kapitein saxon. KERKNIEUWS. ZEELAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DINSDAG 8 AUGUSTUS 1933. No. 185. DE FEESTEN IN ORANGE ALS HET ONWEERT 0NBESCHEIDEN OPMERKINGEN. door DR. ELISABETH PRINS DE JONG. Voordat ik ertoe overga, de feesten in Orange te beschrijven, moet ik nog een en ander vertellen over de Are de Triomphe, waardoor de optocht van Zondag de stad binentrok. Volgens M. Yrondelle is deze boog in 12 vóór Chr, opgericht, in den regeeringstijd van Augustus, toen er veel bogen in het Romeinsche rijk werden opgericht en Augustus persoonlijk de veroverde Gal lische gewesten bezocht. De boog is 20 meter hoog en 22 meter breed, en staat nu iets lager dan de weg; men gaat er ook niet meer onderdoor, maar rijdt er omheen, zoodat de boog geheel vrij staat. Hij bestaat uit drie gedeelten, waarvan het middelste het hoogste is. Op verscheidene plaatsen is hij, jammer genoeg, zeer vervallen. De lin kerkant (als men uit de stad komt) is in 1828 geheel gerestaureerd; hier is na tuurlijk van de versiering niets overge bleven. Onder de prinsen uit het huis Baux (11701340) is de boog tot een deel van een fort gemaakt, dat toen Chateau de l'Arc genoemd werd, men bouwde zelfs een toren bovenop den boog. Deze prinsen woonden daar. Als merkwaardigheid kan ik nog ver melden, dat in 1790 onder den boog de guillotine was opgericht, zooals nog blijkt uit een prent uit dat jaar. Van het kasteel der prinsen van Oran ge, dat aan de noordzijde van den heu vel Saint-Eutrope door Jan I van Cha- lon den betovergrootvader van René, ge bouwd was, zijn nog slechts enkele ruïnes over. Het kasteel heeft een veelbewo gen geschiedenis achter zich, omdat de Fransche koningen niet erg gesteld waren op een vesting in het Zuiden van hun land die niet aan hen behoorde- In 1562 werd het ingenomen en grooten- deels verwoest. Prins Maurits bouwde het in 1620 weer op en gebruikte daar voor veel stukken van antieke gebou wen, speciaal van het theater, Maurits, echte veldheer die hij was, maakte van Orange een sterke vesting; om de stad liet hij 'n vijfhoek van bastions bouwen waarvan één den naam van Crève- Coeur droeg; hiervan zijn nog enkele overblijfselen bewaard gebleven. Het sterke kasteel zelf heeft nooit een beleg behoeven te doorstaan; toen Willem III, onze .stadhouder-koning, minderjarig was, heeft Louis XIV in 1660 de vestingwerken laten sloopen, terwijl hij in 1674, waarschijnlijk uit angst, dat zijn groote tegenstander tegen hem van de vesting gebruik'zou willen maken, 't kasteel liet bezetten en geheel afbreken. Nu staat er een beeld van Maria bij de overblijfselen van de vesting. Ten slotte; het theater. M. Yrondelle heeft kunnen vaststellen, dat het in 131 na Chr., onder de regeering van Hadria- nus, gebouwd is Reeds de reusachtige muren van de fapade, die 10.3 m lang is en 38 m hoog, maakt een grooten in- aruk. Men zegt, dat zelfs Louis XIV door het zien van dezen muur, sterk ge troffen werd. Het is dan ook wel te be grijpen, da de prinsen van Orange het theater gemaakt hebben tot een deel van hun kasteel, wat niet in het voor deel was van het behoud van het the ater. Waarschijnlijk heeft het theater als zoodanig dienst gedaan tot de vijfde eeuw onzer jaartelling. De invloed van het Christendom, dat alles, wat hei- densch was, verafschuwde, heeft ook 't theater in den ban gedaan. Men hoort in de Middeleeuwen niet meer van het the ater, dat zeker wel door al de elkaar opvolgende overweldigers als vesting Oorspronkelijk verhaal door G. P. BAKKER. 