kapitein saxon.
KERKNIEUWS.
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 8 AUGUSTUS 1933. No. 185.
DE FEESTEN IN ORANGE
ALS HET ONWEERT
0NBESCHEIDEN OPMERKINGEN.
door
DR. ELISABETH PRINS DE JONG.
Voordat ik ertoe overga, de feesten
in Orange te beschrijven, moet ik nog
een en ander vertellen over de Are de
Triomphe, waardoor de optocht van
Zondag de stad binentrok. Volgens
M. Yrondelle is deze boog in 12 vóór
Chr, opgericht, in den regeeringstijd van
Augustus, toen er veel bogen in het
Romeinsche rijk werden opgericht en
Augustus persoonlijk de veroverde Gal
lische gewesten bezocht. De boog is 20
meter hoog en 22 meter breed, en staat
nu iets lager dan de weg; men gaat er
ook niet meer onderdoor, maar rijdt er
omheen, zoodat de boog geheel vrij
staat. Hij bestaat uit drie gedeelten,
waarvan het middelste het hoogste is.
Op verscheidene plaatsen is hij,
jammer genoeg, zeer vervallen. De lin
kerkant (als men uit de stad komt) is in
1828 geheel gerestaureerd; hier is na
tuurlijk van de versiering niets overge
bleven. Onder de prinsen uit het huis
Baux (11701340) is de boog tot een
deel van een fort gemaakt, dat toen
Chateau de l'Arc genoemd werd, men
bouwde zelfs een toren bovenop den
boog. Deze prinsen woonden daar.
Als merkwaardigheid kan ik nog ver
melden, dat in 1790 onder den boog de
guillotine was opgericht, zooals nog
blijkt uit een prent uit dat jaar.
Van het kasteel der prinsen van Oran
ge, dat aan de noordzijde van den heu
vel Saint-Eutrope door Jan I van Cha-
lon den betovergrootvader van René, ge
bouwd was, zijn nog slechts enkele ruïnes
over. Het kasteel heeft een veelbewo
gen geschiedenis achter zich, omdat
de Fransche koningen niet erg gesteld
waren op een vesting in het Zuiden van
hun land die niet aan hen behoorde- In
1562 werd het ingenomen en grooten-
deels verwoest. Prins Maurits bouwde
het in 1620 weer op en gebruikte daar
voor veel stukken van antieke gebou
wen, speciaal van het theater, Maurits,
echte veldheer die hij was, maakte van
Orange een sterke vesting; om de stad
liet hij 'n vijfhoek van bastions bouwen
waarvan één den naam van Crève-
Coeur droeg; hiervan zijn nog enkele
overblijfselen bewaard gebleven.
Het sterke kasteel zelf heeft nooit
een beleg behoeven te doorstaan; toen
Willem III, onze .stadhouder-koning,
minderjarig was, heeft Louis XIV in 1660
de vestingwerken laten sloopen, terwijl
hij in 1674, waarschijnlijk uit angst, dat
zijn groote tegenstander tegen hem van
de vesting gebruik'zou willen maken, 't
kasteel liet bezetten en geheel afbreken.
Nu staat er een beeld van Maria bij
de overblijfselen van de vesting.
Ten slotte; het theater. M. Yrondelle
heeft kunnen vaststellen, dat het in 131
na Chr., onder de regeering van Hadria-
nus, gebouwd is Reeds de reusachtige
muren van de fapade, die 10.3 m lang
is en 38 m hoog, maakt een grooten in-
aruk. Men zegt, dat zelfs Louis XIV
door het zien van dezen muur, sterk ge
troffen werd. Het is dan ook wel te be
grijpen, da de prinsen van Orange het
theater gemaakt hebben tot een deel
van hun kasteel, wat niet in het voor
deel was van het behoud van het the
ater.
Waarschijnlijk heeft het theater als
zoodanig dienst gedaan tot de vijfde
eeuw onzer jaartelling. De invloed van
het Christendom, dat alles, wat hei-
densch was, verafschuwde, heeft ook 't
theater in den ban gedaan. Men hoort in
de Middeleeuwen niet meer van het the
ater, dat zeker wel door al de elkaar
opvolgende overweldigers als vesting
Oorspronkelijk verhaal door
G. P. BAKKER.
4.)
Maar ook de ridder kende geen vrees,
onbewegelijk bleef hij staan en het
scheen dat zijn minachtende lach zich
verbreedde.
