BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1933. No. 189.
Mensch en Maatschappij in
Nederland en Indie.
KAPITEIN SAXON.
FINANCIEEL ECONOMISCH
WEEKOVERZICHT.
ONBESCHEIDEN OPMERKINGEN.
i.
Een verdwaasde over Zeeland.
De omstandigheden, waaronder men
in een land, een streek of onder een
volk verkeert, zijn wel in hooge mate
doorslaggevend voor het oordeel, dat
men over een land en zijn bevolking
heeft.
Kent u het fijne boekje van den knap
pen, Utrechtschen journalist en schrij
ver dr. P. H. Ritter Jr., over Zeeland?
In zijn „Zeeuwsche Mijmeringen"
heeft Ritter met de volledige overgave
van zijn dichterlijk natuur uiting gege
ven aan de liefde voor het land en volk,
waaronder hij eenigen tijd vertoefd
heeft-
„Zeeland", zoo zegt Ritter, „is een
wereld op zichzelf, van ons gescheiden
door de wijde eenzaamheden van zeeën,
waarin de eenzame hemel vervloeit,
van geelwitte stranden, die vervloeien
in de traag uitkabbelende golven. Ge
gaat er heen om de eenzaamheid terug
te vinden, de eenzaamheden van uw
eigen ziel."
En over de bewoners van het land:
„Hier woont het volk, dat leeft van
de aarde, hier zijn de hoofden zonder
diepzinnige bedoelingen en de harten
van een historischen eenvoud en waar
achtigheid. Hier plukt het volk zijn
idealen in de wereld van het bereik
bare, maar toont daardoor een beeld
van zeldzame levensharmonie. Hier is
de traditie geworteld in den taaien bo
dem. Hier leven de menschen afgerond,
solide en substantieel, als gezonde kin
deren in het heldere licht, dat staat om
hen heen,"
Meer dan tien jaar is het geleden,
dat Ritter deze woorden schreef. De tijd
heeft er sindsdien veel veranderd, en
ook de Zeeuwsche menschen zijn niet
onaangeroerd gebleven door de golf van
modernisme, die na den wereldoorlog
over de wereld is gegaan.
Maar wat er ook in Zeeland veranderd
moge zijn, bij velen van z'n bewoners
is de kern van eenvoud, goedheid en
oprechtheid bewaard gebleven.
Ik ontmoette een dezer dagen een
vreemdeling, een gewonen werkman,
in wiens oogen de bewoners van dit land
geen goed konden doen. Hij was een
werklooze uit een visschersplaats in
de buurt van Amsterdam, die per fiets
naar Zeeland was gekomen. Hij vroeg
me inlichtingen omtrent den weg, en
toen ontspon zich eën gesprek tusschen
ons beiden.
Deze man leed sterk aan een meer
waardigheidscomplex, zooals imen dit
soms kan opmerken bij personen, die in
groote steden geboren zijn, wanneer zij
zich tegenover menschen van het land
bevinden.
Slechts minachting had hij voor de
bewoners van dit „boerenland", zooals
hij Zeeland betitelde. Dien dag had hij
op drie verschillende plaatsen om drink
water gevraagd, en men had hem....
water aangeboden. Neen, dan moest je
in het Noorden van het land, in de
streek, waar hij geboren was, komen.
Daar wonen menschen! Als je daar
aan een woning om drinkwater vraagt,
komen de bewoners met koffie of thee
en boterhammen aandragen.
Op mijn vraag: waarom hij dan in dat
goeie land niet gebleven was, gaf hij 'n
ontwijkend antwoord-
Het summum van achterlijkheid in de
bewoners van dit land, was, volgens
hem, dat ze geen benul van politiek
hadden. Dat was in zijn geboortestreek
Oorspronkelijk verhaal door
G. P. BAKKER.
8.) -
De vrouw keek hem verwonderd aan.
Zij begreep er niets van. Zij haalde de
schouders op, maar zijn kalm gedrag
had haar een beetje gerust gesteld. Of
schoon ze wist, dat hun toestand hache
lijk was, voelde ze zich toch niet meer
zoo angstig.
„De brand breidt zich over de stad
uit", sprak Saxon, uit het venster kij
kend, en wees haar op de vlammenzee.
„Vluchten kunnen we niet. Hier blijven
evenmin. Spoedig kunnen de soldaten
hier komen of kan dé brand naar deze
zijde overslaan".
