MERCURIUS HAVERMOUT VOOR DE JEUGD. Onderredactie Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. van DE TEVREDEN WATERKETEL. IN HET PARK. CENT PER PONDSPAK s a 'er- lick /it. ler Margreetje, een heel arm en ou derloos meisje, was als hulp voor 't keukenmeisje in huis genomen door een zeer rijke en deftige oude dame, die iederen dag op het thee-uur veel bezoek kreeg van andere oude dames en ook van eenige jonge meisjes, die heel veel van de vriendelijke dame hielden. Tegen het uur, dat de bezoek sters werden verwacht, moest ook Margreetje, gekleed in een zwart japonnetje, waarover een klein wit schortje, en een wit mutsje op de donkere haren, in de bree- de hall de komst der dames af wachten. Ze moest bij hun komst de voordeur openen, hun para- pluies, mantels en nog veel meer in ontvangst nemen en ophangen aan den grooten door drie spie gels omgeven kleerenhanger, en daarna moest zij de dames aandie nen, één voor één. Heel veel dezer dames hadden zulke lange en vaak moeilijke na men, dat Margreetje's hoofd er j van omliep, zooals ze zelf be weerde. 't Waren soms namen zóó vreemd, dat zij ze bijna niet kon uitspreken. Dan maakte zij er maar iets van, waarover de oude mevrouw dan vaak hartelijk lach te. Margreetje bemerkte van dit lachen natuurlijk niets. Ze kwam niet in het prachtige vertrek, waar de oude mevrouw ontving. Ze mocht alleen even héél zacht op de deur kloppen en daarna deze openen, op den drempel blijven staan en mevrouw de barones of de freule, die en die aandienen. Al meer en meer raakte dan ook Margreetje met dit werk ver trouwd. Maar óók keek ze met steeds meer belangstelling naar de prachtige mantels en keurige hoed jes, die op het thee-uur aan den kleerenhanger prijkten, en weldra benijdde zij de dames en vooral de jonge dames, die zoo gelukkig waren, al dat moois te kunnen koopen 't Duurde dan ook niet zoo heel lang, of Margreetje, die zich eerst zoo gelukkig en zoo dankbaar voel de, omdat ze het in het huis der oude dames zoo best had, werd ontevreden en wel zóó, dat ze, als niemand in de nabijheid was, zich morrende beklaagde over haar lot van arm dienstmeisje. Zij bekeek haar eenvoudig zwart japonnetje en het helder-witte schortje in de drie spiegels, en van daar naar de door haar aan de kleerenbeugels gehangen prachtige mantels en hoedjes, terwijl ze boos mompelde: „En ik, ik sta hier in een gladde, zwarte jurk, en kan ieder oogen- blik naar de bel rennen en de voordeur open doen, en dan nog dat vervelende aandienen van al die mooi-aangekleede dames, die zulke gekke, lange namen hebben. Hè, werd ik toch maar eens rijk, dan kon ik óók zulke prachtige mantels en fijne hoedjes dragen." Zoo morde en klaagde telkens Margreetje. Haar ontevredenheid kon ze dan ook moeilijk meer ver bergen. Men zag het reeds aan heel de uitdrukking van verlangen naar rijkdom in haar oogen, hoe zij de keurig-gekleede dames benijd de. Op een dag, toen Margreetje weer in een zeer ontevreden stem ming was en gelukkig geen enkele bezoekster werd verwacht, be hoefde zij niets anders te doen dan de groenten voor het middag maal schoon te maken. Ze kon toen rustig aan het schrapen der jonge worteltjes, waarmee ze juist was begonnen, blijven. En zoo schrapende worteltje na worteltje beleefde zij iets heel vreemds Want tot haar groote verbazing hoorde zij op eens, dat de potten en pannen en al het andere keu kengerei, dat op de aanrechtband stond en aan den muur hing, met elkander een gesprek voerden. En wel 't allervreemdste