ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD VAM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT ^/EBDEriKinsEn 12 Aug. 1933 overwaard. REGENLIEDJE. EEN ONBELEEFDE VRAAG. RAADSELHOEKJE. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR KLEINEREN. Mina en Leo). OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. X X xxxxxxxxx x VOOR KLEINEREN. X lo rij een lichaamsdeel. X - - 2o rij een aardworm. X 3o rij een deel van je X hand. X 4o rij timmermansge- X reedschap. X - 5o rij een bloeiende X struik. X 6o een bloem. X 7o rij een viervoeter, die hard loopen kan. 8o rij een ander woord ZEEUWSCHE KRONIEK. B. J. d. M. Het regent èn de Zon schijnt, 't Is echt onstuimig weer. Om buitenshuis te spelen Is 't nu niet prettig meer. De regen valt bij stroomen, Voor Zon is er geen plaats, Tot 't plots'ling Zon verveelt, hoor Foei, regen, niet zoo'n praats Klinkt 't lachend, maar de regen, Die stoort zich werk'lijk niet Aan wat de Zon wil hebben. Het regent, dat het giet Roepen nu mensch en kind'ren, En toch schijnt heusch de Zon Zeg, wist je, dat dit tweetal Ooit samen wezen kon O, kijk eens even Moeder, Wat mooie regenboog Heel laag zijn beide enden, In 't midden is hij hoog Kabouters houden stellig De beiden einden vast. Ze kunnen hem niet houden. Kabouters, opgepast Niet lang blijft aan den hemel Die regenboog daar staan Hij is voor al dien regen Plots op de vlucht gegaan Zeven heeft de klok geslagen, En ik spring mijn bedje uit. Hoor het tikken op de ruit Wat is 't donker Och, het regent! Eiken dag hetzelfde liedje En vergeefs zoek ik de zon. Zou je denken, dat voor regen Zonlief op de vlucht gaan kon Regen, regen, nog meer regen O, hoe regen toch verveelt Juist nu ik in de vacantie Zoo graag buiten had gespeeld Regendruppels rollen ruischend Langs mijn venster in de straat, 't Lijkt of regen, zachtjes Nu een liedje zingen gaat. fluist'rend, En 't is gek: ik moet wel luist'ren Naar wat lijkt 'n eentonig lied. Voor wie goed hoort, is de regen Zoo eentonig werk'lijk niet Regen ruischt: Ik breng verkwikking Dorst had menig dier en plant, Je zult zien: zoodra ik heenga En de zon schijnt over 't land, In den tuin en in de straten, Dan is alles lekker frisch. Ruik de geuren Zie de schoonheid Of 't dan buiten heerlijk is Als het regent, wel, verheug je Op wat later komt: de zon Wist je wel, dat zij daarboven Zoo geduldig wachten kon Doe dan niet voor zonlief onder! Kleuter, zeg, beloof je 't mij 'k Kan niet anders, 'k moet wel knikken En 't ben plots'ling weer heel b.lij. Regen, regen, éénmaal zul je Zelf wel vinden: 't Is genoeg Wat zou 'k lachen, als de zon je Eén-twee-drie naar huis toe joeg Moeder zit met Greet, haar 10- jarig dochtertje, en kleinen Jaap, een peuter van nog geen vier jaar, in de bus. Als er bij een halte even stil wordt gehouden, stapt er een vriendelijk, oud dametje naar bin nen, dat vlak naast Greetje komt te zitten en 't duurt niet lang, of Gree en het oude Mevrouwtje zijn met elkaar in een druk gesprek. Moeder luistert met een glim lach naar Greetje's vroolijk gebab bel, maar dan fronst ze plotseling haar voorhoofd, want Greetje vraagt op eens „bent U al heel erg oud, Mevrouw? Zoo oud als Oma wel?" „Als Oma zeventig jaar is, ja, dan zijn we even oud hoor!" lacht het Mevrou\ytje, Greetje kijkt vragend haar Moe der aan. „Nee, hé