4.) Maar ook de ridder kende geen vrees, onbewegelijk bleef hij staan en het scheen dat zijn minachtende lach zich verbreedde. Vlugger nu trad de indringer naar zijn tegenstander, gereed den strijd te aanvaarden. Toen bemerkte hij dat hij beetgenomen was door Filippo Negoro, den beroemden wapensmid van Milaan, die als Kolman uit Augsburg een mees ter was in het smeden van bedriegelijke helmvizieren. Vroolijker gestemd door deze ont moeting, toch steeds op zijn hoede, opende de onderzoeker de deur naast het harnas. Een ruime zaal met schit terende fresco's aan wanden en zolde ring strekt zich voor hem uit. «iV'(ï?rt was een meesterstuk van mozaik. Halverwege gekomen, hoorde hij plotseling weer een angstgegil, rechts vlak bij. Het was geen verbeelding; de plun dering was begonnen. Hij keek door de kier van een deur in een ruim vertrek. Met één blik nam hij alles op, een verwoede worsteling had hier blijkbaar plaats gevonden. Stoelen waren omvergeworpen, een tafel terzijde geschoven. Van een der wanden hing een afgescheurd nog nieuw gobelin, terwijl hij een Waalschen hop man, met een driekanten dolk in de hand, voorovergebogen zag over een vrouwenfiguur in het zwart, die uitge- gebruikt zal zijn. De Sarracenen waren van 730 tot 732 meesters in Orange en sporen van hun overheersching heeft men tot 1835 nog kunnen vinden aan den muur van de fa9ade, in een metsel werk, dat het volk „den stoel van den Turk" noemde. Ook onder de heeren uit het huis van Baux werd het theater gebruikt als ves ting, terwijl het in tijden van oorlog voor de bevolking waarschijnlijk als toe vluchtsoord diende. Of het onder het be stuur van één der oudste troubadours van Orange, Guillaume II (10871127) of één der meest beroemden Raimbaud III (pl.m. 1150) flog gebruikt is voor voorstellingen is totaal onbekend. Het optreden van den eersten troep reizen de tooneelspelers wordt in 1650 in de gedenkschriften van Frédéric de Doh- na, een neef van Frederik Hendrik, die van 16491660 gouverneur was van Orange, genoemd als „une chose inouie jusqu' alors a Orange". Zeer waarschijn lijk is dit de troep van Molière geweest, die in dien tijd in Avignon vertoefd heeft. Er werd gespeeld in een zaal in de stad. Nadat Orange in 1562 door de benden van Serbelloni en Somerive half ver woest was, heeft men het theater een voudig tot een gedeelte van de stad ge maakt en er twee straten doorheen ge legd. Er werden huizen ingebouwd, die gedeeltelijk door de gemeente gebruikt worden voor „logements des pauvres passants" en voor gevangenissen. Men weet, dat in 1665 de eed van trouw door de gemeenten werd afgelegd aan den afgevaardigde van den Prins van Oranje, vóór het theater. Men be schouwde toen de facade als muur van het tooneel en maakte het plein ervoor tot amphitheater. Nog in 1794 waren de gevangenissen in het theater vol met veroordeelden, die op hun executie wachtten. Het is moeilijk, zonder photo een in druk te geven van het theater. Men moet zich een cirkel voorstellen, waar van een segment is afgesneden, niet precies de helft. Dit segment vormt het ruime tooneel, uit verschillende ver diepingen bestaande en oorspronkelijk door een dak overdekt; er zijn sporen daarvan te vinden. Op zichzelf was dit al een groote zeldzaamheid. De rest van de cirkel, tot bovenaan den heuvel, is ingenomen door de zitbanken van steen. Om gemakkelijk te zitten, nemen de be zoekers ook bijna alleen een kussen of een stoeltje mee, gevormd door een rugleuning en een zitbankje, zonder pooten. Hoe hoogér men zit, hoe beter men eigenlijk verstaan kan, wat er ge zegd wordt. De akoustiek is zóó' prachtig, dat ik er niet genoeg over spreken kan. Bij het eerste stuk, dat ik Zaterdag 29 Juli zag, „les phéniciennes", van George Ri- vollet, was het mogelijk, letterlijk elk woord te verstaan, terwijl ik vrij ver van het tooneel afzat. Zonder eenige