Vlugger nu trad de indringer naar
zijn tegenstander, gereed den strijd te
aanvaarden. Toen bemerkte hij dat hij
beetgenomen was door Filippo Negoro,
den beroemden wapensmid van Milaan,
die als Kolman uit Augsburg een mees
ter was in het smeden van bedriegelijke
helmvizieren.
Vroolijker gestemd door deze ont
moeting, toch steeds op zijn hoede,
opende de onderzoeker de deur naast
het harnas. Een ruime zaal met schit
terende fresco's aan wanden en zolde
ring strekt zich voor hem uit.
«iV'(ï?rt was een meesterstuk van
mozaik. Halverwege gekomen, hoorde
hij plotseling weer een angstgegil,
rechts vlak bij.
Het was geen verbeelding; de plun
dering was begonnen.
Hij keek door de kier van een deur
in een ruim vertrek. Met één blik nam
hij alles op, een verwoede worsteling
had hier blijkbaar plaats gevonden.
Stoelen waren omvergeworpen, een
tafel terzijde geschoven. Van een der
wanden hing een afgescheurd nog nieuw
gobelin, terwijl hij een Waalschen hop
man, met een driekanten dolk in de
hand, voorovergebogen zag over een
vrouwenfiguur in het zwart, die uitge-
gebruikt zal zijn. De Sarracenen waren
van 730 tot 732 meesters in Orange en
sporen van hun overheersching heeft
men tot 1835 nog kunnen vinden aan
den muur van de fa9ade, in een metsel
werk, dat het volk „den stoel van den
Turk" noemde.
Ook onder de heeren uit het huis van
Baux werd het theater gebruikt als ves
ting, terwijl het in tijden van oorlog voor
de bevolking waarschijnlijk als toe
vluchtsoord diende. Of het onder het be
stuur van één der oudste troubadours
van Orange, Guillaume II (10871127)
of één der meest beroemden Raimbaud
III (pl.m. 1150) flog gebruikt is voor
voorstellingen is totaal onbekend. Het
optreden van den eersten troep reizen
de tooneelspelers wordt in 1650 in de
gedenkschriften van Frédéric de Doh-
na, een neef van Frederik Hendrik, die
van 16491660 gouverneur was van
Orange, genoemd als „une chose inouie
jusqu' alors a Orange". Zeer waarschijn
lijk is dit de troep van Molière geweest,
die in dien tijd in Avignon vertoefd
heeft. Er werd gespeeld in een zaal in de
stad.
Nadat Orange in 1562 door de benden
van Serbelloni en Somerive half ver
woest was, heeft men het theater een
voudig tot een gedeelte van de stad ge
maakt en er twee straten doorheen ge
legd. Er werden huizen ingebouwd, die
gedeeltelijk door de gemeente gebruikt
worden voor „logements des pauvres
passants" en voor gevangenissen.
Men weet, dat in 1665 de eed van trouw
door de gemeenten werd afgelegd aan
den afgevaardigde van den Prins van
Oranje, vóór het theater. Men be
schouwde toen de facade als muur van
het tooneel en maakte het plein ervoor
tot amphitheater. Nog in 1794 waren de
gevangenissen in het theater vol met
veroordeelden, die op hun executie
wachtten.
Het is moeilijk, zonder photo een in
druk te geven van het theater. Men
moet zich een cirkel voorstellen, waar
van een segment is afgesneden, niet
precies de helft. Dit segment vormt het
ruime tooneel, uit verschillende ver
diepingen bestaande en oorspronkelijk
door een dak overdekt; er zijn sporen
daarvan te vinden. Op zichzelf was dit
al een groote zeldzaamheid. De rest van
de cirkel, tot bovenaan den heuvel, is
ingenomen door de zitbanken van steen.
Om gemakkelijk te zitten, nemen de be
zoekers ook bijna alleen een kussen of
een stoeltje mee, gevormd door een
rugleuning en een zitbankje, zonder
pooten. Hoe hoogér men zit, hoe beter
men eigenlijk verstaan kan, wat er ge
zegd wordt.
De akoustiek is zóó' prachtig, dat ik
er niet genoeg over spreken kan. Bij
het eerste stuk, dat ik Zaterdag 29 Juli
zag, „les phéniciennes", van George Ri-
vollet, was het mogelijk, letterlijk elk
woord te verstaan, terwijl ik vrij ver
van het tooneel afzat. Zonder eenige
overdrijving kan ik zeggen, dat deze
avonden in het theater te Orange wer
kelijk onvergetelijk zijn.