Mams! Zoo oud is Omaatje toch nog niet, hè?" zegt ze een beetje weifelend, want zeker weten doet ze het eigenlijk niet! „Neen!" zegt Moeder wat kort, „maar je mag niet zoo'n klein wijs neusje zijn, hoor kind!" Greet merkt het wel, Moeder is er niet zoo heel erg over te spre ken, dat ze deze vraag heeft ge daan en als ze even later met hun drietjes weer buiten loopen, zegt ze een beetje bedrukt: „was U er boos om, Moeder dat ik aan dat aardige Mevrouwtje vroeg, hoe oud ze was?" „Daar wou ik het juist met je over hebben, kindje!" zegt Moe der ernstig. „Neen, boos was ik niet, want ik begreep best, dat je het niet wist, maar onthoud het nu maar eens en vooral, dat je dergelijke vragen nooit mag doen, hoor meisje! Dat vinden de men- schen erg onbeleefd!" „O", zegt Greet. Goed begrij pen, waarom eigenlijk, doet ze niet Maar ja, als Moeder 't zegt, zal het natuurlijk wel zqo zijn! Jaapje, die rustig heeft toegeluisterd, denkt dit ook bij zichzelf. Een weekje later zit hij met Moeder op een bank in het park, waar hij in den grooten vijver de eendjes heeft gevoerd. „Kijk, dat is toevallig!" zegt Moeder op eens, als ze één van haar kennissen naderbij ziet ko men, ook al met een aardig blond peutertje aan de hand. „Kom wat bij me zitten!" noo- digt Moeder uit, ,'t is hier zoo heerlijk in het zonnetje!" Als de beide dames een oogen blikje later gezellig met elkander ziten te babbelen, begint het tus- schen de twee kleuters ook lang zamerhand te vlotten Eerst heb ben ze elkaar een beetje wantrou wend aangezien, maar de kennis making schijnt tenslotte toch nog al mee te vallen, want na een poosje redeneeren ze saampjes honderd uit. Dan echter is het plotseling mis! Terwijl het aardige blondje, Jaap weet al, dat ze Mie- neke heet, wat dichter naar haar nieuwe vriendje toe komt schui ven, vraagt ze op eens nieuwsgie rig: „hoe oud ben jij?" Jaap kijkt haar een oogenblikje met diepe minachting aan, dan, zich naar zijn Moeder keerend, zegt hij hevig verontwaardigd: „O, Mammie, hoort U dat? Ze vraagt, hoe oud ik ben! Ze weet niet eens, hoe vreeselijk onbeleefd dat is!" R. WINKEL. O 1. Bloemkool. Mook, koel, boek, Lek, melk. M A S T A N N A S N I K T A K S 3. Kalkoen. Chimpansé. Nijlpaard. Parkiet. Olifant. 4. Konijn, tonijn. l.Wat een bolle oogen heeft dat kind(Leo). Ik zoek onze poes met al haar jongen. (Ko en Meta). Zij dacht, dat het oude mensch er manden bij verkocht. (Herman). Het arme kind kwam in alle op zichten veel te kort 2. Kom, ma; komma. 3. De wind. 4. Vacht, nacht, jacht, zacht, 0 1.Mijn geheel wordt met 12 let ters geschreven en noemt een natuurv erschijnsel. Een 1,9, 10, 11, 12 is een vrou welijk familielied. 5, 3, 4, 5, 7, 6, 10, 11, 12 is een stad in Zuid-Holland. 7, 2, 8, 5, 6 is een dorp in Drente. 4, 2, 3, 5 is een kleur. Een 8, 3, 7 is een prul. 8, 2, 1, 5, 6, 1 is een stad in En geland. 2. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een stad in het Noorden van ons land. X - X X - X X lo rij een medeklinker. 2o een vaas. 3o een visch. 4o een dag der week. 5o ii 't gevraagde woord. 6o een plank over een sloot. 7o een roofdier. 8o een boom. 9o een medeklinker. 3. Verborgen plaatsen in het bui- land. Doorn is mooi. Heeft Bob er ge noten in zijn vacantie Oom Joost en de kinderen ko men bij ons logeeren. Ik wist niet, dat meneer Rood in antiquiteiten handelde. We moeten wat voor elkander overhebben. 