overdrijving kan ik zeggen, dat deze avonden in het theater te Orange wer kelijk onvergetelijk zijn. Over de voorstellingen en de feesten van Zondag ter eere van Willem den Zwijger vertel ik in een volgend schrij ven. Te Dordrecht zal vanwege de Ge- ref. kerk een derde dienst des Woords worden ingesteld en zullen pogingen ge daan worden tot oprichting van een der de predikantsplaats. strekt lag op een rustbank voor een hooge, gebeeldhouwde schouw, de klee- ren in wanorde; het gelaat bleek als van een doode. Hij sloop nader, doch de ander had hem .gehoord. Hij sprong op, den dolk geheven, maar bliksemsnel greep Saxon met de rechterhand den pols van den vijand, draaide dien om en stiet met de linker over den gebogen arm heen zijn dolk diep in de keel van den schender. De man zakte ineen, maar Saxon ving hem op en liet hem zachtjes op den vloer glijden. Geluid had hij niet gege ven. Hij liet het slachtoffer liggen; be vreesd voor een onverwachten overval, keek hij voorzichtig de kamer rond, doch bespeurde verder niets dat zijn argwaan opwekte. Onmiddellijk was hij besloten een onderzoek in te stellen. Geluidloos als een schaduw ging hij door het paleis, dat geheel verlaten scheen. Beneden heerschte een ware wanor de; kisten en kasten waren opengebro ken, alles was overhoop gehaald. Bij de voordeur lagen eenige lijken van man nen en vrouwen blijkbaar, vermoorde bedienden, die tegenstand hadden gebo den, Saxon speurde verder; nergens was meer een plunderaar te ontdekken. Zij waren waarschijnlijk weer afgetrok ken, beladen met rijken buit, brachten hun roof thans in veiligheid. Hun hoofd man was blijkbaar alleen achter geble ven met zijn buit. Saxon voltooide vlug de ronde door het geheele gebouw. Hij opende alle deuren, doch toefde nergens, zocht over al tot hij de zekerheid had dat geen plunderaar zich had verscholen om hem De wetenschap en de statis tiek leert ons: deuren en ramen dicht! Het ge vaar van hooge voorwerpen. Bij warmte, zooals we de laftitste we ken hadden, en zooals er nog meer voor ons in 't vet kan zijn, denkt men meer dan anders aan onweer. Omdat de er varing heeft geleerd, dat op een snik- heete dag vaak een onweersbui volgt. Die lekker verfrisschend kan werken, maardie ook dooden, brand en ver nieling kan meebrengen. Wat is de veiligste plek bij onweer? vraagt de schrijver van een artikel in de „Evening Standard" zich af en het antwoord is: Bij deze vraag moet ik onwille keurig denken aan een opmerking die ik een soldaat in den wereldoorlog heb hooren doen. „Dat soort dingen kan je niet ontloopen", zei hij, toen een hagel bui van projectielen boven de loop graaf, waarin we in de modder neer hurkten, lostbarstte: ,,'t Eenige is, dat je er maar 't beste van hoopt, net als met den bliksem." Bij onweer is het echter ook wel eens mogelijk een veilig plekje op te zoeken, al maakt de bliksem meestal vreemde bokkesprongen, waarop niemand voor bereid is. Een zwakke straal breekt soms een heel huis af en een geweldige ontlading schroeit af en toe alleen maar de snor van den getroffene. Het hemel vuur heeft wel eens een man getroffen, die later tot de ontdekking kwam, dat de kleeren hem brandend van het lijf gerukt, zijn horloge, zijn ketting, het geld in zijn zak en de spijkers in zijn schoenen gesmolten waren, terwijl hem zelf geen haartje gekrenkt was Maar niet alle menschen komen er zoo goed af als de bliksem inslaat. Er val len soms dooden, anderen worden ge deeltelijk verlamd en weer anderen wordt een der ledematen geamputeerd, alsof een vlijmscherp mes door hun lichaam was gegaan. Als een groepje personen of dieren getroffen wordt, ziet men gewoonlijk, dat de buitenste rij er het leelijkst af komt. Een