was, dat zij alles, wat werd gesproken, hee duidelijk kon verstaan. Ze hoorde nu weer een pan, die in den goot steen stond, tot een theepot, neer gezet op de aanrechtbank, zeggen „Jij hebt het maar best, theepot Met lekkere thee gevuld, wordt je straks naar de mooie kamer ge bracht. Daar hoor je dan, hoe de menschen je geurigen drank prij zen.... Maar ik, ik onderga in dien tijd een minder prettig lot Want straks wordt ik door ruwe handen geschuurd en geschrobd.. Jij moet je dus wel erg gelukkig gevoelen, theepot „Ik me gelukkig voelen vie boos de theepot in. „Dan ken je het vervelende niet, dat mij iede ren dag wacht. Ja, wel word ik ge bracht naar een mooie, groote ka mer. Wel prijst men mi' omdat men vindt, dat thee uit een kost baren theepot geschonken, geurig smaakt. Maar noem jij het een pretje, voor een kostbaar stuk, theepot van echt Saksisch maak sel, die behoort tot een echt-porce- lein theeservies, zooals ik, om uren lang te zitten onder zoo'n nare theemuts, waar 't zoo donker is en zoo nauw Wat de theepot nog meer zeide, hoorde niemand, omdat het twee de meisje hem juist kwam halen en met hem de keuken verliet. Doch nu waren het weer de roer lepels en de braad-vorken, die zich over hun lot beklaagden. „Ach ja, die theepot ziet nog eens iets anders van de wereld l" zuchtte een der lepels. „Maar wij hangen hier dag en nacht in dit vervelende rek, dat we alléén mo gen verlaten om te roeren in de pannen, als daarin het eten wordt gekookt. ,,'t Is zooals je zegt broertje," rinkelden de andere lepels. „Nou, en ik dan", gromde een stalen braadvork, die glanzend-ge- schuurd tusschen de lepels hing. „Deel ik niet hetzelfde lot Al leen als 't vleesch wordt gebraden en 'k weer met vet word bevuild, beleef ik iets anders...." Van boosheid deed toen de braadvork moeite, zich uit het rek los te wringen. Hij stootte daarbij tegen zijn twee buurlepels, die, daardoor verschrikt, weer tegen eenige an dere lepels stootten, welke tot el kander rinkelden: „Wat gebeurt er toch allemaal Niemand antwoordde op deze vraag. Doch een vloerbezem, die met zijn langen steel vlak tegen 't lepelrek leunde, begon nu ook op eens te klagen, dat hij heelemaal niet werd geteld. „Ik moet mij maar dag in dag uit, door stof en vuil wentelen klaagde hij. „Al tijd moet ik allerlei rommel bijeen- vegen in deze keuken 's Morgens niets dan stof en asch, daarna zand en modder door schoenen hier bin nengedragen. En kijk daar nu toch weer eens op den vloer Al dat wortelloof Ja, en dan nog zoo veel schraapsel, dat daarbij telkens weer valt. En straks zal ik dat al les weer moeten opvegen, en daar na zetten ze mij, als een stouten jongen, in een of anderen hoek neer, totdat ze mij weer noodig hebben, om ander vuil bijeen te ve gen, waarvoor natuurlijk de stof zuiger, die zóó deftig is, fijn be dankt. Ach, ach, hoe hard is toch het lot van mij, arme vloerbezem Neen, ik blijf hier niet langer De bezem scheen waarlijk van plan, weg te loopen. Hij probeer de het tenminste. Maar hij had he laas geen voeten, en zoo viel hij dan ook reeds dadelijk om. Hè, wat was dat Margreetje, die den vloerbezemsteel op den steenen vloer hoorde neerkomen, schrok er zóó van, dat ze het wor teltje, half geschraapt, in 't water wierp en vlug van den stoel sprong. Daar zag ze toen den bezem lig gen. Maar juist toen ze hem weer tegen den muur wilde zetten, hoor de zij een melkkookpan mopperen R0.F5. Moeder Gans loopt met haar jongen Kwakkel, Dons en Snaterding, n het park, Het weer is heerlijk; Juist goed voor een wandeling- Daar komt Bob, die loopt met Moeder. In zijn hand houdt hij een zak Om de gansjes brood te voeren, O, die diertjes zijn zoo mak! Zegt hij tegen Moeder, strooit dan Groote stukken op den grond. Kom maar, gansjes, eet maar lekker! 