ZONDAGSBLAD
TT
w
n
I
\AM DE PRCMIMCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COUPATiT
2 Sept. 1933 |U
NAAR SCHOOL.
RAADSELHOEKJE.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
inr
„Ik ben geen keeper meer. Ik
ben nu de midvoor. En luister
eens, moes. Nu moeten we een
voetbalpak hebben. Allemaal het
zelfde: een zwart broekje en een
witte trui of een witte blouse
En.voetbalschoenen. Maar dat
zal wel niet gaan, hè
„Daar vrees ik voor", zuchtte
moeder.
„Je mag de broek van mijn gyin
pak", beloofde Ans.
„Fijn. Moes, wilt u er dan een
zakje achterop zetten vroeg
Bert.
„Zeker. En zoon wit blousje kan
ik wel voor je maken."
Met het voetbalpak kwam 't al
gauw in orde. En met de sohoe-
nen Hij mocht twaalf tossies
gaan koopen, voor eiken schoen
zes om onder zijn oude voetbal
schoenen te slaan. Nu leken 't net
echte voetbalschoenen en kon hij
op het speelterrein niet uitglijden.
Hij trok alles aan en liet zich
door de huisgenooten bewonderen,
en 's middags kwam hij thuis met
de opgewonden mededeeling, dat
ze de eerste echte match gespeeld
hadden.
„Gewonnen of verloren?" vroeg
vader.
„Gewonnen met 128'.
Vader lachte. En Truus spotte:
„Fijne clubs, hoor Van den
vijftigsten rang."
„Dat zal best beter worden",
stelde moeder gerust.
Ja, Bert scheen een echte voet
baller te zullen worden. Hij werd
zelfs getraind met zijn vrienden,
eiken morgen om half acht. En 's-
middags na schooltijd direct oefe
nen tegen Klein-Ajax enzoo
raakte het schoolwerk in de ver
drukking. Om te kunnen voetbal
len, eiken dag weer opnieuw, leer
de Bert niet alles, wat hij leeren
moest en maakte er zich maar af
met een Jantje van Leiden. Het,
schriftelijk werk werd roef-roef
afgemaakt en op school zat hi]
meer aan Rohda te denken dan
aan de les. In gedachten zag hij
zich' al spelen in het Nederland-
sche elftal. Dan kwam er een te
vreden lach op zijn gezicht.
Maar.Berts onderwijzer lach
te niet. Die bromde en vermaande.
Zonder resultaat helaas.
Toen kreeg Berts vader een
brief van meneer. De jongen werd
dadelijk ter verantwoording geroe
pen. Vader las den brief voor.
„Hoe komt dat besloot hij.
Bert zei niets, haalde zijn schou
ders Op.; gjli'i
„Weet jij 't niet Maar ik wel.
Dat is de schuld van Rohda. Is 't
niet zoo
De jongen knikte.
,Met voetballen kan je later je
brood niet verdienen. Wat wil je
ook weer worden
„Zeekapitein."
„Dan mag 't zeker wel Rohda
wezen,"
Bert keek vader niet begrijpend
aan.
„Ik bedoel niet, dat je daarvoor
moet voetballen, maar dat je recht
op je doel moet afgaan. Als het je
plan is om kapitein op een zee
schip te worden, moet je beginnen
met goed te leeren."
Bert knikte. Dat begreep hij.
Het gevolg was, dat er alleen
's Woensdags- en 's Zaterdagsmid
dags gevoetbald mocht worden. De
Moeder Fannie brengt haar
kleintjes
Netjes naar de hondenschool,
Waar ze leeren lezen, schrijven,
Soms ook maken pret en jool
Meester Dog, de onderwijzer,
Heeft zijn bril al op zijn neus.
Ja, hij kan wel ernstig kijken
Als een strenge meester,
heusch
Aan den muur hangen veel platen:
RO.FRANKfOKT.
Honden klein en honden groot.
Zelfs een echt portret van Meester
Bengels dreigend met zijn poot
'k Ging wat graag naar 't hon
denschooltje,
Maar de Meester vindt 't niet
goed,
Zoodat ik het spijt me
vrees'lijk
Wel naar 't k i n d e rschooltje
moet!
