BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1933. No. 189. Mensch en Maatschappij in Nederland en Indie. KAPITEIN SAXON. FINANCIEEL ECONOMISCH WEEKOVERZICHT. ONBESCHEIDEN OPMERKINGEN. i. Een verdwaasde over Zeeland. De omstandigheden, waaronder men in een land, een streek of onder een volk verkeert, zijn wel in hooge mate doorslaggevend voor het oordeel, dat men over een land en zijn bevolking heeft. Kent u het fijne boekje van den knap pen, Utrechtschen journalist en schrij ver dr. P. H. Ritter Jr., over Zeeland? In zijn „Zeeuwsche Mijmeringen" heeft Ritter met de volledige overgave van zijn dichterlijk natuur uiting gege ven aan de liefde voor het land en volk, waaronder hij eenigen tijd vertoefd heeft- „Zeeland", zoo zegt Ritter, „is een wereld op zichzelf, van ons gescheiden door de wijde eenzaamheden van zeeën, waarin de eenzame hemel vervloeit, van geelwitte stranden, die vervloeien in de traag uitkabbelende golven. Ge gaat er heen om de eenzaamheid terug te vinden, de eenzaamheden van uw eigen ziel." En over de bewoners van het land: „Hier woont het volk, dat leeft van de aarde, hier zijn de hoofden zonder diepzinnige bedoelingen en de harten van een historischen eenvoud en waar achtigheid. Hier plukt het volk zijn idealen in de wereld van het bereik bare, maar toont daardoor een beeld van zeldzame levensharmonie. Hier is de traditie geworteld in den taaien bo dem. Hier leven de menschen afgerond, solide en substantieel, als gezonde kin deren in het heldere licht, dat staat om hen heen," Meer dan tien jaar is het geleden, dat Ritter deze woorden schreef. De tijd heeft er sindsdien veel veranderd, en ook de Zeeuwsche menschen zijn niet onaangeroerd gebleven door de golf van modernisme, die na den wereldoorlog over de wereld is gegaan. Maar wat er ook in Zeeland veranderd moge zijn, bij velen van z'n bewoners is de kern van eenvoud, goedheid en oprechtheid bewaard gebleven. Ik ontmoette een dezer dagen een vreemdeling, een gewonen werkman, in wiens oogen de bewoners van dit land geen goed konden doen. Hij was een werklooze uit een visschersplaats in de buurt van Amsterdam, die per fiets naar Zeeland was gekomen. Hij vroeg me inlichtingen omtrent den weg, en toen ontspon zich eën gesprek tusschen ons beiden. Deze man leed sterk aan een meer waardigheidscomplex, zooals imen dit soms kan opmerken bij personen, die in groote steden geboren zijn, wanneer zij zich tegenover menschen van het land bevinden. Slechts minachting had hij voor de bewoners van dit „boerenland", zooals hij Zeeland betitelde. Dien dag had hij op drie verschillende plaatsen om drink water gevraagd, en men had hem.... water aangeboden. Neen, dan moest je in het Noorden van het land, in de streek, waar hij geboren was, komen. Daar wonen menschen! Als je daar aan een woning om drinkwater vraagt, komen de bewoners met koffie of thee en boterhammen aandragen. Op mijn vraag: waarom hij dan in dat goeie land niet gebleven was, gaf hij 'n ontwijkend antwoord- Het summum van achterlijkheid in de bewoners van dit land, was, volgens hem, dat ze geen benul van politiek hadden. Dat was in zijn geboortestreek Oorspronkelijk verhaal door G. P. BAKKER. 