„Door den storm kan de geheele stad
afbranden. Wat moeten we doen., hoe
is uw naam?" vroeg ze.
Saxon keek haar verbaasd aan; hij
zag het verband niet, maar zei:
„Saxon. En de uwe?"
„Noemt u mij maar Marion. Het is nu
geen tijd voor plichtplegingen. Mis
schien is dit onze laatste dag. Ik heb u
valsch beschuldigd en...."
Zij reikte hem de hand.
Hij nam die in de zijne, drukte ze ste
vig en viel haar in de rede:
,,'t Was uw schuld niet. En moed
houden we leven nog. Overhaasting is
nooit goed".
Haar temperament kwam bijna weer
in opstand tegen zijn bedaardheid.
„Kunt u geen uitweg bedenken?"
vroeg ze. „De tijd verstrijkt".
„Waar is de kelder?" vroeg Saxon.
heel anders! De man bleek sociaal-de
mocraat te zijn en liet dit duidelijk blij
ken door uiting te geven aan z'n haat
jegens Hitier en de Nationaal soeialïs-
ten. Deze dictator zou 't niet lang ma
ken, zoo voorspelde hij. Een blauwe
boon zou spoedig een eind aan het le
ven van dezen geweldenaar maken.
Toen ik hem wees op den groei van
het nationaal-socialisme in de wereld,
ook in Nederland, en hem waarschuw
de, dat hij en zijn partijgenooten moes
ten oppassen, dat zij niet onder den
voet geloopen worden door de mannen
van ir. Mussert, riep hij uit, dat dit
nooit zou gebeuren, want dat er dan veel
bloed zou vloeien.
Aan ons gesprek kwam toen spoe
dig een einde.
Deze man was een verbitterde, die
het Zeeuwsche land en z'n volk met an
dere oogen bezag dan de toerist of de
journalist, die onder andere omstandig
heden reisden. Voor dezen zwerver ble
ven de schoonheid van dit land onder
den in deze dagen bijna tropischen he
mel en de goede eigenschappen van dit
volk een gesloten boek.
„Het is een groote waarheid", zoo
schreef eens de groote, Engelsche filo
soof Carlyle, „althens één zijde van 'n
groote waarheid, dat de mensch de om- j
tandigheden maakt, en zoowel op gees-
telijk als op stoffelijk gebied, de smid
van z'n eigen geluk is- Deze zelfde
waarheid heeft evenwel ook haar keer
zijde, n.l., dat de omstandigheden van
den mensch het element vormen, waar
in hij leven en werken moet; dat hij
noodzakelijkerwijze zijn kleur, zijn ge- j
waad, zijn lichaam van hen ontvangt en
haast tot in het oneindige door hen ge
wijzigd wordt, zoodat men met even
veel recht zeggen kan, dat de omstan
digheden den mensch maken. Waar 't
ons betaamt de eerste waarheid altijd
op ons zelve toe te passen, moeten wij
de tweede waarheid indachtig zijn, als
wij andere menschen beoordeelen."
Indachtig aan deze woorden, kan ons
oordeel over den ontevreden man uit
Holland mild zijn!
J. K. Mesu.
EEN MENG VER BOD VOOR
BENZINE, EN EEN MENG GE BOD
VOOR PETROLEUM.
Op 12 dezer treedt in werking de
wet van 5 Augustus 1933, waarbij wordt
verboden:
a. benzine te vermengen met petro
leum en met door den minister van fi
nanciën aan te wijzen andere stoffen,
die geacht kunnen worden aan benzine
te worden toegevoegd, om de heffing
volgens deze wet gedeeltelijk te ont
gaan;
b. met ingang van -door den minister
te bepalen data petroleum en volgens
letter aaangewezen andere stoffen,
welke niet een door den minister be
paald percentage van een of meer door
hem voorgeschreven herkenningsmidde
len bevatten, en benzine, waarin zich
deze herkenningsmiddelen of bestand-
deelen, welke daarvan afkomstig kunnen
zijn, bevinden, in het vrije verkeer te
brengen, ten vervoer aan te bieden, te
vervoeren of in voorraad te hebben, In
verband hiermede heeft de minister
van financiën thans de noodige beschik
kingen getroffen.