Over de voorstellingen en de feesten
van Zondag ter eere van Willem den
Zwijger vertel ik in een volgend schrij
ven.
Te Dordrecht zal vanwege de Ge-
ref. kerk een derde dienst des Woords
worden ingesteld en zullen pogingen ge
daan worden tot oprichting van een der
de predikantsplaats.
strekt lag op een rustbank voor een
hooge, gebeeldhouwde schouw, de klee-
ren in wanorde; het gelaat bleek als
van een doode.
Hij sloop nader, doch de ander had
hem .gehoord. Hij sprong op, den dolk
geheven, maar bliksemsnel greep Saxon
met de rechterhand den pols van den
vijand, draaide dien om en stiet met de
linker over den gebogen arm heen zijn
dolk diep in de keel van den schender.
De man zakte ineen, maar Saxon ving
hem op en liet hem zachtjes op den
vloer glijden. Geluid had hij niet gege
ven.
Hij liet het slachtoffer liggen; be
vreesd voor een onverwachten overval,
keek hij voorzichtig de kamer rond,
doch bespeurde verder niets dat zijn
argwaan opwekte. Onmiddellijk was hij
besloten een onderzoek in te stellen.
Geluidloos als een schaduw ging hij
door het paleis, dat geheel verlaten
scheen.
Beneden heerschte een ware wanor
de; kisten en kasten waren opengebro
ken, alles was overhoop gehaald. Bij de
voordeur lagen eenige lijken van man
nen en vrouwen blijkbaar, vermoorde
bedienden, die tegenstand hadden gebo
den, Saxon speurde verder; nergens
was meer een plunderaar te ontdekken.
Zij waren waarschijnlijk weer afgetrok
ken, beladen met rijken buit, brachten
hun roof thans in veiligheid. Hun hoofd
man was blijkbaar alleen achter geble
ven met zijn buit.
Saxon voltooide vlug de ronde door
het geheele gebouw. Hij opende alle
deuren, doch toefde nergens, zocht over
al tot hij de zekerheid had dat geen
plunderaar zich had verscholen om hem
De wetenschap en de statis
tiek leert ons: deuren en
ramen dicht! Het ge
vaar van hooge voorwerpen.
Bij warmte, zooals we de laftitste we
ken hadden, en zooals er nog meer voor
ons in 't vet kan zijn, denkt men meer
dan anders aan onweer. Omdat de er
varing heeft geleerd, dat op een snik-
heete dag vaak een onweersbui volgt.
Die lekker verfrisschend kan werken,
maardie ook dooden, brand en ver
nieling kan meebrengen.
Wat is de veiligste plek bij onweer?
vraagt de schrijver van een artikel in
de „Evening Standard" zich af en het
antwoord is:
Bij deze vraag moet ik onwille
keurig denken aan een opmerking die
ik een soldaat in den wereldoorlog heb
hooren doen. „Dat soort dingen kan je
niet ontloopen", zei hij, toen een hagel
bui van projectielen boven de loop
graaf, waarin we in de modder neer
hurkten, lostbarstte: ,,'t Eenige is, dat
je er maar 't beste van hoopt, net als
met den bliksem."
Bij onweer is het echter ook wel eens
mogelijk een veilig plekje op te zoeken,
al maakt de bliksem meestal vreemde
bokkesprongen, waarop niemand voor
bereid is. Een zwakke straal breekt
soms een heel huis af en een geweldige
ontlading schroeit af en toe alleen maar
de snor van den getroffene. Het hemel
vuur heeft wel eens een man getroffen,
die later tot de ontdekking kwam, dat
de kleeren hem brandend van het lijf
gerukt, zijn horloge, zijn ketting, het
geld in zijn zak en de spijkers in zijn
schoenen gesmolten waren, terwijl hem
zelf geen haartje gekrenkt was
Maar niet alle menschen komen er zoo
goed af als de bliksem inslaat. Er val
len soms dooden, anderen worden ge
deeltelijk verlamd en weer anderen
wordt een der ledematen geamputeerd,
alsof een vlijmscherp mes door hun
lichaam was gegaan.