8.) - De vrouw keek hem verwonderd aan. Zij begreep er niets van. Zij haalde de schouders op, maar zijn kalm gedrag had haar een beetje gerust gesteld. Of schoon ze wist, dat hun toestand hache lijk was, voelde ze zich toch niet meer zoo angstig. „De brand breidt zich over de stad uit", sprak Saxon, uit het venster kij kend, en wees haar op de vlammenzee. „Vluchten kunnen we niet. Hier blijven evenmin. Spoedig kunnen de soldaten hier komen of kan dé brand naar deze zijde overslaan". „Door den storm kan de geheele stad afbranden. Wat moeten we doen., hoe is uw naam?" vroeg ze. Saxon keek haar verbaasd aan; hij zag het verband niet, maar zei: „Saxon. En de uwe?" „Noemt u mij maar Marion. Het is nu geen tijd voor plichtplegingen. Mis schien is dit onze laatste dag. Ik heb u valsch beschuldigd en...." Zij reikte hem de hand. Hij nam die in de zijne, drukte ze ste vig en viel haar in de rede: ,,'t Was uw schuld niet. En moed houden we leven nog. Overhaasting is nooit goed". Haar temperament kwam bijna weer in opstand tegen zijn bedaardheid. „Kunt u geen uitweg bedenken?" vroeg ze. „De tijd verstrijkt". „Waar is de kelder?" vroeg Saxon. heel anders! De man bleek sociaal-de mocraat te zijn en liet dit duidelijk blij ken door uiting te geven aan z'n haat jegens Hitier en de Nationaal soeialïs- ten. Deze dictator zou 't niet lang ma ken, zoo voorspelde hij. Een blauwe boon zou spoedig een eind aan het le ven van dezen geweldenaar maken. Toen ik hem wees op den groei van het nationaal-socialisme in de wereld, ook in Nederland, en hem waarschuw de, dat hij en zijn partijgenooten moes ten oppassen, dat zij niet onder den voet geloopen worden door de mannen van ir. Mussert, riep hij uit, dat dit nooit zou gebeuren, want dat er dan veel bloed zou vloeien. Aan ons gesprek kwam toen spoe dig een einde. Deze man was een verbitterde, die het Zeeuwsche land en z'n volk met an dere oogen bezag dan de toerist of de journalist, die onder andere omstandig heden reisden. Voor dezen zwerver ble ven de schoonheid van dit land onder den in deze dagen bijna tropischen he mel en de goede eigenschappen van dit volk een gesloten boek. „Het is een groote waarheid", zoo schreef eens de groote, Engelsche filo soof Carlyle, „althens één zijde van 'n groote waarheid, dat de mensch de om- j tandigheden maakt, en zoowel op gees- telijk als op stoffelijk gebied, de smid van z'n eigen geluk is- Deze zelfde waarheid heeft evenwel ook haar keer zijde, n.l., dat de omstandigheden van den mensch het element vormen, waar in hij leven en werken moet; dat hij noodzakelijkerwijze zijn kleur, zijn ge- j waad, zijn lichaam van hen ontvangt en haast tot in het oneindige door hen ge wijzigd wordt, zoodat men met even veel recht zeggen kan, dat de omstan digheden den mensch maken. Waar 't ons betaamt de eerste waarheid altijd op ons zelve toe te passen, moeten wij de tweede waarheid indachtig zijn, als wij andere menschen beoordeelen." Indachtig aan deze woorden, kan ons oordeel over den ontevreden man uit Holland mild zijn! J. K. Mesu. EEN MENG VER BOD VOOR BENZINE, EN EEN MENG GE BOD VOOR PETROLEUM. Op 12 dezer treedt in werking de wet van 5 Augustus 1933, waarbij wordt verboden: a. benzine te vermengen met petro leum en met door den minister van fi nanciën aan te wijzen andere stoffen, die geacht kunnen worden aan benzine te worden toegevoegd, om de heffing volgens deze wet gedeeltelijk te ont gaan; b. met ingang van -door den minister te bepalen data petroleum en volgens letter aaangewezen andere stoffen, welke niet een door den minister be paald percentage van een of meer door hem voorgeschreven herkenningsmidde len bevatten, en benzine, waarin zich deze herkenningsmiddelen of bestand- deelen, welke daarvan afkomstig kunnen zijn, bevinden, in het vrije verkeer te brengen, ten vervoer aan te bieden, te vervoeren of in voorraad te hebben, In verband hiermede heeft de minister van financiën thans de noodige beschik kingen getroffen. Met ingang van 10 Sept. 1933, wat het in het vrije verkeer