd en in plaats van frisch helder
beekwater is het een vuilblauw,
onwelriekend vocht, dat door de
beddingen stroomt. Pogingen om
deze verontreiniging te neutrali
seeren zijn vruchteloos geweest.
Zoo is het verhaal van de Twent
sche molens in menig opzicht een
tragedie in onzen tijd. Mogen de
enkelen, die den strijd nog dapper
volhouden, nog vele jaren hun rad
laten wentelen en mogen zij allen,
ook wanneer zij stil worden gezet,
als droeve maar toch schoone res
ten van vergane glorie bewaard
blijven. Ook dan zullen zij interes
sante verschijningen blijven in het
prachtige Twentsche landschap.
A, L. B,
Het eigenlijke wandelseizoen
van 't clubje lieden, dat verleden
jaar zoo nu en dan te dezer plaatse
^verslag zijner ervaringen deed, is
nog niet aangevangen, 't Weer was
daarvoor tot dusverre nog te mooi.
Dan is F*** niet van het strand
weg te lokken, zelfs niet met de
verleidelijkste voorspiegeling van
'n waterzooi de poulet in den Gou
den Aap te Brugge.
Maar verleden Zondag hebben
we toch ter inleiding een vóórsei-
zoens-wandeling gemaakt. Eens
deels om ereis te zien of het met
mooi zomerweer óók ging, ander
deels, en dat was feitelijk de
hoofdzaak, om met het laatste
vliegtuig dat van 't jaar uit Knocke
naar Vlissingen zou vertrekken, te-
K. H., met eigenhandige handtee-
kening; „Juliana". Dat is veel be
ter zoo èn voor onze eigen va
derlanders, èn zeker niet minder
voor de duizenden vreemdelingen,
die met dit schip des zomers over
varen
Alzoo: om den Noord, via Cad-
zand dus, naar Sluis, en na de och
tendkoffie via St. Anna ter Mui-
dens dorpspleintje den grooten weg
langs naar Schapenburg, waar de
Belgische douanepost is. Daar fo
tografeerden we die mooie stoom
tram Sluis-Brugge, een internati
onaal middel van verkeer, op hare
wijze. Bij Schapenbrug niet recht
dóór, naar Westkapelle, óók niet
rechtsom-achteruit, naar Hazegras,
maar éven rechtsaf: een mooie
landweg met hoog-opgaand ge
boomte. Aan het einde van den
Het stoomtrammetje dat puffend
capelle (Vlaanderen)-
rug te gaan. Waarbij dan tevens
drie van de vier J***, A*** en
T*** den luchtdoop zouden ont
vangen.
Natuurlijk bleek het wéér geen
jezwaar. Als men (niet wij) in
smoorhitte een 4-daagsche kan
oopen, dan is voor ons een kuier
van enkele uren op een mooie, niet
al te warme Septemberdag, best te
doen. Zelfs ronduit: een genot. We
en blazend de verbinding West-
-Sluis onderhoudt.
weg een pittoresque villa: 't Oud
Huis. Hieronder de toegangspoort.
Langs den weg zelf veel bordjes
met „mond en klauwzeer" die
veeziekte stoort zich niet aan
grenzen.
In Knocke was 't seizoen aan 't
afnemèn. Maar toch was het er
nog een gezellige drukte. Die Bel
gen schijnen toch niet zoo bijster
ongelukkig te zijn, dat ze onze ze-
De jonge vrouw kwam wanhopig
bij haar vriendin op bezoek en zei-
de:
Ach, mijn man is toch zóó
verstrooid. Als hij 's morgens van
zijn ontbijt opstaat, laat hij een
fooi achter en als hij zijn hoed van
mij aanneemt, drukt hij mij een
geldstuk in de hand.
Dat moet je hem niet kwalijk
nemen, troostte de vriendin, dit is
de macht der gewoonte
Dat is juist het verschrikke
lijke Want toen ik hem in zijn
overjas hielp, kneep hij mij in de
wang en gaf mij een kus
Brieven enz. betrekking heb
bende op deze rubriek, te richten
aan ondergeteekende.
Onderstaande probleempjes van
den heer G. A. Cremer, Veendam,
berusten op een eigenaardig mo
tief.
Heel moeilijk zijn de ontledin
gen niet, wel geestig. Dergelijke
standen zijn ons zeer welkom.
G. A. CREMER.
No. 91.
1 2 3 4 5
Willem Karei Hendrik Friso, de
latere stadhouder Willem IV, werd
op 'n Vrijdag geboren te Leeuwar
den (1 Sept. 1711). Zijn vader was
toen reeds verdronken bij het over
steken van het Hollandsch Diep.