4. Welk vergif wordt gevormd door een jongens- en een meis jesnaam 1.Voeg iets, dat pijn doet en een bloem Eens even bij elkaar, Dan krijg je weer een and're bloem. Wie is met 't antwoord klaar? 2. Op de zigzag-kruisjeslijn komt, van boven naar beneden gele zen, de naam van een voor werpje, dat bij het vervaardi gen van menig handwerk ge bruikt wordt. voor kwaad. 9o rij een roofdier. lOo rij een metaal. 3. Noem eens een geleitje, Dat gebakken is. Stellig denk je: 't raadsel Is toch ditmaal mis Maar (ik weet het zeker 't Raadsel is heel goed. Zeggen jullie dus maar, Wat het wezen moet 4. Welke bel geeft geen geluid i Vroolijkheid en ernst. Wij spraken eens over de weini ge vroolijkheid in het tegenwoor dige leven. Want is het geen be trekkelijk zeldzame gebeurtenis, als we eens enkele uren van on verbloemde vroolijkheid doorma ken En toen zeide mijn vriend zoo peinzend: „Och ja, wat kon het le ven heel wat vroolijker wezen, als men het wat ernstiger opvatte Dit lijkt een tegenstrijdigheid. Toch blijkt het, bij eenig naden ken, een wijs woord met diepen zin. Want de vroolijkheid, de geest- reinigende en geestkracht verster kende vroolijkheid, is alleen moge lijk bij een zorgeloos gemoed. Tijdelijke zorgeloosheid of lang durige zorgeloosheid, beiden kun nen de vroolijkheid tot grondslag dienen. De tijdelijke vorm der zorgeloos heid is kunstmatig op te wekken, door beneveling met vergiftige stoffen, of ook door den geest met sterke, positieve indrukken te vul len, en aldus de zorgen voor een poosje weg te vagen of liever: in een hoek te duwen. Maar ze blij ven, waar we ze onbewust blijven voelen ook. De natuurlijke en bestendige zorgen-vrij-heid echter vormt pas den grondslag, waarop de ware vroolijkheid, de heerlijke zuivere blijheid desgemoeds in onbevan genheid des geestes kan gedijen en tot vollen wasdom komen. En ziet, in dat opzicht schieten wij menschen schromelijk te kort. Wij zoeken langs allerhanden weg de tijdelijke vroolijkheid op het drijfzand der schijnbare zor genvrijheid op te trekken en wij verzuimen met ernst en volhar ding te werken aan de drainage, die het terrein droog en stevig zou kunnen maken. Wij zitten tot over de ooren in de zorgen en „zetten deze eens op zij". Maar we weten maar al te wel dat ze daar „op zij" toch nog blijven voortbestaan, voortwoekeren, ons leven, ons ge luk, onze gezondheid, ons bestaan bedreigende Is het dan niet goed, niet noo- d i g, zoo'n verzetje Zeker, zonder den minsten twij fel. De mensch kan in den ernst alleen niet leven. De vroolijkheid hebben wij van noode. Maar dit moet de richtlijn voor 't oordeel zijn: als het tijdelijk af werpen van de bekommernissen geschiedt om krachten te verza melen voor de zorgenbestrijding, slechts dan is het goed. Als ge u, bekomen van de ver moeienissen van reis of vakantie, feest of pr.etavond, weer lustiger, pittiger en fikscher gevoelt om te werken voor uw dagelijksch brood, om te vechten tegen de zorgen die U omringen, kortom: om weer ernst met het leven te maken, welaan, dan was de voorafgaande vroolijkheid verantwoord. Dan doet men, wat mijn wijze vriend bedoelde: het leven ernstig opvat ten om zoodoende den grondslag te leggen voor wat meer gezonde vroolijkheid Seneca Jr. 1011 Augustus 1304. De Vlamingen op