brengen betreft, Bij zijn onderzoek had hij geen kelder deur gezien. „De ingang is onder den toren. Vroe ger heeft hier een klooster gestaan; de toren is gebleven. Op de oude gewelven is het nieuwe huis opgebouwd, de kel ders zijn zeer uitgestrekt. Mijn oom heeft meermalen verteld, dat er een onderaardsche gang naar de Elbe had geloopen, om de monniken gelegenheid te geven ongezien de stad binnen te komen en te verlaten". „Als die gang eens werkelijkheid was! Zullen we de kelders gaan zien? Ze zouden ons een schuilplaats kunnen bieden". Ze gingen naar den toren en terzijde van de groote steenen trap waar zijn laarzen lagen wees ze hem een ijzeren deur, die hij opende en waar achter een zerken trap toegang gaf tot ruime gewelven. Het eerste gedeelte was ingericht tot provisiekamer. Hier zag hij groote vaten wijn en in met hekwerk afgesloten hok ken met kruiken, terwijl andere ruim ten dienden tot opslag van levensmid delen, vruchten, balen en kisten. Dan volgde een groote ruimte, achter een steenen boog, die voor huishoude-, lijke bezigheden moest dienen. Er ston den tafels en stoelen. Aan het einde bevond zich weer een groote boog in het gewelf, afgesloten door een zwaren ijzeren deur. Marion nam den groeten sleutel van de haak en opende het der de gewelf, dat diende tot bergplaats van allerhande werktuigen, die niet dage lijks werden gebruikt, spaden, houwee- len, timmergereedschappen, oude vaten, kisten en koffers. Zij had een kaarslan taarn aangestoken, die de ruimte vol- en met ingang van 1 October 1933, wat het ten vervoer aanbieden, het vervoe ren en het in voorraad hebben betreft, zal o.m. alle petroleum per kilogram ten minste 10 milligram „Blau B für Za- ponlack" benevens 20 milligram Furfu- rol moeten bevatten en zullen deze her kenningsmiddelen, of bestanddeelen, welke daarvan afkomstig zijn, zich niet in benzine mogen bevinden- Tevens zijn verschillende uitzonderin gen in de beschikking opgenomen. EEN TOONEELVOORSTELLING. Waar de politie ingreep. Te Medan is de eerste voorstelling ge geven van het tooneelgezelschap „Di goeliana", voornamelijk bestaande uit ex-geinterneerden van den Boven-Di- goel. De voorstelling werd gegeven ten bate van de slachtoffers van de aardbevings ramp in Zuid-Sumatra. De politie greep gedurende d)e voor stelling in, naar aanleiding van de in- gelaschte felle propaganda voor de P.N.l.de tekst week belangrijk af van den goedgekeurden tekst. De politie gelastte de muziek op te houden met het spelen van het oproerige Indonesia Raja-lied. Het hoofd van plaatselijk bestuur trok de speelvergunning van het gezelschap in. IN HOOGER BEROEP. Het Hoog Mjilitair Gerechtshof in Ned O. Indië veroordeelde in hooger beroep den matroos eerste klasse A. W. tot acht maanden gevangenisstraf, onder af trek van de preventieve hechtenis en met verlaging in rang, den korporaal-machinist P. T. tot een jaar gevangenisstraf met aftrek van de preventieve hechtenis, ontslag uit den dienst en ontzetting, en den matroos eerste klasse J. B. tot een jaar gevangenisstraf,, onder af trek van de preventieve hechtenis en ontslag uit den dienst. Het betreft hier allen dienstweigeraars. EEN OPRUIER. Voor het Hoog militair gerechtshof te Batavia stond de cavalerist uit het Ma- langsche garnizoen B. H. S. terecht, die in den tijd van de opwinding over het gebeurde bij de marine op straat en op een biljart in een café de militairen had opgeruid tot ongehoorzaamhed, door het schrijven van opruiende leuzen. Hij werd vrijgesproken; de eisch was tien maan den gevangenisstraf. Hedenmorgen te 9 uur zou de En gelsche stoomer „Calgaric" van