Den 25sten Maart 1734 huwde
hij ,,'t juweel van Engeland", de
dochter van Engeland's koning
Geórge II, Anna van Hannover.
Ook dit viel op 'n Vrijdag voor
„Tot Neerland's hoofd verko
zen" met méér macht dan ooit zijn
voorgangers-Stadhouders gehad
hadden hij werd immers Stad-
houdèr in alle gewestèn'! werd
Friso Vrijdag 2 Mei 1747.
Het waS óók op 'n Vrijdag, dat
hem „een Helden Zoon wierd ge-
booren," gelijk een oud rijmpje ons
meedeelt.
Dén 22sten October 1751, al
wéér 'n Vrijdag, „lei hij 't dierbaar
leven af, na vruchtéloos baat bij
de wateren' v&n Aken te hebben
gezocht".
Op Vrijdag 4 Febr. 1752 werd 's
Prinsen stoffelijk overschot in den
grafkelder té Delft bijgezet.,
De fraaie ingangspoort tot de hofstede „Oud Huis" aan den weg
W estcapell eKnocke.
zijn in Sluis begonnen, bij Hiller,
met koffie en cramique. Maar
eerst moest ik vertellen hoe groote
vréugde het ons allen Aardstippe-
aars gedaan heeft, te zien, hoe
dat wanproduct van beeldhouwers-
tunstemakerij uit de „Prinses Ju-
iana" van den Provincialen Stoom-
jootdienst is verwijderd, en ver
vangen door een levensgroot, voor
treffelijk geslaagd portret van H.
geningen van de wettelijke Zon
dagssluiting en zoo moeten ontbe
ren
We hebben fijn gezwommen, en
lekker in 't zonnetje liggen opdro
gen. Dat zullen we van 't winter
wel laten
De terug-vlieg-toeht heeft van
de 3 luchtdoopelingen drie nieuwe
vlieg-enthusiasten gemaakt.
Z. 10, 12/14, 20, 23, 28, 34.
W. 26, 27, 30, 35, 37/39, 41»
Oplossingen nos 87 en 88.
No. 87 W. 35—30, 33—29, 39X
30, 36—31, 38—33, 43X5.
Speelt zwart direct 2127, dan
wordt de dam altijd weer opge
vangen, ook bij 1-46 van wit en
wit heeft een schijf gewonnen.
No. 88. W. 24—19, 36—31, 38—
32, 39—34, 47—41, 41X5.
Moeilijk waren deze problemen
niet. Wat den stand betrof konden
ze er mee door. Verrassingen scho
len er niet in en dat nu juist is in
een probleem altijd mooi.
Enfin, we zullen nog wel eens
iets anders ontvangen van dien
auteur.
J. Scheeres, Delfzijl.
Z. 9, 16, 18/20, 23, 26, 29.
W. 27, 28, 31, 32, 37, 39, 42, 46.
Idem G. A. Cr.
No. 92.
Op een drafje kwam Anneke uit
school naar huis hollen en dade
lijk zocht ze moeder om haar het
groote nieuws te vertellen. Moeder
was druk. bezig in de keuken en
keek verbaasd op, toen Anneke
haastig kwam binnenstormen om
haar opgewonden te vertellen, dat
er op school een feest zou worden
gegeven, vlak voor de groote va-
cantie en dat alle kinderen waren
uitgenoodigd.
Het hoofd van de school was in
het laatst van Juli jarig en daarom
zouden de kinderen dien dag een
paar tooneelstukjes opvoeren en
een cantate zingen. Maar het al
lermooist kwam 's avonds pas.
Dan zou er een gecomstumeerd
kinderbal zijn en er werd al druk
over gepraat, wat iedereen zou
voorstellen, Anneke babbelde
maar aan één stuk door. „Morgen
beginnen we al met de repetities",
zei ze vroolijk, „en ik zing ook
mee in het koor. Maar ik weet nog
niet, hoe ik naar het bal zal gaan;
hè toe moes, bedenkt U eens
wat
Moeder keek even op en zei
toen vriendelijk: „Je weet wel, dat
we niet veel geld hebben, Anneke,
nu vader zoo lang ziek is geweest
en van een nieuwe jurk of een be
paald costuum kan natuurlijk niets
komen, maar ik zal je witte jurk
mooi wasschen en strijken, dan
kun je die aantrekken. Er zullen
heusch wel meer kinderen komen,
die niet gecostumeerd zijn."
Een paar tellen was Anneke
sprakeloos en keek moeder ver
schrikt aan; toen begon haar lipje
te trillen en met een bevend stem
metje zei ze: „Niet gecostumeerd?!
maar dat kan immers niet O nee
moes, dan ga ik liever heelemaal
niet Moeder had echt medelij
den met haar dochtertje, toen ze
zag, hoe groot de teleurstelling
was en zachtjes zei ze: „Je weet
immers wel, kindje, dat ik je graag
een of ander costuum zou geven,
als ik er geld voor had, maar
heusch, het kan niet."