de Gouwe bij Zierikzee verslagen door een Fransch-Hollandsche vloot. Geheel Zeeland, op Zierikzee na, was in handen der Vlamingen. Daar het belegerde Zierikzee niet met geweld was te nemen, beslo ten de Vlamingen de stad te doen uithongeren. Jan II, graaf van Hol land en Zeeland had hulp gezocht bij Frankrijk, dat in 1302 zulk een gevoelige les (Gulden Sporenslag) van de Vlamingen had gekregen. R. Grimaldi kwam met een Fran- sche vloot de Hollandsche helpen, tiet slaggewoel was zoo hevig, zegt Melis Stoke, die toen in Zie rikzee was, in zijn Rijmkronijk, „dat men hoorde besceydelic we drie mijlen". De Vlamingen wer den verslagen en hun graaf Gui gevangen genomen. 11 Augustus 1304. Door het verlies van bovenge- noemden zeeslag moesten de Vla mingen het beleg van Zierikzee opbreken. In Holland had Witte van Haemstede ze reeds terugge dreven. Nu moesten zij ook Zee land ontruimen. Middelburg, dat 4 Mei 1303 ingenomen was, ver dreef de Vlaamsche bezetting of nam ze gevangen. 14 Augustus 1818. De Waalsche gemeente te Groe- de wordt ontbonden. De laatste predikant ds. J. J. Bourdau predikt' zijn afscheid. Door de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 door Lo- dewijk XIV waren vele Fransche Protestanten in Staatsch-Vlaande ren komen wonen. Ook hadden veel Waalsche Belgen ziehier ge vestigd. Te Kadzand, Aardënburg, Oostburg en Groede waren bloei ende Waalsche gemeenten ont staan, die hun eigen predikant had den. Door de inlijving bij Frankrijk in 1794 werden de salarissen dier predikanten niet meer uitbetaald. De Waalsche gemeenten verarm den zeer en konden zich niet meer staande houden. De eene na de andere werd ontbonden. De be zittingen kwamen aan de Her vormde gemeenten. Opmerkelijk, dat na het verdwij nen der Waalsche kerken er Room- sche kerken voor in de plaats kwa men. Waren er in 't begin der vo rige eeuw in Westelijk Zeeuwsch- Vlaanderen nog maar 2 Roomsche kerken (Sluis en IJzendijke), thans 9. In Oostburg werd het kerkge bouw der Walen dcor de Room- schen gekocht. 15 Augustus 1809. Vlissingen door de Engelschen gebombardeerd. Zoowel van de land- als van de zeezijde werd hevig geschoten, zoodat bijna de geheele stad in vlammen stond. Totaal door brand zijn vernield: het prachtige stad huis op de Markt, de Oostkerk en de Fransche kerk, verder 50 woon huizen en 15 pakhuizen. Meer dan 250 huizen waren zoo bescha digd, dat zij onbewoonbaar waren. Minstens 335 personen zijn er om het leven gekomen. De Fransche generaal Monnet was dan ook ge noodzaakt om de stad, die een ruine geleek, over te geven. 15 Augustus 1304. Jan van Renesse verdrinkt in de Lek. Deze Zeeuwsche edelman heeft een bewogen leven gehad. Of schoon hij tot de ontevreden ede len behoorde, moet hij toch niet medeplichtig geweest zijn aan den moord op Floris V. Gedreven door een grooten haat tegen het Hene- gouwsche huis, dat hem had ver worpen, wist hij met de zonen van Wolfaart van Borssele, die te Delft vermoord was, in Zeeland 'n opstand te verwekken, die eerst voor hem gunstig, doch later nood lottig was. Hij vluchtte naar Vlaan deren en behaalde grooten roem in den Gulden Sporenslag (11 Juli 1302). Bij den inval der Vlamin gen, die geheel Zeeland en een groot deel van Holland en Utrecht veroverden, kreeg hij zijn verloren goederen op Schouwen terug en werd voor de Vlamingen in Utrecht hun stadhouder. Toen de Vlamingen uit Holland en Zee land werden verdreven, moest hij uit Utrecht vluchten. Hij werd ach tervolgd, doch wist zich nog te redden in een schouw om hiermee bij Beusichem de Lek over te ste ken. Het vaartuig was te zwaar be laden, sloeg om en Van Renesse verdronk. 