de North Star Line, welke een kruistocht door een gedeelte van Europa maakt, te Rotterdam aankomen en ligging nemen aan de Wilhelminahaven. Aan boord bevinden zich Lord en Lady Baden Powell met ongeveer 600 leidsters en leiders van de padvinders. Het gezelschap wordt door de Rotter- damsche afdeeling van het Nederland- sche padvindersgilde ontvangen en zul len daarna een autocht maken naar Den Haag. Op het landgoed Raaphorst, daartoe welwillend beschikbaar gesteld door de Koningin, zal een gemeenschappelijke lunch plaats vinden waaraan door onge veer 2000 personen zal worden deelge nomen. Vervolgens wordt nog een be zoek gebracht aan Scheveningen waar na het gezelschap naar Rotterdam te rugkeert. Des avonds vertrekt de „Calgaric" weer naar Rotterdam. Op de Staatsmijnen Wilhelmina en Hendrik wordt heden (Zaterdag) niet gewerkt. iTe Vlaardingen zijn een geval van de ziekte van Weil en een geval van kinderverlamming geconstateerd. doende verlichtte. Aan de wanden van dit gewelf zaten dikke, ijzeren ringen in den muur gemetseld, waaraan hier en daar zware kettingen hingen. „Waarschijnlijk heeft dit vroeger ge diend! tot gevangenis van ondeugende monniken", opperde Saxon. Hij onderzocht nauwkeurig de muren, sloeg met het gevest van zijn dolk op de wanden, die opgebouwd waren van kloostermoppen, maar ze gaven overal een dof, massief geluid, van ijzer op steen en klonken nergens hol. Hier was het einde van de kelders, maar de zware kruisboog boven hun hoofden deed vermoeden dat de gewel ven vroeger grooter waren geweest. Weer onderzocht Saxon de muren, maar nergens vond hij iets, dat geleek op een deur of geheimen doorgang. „We zouden het verstandigst doen, als we ons hier gingen verbergen", meende hij. „Voor bezoeken zijn wij dan vrij veilig en de gewelven zijn brand- •11 vrij Ze gingen weer naar boven. In de kamer hoorden ze het rumoer der plun dering steeds duidelijker. Ze zagen dat de brand zich uitbreidde. Heel Mlaag- denburg stond in vlammen. „Zijn de zaken van waarde wegge bracht?" vroeg Saxon. „Neen", antwoordde Marion. „Er zifn nog kostbaarheden. De bestorming kwam zoo onverwachts. Mijn oom werd op het raadhuis geroepen, daar er een tweede trompetter van Tilly gekomen was om de overgave der stad te eischen. Zeker om de aandacht af te leiden. Toen plotseling de overval, de plunde raars, de moord der bedienden en de rest weet u". Onze financieele medewerker schrijft ons uit Amsterdam dd. 10-VIII-'33: Op de Amsterdamsche beurs heeft de handel nog een verdere inkrimping on dergaan en zijn de koersfluctuaties we der beperkt gebleven. De belangstelling voor obligatiën is echter nog eerder toe genomen, wat voor een deel te danken is aan de verdere verruiming van de geldmarkt. De prolongatiekoers is we der tot 1 pet. gedaald, particulier discon to tot 1 1 pet., zoodat de marge met het officiëele disconto der Neder- landsche Bank weder zeer ruim is ge worden en de waarschijnlijkheid van 'n verdere disconto-verlaging is toegeno men. Nederlandsche Staatsfondsen hebben geprofiteerd van de officieuze mede- deeling, dat het herstel van het budge- taire evenwicht voor 1934 verzekerd is wanneer verschillende, door de regee ring gelijktijdig met de begroeting in te dienen maatregelen, door de Staten-Ge- neraal zullen zijn aangenomen. Ofschoon deze maatregelen, voor een groot deel bestaande uit een verdere verzwaring van den belastingdruk, op zich zelf wei nig aanlokkelijks hebben, heeft het toch een goeden indruk gemaakt, dat de Ne derlandsche regeering op zulk een door tastende wijze er naar streeft, orde op zaken te stellen. De vrees, dat een