Met ingang van 10 Sept. 1933, wat
het in het vrije verkeer brengen betreft,
Bij zijn onderzoek had hij geen kelder
deur gezien.
„De ingang is onder den toren. Vroe
ger heeft hier een klooster gestaan; de
toren is gebleven. Op de oude gewelven
is het nieuwe huis opgebouwd, de kel
ders zijn zeer uitgestrekt. Mijn oom
heeft meermalen verteld, dat er een
onderaardsche gang naar de Elbe had
geloopen, om de monniken gelegenheid
te geven ongezien de stad binnen te
komen en te verlaten".
„Als die gang eens werkelijkheid
was! Zullen we de kelders gaan zien?
Ze zouden ons een schuilplaats kunnen
bieden".
Ze gingen naar den toren en terzijde
van de groote steenen trap waar zijn
laarzen lagen wees ze hem een
ijzeren deur, die hij opende en waar
achter een zerken trap toegang gaf tot
ruime gewelven.
Het eerste gedeelte was ingericht tot
provisiekamer. Hier zag hij groote vaten
wijn en in met hekwerk afgesloten hok
ken met kruiken, terwijl andere ruim
ten dienden tot opslag van levensmid
delen, vruchten, balen en kisten.
Dan volgde een groote ruimte, achter
een steenen boog, die voor huishoude-,
lijke bezigheden moest dienen. Er ston
den tafels en stoelen. Aan het einde
bevond zich weer een groote boog in
het gewelf, afgesloten door een zwaren
ijzeren deur. Marion nam den groeten
sleutel van de haak en opende het der
de gewelf, dat diende tot bergplaats van
allerhande werktuigen, die niet dage
lijks werden gebruikt, spaden, houwee-
len, timmergereedschappen, oude vaten,
kisten en koffers. Zij had een kaarslan
taarn aangestoken, die de ruimte vol-
en met ingang van 1 October 1933, wat
het ten vervoer aanbieden, het vervoe
ren en het in voorraad hebben betreft,
zal o.m. alle petroleum per kilogram
ten minste 10 milligram „Blau B für Za-
ponlack" benevens 20 milligram Furfu-
rol moeten bevatten en zullen deze her
kenningsmiddelen, of bestanddeelen,
welke daarvan afkomstig zijn, zich niet
in benzine mogen bevinden-
Tevens zijn verschillende uitzonderin
gen in de beschikking opgenomen.
EEN TOONEELVOORSTELLING.
Waar de politie ingreep.
Te Medan is de eerste voorstelling ge
geven van het tooneelgezelschap „Di
goeliana", voornamelijk bestaande uit
ex-geinterneerden van den Boven-Di-
goel.
De voorstelling werd gegeven ten bate
van de slachtoffers van de aardbevings
ramp in Zuid-Sumatra.
De politie greep gedurende d)e voor
stelling in, naar aanleiding van de in-
gelaschte felle propaganda voor de
P.N.l.de tekst week belangrijk af van
den goedgekeurden tekst.
De politie gelastte de muziek op te
houden met het spelen van het oproerige
Indonesia Raja-lied.
Het hoofd van plaatselijk bestuur trok
de speelvergunning van het gezelschap
in.
IN HOOGER BEROEP.
Het Hoog Mjilitair Gerechtshof in Ned
O. Indië veroordeelde in hooger beroep
den matroos eerste klasse A. W. tot
acht maanden gevangenisstraf, onder af
trek van de preventieve hechtenis en
met verlaging in rang,
den korporaal-machinist P. T. tot een
jaar gevangenisstraf met aftrek van de
preventieve hechtenis, ontslag uit den
dienst en ontzetting,
en den matroos eerste klasse J. B.
tot een jaar gevangenisstraf,, onder af
trek van de preventieve hechtenis en
ontslag uit den dienst. Het betreft hier
allen dienstweigeraars.
EEN OPRUIER.
Voor het Hoog militair gerechtshof te
Batavia stond de cavalerist uit het Ma-
langsche garnizoen B. H. S. terecht, die
in den tijd van de opwinding over het
gebeurde bij de marine op straat en op
een biljart in een café de militairen had
opgeruid tot ongehoorzaamhed, door het
schrijven van opruiende leuzen. Hij werd
vrijgesproken; de eisch was tien maan
den gevangenisstraf.