't Ventje kijkt daarbij in 't rond.. Waar de eenden zouden wezen En de groote, mooie zwaan? Merkt niet, dat de ganzenmoeder Heel behoedzaam komt er aan. Hap! de ganzenmoeder neemt plots Bob den zak af met een ruk n 't papier niet al te stevig! Is dan in een wipje stuk. Brood rolt nu naar alle kanten- Bob kijkt eerst verschrikt, dan kwaad Maar het is gebeurd! Droef zucht hij: Dat ik m' ook zoo foppen laat! Stoute Ganzenmoeder, foei toch! Gulzig beest! Stil houdt plots Bob, Want de jonge gansjes pikken 't Lekkere brood wat gretig po! 'n Goeie Moeder ben je zeker! Zegt nu Bob. 'k Ben niet meer kwaad, Omdat jij je lieve kinders Ook van 't brood zoo smul len laat- Morgen breng ik weer nieuw brood mee, Kwakkel, Dons en Snaterding. Maar ik zelf wil 't jullie geven Morgen op mijn wandeling. D'and'ren dag, met brood gewa pend, Komt ons ventje er weer aan. Stevig houdt hij nu den zak bast En zegt lachend: 't Zal niet gaan! - Ganzenmoeder in haar taaltje Kakelt eerst: Dat 's geen manier! Maar nu Bobby zóóveel brood strooit, Heeft zij mèt haar kroost ple zier! n Luid gesnater wil hem zeggen: Wij bedanken je, hoor Bob! En wij eten de traktatie Heusch op jouw gezondheid op (Nadruk verboden). een aantal de- ardmodel in de veertien zullen demonstraties leet zal het rij der zijn dan een 16 Juni is van boot vertrokken rooks. Hij is niet en en omtrent bekend. Aange- nbemerkt over vrouw is echter dat er misdaad .aar Rotterdam e koopen. Vol- jn er menschen, lijn verdwijning, later is op Ter iet lijk van een ijk begraven en am men op het kapitein Brooks zijn vrouw naar n te trachten het it moest geschie- iverpen, die men iden had. Mrs. an die voorwer- ouden manchet- (elding van Prin- ile herkend, maar :ij niet. liet volledig over- haar man gevon- tn nog versterkt 1 van helderzien- n Londen als in :gd heeft. Deze at haar man niet gevangen gehöu- ag weer naar En- zal pogingen aan- Engeland te doen EVALLEN. Op Amsterdam oensdagavond een was en uit linker ïan woonde op de huis, waarvoor hij )e ramen stonden 1de dan ook dade door was gevallen ioeden bevestigd winkelbediende am gestaan en was orden. Hij verloor vam op straat te s ernstig. Woensdagmid :nde in de Zeilma en aan de Tijdens het nutti ten bleef plots een keel zitten, dat zij niet weg kon krij daar de juffrouw ijk benauwd kreeg de blinden talrijk t dragen van het z, dat het oog on tegen de zon, ter ijnzand mede oog n; bovendien spee nheid in dit opzicht trabische vrouw de is der kinderen laat dat ze daardoor het van den booze be sommigen na hun dekka zich met een gen uit, bewerende stad te hebben ge r wereld bestaat worden. NEDERLANDSCH FABRIKAAT (lngez. MedJ werd de hulp van een dokter ingeroe pen die onmiddellijke overbrenging naar het Acad. Ziekenhuis te Leiden noodzakelijk achtte. POLITIEK VANDALISME. Dat de S.O.S.