ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD ill FOUTENZOEKPLAATJE. x x x x VAM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COUPATiri 26 Aug. 1933 R. Winkel. ZIEK POESJE. NA REGEN KOMT ZONNESCHIJN. RAADSELHOEKJE. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. Rust roest ZOMER. s L (Elbe, Aar, Arve), Laat haar nog slechts éénmaal waarschuwen. VOOR KLEINEREN. OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. X X XXXXXXXXX X VOOR KLEINEREN. Tot op den bodem. Seneca Jr. ZEEUWSCHE KRONIEK. 24 Augustus 1692. 27 Augustus 1572. 28 Augustus 1602. 31 Augustus 1558. 1 September 1876. DE GESTOLEN CACTUS. (Uit het Czechisch.) baasd gezicht naar het vroolijke groepje op het grasveld te kijken st&flt „We doen het fluisterspelletje, Dien Doe je mee roept me vrouw haar lachend toe. „kom dan maar gauw in den kring t Is zoo: we noemen om beurten fluisterend een woord en wachten dan af, wat er eindelijk van te recht gekomen is Je begrijpt wel, dat wordt heelemaal niets Dién schudt het hoofd, ,,'t Is zon de Hoe kan mevrouw nu denken, dat ze op haar leeftijd nog in het 'grasveld zitten gaat Neen hoor, niets voor Dien Nog even kijkt ze zwijgend toe, maar dan zegt ze plotseling doodbedaard: „Nog al natuurlijk, mevrouw, dat de kinderen daarvan niets ver staan Waarom zegt U ook dat woord niet in eens hardop Dan hooren ze 't toch immers allemaal en.goed 1" Dat er om dezen verstandigen raad alleen maar onbedaarlijk ge lachen wordt, is iets, wat oude Dien niet vatten kan „Dat jonge goedje zegt ze mopperend in zichzelf, terwijl ze weer naar haar keuken gaat, „dat jonge goedje heeft tegenwoordig ook om alles plezier Ons Poesje wou niet eten, Ons Poesje was erg ziek. Moes liet den veearts komen. Dag dokter van der Piek Zei, Moeder Kijk eens even Wat heeft ons lieve dier 't Wil heelemaal niet eten, Heeft niet het minst plezier In wat we ook verzinnen. De veearts schreef nu voor: Drie maal per dag een poeier. Maar poes bedankte, hoor Moes kreeg ze niet naar binnen En dacht: Wat nu gedaan Tot zij Poes met een poeier Aan 't wrijven is gegaan. Poes likte zich nu schoon en De poeier ging dus mee. Wij lachten, 't Was van Moeder Een reuzegoed idee Na een dag van niets dan regen Breekt de zon soms plots'ling door. - 't Is, of de natuur herademt, Instemt met het voog'lenkoor. Boomen, bloemen, eerst zoo stoffig, Zijn nu weder heerlijk frisch. Alles ruikt dan ook zoo lekker; 't Lijkt wel, of 't veel mooier is 't Oude spreekwoord zegt de waarheid, Want na regen komt de zon. Regen kan ons soms vervelen, Maar als 't niet meer reeg'nen kon Zouden mensch en dier versmachten, Alles werd dan dor en droog En je keek vast heel niet vriend'lijk Naar het zonnetje omhoog Op zijn tijd valt dus de regen; Op zijn tijd ook schijnt de zon. Altijd moet er water wezen In de groote regenton Daarom, jongens en ook meisjes, Niet gemopperd op het weer Of vertel mij nu eens eerlijk: Hielp het wel een enk'len keer 't Is Zomer Wat zijn we toch vroolijk De zon maakt ons allen zoo blij We trekken nu samen naar buiten Naar 't bosch en de heerlijke hei 1. Rob. 2. Robijn. Ui Stuiver Taak Rood Oder Engeland Staart Trui 't Is Zomer De vlindertjes stoeien, Ze zweven en dart'len zoo blij. De bijtjes zijn ook al aan 't zoemen: Die hebben het druk op de hei De koeien, de varkens en schapen Genieten van zon in de wei. Wij, kinderen, hebben vacantie. We zingen en vormen een rij, Steeds weer nieuwe spellen verzinnend, Want volop genieten ook wij. Je weet toch: als 't zonnetje schittert, Dan zingen en springen w' erbij. A K L A D E A D E L K E L K 4. Wat zullen Roel en Anton op kijken van ons plan (Lena). Ken je de kasteelbewoonster Ik heb haar verleden week 'n bezoek gebracht. (Aar, Arno en Aar). Wij hadden Emma in drie weken niet gesproken. (Main), 1. Rijstebrij, Bes, ster, ijs, rest, bij. 2. Toos, roos. 3. Een ezel, die als schraag dienst doet. Een stommeknecht (dientafeltje). Een pan. Een trapkleed. 