Als een groepje personen of dieren
getroffen wordt, ziet men gewoonlijk,
dat de buitenste rij er het leelijkst af
komt. Een troep soldaten had eens een
schuilplaats gezocht onder een grooten
boom. Het regende, maar niemand
dacht aan onweer. Plotseling klonk een
donderende slag en een oogverblindende
bliksemstraal velde een groot gedeelte
van den boomkruin, terwijl ook een na-
bijzijnde school getroffen werd. De kin
deren op een lange bank kregen een
hevigen schok, maar alleen de twee aan
beide uiteinden vertoonden lichamelijk
letsel.
De zonderlinge, takvormige patronen,
die men vaak op de huid van door den
bliksem getroffen menschen aantreft,
werden vroeger beschouwd als een
soort foto's van de omgeving. Gebleken
moet echter zijn, dat men in dit geval
met gestold bloed in de haarvaten te
doen heeft.
De schrijver betoogt dan, dat mea-
schelijke beschermingsmiddelen tegen
bliksem tot dusverre weinig succes
oogstten. Ili; vervolgt dan.
Een van de gevaarlijkste deelen van
een huis, is bij onweer de bovenste ver
dieping, waar de schoorsteen wel eens
door het plafond komt valleft. Maar
ook in de keuken moet men oppassen
niet te dicht bij het fornuis te komen,
daar dit overigens nuttige voorwerp 'n
bijzondere trefkans schijnt te hebben.
Dat men deuren en vensters behoort te
sluiten als er onweer aan de lucht is,
willen vele menschen niet aannemen en
toch wijst de statistiek uit, dat de blik-
bij verrassing te overvallen. Toen keer
de hij terug naar de kamer, waar nog
steeds de Waal op den vloer, de vrouw
op de rustbank lag.
Een slanke jonge vrouw; het dichte
donkere haar omgolfde een doodsbleek
gelaat, dat anders een ivoorkleurige
tint moest hebben, die bewees dat ze
stamde uit zuidelijke landen. Het ge
zicht was zuiver ovaal, donkere wenk-
brauwoogen waren fijn geteekend boven
de gesloten oogleden; de lippen vorm
den een niet te kleinen, gevoeligen
mond. De donkere japon was openge
rukt, de witte kraag verscheurd tot den
boezem. Een droppel bloed fonkelde
als een felle robijn op den bleeken hals.
Saxon had veel gezien in de wereld.
Jaren van krijg en verwoesting hadden
hem vertrouwd gemaakt met wreede
en duivelsche tooneelen; zijn zenuwen
waren gestaald als zijn spieren, maar
dit schouwspel ontroerde hem. Hij boog
zich voorover, luisterde angstig met zijn
oor op haar borst. Haar hart klopte
zacht. Ze leefde dus nog, maar lag in
diepe bewusteloosheid.
Alsof het een kind was, raapte hij den
Waalschen hopman op, bracht hem
naar een klein, aangrenzend zijvertrek.
Na een korten tijd kwam Saxon weer
te voorschijn in het wambuis, de schou-
derbladen, den stormkap van den Waal.
De hooge, gele laarzen aan de beenen,
het rapier op zijde, de breede, witte
sjerp om het midden. Toen hij zich in
den wandspiegel beschouwde, knikte hij
goedkeurend.
„Markgraaf Christiaan Wilhelm kwam
een paar maanden geleden Maagdenburg
verkleed binnen", peinsde hij, wellicht
ga ik
Ik loop al een week met de zwaar
ste gewetenswroeging rond. Mijn eene
boterham met kaas, mijn andere met
ham en mijn derde met oranjemarmelade
smaken mij niet meer. Niet omdat ik nu
al een kleine dertig jaar boterhammen
met kaas, met ham en oranjemarmela
de eet, maar omdat ik gewetenswroe
ging heb.
Om de Chineezen.
De Rotterdamsche Chineezen.
De Rotterdamsche film-Chineezen-
Nietwaar, dat was een gek geval, de
vorige week aan het Maasstation, u
hebt er allemaal van gelezen en ik hoef
u 't verhaal van wat er gebeurd is niet
nog eens te vertellen. Hebben de kran
ten al voor gezorgd. Die waren blij, dat
er iets te vertellen was nu de wereld
zoo stil en zwijgend in de eeuwigheid
zweeft.
Maar nu mijn gewetenswroeging.
Ik hoef u niets te vertellen: ik ben
de gekke-stukkies-schrijver.
Moet ieder uur van lederen dag rond
neuzen waar er iets geks gebeurt om
't op te teekenen in mijn journaal, dat
in dit hoekje van deze courant wordt
afgedrukt.