Carla Hoog.
overige dagen was 't ook Rohda
bij 't schoolwerk.
't Rapport werd behoorlijk, Bert
was inderdaad recht op het doel
afgegaan.
's Winters begonnen de echte
wedstrijden tegen Klein-Ajax,
Jong-Hercules, de Zwaluwen en
andere clubs. Ze speelden niet
meer 128, meer 32 en 41. Ze
zullen later wel flinke sportlui wor
den, als ze maar altijd recht op 't
doel afgaan.
J, H. BrinkgreveEntrop.
OPLOSSING VAN HET FOUTEN-
ZOEKPLAATJE UIT HET
VORIGE NUMMER.
De 9 fouten zijn:
I. Eén hoepel te weinig om
het vat.
II. Geen kurk in 't vat.
III. Bezem zonder biezen.
IV. Geen bout door den pomp
zwengel.
V. Schort slechts één draag
band.
VI. Emmer geen hengsel.
VII. Handgreven van de teil
aan den verkeerden kant.
VIII. Hond zonder staart.
IX. Jongen draagt twee onge
lijke kousen.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT 'T VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
1. Hazenwind. Hand, zee, Dwina,
waan, Hein.
2. B Bloemkool,
e 1 f
viool
s c h e r t s
B 1 o e mk ooi
s t o k o u d
brood
bot
l
3.
Helledoorn.
HELLENDOORN
e
g
e
r
u
e
i
O
r
1
1
V
O
g
s
i
O
r
e
t
e
1
n
1
4. Roer, mond: Roermond.
VOOR KLEINEREN.
1. Je Schaduw.
2. Rad, pad, bad.
3. Haastige spoed is zelden goed.
Als één schaap over de brug is,
volgen er meer.-
Nood breekt wet.
4. Brand, net; el; brandnetel.
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROOTEREN.
1. Verborgen rivieren in het bui
tenland.
Jaap Wirt is je beste vriend
toch
Ja, en toch mag ik Bob van Dam
ook heel graag.
De tantes drinken alle dwe
gaarne thee.
Annie Bolt en Cato Ram ble
ven heel 'lang uit.
Heb je kersen of bessen gekocht?
2. Mijn geheel wordt met 9 letters
geschreven en noemt een stad
in Java.
8, 7, 9, 4 is een tijdsverloop.
Een 1, 2, 3, 1 is gebak.
Een 6, 4, 2, 3, 1, 3, 4 is een on
derdeel van een gieter of
tuinslang.
Een 6, 5, 1 is een zangstem.
Een 6, 2, 3, 4 is een landman.
Een 8, 7, 1 is een kleedingstuk.
3. Mijn eerste deel is een beves
tiging, mijn tweede wordt in
de keuken gebruikt en mijn ge
heel noemt een keizerrijk.
4. Vul deze 16 vakjes in met:
4E3I1D 1M2N2S3T
maar doe het zóó, dat je van
links naar rechts en van bo
ven naar beneden leest:
lo een natuurverschijnsel.
2o een ander woord voor denk
beeld.
3o- een ander woord voor tee-
ken.
4o een voorwerp van linnen of
zeildoek.
VOOR KLEINEREN.
1. In onzen tuin staat een boom.
Op een nacht stormde het zóó
hevig, dat de boom den vol
genden morgen in vier stuk
ken in den tuin lag. Moeder
paste de vier stukken aan el
kaar en kwam weldra tot de
ontdekking, dat zij het voor
werp, dat zij er nu van maak
te, heel goed in de keuken ge
bruiken kon. Welke waren die
boom en dat voorwerp
2. Nooit trof mij in het bosch,
Wel in 't weiland duid'lijk
aan,
In geen akker zag men mij,
Maar wel in een stopflesch
staan.
3. Ladderraadsel.
lo (bovenste) sport
iets, wat sommige die
ren op den kop dragea
2o sport een visch.
3o sport een bloem.