Hedenmorgen te 9 uur zou de En
gelsche stoomer „Calgaric" van de
North Star Line, welke een kruistocht
door een gedeelte van Europa maakt,
te Rotterdam aankomen en ligging
nemen aan de Wilhelminahaven.
Aan boord bevinden zich Lord en
Lady Baden Powell met ongeveer 600
leidsters en leiders van de padvinders.
Het gezelschap wordt door de Rotter-
damsche afdeeling van het Nederland-
sche padvindersgilde ontvangen en zul
len daarna een autocht maken naar Den
Haag.
Op het landgoed Raaphorst, daartoe
welwillend beschikbaar gesteld door
de Koningin, zal een gemeenschappelijke
lunch plaats vinden waaraan door onge
veer 2000 personen zal worden deelge
nomen. Vervolgens wordt nog een be
zoek gebracht aan Scheveningen waar
na het gezelschap naar Rotterdam te
rugkeert.
Des avonds vertrekt de „Calgaric"
weer naar Rotterdam.
Op de Staatsmijnen Wilhelmina en
Hendrik wordt heden (Zaterdag) niet
gewerkt.
iTe Vlaardingen zijn een geval van
de ziekte van Weil en een geval van
kinderverlamming geconstateerd.
doende verlichtte. Aan de wanden van
dit gewelf zaten dikke, ijzeren ringen
in den muur gemetseld, waaraan hier
en daar zware kettingen hingen.
„Waarschijnlijk heeft dit vroeger ge
diend! tot gevangenis van ondeugende
monniken", opperde Saxon.
Hij onderzocht nauwkeurig de muren,
sloeg met het gevest van zijn dolk op
de wanden, die opgebouwd waren van
kloostermoppen, maar ze gaven overal
een dof, massief geluid, van ijzer op
steen en klonken nergens hol.
Hier was het einde van de kelders,
maar de zware kruisboog boven hun
hoofden deed vermoeden dat de gewel
ven vroeger grooter waren geweest.
Weer onderzocht Saxon de muren,
maar nergens vond hij iets, dat geleek
op een deur of geheimen doorgang.
„We zouden het verstandigst doen,
als we ons hier gingen verbergen",
meende hij. „Voor bezoeken zijn wij dan
vrij veilig en de gewelven zijn brand-
•11
vrij
Ze gingen weer naar boven. In de
kamer hoorden ze het rumoer der plun
dering steeds duidelijker. Ze zagen dat
de brand zich uitbreidde. Heel Mlaag-
denburg stond in vlammen.
„Zijn de zaken van waarde wegge
bracht?" vroeg Saxon.
„Neen", antwoordde Marion. „Er zifn
nog kostbaarheden. De bestorming
kwam zoo onverwachts. Mijn oom werd
op het raadhuis geroepen, daar er een
tweede trompetter van Tilly gekomen
was om de overgave der stad te eischen.
Zeker om de aandacht af te leiden.
Toen plotseling de overval, de plunde
raars, de moord der bedienden en
de rest weet u".
Onze financieele medewerker schrijft
ons uit Amsterdam dd. 10-VIII-'33:
Op de Amsterdamsche beurs heeft de
handel nog een verdere inkrimping on
dergaan en zijn de koersfluctuaties we
der beperkt gebleven. De belangstelling
voor obligatiën is echter nog eerder toe
genomen, wat voor een deel te danken
is aan de verdere verruiming van de
geldmarkt. De prolongatiekoers is we
der tot 1 pet. gedaald, particulier discon
to tot 1 1 pet., zoodat de marge
met het officiëele disconto der Neder-
landsche Bank weder zeer ruim is ge
worden en de waarschijnlijkheid van 'n
verdere disconto-verlaging is toegeno
men.
Nederlandsche Staatsfondsen hebben
geprofiteerd van de officieuze mede-
deeling, dat het herstel van het budge-
taire evenwicht voor 1934 verzekerd is
wanneer verschillende, door de regee
ring gelijktijdig met de begroeting in te
dienen maatregelen, door de Staten-Ge-
neraal zullen zijn aangenomen. Ofschoon
deze maatregelen, voor een groot deel
bestaande uit een verdere verzwaring
van den belastingdruk, op zich zelf wei
nig aanlokkelijks hebben, heeft het toch
een goeden indruk gemaakt, dat de Ne
derlandsche regeering op zulk een door
tastende wijze er naar streeft, orde op
zaken te stellen. De vrees, dat een ver
zwakking van de valuta gebruikt zou
worden als middel tot verlichting van
lasten voor de staatsbegrooting, is thans
wel volkomen ongegrond gebleken.