Dat lukt wel eens en het lukt wel eens
niet, maar daarover ga ik 't nu niet
hebben.
Maar nu moet u eens denken: daar
komt me opeens die geschiedenis met
die rare Chineezen, die film-gewoonweg
van allemaal nijdige, gele, kleine man
netjes, die al maar uit taxi's komen; al
maar Chineezen uit auto's; een macht
van Chineezen; ongelooflijk veel Chi
neezen. en dein beginnen al die Chi
neezen te spektakelen, te schreeuwen,
te gesticuleer en; er is een golf van Chi-
neesche woede langs de golven van de
Maas; een enorm Chineezen-lawaai
en dan komen er twee Chineezen naar
al die Chineezen en die fluisteren een
paar woorden in het Chineesch en al
die Chineesche gele gezichtjes vertel
len het dóór aan alle andere Chineesche
gele gezichtjes en ineens is het doodstil
en alle Chineezen, al-maar Chineezen,
honderdduizend Chineezen verdwijnen
in de taxi's en dan is 't ineens zoo vre
dig en kalm als 't maar kan zijn aan het
vredige en kalme Rotterdamsche Maas
station,
Dat is een reuze-gekke geschiedenis.
U zou denken, daar is een reuze-gek
stukkie over te schrijven.
Mis!
En daar heije mijn gewetenswroeging.
Dat het mij niet lukt. Gewoonweg,
niet lukt.
Ik kon het niet en ben erover gaan
mediteeren.
En mijn slotsom is deze:
Die heele gekke kwestie met die
gekke Chineezen was een te gekke
werkelijkheid, dan dat ze door een nóg
gekkere fantasie gekker gemaakt zou
kunnen worden. Er zijn dingen, die zóó
gek zijn, dat de werkelijkheid alleen
reeds de gekste caricatuur van de
gangbare werkelijkheid is. Daarom kon
ik van die gekke kwestie met die gek
ke Chineezen géén gek stukkie schrij
ven.
Ik geloof, dat deze filosofische slot
som van de meditatie over een gekke
zaak nog zoo gek niet is.
Frater Modestus.
sem bij voorkeur door die tochtgaten
binnenkomt.
Daarentegen schijnen spiegels, messen
en scharen geen bijzonder gevaar bij
onweer op te leveren. De op dit punt
in omloop zijnde verhalen, mag men ge
rust als overdreven of volkomen onge
grond beschouwen.
Buiten de deur dreigen grootere ge
varen. Vermijd bij onweer hooge, al
leenstaande boomen, vooral als het re
gent.
Loop ook niet over een open vlakte,
vooral niet onder een parapluie- En
rijd ook niet op onbeschutte wegen per
fiets door een hevige onweersbui. Alle
punten, die in verhouding hoog boven
de omgeving uitsteken, bieden een ze
kere trefkans.
Daarentegen behoeft men niet al te
benauwd te zijn in bosschen óf parken.
Waar veel boomen bij elkaar staan,
heft de eene boomtop het gevaar van
den andere op. Alleen voor de hoogste
boomen moet men dan op zijn hoede
zijn. En ook voor bepaalde soorten,
zooals eiken, esschen, iepen en
dennen.
Beukeboomen zijn daarentegen
vrij veilig.
In de nabijheid van een betrekkelijk
groote hoeveelheid metalen voorwer
pen is het ook niet pluis. Koeien wor
den vaak getroffen bij ijzeren afsluitin
gen.
Een verouderd idee is, dat het ge
vaar voorbij is, als het Hink gaat rege
nen- Het tegendeel is waar. De regen
droppels zijn uitstekende electrische
geleiders; de stroom vindt door de voch
tige athmosfeer Aninder weerstand en
kan overal heen vloeien, zonder aan
kracht te verliezen.
Daarna keek hij naar de rustbank
waar de vrouw nog steeds in zwijm lag-
Van de schenktafel nam hij een tin
nen waterkroes, bevochtigde haar voor
hoofd en slapen.
Eindelijk opende ze de oogen eerst
keek ze verward en verwonderd, toen
staarde ze den indringer met haar ffroo-
te, donkere oogen aan met een blik,
waarin zooveel afschuw en verachting
lag, als hij nooit in de oogen van eenig
mensch had gelezen. Zij meende haar
overweldiger- voor zich te zien.