troep soldaten had eens een schuilplaats gezocht onder een grooten boom. Het regende, maar niemand dacht aan onweer. Plotseling klonk een donderende slag en een oogverblindende bliksemstraal velde een groot gedeelte van den boomkruin, terwijl ook een na- bijzijnde school getroffen werd. De kin deren op een lange bank kregen een hevigen schok, maar alleen de twee aan beide uiteinden vertoonden lichamelijk letsel. De zonderlinge, takvormige patronen, die men vaak op de huid van door den bliksem getroffen menschen aantreft, werden vroeger beschouwd als een soort foto's van de omgeving. Gebleken moet echter zijn, dat men in dit geval met gestold bloed in de haarvaten te doen heeft. De schrijver betoogt dan, dat mea- schelijke beschermingsmiddelen tegen bliksem tot dusverre weinig succes oogstten. Ili; vervolgt dan. Een van de gevaarlijkste deelen van een huis, is bij onweer de bovenste ver dieping, waar de schoorsteen wel eens door het plafond komt valleft. Maar ook in de keuken moet men oppassen niet te dicht bij het fornuis te komen, daar dit overigens nuttige voorwerp 'n bijzondere trefkans schijnt te hebben. Dat men deuren en vensters behoort te sluiten als er onweer aan de lucht is, willen vele menschen niet aannemen en toch wijst de statistiek uit, dat de blik- bij verrassing te overvallen. Toen keer de hij terug naar de kamer, waar nog steeds de Waal op den vloer, de vrouw op de rustbank lag. Een slanke jonge vrouw; het dichte donkere haar omgolfde een doodsbleek gelaat, dat anders een ivoorkleurige tint moest hebben, die bewees dat ze stamde uit zuidelijke landen. Het ge zicht was zuiver ovaal, donkere wenk- brauwoogen waren fijn geteekend boven de gesloten oogleden; de lippen vorm den een niet te kleinen, gevoeligen mond. De donkere japon was openge rukt, de witte kraag verscheurd tot den boezem. Een droppel bloed fonkelde als een felle robijn op den bleeken hals. Saxon had veel gezien in de wereld. Jaren van krijg en verwoesting hadden hem vertrouwd gemaakt met wreede en duivelsche tooneelen; zijn zenuwen waren gestaald als zijn spieren, maar dit schouwspel ontroerde hem. Hij boog zich voorover, luisterde angstig met zijn oor op haar borst. Haar hart klopte zacht. Ze leefde dus nog, maar lag in diepe bewusteloosheid. Alsof het een kind was, raapte hij den Waalschen hopman op, bracht hem naar een klein, aangrenzend zijvertrek. Na een korten tijd kwam Saxon weer te voorschijn in het wambuis, de schou- derbladen, den stormkap van den Waal. De hooge, gele laarzen aan de beenen, het rapier op zijde, de breede, witte sjerp om het midden. Toen hij zich in den wandspiegel beschouwde, knikte hij goedkeurend. „Markgraaf Christiaan Wilhelm kwam een paar maanden geleden Maagdenburg verkleed binnen", peinsde hij, wellicht ga ik Ik loop al een week met de zwaar ste gewetenswroeging rond. Mijn eene boterham met kaas, mijn andere met ham en mijn derde met oranjemarmelade smaken mij niet meer. Niet omdat ik nu al een kleine dertig jaar boterhammen met kaas, met ham en oranjemarmela de eet, maar omdat ik gewetenswroe ging heb. Om de Chineezen. De Rotterdamsche Chineezen. De Rotterdamsche film-Chineezen- Nietwaar, dat was een gek geval, de vorige week aan het Maasstation, u hebt er allemaal van gelezen en ik hoef u 't verhaal van wat er gebeurd is niet nog eens te vertellen. Hebben de kran ten al voor gezorgd. Die waren blij, dat er iets te vertellen was nu de wereld zoo stil en zwijgend in de eeuwigheid zweeft. Maar nu mijn gewetenswroeging. Ik hoef u niets te vertellen: ik ben de gekke-stukkies-schrijver. Moet ieder uur van lederen dag rond neuzen waar er iets geks gebeurt om 't op te teekenen in mijn journaal, dat