17 Augustus 1778. Oproerige bewegingen te Vlis singen en op het platteland van Walcheren over het bouwen van *n Roomsche kerk in genoemde stad. De vroedschap had in 1764 het taanhuis voor de Roomsche bur gers als kerk beschikbaar gesteld. Hiertegen werd door de 3 prote- stantsche kerkeraden zoo'n groote actie gevoerd, dat het besluit werd ingetrokken. Toen eenige ja ren later Roomsche kooplieden uit Duinkerken zich in Vlissingen kwamen vestigen, vroegen en ver kregen zij toestemming om in een gewoon huis hun kerkdienst te mogen uitoefenen. Een adres van 13 voorname burgers, gesteund door een paar predikanten om den bouw van een Roomsche kerk niet toe te laten werd door de vroed schap afgewezen. Dit afwijzen is een der oorzaken geweest van de vele oproerige bewegingen onder de Walchersche bevolking in 1778. Vlissingsche burgers vergaderden op de Groote Abeele in de her berg „De Zevenster" met Wal chersche boeren. Deze laatste ageerden tevens ook tegen de in voering van de nieuwe Psalmbe rijming. Het eind was, dat de Roomsche kerk te Vlissingen kwam en dat de nieuwe Psalmbe rijming werd ingevoerd. De voor mannen van het oproer werden streng gestraft. Sommigen zelfs met den dood of verbanning. 18 Augustus 1819. Opening van de nieuwe haven te Goes. Dit is de vierde haven. De vori ge havens verzandden door dat zij in open verbinding stonden met de Ooster-Schelde. Bij de bedijking van den Wilhelminapolder (1809) was reeds besloten, dat Goes een nieuwe haven met Sas of schut sluis zou krijgen. Mede door den Franschen tijd duurde het nog tot 1819 eer de haven gereed was. Aan het Sas van Goes had een maal Frans Naerebout de betrek king van lantaarnopsteker. 19 Augustus 1604. Sluis door Prins Maurits na een hardnekkige verdediging ingeno men. Prins Maurits was met een vloot het Zwarte Gat ingevaren, in Kadzand geland en had verschil lende plaatsen ingenomen, zooals Oostburg, IJzendijke en Aarden burg. Sluis moest zich na een ver dediging van 3 maanden ook over geven. Een Spaansch leger onder bevel van Ambrosius Spinola, die de stad trachtte te ontzetten, was teruggeslagen. Onder den buit wa ren o.m. 70 stukken geschut en 10 galeien. Op deze schepen waren meer dan 1400 Mooren, die allen hun vrijheid kregen en naar hun land werden teruggezonden. In hetzelfde jaar hadden de Staten de stad Ostende, dat bijna 4 jaar door de Spanjaarden was belegerd en tot een ruïne was geschoten, over gegeven. Een geschiedschrijver van de vijandelijke zijde drukte zich over de inname van beide steden aldus uit: „Terwijl wij den dollen stier (Ostende) bij de horens grepen, maakten, zich de Hollanders meester van de melkkoe (Sluis)." Deze stad n.l. was 'n Spaansch roofnest geweest. Geheel Westelijk Staatsch- Vlaanderen kwam nu aan de Re publiek en is dat gebleven, of schoon de Spanjaarden later dik wijls een vergeefschen aanslag ge daan hebben op verschillende plaatsen, zooals op IJzendijke, Aardenburg en Sluis. R. (Nadruk verboden)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 9