4. Duizend, schoon; duizendschoon. 0 Welke zijn de 9 fouten in dit plaatje 1. Mijn geheel wordt met 9 letters geschreven en noemt een hon densoort. 1, 2, 8, 9 is een lichaamsdeel. Een 3, 4, 4 is een heel groote wateroppervlakte. De 9, 6, 7, 8, 2 is een rivier in Rusland. 6, 2, 2, 5 is een ander woord voor verbeelding. 1, 4, 7, 5 is een jongensnaam. 2. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een groente. X X lo rij een medeklinker. 2o een getal. 3o een muziekinstrument. 4o een ander woord voor grap, spotternij. 5o 't gevraagde woord. 6o een ander woord voor heel oud. 7o iets, wat we dagelijks eten. 8o een visch. 9o een medeklinker. 3. Op den rug van den kam komt de naam van een plaats in Overijsel. X XXXXXXXXX X - X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X x X lo tand een altijd groene plant. 2o tand een mooie bloem. 3o tand een ander woord voor heel vol. 4o tand een mooi dorp in de prov. Utrecht. 5o tand een groot muziekinstru ment. 6o tand iemand met een don kere huidkleur. 4. Mijn eerste is een rivier in Lim burg, mijn tweede een li chaamsdeel en mijn geheel een stad in het Z. van ons land. Wat staat stil, Als je 't wil En loopt even hard als jij Kan niet huilen, is nooit blij Zeg het maar, Dan is 't klaar. Moeilijk is het antwoord niet: 't Is iets, wat men makk'lijk ziet! 2. Met r ben ik rond, met p kan ik springen en met b verfris- schend zijn 3. Vervang de stippen door let ters, zoodat je spreekwoorden krijgt. a stg soe s z1n en g d .1. é.n s.ha.p o.e. d. b g is, v 1en e m r Nd b e kt w t. 4. Voeg iets wat een ware ramp kan zijn, een voorwerp, dat ge knoopt wordt en een lengte maat samen, dan krijg je on kruid, dat leekijk prikken kan. Wie raadt dit Hij die er naar streeft, met wijs- geerigen blik het gewirwar van de zen tijd te beschouwen, ziet zich wel eens de vraag opgedrongen: of wij allen er wel voldoende naar streven, tot op den bodem der woe lende wateren door te dringen Wij spreken en schrijven, debat- teeren en polemiseeren, wij oor- deelen en veroordeelen onze te genstanders, en wij prijzen „onze" mannen, waarin wij vertrouwen. Wij vellen over alle stelsels en denkrichtingen, die niet de onze zijn, soms met één enkel woord een vernietigend vonnis en we gelooven wel eens met aan blind heid grenzende lichtzinnigheid in wat wij zelf denken.... of zelfs wat wij slechts meenen te denken, doch in werkelijkheid maar napra ten van wat een ander ons voor- zeide of inprentte. Ik laat de politiek zélf hier bui ten beschouwing, doch betrek slechts de menschen die de poli tiek bedrijven, er in. Dan zie ik alderhande soort: communisten en socialisten, rechtschen en link- schen, democraten, fascisten, en nationalisten en ik weet niet wat en hoeveel nog meer. Zij allen zijn, voorzoover het fat soenlijke en eerlijke, normale en gezonde menschen betreft, in ge- moede natuurlijk overtuigd van de waarheid en vermoedelijk ook van de alleenzaligmakendheid van hun opvattingen en inzichten. Dat is zoo in de politiek dat moet zéker zoo op godsdienstig terein wezen, wijl daar immers de innerlijke en dus meest-ware kant van den mensch tot uiting dient te komen Welnu; ik vraag u nogmaals: zou men daar wel voldoende trach ten tot den grond der dingen door te dringen Ten aanzien van den godsdienst durf ik het niet te wagen, een ant woord op die vraag te geven het is zoo moeilijk over ander mans consciëntie te oordeelen Maar ten aanzien van ons politie ke geharrewar durf ik het hier in zeer algemeenen zin wel te zeggen: dat men daar toch zonder twijfel onvoldoende diep graaft. Ik ben er van overtuigd, dat men