in dit hoekje van deze courant wordt afgedrukt. Dat lukt wel eens en het lukt wel eens niet, maar daarover ga ik 't nu niet hebben. Maar nu moet u eens denken: daar komt me opeens die geschiedenis met die rare Chineezen, die film-gewoonweg van allemaal nijdige, gele, kleine man netjes, die al maar uit taxi's komen; al maar Chineezen uit auto's; een macht van Chineezen; ongelooflijk veel Chi neezen. en dein beginnen al die Chi neezen te spektakelen, te schreeuwen, te gesticuleer en; er is een golf van Chi- neesche woede langs de golven van de Maas; een enorm Chineezen-lawaai en dan komen er twee Chineezen naar al die Chineezen en die fluisteren een paar woorden in het Chineesch en al die Chineesche gele gezichtjes vertel len het dóór aan alle andere Chineesche gele gezichtjes en ineens is het doodstil en alle Chineezen, al-maar Chineezen, honderdduizend Chineezen verdwijnen in de taxi's en dan is 't ineens zoo vre dig en kalm als 't maar kan zijn aan het vredige en kalme Rotterdamsche Maas station, Dat is een reuze-gekke geschiedenis. U zou denken, daar is een reuze-gek stukkie over te schrijven. Mis! En daar heije mijn gewetenswroeging. Dat het mij niet lukt. Gewoonweg, niet lukt. Ik kon het niet en ben erover gaan mediteeren. En mijn slotsom is deze: Die heele gekke kwestie met die gekke Chineezen was een te gekke werkelijkheid, dan dat ze door een nóg gekkere fantasie gekker gemaakt zou kunnen worden. Er zijn dingen, die zóó gek zijn, dat de werkelijkheid alleen reeds de gekste caricatuur van de gangbare werkelijkheid is. Daarom kon ik van die gekke kwestie met die gek ke Chineezen géén gek stukkie schrij ven. Ik geloof, dat deze filosofische slot som van de meditatie over een gekke zaak nog zoo gek niet is. Frater Modestus. sem bij voorkeur door die tochtgaten binnenkomt. Daarentegen schijnen spiegels, messen en scharen geen bijzonder gevaar bij onweer op te leveren. De op dit punt in omloop zijnde verhalen, mag men ge rust als overdreven of volkomen onge grond beschouwen. Buiten de deur dreigen grootere ge varen. Vermijd bij onweer hooge, al leenstaande boomen, vooral als het re gent. Loop ook niet over een open vlakte, vooral niet onder een parapluie- En rijd ook niet op onbeschutte wegen per fiets door een hevige onweersbui. Alle punten, die in verhouding hoog boven de omgeving uitsteken, bieden een ze kere trefkans. Daarentegen behoeft men niet al te benauwd te zijn in bosschen óf parken. Waar veel boomen bij elkaar staan, heft de eene boomtop het gevaar van den andere op. Alleen voor de hoogste boomen moet men dan op zijn hoede zijn. En ook voor bepaalde soorten, zooals eiken, esschen, iepen en dennen. Beukeboomen zijn daarentegen vrij veilig. In de nabijheid van een betrekkelijk groote hoeveelheid metalen voorwer pen is het ook niet pluis. Koeien wor den vaak getroffen bij ijzeren afsluitin gen. Een verouderd idee is, dat het ge vaar voorbij is, als het Hink gaat rege nen- Het tegendeel is waar. De regen droppels zijn uitstekende electrische geleiders; de stroom vindt door de voch tige athmosfeer Aninder weerstand en kan overal heen vloeien, zonder aan kracht te verliezen. Daarna keek hij naar de rustbank waar de vrouw nog steeds in zwijm lag- Van de schenktafel nam hij een tin nen waterkroes, bevochtigde haar voor hoofd en slapen. Eindelijk opende ze de oogen eerst keek ze verward en verwonderd, toen staarde ze den indringer met haar ffroo- te, donkere oogen aan met een blik, waarin zooveel afschuw en verachting lag, als hij nooit in de oogen van eenig mensch had gelezen. Zij meende haar overweldiger- voor zich te zien. De eerste opwelling van Saxon was vol schaamte weg te sluipen, de straat