4o sport 'n waterplas.
5o sport een keizerrijk
in Azië.
6o sport een vogel.
70 sport het tegen-
van
X
X
X
X
overgestelde
hard.
X 8o sport een vaartuig.
De woorden bestaan alle uit 5
letters en de middelste letters
vormen, van boven naar be
neden gelezen, den naam van
een dier, dat in het water
leeft.
4. Mijn beide eerste deelen vor
men een specerij, mijn derde
deel is een geldstuk en mijn
geheel is iets, dat zoowel als
medicijn als lekkernij genut
tigd wordt.
lilëfSiSIiÉ
Onze Bloemen.
Zomertijd is bloementijd. Alom
bloeien ze ook nu. Ze bloeien stil
in het verborgen of vlak onder ons
oog in onze tuinen, in onze plant
soenen. Ze bloeien er klein en
groot. In bescheiden of in fel bru
tale kleuren. Wat al verscheiden
heid
Zoo is de bloemenwereld der
menschenwereld gelijk. Wij ken
nen de menschen vlak om ons
heen. We weten, dat er op onein
dige afstanden van ons verwijderd
ook menschen wonen. En onder al
die menschen zijn er ook, die in
den eenvoud der bescheidenheid
hun gang gaan, onopgemerkt, be
halve door hem, die hen toevallig
kent. Onopgemerkt, maar toch op
hun plaats volbrengende de taak,
welke hun plaats van hen vraagt.
Er zijn er ook, die hun gaven en
krachten ten toon spreiden, zóó,
dat ze onmiddellijk op moeten
vallen. Ze trekken de aandacht,
zooals „de bloem vol zomerrood,
papaver", onmiddellijk in het oog
valt.
Bij alle verschil is er toch groote
overeenkomst tusschen ons men-
schenwereldje en de bloemenwe
reld. Een overeenkomst, die zeker
heel wat lessen inhoudt.
Er is een streven onder de men
schen van ons geslacht om te din
gen naar de eerste plaats. En dan
is er heel wat kunst- en vliegwerk
toe noodig om daar te komen,
waar men opvalt. Het is echter
niet de vraag o f men op een hoo-
ge plaats gezeten is, maar, hoe
men die plaats vervult. Dat is de
hoofdzaak. Iedere plaats toch heeft
weer de eigen eischen. Niet iede
re plaats kan ieder mensch ver
dragen, gelijk niet iedere grond
een bepaalde bloem voeden kan.
In verkeerden grond geplant, sterft
de bloem weg* of lijdt er een kwij
nend bestaan. Wie komt, door
welke middelen dan ook, op een
plaats, waarvoor zijn gaven of
krachten ontoereikend zijn, een
plaats, die hem niet geven kan,
wat hij of liever wat zijn aanleg
vraagt, die zal niet met liefde zijn
arbeid kunnen doen; die zal, wan
neer hij inderdaad een man van
karakter is, slechts verdriet heb
ben. Zooals een jongen, wiens aan
leg op het technische gericht is,
slechts verdriet heeft en maar
traag vorderen zal, wanneer hij 'n
school bezoeken moet, die opleidt
tot de studie der klassieke vak
ken. Ieder heeft zijn eigen aanleg
en daarom moet ieder ook slechts
d i e plaats begeeren, waarop
juist die aanleg hem een zeker
recht geeft. Want arbeid is niet
slechts middel om in onderhoud te
voorzien, hij moet ook middel we
zen om het leven een deugdelijken
inhoud te geven.
Er is in de laatste jaren in on
zen bloemenwereld ook al een
soort revolutie geweest. Planten,
waarvan een vorig geslacht hield,
zijn geheel op den achtergrond ge
raakt en wat dezelfde generatie
voor onkruid hield wordt nu als
tuinversiering gaarne gebruikt.
We zullen niet zeggen, dat ver
schillende dezer planten niet vol
doen op hun plaats, 't Feit, waar
om het gaat is alleen, dat de
waardeering zoo geheel anders
geworden is.