ook hier er naar diende te streven, dieper te schouwen. Om op den bodem te vinden: d.en mensch, met zijn gouden hart, maar tevens met zijn gebreken en te kortkomingen, zijn jalouzie en z'n eerzucht, z'n egoïsme en z'n be krompenheid. En dan óók met z'n medelijden en z'n naastenliefde, z'n eerlijkheid en oprecht idealis me -dit alles in verschillende verhoudingen gemengd en zóó vormende de maatschappij, waar in wij leven.waarvoor al onze stelsel bestemd, waarin zij verwe zenlijkt moeten worden. Misschien vinden wij, dus schou wende, dan óók de redenen, waar om zooveel, dat goed en mooi be dacht en bedoeld wasleelijk uitkwam of mislukte. Omdat het voor engelen gegol den zou hebben, doch voor slechts menschelijke menschen niet op ging- De diepste wijsheid ligt altijd op den bodem. De stad Goes wordt op last van stadhouder Willem III met krijgs volk bezet. In deze stad was een geschil ontstaan over de benoe ming van rentmeesters, welke be noeming door den burgemeester Adolf van Westerwijk was doorge dreven. Willem III verlangde uit stel, tot hij de zaak had onder zocht. Hiertegen verzette zich de vroedschap. Zij weigerde zelfs sol daten binnen te laten. Volgens haar privileges meende zij hiertoe recht te hebben. Toen de Staten van Zeeland den stadhouder mach tigden handelend op te treden, trok op 24 Aug. krijgsvolk de stad binnen. De vroedschap werd ver anderd. De schuldigen werden voor de rechtbank gebracht. Bur gemeester Westerwijk werd ter dood veroordeeld en de anderen werden uit Holland en Zeeland ge bannen. Van Westerwijk kreeg gratie, toen hij aan den stadhouder een smeekschrift richtte, waarin hij schuld beleed. Zijn doodstraf werd veranderd in gevangenisstraf, die op eigen kosten kon worden verzocht. In 1697 kreeg hij verlof te Bergen op. Zoom te gaan wonen. Na den dood van den stadhouder (19 Maart 1702) keerde Van Wes terwijk naar Goes terug, waar hij spoedig in zijn eer werd hersteld. Hij overleed in 1719. Het kasteel Westhove door de Geuzen onder Barthold Entes verbrand. Het geheele platteland van Walcheren werd afgestroopt door de Geuzen, die 't beleg voor Middelburg hadden geslagen. In het kasteel Westhove, dat het eigendom was van den bisschop van Middelburg, lag Spaansch krijgsvolk. De geuzenkapitein En tes van Menthedo wist de Span jaarden uit het kasteel te verdrij ven, waarna hij de gebouwen in brand stak. Alle Walchersche dorpskerken, die toen nog Roomsch waren, moesten het ook ontgelden. Bar thold Entes sneuvelde den 27 Mei 1580 bij een poging om Groningen op den afgevallen graaf Van Ren nenberg te heroveren. 1 Marcus Zuerus Boxhorn, schrij ver van de bekende „Chroniek van Zeeland" te Bergen op Zoom geboren. In deze stad was zijn vader pre dikant. Hij werd later door zijn grootvader opgevoed, die hem meenam naar Leiden, waar hij zich aan de studie wijdde. Door zijn ge leerdheid gaf hij op 20-jarigen leef tijd als privaat-docent college Spoedig werd hij hoogleeraar. Hij heeft zich bezig gehouden met de studie der Nederlandsche Geschie denis. Voor Zeeland schreef hij in 1644 „de Chroniek van Zeeland", een verbeterde uitgave van de oude kroniek van Joh. Reygersber gen. Boxhorn overleed in 1653, De stad Reimerswaal grooten- deels door Brand verwoest. Herhaaldelijk was de omgeving van deze stad door stormvloeden geteisterd. Eindelijk was maar een eilandje overgebleven. Ten laatste sloeg ook het omliggende land weg, zoodat de stad alleen door haar ringmuren tegen 't hooge water beschermd werd. (1555). Ook de muren met de poorten konden het niet tegen de vloeden uithouden (1557). Bij deze rampspoeden kwam de hevige brand op 31 Aug. 1558. De eertijds bloeiende stad verarmde zeer. Toen de Geuzen haar in 1573 hadden ingenomen, achtten zij de stad onhoudbaar, zoodat zij er den