op te hollen en te trachten door een der poorten uit de stad te ontsnappen, ver, heel ver weg van deze plaats. Met afgewend gelaat en gebogen hoofd bleef hij roerloos staan. Zij had zich opgericht en vroeg hoo- nend: „Waarom hebt ge mij niet doodge stoken?" Saxon keek op, maar vermocht niet dadelijk een antwoord te vinden, ver ward door haar schoonheid en toorn. Het antwoord bleef hem bespaard. Een luid rumoer van talrijke, zware voetstappen drong door tot het vertrek. Hij sprong naar de deur en zag onder in het groote voorhuis een bende krijgs knechten van verschillende wapens. Toen ze hem boven aan de trap ge waar werden, bleven ze staan, maar een groote, ruwe Kroaat, een reuzenkerel met hoogrood gezicht en zware Spaan- sche knevels, liep naar de trap. „Sta!" donderde Saxon. „De stad is van ons, alles we la ten ons niet bevelen, door jou niet, door niemand!" brulde de ander. ZEEUWSCHE POLDER- EN WATERSCHAPSBOND. (Vervolg algemeene vergadering). Thans laten wij volgen de rede, van den heer C. D. Grijns, over: Na een korte inleiding, daarin spr. o.a. de aandacht vestigde op de zeer groote pluriformiteit in het waterschaps- beheer en de zeer uitéénloopende plaatselijke omstandighëden, waardoor een algemeen oordeel schier onmogelijk wordt betoogde hij, dat de verlaging der waterschapslasten over de geheele linie ver bij de enorme daling van de op brengst der gronden is achter gebleven. Sommige waterschappen verkeeren reeds in een zeer slechten financieelen toestand, vaak tengevolge van verbete ringen en andere werken in de achter ons liggende jaren van hoogconjunctuur uitgevoerd. Dan volgde een overzicht van de voornaamste denkbeelden omtrent mid delen tot lastenverlaging gerezen. O.a. die, door Dr. Ir. W. van Konijnenburg op het laatste Ned. Landhuishoudkun- dig Congres te Tiel geuit. O.a. bestaan de in verbetering van de technische ex ploitatie en het administratieve beheer. Het laatste is eerst mogelijk door het verzamelen van de noodige statistische gegevens, die thans geheel ontbreken, waarna vergrooting van het aantal om- slagplichtigen, dus verschuiven van de lasten in de richting van de stedelijke bevolking, zal kunnen volgen. Voorts haalde spr. enkele meeningen over het wegenvraagstuk aan, mede aan de hand van het rapport over het in 1919 opgerichte Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier, door „De stad is van jou, maar deze trap is van mij. Hier is mijn buit", antwoord de de valsche hopman kalm. Saxon hoorde de deur achter zich opengaan, maar hield zijn blik strak op den Kroaat gevestigd, wiens oogen be gonnen te schitteren. „Kom mee! Laat hem met rust. Kijk, hij heeft daar een lief gevonden riep een der anderen. „Waarom zijn liefje en niet de mijne Een vervloekt mooie meid", schreeuw de de reus. Saxon greep zijn pistool, richtte kalm op den woesteling, die de trap begon te beklimmen, het zwaard getrokken; de anderen bleven besluiteloos staan. „Mannen! Is de buit niet voor de eerste?" schreeuwde Saxon. „Zijn er geen schatten en vrouwen genoeg in Maagdenburg? Dit lijkt opröer. Daar voor zou je kunnen hangen". „De hopman heeft gelijk", riep een jong soldaat, blijkbaar onder den indruk van den dienst onder Wallenstein, mis schien ook scheen Saxon hem niet on bekend. „Kroaat, steek op je zwaard ji ver volgde hij. „Kom mee!" sprak een ander. „Ik dank je mijn hals te wagen voor een dronken gek". Slechts één Kroaat scheen zijn land genoot te willen volgen. „Ze is mooi!" zei hij. „In naam des Keizers! Verwijdert u!" klonk nu weer Saxon's luide steip hooghartig en scherp, geen tegenspraak duldend de toon der Wallensteinsche officieren, (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 5