-tentoonstelling van schilderijen in het landhuis Zandhoeve bij Bergen niet alleen bezocht wordt door hen, die in de kunst belang stellen, heeft men Wioensdag ervaren toen bleek, dat men op 't schilderij van Graaf van Drongen met potlood de woorden „Hitier" had geschreven. Uit het schrift viel op te maken, dat dit door een vreemdeling was geschreven. In verband hiermede is het toezicht verscherpt. Gelukkig bleek, dat het doek niet was aangetast en het mogelijk de beschadiging ongedaan te maken. (Hbld.) VERWOED GEVECHT TUSSCHEN SCHIPPERS. Op de rivier den IJsel nabij B r u m m e n had Woensdag, naar de „Tel." meldt, een ernstige vechtpartij plaats tusschen de beman ning van de „Zes Gebroeders" en schip pers van een sleep. Het werd een for meel riviergevecht, waarbij van allerlei aanvals- en verdedigingsmiddelen ge bruik gemaakt werd. Ten slotte nam eerstgenoemd schip de vlucht in de richting van Doesburg. De schippers van de sleep, die hun vijand zagen vluchten, konden evenwel hiermede geen genoegen nemen. Zij de den aangifte bij de politie te Brummen, dat zij met een vuurwapen waren be dreigd. Later werd de „Zes Gebroeders" door de politie te Doesburg opgehouden. Bij onderzoek bleek, dat schipper Klein- man in het bezit van een geladen para bellum was. Wegens het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen zal tegen hem proces-verbaal worden opgemaakt. Het gevecht was ontstaan doordat schipper Kleinman van ,,De Zes Ge broeders" oneenigheid kreeg met schip per Kloek, wiens schip deel uitmaakte van een sleep. HOOIBROEI. Vrijdagmorgen om streeks zes uur is, vermoedelijk tenge volge van hooibroei, brand ontstaan in de boerderij van den veehouder K. de B. te Stavoren. De brand greep temperen mogelijk hulp van dankbaar waardeera. Deze herdenking geeft mij aanleiding tot eenige beschouwingen, het blin denwezen betreffende. In het algemeen wekt een blinde in de maatschappij verkeerend, deelne ming en medelijden op en niet ten on rechte heeft men voor dezulken mede gevoel en sympathie, als gevolg van hunne hulpeloosheid bij beweging en orienteering, de groote beperking in uiterlijke waarneming en het missen van veel genot, dat voor zienden is wegge- legd. Dat medegevoel is eenerzijds vele blin den tot zegen geweest, daar het op het eind der 18de en in het begin der 19de eeuw aanleiding heeft gegeven tot de oprichting van onderwijs- en werkin richtingen, die blinden uit hun isolement verlosten, doch anderzijds heeft die sym pathie zijn schaduwzijde, wanneer ze, door het geven van aalmoezen verkeerd toegepast, den blinde iederen prikkel tot het voeren van een zelfstandig be staan ontneemt. geoefend in geduld, vertoonen geen ice- kenen van jaloesie en leeren berustend te zijn. Onwelvoegelijkheid kan den blinde niet in dezelfde mate als den ziende worden aangerekend, want neemt hij de etikette niet zoozeer in acht, dan is zulks een gevolg van het feit, dat hij die van anderen niet kon overnemen. Bij het analyseeren van onderwerpen toont hij meestal een scherpzinnig oor deel; van de zich in zijn onmiddellijke omgeving bevindende voorwerpen maakt hij zich een beeld tot in de klein ste bijzonderheden, teneinde die van andere .'voorwerpen te kunnen onder scheiden. De geestvermogens zijn bij de meeste blinden voldoende en bij velen uitste kend ontwikkeld, hun aandacht is groot, zij zijn begeerig naar kennis en hun ge heugen is meestal meer dan middelma tig, ze zijn rechtvaardig en ordelijk. De geheugensterkte van blinden open baart zich in groote mate in de muziek wereld, velen hebben ook een fijn mu- evenwei niet de gevoiguejR-iwxig ieder verstandelijk en geestelijk ont wikkeld blinde voldoende gewapend is tegen den strijd, die hem in de maat schappij te wachten staat en dat hij' de sympathie en de medewerking van zienden niet zou behoeven om te trach ten in zijn levensonderhoud te voor zien. Men bedenke daarbij, dat weinig be roepen bestaan, die