brand instaken. De weinige visschers, die er nog waren blijven wonen, verlieten la ter de ongelukkige stad, die aan de zee werd prijs gegeven en spoe dig geheel verdween. De toren van de Willebrords- kerk te Hulst door brand vernield. De brand was 's nachts ontstaan door het inslaan van den bliksem. Het uurwerk en het klokkenspel werden geheel vernield. Van de Roomsche kerk verbrandde het dak. Van de Protestantsche kerk bleef het dak gespaard, al be kwaam het veel schade. Het schip van de groote kruis kerk werd sinds den Franschen tijd door de Hervormden gebruikt, het koor en de kruispanden door de Roomschen. In Oct. 1929 ver kochten de Protestanten hun deel aan de Roomschen voor f 120.000. R. B. j. d. M, (Nadruk verboden). „U weet immers wel, dat mijn patroon een cactusverzameling be zit, die ik jok niet een waar de heeft van meer dan 30.000 kro nen, de unica niet meegeteld „Holan", placht de oude heer te zeggen, „cactussen-verzamelen veredelt het karakter, alle men schen behoorden in dien geest te worden opgevoed." Daarom gaf hij aan een ieder vrijen toegang tot zijn kassen. Ik prakkeseer weieens bij mezelf, dat het den een of an deren drommel, als hij laten we aannemen een gouden gruson ziet, bitter zwaar zal vallen te constateeren, dat hij niet de ge lukkige eigenaar ervan is. Maar. dé oude heer wil het aldus, mij best." Met den zomer echter bemerk ten wij, dat wij cactussen misten. Den eenen keer een Chino-cactus Wislizenia, een ander maal een Graszneria, dan een Witta, regel recht uit Costarica geïmporteerd, dan weer een Melocactus Leopol- di, een unicum, sedert meer dan vijftig jaar in Europa niet meer ge zien, en ten slotte een Pilocereus Fimbriatus uit San Domingo, het eerste exemplaar, dat ooit naar Europa was overgebracht. De dief moest een fijne kenner geweest zijn. De oude heer was woedend. „Sluit toch uwe kassen af, dan is der verleiding de kop ingedrukt", ried Ik aan. „Dat wil ik nietschreeuwde de oude heer, „een zoo edele kui tuur moet allen ten goede komen. Maar u, u moet den dief opspo ren Een moeilijke taak Ik kon toch niet bij elk der 36000 potjes een be waker laten posteeren. Ik nam twee gepensioneerde jachtop zieners in mijn dienst en den vol genden dag, nota bene, werd die Pilocereus Fimbriatus ons ontsto len. Slechts een putje in het zand was al wat er over bleef van de plaats, waar hij gestaan had. Toen besloot ik zelf op zoek naar den dief te gaan. Men dient echter wel te weten, dat echte cactussenverzamelaars even fanatiek zijn als sommige sec ten van derwischen. Ik geloof, dat bij hen inplaats van een baard, ste kels groeien. Wij hebben hier bij ons twee van deze soort van sec ten: de „Vereenigfng van cactus liefhebbers" en de „Bond van cac tusliefhebbers". Waarin ze zich nu van elkaar bepaald onderscheiden, weet ik niet. Misschien dat de eene gelooft, dat cactussen een on sterfelijke ziel bezitten daarente gen de andere aan cactussen bloe dige offers brengt. In ieder geval haten en vervolgen deze twee sec ten elkander te vuur en te zwaard op de aarde en in de lucht. Ik ging naar de besturen dezer beide secten en heb hun in vertrou wen gevraagd, of ze eenig vermoe den hadden, wie van de andere secte onze cactussen zou heb ben kunnen stelen. Toen ik hun zei om welke cactussen het ging, verklaarde elk der besturen met groote zekerheid, dat geen lid der vijandelijke secte de dief kon zijn, immers, geen van „die-daar ginds" had eenige idee van wat een Wie- litzen was of een Graesaner, om maar te zwijgen van een Piloce reus Fimbriatus En wat de eigen leden betrof voor hunne eerlijk heid kon men instaan, die waren heelemaal niet in staat om te ste len hoogstens één cactus. Wan neer echter één dezer zoo'n kost-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 7