Dapper probeerde Anneke haar
tranen tegen te houden. „O nee",
zei ze, „ik begrijp wel, dat het niet
kan, maar ik.o en met een
snik liep ze de keuken uit en ging
op het grasveldje achter het huis
liggen. De tranen stroomden langs
haar wangen, terwijl ze bedacht,
hoe mooi de andere meisjes er uit
zouden zien. Ze zag zichzelf al tus-
schen hen in, met haar oude witte
jurk aan.... nee hoor! dan ging
ze maar heelemaal niet! Een heele
poos lag ze zoo stil te huilen en
viel toen van vermoeidheid in
slaap
Plotseling hoorde ze een fijn
stemmetje, dat klagelijk zei: „O,
wat moet ik nu beginnen Ik ben
met mijn mooie kleedje aan een
tak blijven haken en nu is het ge
scheurd, wat zal de elfenkoningin
boos zijn, als ik zóó thuis kom
Verbaasd keek Anneke rond en
zag een klein elfje naast haar
staan, dat angstig haar goudgeel
kleedje vasthield, waar een groote
scheur in zat.
„Hoe kom jij hier, bij de men'-
schen vroeg Anneke nieuwsgie
rig; „ik dacht, dat elfjes alleen in
het bösch woonden."
„Dat is ook zoo", knikte het elfje
treurig, „maar ik wilde zoo graag
wat van de wereld zien en nu ben
ik stilletjes uit het bosch wegger
loopen om eens rond te. kijken.
Maar ik heb er erge spijt van,
want nu mijn kleedje gescheurd is,
durf ik niet meer naar huis."
„Misschien kan ik je wel helpen",
zei Anneke vriendelijk, „als ik het
netjes voor je naai, zie je het vast
niet zoo erg". Het elfje schudde
haar hoofdje. „Als een elfenkleed
je eenmaal stuk is, kan het nooit
meer gemaakt worden", zei het
bedroefd, „dat is juist zoo erg."
„Maar ik kan je toch wèl hel
pen',' klonk het plotseling. Anneke
en het elfje keken rond, waar die
stem vandaan kwam en kijk
vlak boven hun hoofd stond een
prachtige regenboog. „Mijn kleu
ren zouden je heel goed staan",
zei de regenboog opgewekt, „Ik
zal je een leeuwerik sturen; ga dan
op zijn rug zitten en vlieg naar bo
ven. Rol voorzichtig een stukje
van mijn eene uiteinde af en wik
kel je daarin. Maar niet meer ne
men dan je noodig hebt, hoor Ik
help, je omdat je altijd een erg lief
elfje geweest bent, maar dan moet
je me beloven, dat je nooit meer
zult wegloopen
Het elfje beloofde het en onmid
dellijk streek er een leeuwerik
voor haar voetjes neer. Vlug wipte
het kleine ding op zijn rug en da
delijk vloog de vogel met zijn lich
ten last weer omhoog. Toen ze bij
den regenboog kwamen, rolde het
elfje voorzichtig een stuk af, zoo
als haar gezegd was en pijlsnel
bracht de leeuwerik haar daarna
weer naar beneden. Het elfje
sprong van zijn rug, trok de prach
tige stof om zich heen en had plot
seling een kleedje aan.... zóó
mooi, dat Anneke in de handjes
klapte van verrukking. „Dank je
wel, hoor regenboog", riep het
elfje dankbaar, „nu kan ik ten min
ste rustig naar huis gaan. De el
fenkoningin zal me zoo wel erg
mooi vinden, véél mooier nog dan
in mijn eigen kleedje."
„Als ze het maar niet zóó mooi
vindt, dat ze óók zoo'n jurkje heb
ben wil," zei de regenboog met 'n
knipoogje, „want dan zou er op 't
laatst niets meer van me overblij-
Het elfje lachte hartelijk, toen
knikte het Anneke vriendelijk toe
en verdween in de richting van 't
bosch tusschen de boomen
Anneke was nét van plan om
haar achterna te gaan, toen ze
voelde, dat iemand haar bij den
arm pakte. Slaperig deed ze haar
oogen open en keek in moeders ge
zicht.
„Ik geloof, dat jij een dutje Kebt
gedaan," lachte moes. „Kom maar
gauw binnen, het is al etenstijd en
je krijgt nog wel flensjes, waar je
zoo dol op bent."