Maar is dat ook in ons men-
schenwereldje niet het geval Het
is nog niet zoo heel lang geleden,
dat een bekende Nederlandsche
schrijfster heftig aangevallen werd,
omdat ze de uitdrukking gebruikt
had, dat deugd en ondeugd stui
vertje wisselen. Maar heeft deugd
en ondeugd dat niet in latere ja
ren gedaan Is niet zoo heel veel
in ons publieke leven, in onze ge
dragingen, in de onderlinge ver
houdingen veranderd in dien zin,
dat wat vroeger als onkruid uitge
trokken werd thans inderdaad in
sympathie zich mag verheugen
Men behoeft nog geen heftige puri
tein te wezen om dat te kunnen
constateeren.
Was de smaak van een vorig ge
slacht zoo verkeerd, zoo vooringe
nomen, dat ze leelijk vond wat op
zichzelf mooi is Óf is de smaak
van onszelf nu in de verkeerde
richting geleid Ziedaar de vraag.
Dat geldt van kleuren, van stijlen,
van bloemen, och eigenlijk van al
het zichtbare. Het geldt niet min
der van zeden en gewoonten. Wat
jaren gehouden werd voor goed,
voor een sieraad van man of
vrouw, dat wordt door heel velen
thans als een overwonnen stand
punt beschouwd. Een standpunt,
dat alleen door zekere bekrompen
heid werd gesteund, maar dat bij
toenemende verlichting moest ver
dwijnen. En wat vroeger als mo
reel onkruid werd bezien, dat
wordt nu door velen met mooie
woorden aangeprezen. De feiten
zijn voldoende bekend. We behoe
ven ze niet te noemen.
Maar wat we in het begin stel
den, dat blijkt uit de enkele voor
beelden, welke we gaven, wel
juist te wezen, dat tusschen de we
reld der menschen en die der bloe
men heel wat punten van verge
lijking zijn, welke ons wel wat te
zeggen hebben. Wie daar verder
over nadenkt zal misschien nog
meer punten vinden.
J. Nagel.
2 September 1574.
Het bestuur van de stad Arne-
muiden benoemt Kenau Simons
Hasselaar tot het waagmeester-
schap en het ontvangerschap van
den impost op de turf. Algemeen
bekend zijn haar verdiensten tij
dens het beleg van haar vader
stad Haarlem door de Spanjaar
den. Na de overgave (14 Juli 1573)
verliet zij de stad. Haar zwager
Hadrianus Junius was stadsdoctor
te Middelburg. Men had haar de
betrekkingen te Arnemuiden ge
geven als belooning voor haar
diensten te Haarlem. Toen deze
stad in 1578 de zijde van Oranje
koos, ging zij er weer wonen. Zij
overleed in 1589.
3 September 1650.
Inwijding van de doorluchtige
school te Middelburg.
Feitelijk was dit de tweede op
richting der school. De eerste had
plaats in 1611 en was uitsluitend
voor theologische vorming. De
Staten van Zeeland hadden reeds
gepoogd een illustre school op te
richten, waarbij aan 't kasteel
Westhove was gedacht. Niettegen
staande vele tegenwerking richtte
de stad Middelburg nu een school
op. Zij deed dat ook om de contra-
remonstrantsche begrippen te be
houden. Het gewest Zeeland be
kostigde de opleiding van vele
theologische studenten. In sommi
ge jaren gaf het zelfs 36 beurzen.
Ook vele steden namen de studie
van een student of alumnus voor
haar rekening. De bekwaamste
predikanten van Middelburg wer
den tot professor aan de doorluch
tige school benoemd.
Door het vertrek van bekwame
professors, zooals Gomarus en
Walaeus verliep langzamerhand de
school. Daarom kwam men in 1650
tot een nieuwe oprichting, waarbij
men meer bedoelde dan een the
ologische school, als het kon een
athenaeum.
Het laatste deel der 18de eeuw
was het tijdperk van de hoogste
bloei. De Fransche tijd heeft aan
't bestaan der school een einde ge
maakt.
5 September 1644,
Frederik Hendrik verovert Sas
van Gent.