ver zwakking van de valuta gebruikt zou worden als middel tot verlichting van lasten voor de staatsbegrooting, is thans wel volkomen ongegrond gebleken. Nederlandsch-Indische staatsfondsen en binnenlandsche gemeente-leeningen waren in het algemeen eveneens goed prijshoudend tot vast; ook voor de Indi sche dollarleeningen. Volgens mede- deeling van den Minister van Koloniën zullen de per 1 September a.s. vervallen de coupons der 5Y> pet. dollarleening 1921D en der 8 pet. 1922 B/C worden verzilverd op basis van een omre keningskoers van 2.46 per dollar, het theoretische gouduitvoerpunt van Noord Amerika, mits deze coupons voor of op 21 Augustus a.s. worden ingeleverd, Houders dezer stukken zullen dus goed doen, dezen datum niet te verzuimen, omdat de inwisseling der coupons anders plaats heeft in dollars, tot den koers van den dag, d.i. dus tegen ca. 1.80 per dollar. Op de aandeelenmarkt zijn de koersen aanvankelijk, bij gebrek aan belangstel ling, verder ingezakt. Later trad, in aan sluiting aan een lichte verbetering der stemming in Wallstreet, eenig herstel in. Zoo konden rubberaandeelen in koers stijgen, in verband met een licht aan trekken van de rubberprijzen. Met het restrictieplan is men klaarblijkelijk nog weinig verder gekomen, maar in rubber kringen is men te dien aanzien vrij op timistisch. Ook een verdere verminde ring der rubbervoorraden in de Ver. Staten en Engeland heeft een goeden invloed op de stemming gehad. Mocht het niet tot een productie-beperking, met medewerking der Ned. Indische en Britsch-Indische regeering komen, dan „Zou het niet verstandig zijn alles in den kelder te begraven. We vinden wel een veilig plekje en gereedschappen zijn er genoeg, zelfs kalk heb ik gezien". „Daar zou het kunnen blijven tot be tere tijden", stemde ze toe. Marion ging hem voor naar een slaap vertrek, waar in het midden een groot praalbed onder een baldakijn stond. Ze schoof een tapijt ter zijde, wees hem een ijzeren kist. Ze ontsloot deze en toon de hem een ebbenhouten kastje en een paar leeren zakken. „Goudstukken en kostbaarheden", sprak ze. „Familieju- weelen, paarlen en oude gouden voor werpen, alles van mijn oom". Ze gaf hem alles. En geen van beiden dacht aan het wonderlijke van het ge val, dat zij den man, dien ze nog zoo kort geleden had beschouwd als haar grootsten vijand, thans haar vertrouwen schonk. Saxon bracht alles naar beneden en gaf het voorloopig een plaats in hei achterste keldervertrek. „Marion zei hij, „wij moesten dit ver blijf als woonplaats inrichten. Den rom mel zal ik wel in een hoek werken, dan kunnen we in den tijd van nood ook nog die zware ijzeren deur sluiten en ons verschuilen achter den kelder". Marion knikte goedkeurend. Haar groote angst was verdwenen en cte vrouw dacht zelfs in deze benarde om standigheden aan huiselijke gezelligheid. Zij sleepten meubels, kussens en eet waren en vele andere dingen naar be neden. Hun stemming was minder ge drukt, toen hij haar hielp alles keurig op de plaats te brengen. Het was een volkomen verhuizing en toen zij gereed waren, keken ze elkan- In den top van één der hoogste hoo rnen van het dorp Tchubra, ergens in Yoego-Slavië, leeft sedert eenigen tijd een man. Zijn kleeren zijn geheel gera feld, zijn haren hangen op zijn schouders en zijn baard op zijn borst. De inwoners van het dorp reiken hem voedsel toe, dat zij aan lange palen vastmaken. Hij neemt hun giften in ontvangst, doch zegt geen woord. Deze zonderling was een welgestelde boer, die gelukkig met vrouw en kinderen leefde. Op zekeren dag verdween hij en werd eenige dagen later boven in den boom