Nederlandsch-Indische staatsfondsen
en binnenlandsche gemeente-leeningen
waren in het algemeen eveneens goed
prijshoudend tot vast; ook voor de Indi
sche dollarleeningen. Volgens mede-
deeling van den Minister van Koloniën
zullen de per 1 September a.s. vervallen
de coupons der 5Y> pet. dollarleening
1921D en der 8 pet. 1922 B/C worden
verzilverd op basis van een omre
keningskoers van 2.46 per dollar, het
theoretische gouduitvoerpunt van Noord
Amerika, mits deze coupons voor of op
21 Augustus a.s. worden ingeleverd,
Houders dezer stukken zullen dus goed
doen, dezen datum niet te verzuimen,
omdat de inwisseling der coupons anders
plaats heeft in dollars, tot den koers
van den dag, d.i. dus tegen ca. 1.80
per dollar.
Op de aandeelenmarkt zijn de koersen
aanvankelijk, bij gebrek aan belangstel
ling, verder ingezakt. Later trad, in aan
sluiting aan een lichte verbetering der
stemming in Wallstreet, eenig herstel in.
Zoo konden rubberaandeelen in koers
stijgen, in verband met een licht aan
trekken van de rubberprijzen. Met het
restrictieplan is men klaarblijkelijk nog
weinig verder gekomen, maar in rubber
kringen is men te dien aanzien vrij op
timistisch. Ook een verdere verminde
ring der rubbervoorraden in de Ver.
Staten en Engeland heeft een goeden
invloed op de stemming gehad. Mocht
het niet tot een productie-beperking,
met medewerking der Ned. Indische en
Britsch-Indische regeering komen, dan
„Zou het niet verstandig zijn alles in
den kelder te begraven. We vinden wel
een veilig plekje en gereedschappen zijn
er genoeg, zelfs kalk heb ik gezien".
„Daar zou het kunnen blijven tot be
tere tijden", stemde ze toe.
Marion ging hem voor naar een slaap
vertrek, waar in het midden een groot
praalbed onder een baldakijn stond. Ze
schoof een tapijt ter zijde, wees hem een
ijzeren kist. Ze ontsloot deze en toon
de hem een ebbenhouten kastje en een
paar leeren zakken. „Goudstukken en
kostbaarheden", sprak ze. „Familieju-
weelen, paarlen en oude gouden voor
werpen, alles van mijn oom".
Ze gaf hem alles. En geen van beiden
dacht aan het wonderlijke van het ge
val, dat zij den man, dien ze nog zoo
kort geleden had beschouwd als haar
grootsten vijand, thans haar vertrouwen
schonk.
Saxon bracht alles naar beneden en
gaf het voorloopig een plaats in hei
achterste keldervertrek.
„Marion zei hij, „wij moesten dit ver
blijf als woonplaats inrichten. Den rom
mel zal ik wel in een hoek werken, dan
kunnen we in den tijd van nood ook nog
die zware ijzeren deur sluiten en ons
verschuilen achter den kelder".
Marion knikte goedkeurend. Haar
groote angst was verdwenen en cte
vrouw dacht zelfs in deze benarde om
standigheden aan huiselijke gezelligheid.
Zij sleepten meubels, kussens en eet
waren en vele andere dingen naar be
neden. Hun stemming was minder ge
drukt, toen hij haar hielp alles keurig
op de plaats te brengen.
Het was een volkomen verhuizing en
toen zij gereed waren, keken ze elkan-
In den top van één der hoogste hoo
rnen van het dorp Tchubra, ergens in
Yoego-Slavië, leeft sedert eenigen tijd
een man. Zijn kleeren zijn geheel gera
feld, zijn haren hangen op zijn schouders
en zijn baard op zijn borst. De inwoners
van het dorp reiken hem voedsel toe,
dat zij aan lange palen vastmaken. Hij
neemt hun giften in ontvangst, doch zegt
geen woord. Deze zonderling was een
welgestelde boer, die gelukkig met
vrouw en kinderen leefde. Op zekeren
dag verdween hij en werd eenige dagen
later boven in den boom ontdekt, waar
hij sindsdien gebleven is. De eenige
woorden, die deze zonderling tot dusver
gesproken heeft, zijn: „Ik haat de aar
de!"