Anneke krabbelde gauw over
eind en ging met moeder mee naar
binnen. Maar op eens wist ze het
weer, het akelige, ze zou geen
costuum krijgen voor het kinder
bal. En nu herinnerde ze zich ook
weer, hoe dwaas ze gedroomd had,
van het elfje, dat haar jurk had
gescheurd.... Plotseling bleef ze
staan en greep moeders hand. „Ik
weet het alriep ze juichend, „i!
ga tóch naar het bal en ik weet
ook al hoeals regenboog
„Hoe kom je daarbij?" vroeg
moeder verbaasd. Anneke begon
te lachen en vertelde toen, wat ze
gedroomd had. „U kunt zoo goed
naaien", zei ze vleiend, „als ik nu
zorg, dat U allemaal banen stof
hebt in verschillende kleuren, wilt
U dan het pakje voor me maken?"
„Natuurlijk," zei moeder direct,
„dat wil ik graag
Aan tafel kreeg Anneke's va
der alles te hooren en hij was erg
blij voor zijn dochtertje, dat het nu
tóch nog in orde kwam.
Den volgenden dag ging Anneke
na schooltijd een paar geheimzin
nige bezoeken afleggen bij twee
van haar tantes en al heel gauw
had ze de mooiste kleuren bij el
kaar. Moeder maakte van al de
gekleurde lappen een alleraardigst
pakje; een klein kapje hoorde er
ook nog bij en toen alles af was,
zag Anneke er werkelijk snoezig
uit.
Eindelijk kwam de langverwach
te avond en de zaal was vol ge-
costumeerde kinderen. Er waren
prinsen en prinsessen, elfjes en ka
bouters, zon, maan en sterken, je
zag er vliegeniers, pinda-mannetjes
en soldaten en telkens als er een
nieuw costuum binnenkwam, werd
er hoera geroepen.
Anneke was één van de laatsten
en toen ze binnenkwam als regen
boog ging er een gemompel van
bewondering op. Het was dan ook
een van de meest aparte costuums
en toen er later op den avond prij
zen werden uitgereikt, kreeg An
neke zelfs een mooi sprookjesboek.
Ze had een heerlijken avond en
toen ze eindelijk moe in haar bedje
lag, waren haar slaperige gedach
ten nog even bij het elfje en den
vriendelijken regenboog uit haar
droom. Want die hadden haar op
het idee gebracht van het costuum,
dat haar zooveel genoegen had be
zorgd. Rie Beyer.
EI E IEC EM
door
C. E. De Lille Hogerwaard.
Als de menschenkind'ren slapen,
Zweven Elfjes heen en weer
En hun Koningin, Elvira,
Geeft een bal zelfs menig keer.
In hun allermooiste kleeren
Dansen Elfjes in den nacht
't Maantje moet eens even kijken
Om een hoekje en het lacht
Overdag is 't te rumoerig;
Elfjes houden daarvan niet.
En het Maantje vindt de kind'ren
't Liefst als het., z' in bedje
ziet
In hun droomen zijn ze immers
Op het Elvenfeest in 't bosch
En gaan, als ze moe zijn, met hen
Zitten op het koele mos
Om te luist'ren naar de Sprookjes,
Die Elvira hun vertelt.
Niet van Elfjes, maar van kind'ren;
Daarop zijn ze zoo gesteld.
Elvenvolkje, menschkind'ren
Spraken nooit nog met elkaar,
Maar 'k weet zeker, dat de Elfjes
En de heele kinderschaar
Toch elkander heel goed kennen,
D'een van d'ander dolgraag
hoort
En niet één kind 't Elvenvolkje
Op het feest nog heeft gestoord.
t Maantje gluurt eens in hun bedje,
Fluisterend: Ik houd de
wacht
En begrijp heel goed, waarom
je,
Kleuter, in je droomen
lacht
t .uijj
Een geit zei: ik heb nog familie
In 't land van Tirol, ja, dat 's waar!
Maar schrijven kan geen van ons
beiden
En och, dan vergeet je elkaar.
Doch 's avonds, als 'k lig in mijn
hokje,
En 't stil in den stal is, ja, dan
Laat ik mijn gedachten soms
réizen
En ga op bezoek naar Meran.
'k Heb wel eens gehoord van die
bergen
En dan ook mijn nichtje benijd,
Dat ongestoord klimt en daar
klautert
Van hekken en dammen bevrijd.
Maar is dan de morgen gekomen
En schijnt er de zon weer zoo blij
Hier over de struiken en boomen,
Dan roem 'k in mijn Hollandsche
wei 1
Waar vindt je zulks gras, malsch
en sappig,
En alles zoo dicht in de buurt
Kón ik het den baas maar
beduidép.
Dat hij haar een proefpakje stuurt 1
Hermanna.