hij met eenzelfde succejs als de ziendje kan uitoefenen, terwijl het dan nog de meest gemakke lijke en eenvoudige zijn, dezulke, die de geringste vaardigheid vereischen en dientengevolge het minst loonend zijn; hetzelfde geldt voor het bekleeden van ambten. Vermelding verdient hierbij, dat in China blindgeborenen worden gedood en blinden aldaar hun bestaan in hoofd zaak vinden in „waarzeggen". In Japan is de toestand der blinden beter, daar bekleeden ze ambten en kunnen examens doen voor masseur, letterkundige; het hoofd rpaal, die de blinde jntmoet is de onbe zienden, met dat eeren kan, meer nog d, die voor hem het chtsvermogen mede- ïvolg van de omstan- in de gevolgen van sen te overdrijven en de hoevfci.uheid van blinden over schatten. Een ziende beschouwt het gezichts vermogen als de basis van en een der hoofdfactoren voor zijn arbeid en denkt, dat hij bij gemis daarvan tot werkeloos heid zou zijn gedoemd. De feiten evenwel toonen aan, dat bij hem, die door blindheid is getroffen, de tastzin en het gehoor zoo intensief ge oefend worden, dat deze gerekend kun nen worden het gezichtsvermogen grootendeels te vervangen. Dit geldt in sterkere mate voor den blindgeborene. Als gevolg hiervan huivert de ziende veelal den blinde werk te doen verrich ten, waardoor de productieve werk kracht van den blinde in gevaar komt. Het gemis van het zien van natuur verschijnselen en van voorwerpen van kunst wordt door den blinde, vooral den blindgeborene, minder gevoeld. Toch geniet de blinde van de natuur, van een lente- of zomerdag met war men zonneschijn en nieuwe geuren, al verstaat hij niet iwat de natuur zegt van kleuren en tinten. musicus en wordt hun kaalgeschoren. In het algemeen heeft de blinde een rijk, innerlijk leven en van lieverlede wordt het gemis van zijn gezichtsver mogen voor hem minder pijnlijk; wel ge voelt hij zijn afhankelijkheid, vooral wanneer hij een zelfstandig karakter bezit, welk gevoel men kan door hem te leeren zooveel zichzelf te helpen, physieke vriendelijke menschen wordt door hem aanvaard en doet hem gevoe len, dat die een zonnestraal werpt op zijn duisteren levensweg. Eenmaal vertrouwd geraakt met zijn toestand beschouwt de blinde man of vrouw zich niet als een voor de maat schappij verlorene, doch weet, dat hij of zij een gelukkig huiselijk leven kan leiden door het dienstbaar maken van hun arbeid aan de gemeenschap en het voor anderen nuttig zijn. Werkverschaffing is de meest prakti sche wijze om valide, normale blinden, die voor een handwerk worden opge leid of dat beoefenen, te steunen, men verschaft hen daardoor menschelijke waardigheid, ze vergeten daardoor hun gemis en voelen zich medearbeiders aan het produktieapparaat. De blinde heeft hulp van zienden noodig ter bestrijding van concurrentie, die ook hem kan treffen, daar hij soms wel regelmatiger, doch minder vlug kan werken dan zijn .ziende kameraad, waardoor zijn verdiensten geringer zijn, terwijl afzet van het geproduceerde ook daardoor minder gemakkelijk gaat. Geef den blinde werk, waardoor ge een lichtstraal werpt in zijn duister le ven, bewaart hem voor terugzinken; de aalmoes kan hem slechts vernederen. Geef hem iets van het uwe, door hem een deel te schenken van Uw tijd, Uw kracht, Uw verstandige liefde, maak hem daardoor nuttig en bruikbaar lid der maatschappij. Middelburg, Augustus '33. L. A. van der Harst, Voorzitter der Vereeniging tot Werkverschaffing aan Zeeuwsche Blinden.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 9