Reuter heeft dit belangwekkende
nieuws de wereld ingestuurd en dus kunt
ge er staat op maken, dat 't waar is.
Eerlijk gezegd en de hand op uw hart:
hoe vindt ge dit? Hoe denkt ge hier
over?
Is deze boer een zonderling?
Als ik mijn raam uitkijk, zie ik boo-
men. Hooge boomen, die als trossen
groen boven de lage aarde en de lage
menschen staan. Trotsch en zwijgend.
En peinzend over dezen boer, die door
Reuter een zonderling geheeten wordt,
staar ik naar de boomen en denk ik aan
de aarde en aan de menschen, die daar
over wandelen, rennen, kruipen, wan
kelen en marcheeren.
Marcheeren vooral.
Over de aarde marcheeren menschen.
Duizenden, tienduizenden menschen
in rij en gelid-
Tienduizenden in het Oosten en tien
duizenden in het Westen. Gelederen in
het Zuiden, rijen in het Noorden.
En onder de davering van hun voet
stappen is aarde.
Wanneer zal de aarde rood zijn van
het bloed der menschen?
Ik kijk naar de boomen boven de
aarde.
Ik zie de menschen op de aarde.
En ik peins over den boer in den
boom.
En of ik een kaartje enkele reis naar
Tchubra zal nemen en naar den boom
zal gaan, waar de boer in zit en naar
boven klimmen en zeggen: „maak een
beetje plaats op uw boomtak, goede
vriend, schik een klein eindje op, ik
kom naast u zitten".
Als er maar één boerinnetje mee zou
(willen
Frater Modestus.
zal, naar men in rubberkringen vreest,
de ingetreden prijsverbetering weer
spoedig ongedaan worden gemaakt.
Reeds thans vertoont de productie, als'
gevolg van de hoogere prijzen, die bij
verkoop kunnen worden gemaakt, een
aanzienlijke stijging. Vooral de produc
tie van inlandsche rubber, zoowel in
Nederlandsch als in Engelsch-Indië, is
in den jongsten tijd weder sterk toege
nomen. Men vreest, dat de vermeerde
ring van het verbruik, die blijkens de
jongste gegevens vooral in de Ver. Sta
ten valt waar te nemen, met de toene
ming der productie geen gelijken tred
zal kunnen houden.
Suikeraandeelen zijn slechts weinig in
koers veranderd en ook voor tabaks-
aandeelen bleven de koersfluctuaties
binnen zeer beperkte grenzen. Nu de
voorjaarsinschrijvingen geëindigd zijn en
der trotsch aan. Marion sprak:
„Nu kunnen we de belegering rustig
afwachten".
„En daarna vluchten we", antwoord
de Saxon. „Maar zoo ver zijn we nog
niet".
Toen ging hij nog eenmaal weer naar
boven naar de gang en sleepte met
moeite zijn vriend den ridder naar be
neden, plaatste hem in de nauwe gang
terzijde van de steenen trap, zoodat hij
den ingang van den kelder volkomen
maskeerde. Hij lachte luid, toen hij er
aan dacht hoe óók de geharnaste Filip-
po Negoro waarschijnlijk de Kroaten bij
den neus zou nemen of misschien zou
de ridder hem verdedigen door de in
gang van de kelders aan het gezicht der
plunderaars te onttrekken.
„Beste vriend" zeide Saxon tegen
ïem. „Ik weet het, je bent een moedig
man, welaan help mij. Doe je best om
de prinses te redden".
En het scheen Saxon of de lach van
het vizier thans vriendelijk was.
Toen sloot hij de deur van den toren,
zette het harnas even op zij en deed den
celder dicht.
Ze waren afgesloten van de wereld.
Maar binnen was het licht en betrek
kelijk gezellig. Marion stond met het
avondmaal op hem te wachten en nu
eerst schoot het Saxon te binnen dat
hij den ganschen dag niets had genut
tigd dan wat brood en een homp kaas.
Hij plaatste zich achter een zetel,
schonk een roemer wijn in, schoof den
stoel terug en zei met een diepe hoffe
lijke buiging: „Princesse",
(Wordt vervolgd.)