In 1604 was door de verovering
van Sluis en aanliggende plaatsen
het westelijk deel van Staats-
Vlaanderen voor goed aan de Re
publiek gekomen. Wel hebben de
Spanjaarden herhaaldelijk getracht
het terug te winnen, doch vergeefs.
In het Oostelijk deel hielden zij
langer stand. Fredierik Hendrik
deed eenige malen een mislukten
inval. Eindelijk had hij succes in
1644. Sas van Gent was de eerste
stad, die zich overgaf. Frederik
Hendrik werd voor onkwetsbaar
gehouden. Daar hij gaarne in per
soon het eerste onderzoek voor
een beleg leidde, stelde hij zich
evenwel vaak aan gevaar bloot.
Bij 't begin van 't beleg van Sas
van Gent in Augustus 1644 stond
hij tusschen den kapitein der tim
merlieden, wiens arm hij vasthield
en een Engelschen sergeant. De
hand van den kapitein werd door
een Vijandelijke kogel verbrijzeld,
de sergeant werd doodelijk getrof
fen, doch Frederik Hendrik bleef
ongedeerd.
5 September 1911.
De toren van de St. Jacobskerk
te Vlissingen brandt af.
De kerk leed ook groote schade.
Vele grafsteenen werden geschon-
den. De toren, die bij het bombar
dement van Vlissingen door de En
gelschen in Aug. 1809 als een won
der was gespaard gebleven, viel
nu als het slachtoffer van de on
voorzichtigheid van een loodgie
ter.
8 September 1633.
Michiel Adriaansz. de Ruyter
komt terug van de walvischvangst.
Van dezen zeeheld weet men over
't algemeen alleen, dat hij veel op
zee gevochten heeft. Voor hij op
de vloot kwam, heeft hij o.a. ter
walvischvangst gevaren naar
Groenland voor de Zeeuwsche
Compagnie, Zijn scheepsjournaal
eindigt met de woorden: „bij mij
Machyel Adryaenzen van Vlis-
singhe Anno 1633 den 8 Septem
ber". Hij noemde zich toen nog
niet De Ruyter.
Daar bij terugkomst in het vol
gende voorjaar veel achtergelaten
goederen door buitenlandsche wal-
visschvaarders waren gestolen, ble
ven 7 mannen achter, die allen in
den winter omkwamen. Niettegen
staande dezen treurigen afloop ble
ven op Spitsbergen in 't volgende
seizoen weer 7 mannen achter, die
ook overleden. Onder deze was
Andries Janse van Middelburg.
Het dagboek, waarin hun lotgeval
len stonden opgeteekend, liep
maar tot 26 Februari 1635.
8 September 1873.
Opening van de groote haven-,
sluis-, kanaal- en spoorwegwerken
te Vlissingen. Aan de plechtige
opening, die in tegenwoordigheid
van koning Willem III en zijn broe
der Prins Hendrik geschiedde, wa
ren verscheidene feestelijkheden
verbonden, die van 7 tot 10 Sep
tember duurden.
Reeds in 1845 werd geschreven
over een spoorwegverbinding van
Zeeland met Noord-Brabant. In
1852 werd het kanaal door Zuid-
Beveland gegraven en in 1867
werd dit eiland door een dam met
Brabant verbonden. Op 1 Juli 1868
reed de trein tot Goes. In 1871
werd de Sloedam gelegd, waar
door van af 29 Februari 1872 tot
Middelburg kon worden gereden.
Toen het Kanaal door Walcheren
en de haven- en sluiswerken ge
reed waren, was Vlissingen ook
met 't vasteland van Europa ver
bonden. Spoedig, n.l. in 1875 open
de de Maatschappij Zeeland haar
stoomvaartdienst op Engeland.
R. B. J, d. M.
(Nadruk verboden.)
Wat heeft die Elsje toch een
paar prachtige oogen
Die heeft ze van haar moe
der.
En die prachtig gevormde
neus.
Die heeft ze van haar vader,
En dat heerlijke blonde haar
Dat heeft ze van den kapper!