ontdekt, waar hij sindsdien gebleven is. De eenige woorden, die deze zonderling tot dusver gesproken heeft, zijn: „Ik haat de aar de!" Reuter heeft dit belangwekkende nieuws de wereld ingestuurd en dus kunt ge er staat op maken, dat 't waar is. Eerlijk gezegd en de hand op uw hart: hoe vindt ge dit? Hoe denkt ge hier over? Is deze boer een zonderling? Als ik mijn raam uitkijk, zie ik boo- men. Hooge boomen, die als trossen groen boven de lage aarde en de lage menschen staan. Trotsch en zwijgend. En peinzend over dezen boer, die door Reuter een zonderling geheeten wordt, staar ik naar de boomen en denk ik aan de aarde en aan de menschen, die daar over wandelen, rennen, kruipen, wan kelen en marcheeren. Marcheeren vooral. Over de aarde marcheeren menschen. Duizenden, tienduizenden menschen in rij en gelid- Tienduizenden in het Oosten en tien duizenden in het Westen. Gelederen in het Zuiden, rijen in het Noorden. En onder de davering van hun voet stappen is aarde. Wanneer zal de aarde rood zijn van het bloed der menschen? Ik kijk naar de boomen boven de aarde. Ik zie de menschen op de aarde. En ik peins over den boer in den boom. En of ik een kaartje enkele reis naar Tchubra zal nemen en naar den boom zal gaan, waar de boer in zit en naar boven klimmen en zeggen: „maak een beetje plaats op uw boomtak, goede vriend, schik een klein eindje op, ik kom naast u zitten". Als er maar één boerinnetje mee zou (willen Frater Modestus. zal, naar men in rubberkringen vreest, de ingetreden prijsverbetering weer spoedig ongedaan worden gemaakt. Reeds thans vertoont de productie, als' gevolg van de hoogere prijzen, die bij verkoop kunnen worden gemaakt, een aanzienlijke stijging. Vooral de produc tie van inlandsche rubber, zoowel in Nederlandsch als in Engelsch-Indië, is in den jongsten tijd weder sterk toege nomen. Men vreest, dat de vermeerde ring van het verbruik, die blijkens de jongste gegevens vooral in de Ver. Sta ten valt waar te nemen, met de toene ming der productie geen gelijken tred zal kunnen houden. Suikeraandeelen zijn slechts weinig in koers veranderd en ook voor tabaks- aandeelen bleven de koersfluctuaties binnen zeer beperkte grenzen. Nu de voorjaarsinschrijvingen geëindigd zijn en der trotsch aan. Marion sprak: „Nu kunnen we de belegering rustig afwachten". „En daarna vluchten we", antwoord de Saxon. „Maar zoo ver zijn we nog niet". Toen ging hij nog eenmaal weer naar boven naar de gang en sleepte met moeite zijn vriend den ridder naar be neden, plaatste hem in de nauwe gang terzijde van de steenen trap, zoodat hij den ingang van den kelder volkomen maskeerde. Hij lachte luid, toen hij er aan dacht hoe óók de geharnaste Filip- po Negoro waarschijnlijk de Kroaten bij den neus zou nemen of misschien zou de ridder hem verdedigen door de in gang van de kelders aan het gezicht der plunderaars te onttrekken. „Beste vriend" zeide Saxon tegen ïem. „Ik weet het, je bent een moedig man, welaan help mij. Doe je best om de prinses te redden". En het scheen Saxon of de lach van het vizier thans vriendelijk was. Toen sloot hij de deur van den toren, zette het harnas even op zij en deed den celder dicht. Ze waren afgesloten van de wereld. Maar binnen was het licht en betrek kelijk gezellig. Marion stond met het avondmaal op hem te wachten en nu eerst schoot het Saxon te binnen dat hij den ganschen dag niets had genut tigd dan wat brood en een homp kaas. Hij plaatste zich achter een zetel, schonk een roemer wijn in, schoof den stoel terug en zei met een diepe hoffe lijke buiging: „Princesse", (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 5