De eerste opwelling van Saxon was
vol schaamte weg te sluipen, de straat
op te hollen en te trachten door een
der poorten uit de stad te ontsnappen,
ver, heel ver weg van deze plaats. Met
afgewend gelaat en gebogen hoofd bleef
hij roerloos staan.
Zij had zich opgericht en vroeg hoo-
nend:
„Waarom hebt ge mij niet doodge
stoken?"
Saxon keek op, maar vermocht niet
dadelijk een antwoord te vinden, ver
ward door haar schoonheid en toorn.
Het antwoord bleef hem bespaard.
Een luid rumoer van talrijke, zware
voetstappen drong door tot het vertrek.
Hij sprong naar de deur en zag onder
in het groote voorhuis een bende krijgs
knechten van verschillende wapens.
Toen ze hem boven aan de trap ge
waar werden, bleven ze staan, maar een
groote, ruwe Kroaat, een reuzenkerel
met hoogrood gezicht en zware Spaan-
sche knevels, liep naar de trap.
„Sta!" donderde Saxon.
„De stad is van ons, alles we la
ten ons niet bevelen, door jou niet,
door niemand!" brulde de ander.
ZEEUWSCHE POLDER- EN
WATERSCHAPSBOND.
(Vervolg algemeene vergadering).
Thans laten wij volgen de rede, van
den heer C. D. Grijns, over:
Na een korte inleiding, daarin spr.
o.a. de aandacht vestigde op de zeer
groote pluriformiteit in het waterschaps-
beheer en de zeer uitéénloopende
plaatselijke omstandighëden, waardoor
een algemeen oordeel schier onmogelijk
wordt betoogde hij, dat de verlaging der
waterschapslasten over de geheele linie
ver bij de enorme daling van de op
brengst der gronden is achter gebleven.
Sommige waterschappen verkeeren
reeds in een zeer slechten financieelen
toestand, vaak tengevolge van verbete
ringen en andere werken in de achter
ons liggende jaren van hoogconjunctuur
uitgevoerd.
Dan volgde een overzicht van de
voornaamste denkbeelden omtrent mid
delen tot lastenverlaging gerezen. O.a.
die, door Dr. Ir. W. van Konijnenburg
op het laatste Ned. Landhuishoudkun-
dig Congres te Tiel geuit. O.a. bestaan
de in verbetering van de technische ex
ploitatie en het administratieve beheer.
Het laatste is eerst mogelijk door het
verzamelen van de noodige statistische
gegevens, die thans geheel ontbreken,
waarna vergrooting van het aantal om-
slagplichtigen, dus verschuiven van de
lasten in de richting van de stedelijke
bevolking, zal kunnen volgen.
Voorts haalde spr. enkele meeningen
over het wegenvraagstuk aan, mede
aan de hand van het rapport over het
in 1919 opgerichte Hoogheemraadschap
Noordhollands Noorderkwartier, door
„De stad is van jou, maar deze trap
is van mij. Hier is mijn buit", antwoord
de de valsche hopman kalm.
Saxon hoorde de deur achter zich
opengaan, maar hield zijn blik strak op
den Kroaat gevestigd, wiens oogen be
gonnen te schitteren.
„Kom mee! Laat hem met rust. Kijk,
hij heeft daar een lief gevonden riep
een der anderen.
„Waarom zijn liefje en niet de mijne
Een vervloekt mooie meid", schreeuw
de de reus.
Saxon greep zijn pistool, richtte kalm
op den woesteling, die de trap begon te
beklimmen, het zwaard getrokken; de
anderen bleven besluiteloos staan.
„Mannen! Is de buit niet voor de
eerste?" schreeuwde Saxon. „Zijn er
geen schatten en vrouwen genoeg in
Maagdenburg? Dit lijkt opröer. Daar
voor zou je kunnen hangen".
„De hopman heeft gelijk", riep een
jong soldaat, blijkbaar onder den indruk
van den dienst onder Wallenstein, mis
schien ook scheen Saxon hem niet on
bekend.
„Kroaat, steek op je zwaard ji ver
volgde hij.
„Kom mee!" sprak een ander. „Ik
dank je mijn hals te wagen voor een
dronken gek".
Slechts één Kroaat scheen zijn land
genoot te willen volgen. „Ze is mooi!"
zei hij.
„In naam des Keizers! Verwijdert u!"
klonk nu weer Saxon's luide steip
hooghartig en scherp, geen tegenspraak
duldend de toon der Wallensteinsche
officieren,
(Wordt vervolgd.)