DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. Onder redactie van
RAMSES, DE ZEVENTIENDE
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
ARTISNIEUWS.
Tot op den huidigen dag is de
jaarmarkt gebleven, al heeft zij
haar oorspronkelijk karakter ver
loren. Zij is echter ingekrompen
tot een week.
11 Augustus 1588.
Twee groote schepen van de
Onoverwinnelijke vloot worden
door de Zeeuwen genomen.
De Spaansche vloot werd door
de Engelschen in Het Kanaal aan
gevallen, terwijl de Hollanders
Parma met zijn vloot opgesloten
hielden te Duinkerken. Vele
Spaansche schepen wisten nog te
ontkomen. Vijf Vlissingsche sche
pen, onder bevel van jonkheer
Van der Does veroverden aan den
mond van het Zwin de Spaansche
galjoen Sint Mattheus, die afge
dreven was. Een ander schip, de
Sint Philippus, dat door de Engel
schen bijna reddeloos was gescho
ten viel den onzen bij Nieuwpoort
in handen.
R. B. J. d. M,
Nadruk verboden.
De Zwitser sche directeur van
mijn hotel in Luxor (met het groot-
sche panorama over Nijl en Pha-
rao-graven) stelde mij op een goei-
en dag Asiz Effendi Naghib voor.
„Hij is grootmeester en sheik van
alle antiquiteiten-handelaars hier
van Boven-Egypte", zei de heer
Obermeyer.
Kort daarna waren wij de gast
in de villa van Naghib Effendi, aan
de Nijl-promenade, welke aan de
crème der toeristen een witge-
pleisterden, voornamen gevel toon
de, maar aan de verbrijzelde colo-
nades van den tempel van Ram
ses II daarentegen zijn met leem
bestreken, vuilen achterkant toe'
keerde. Naghib Effendi ontving
ons op de eerste verdieping. Hij
was een mager, klein mannetje
met een roode tulband op zijn ge
len, vogelachtigen schedel, die om
den gemarkeerden vorm aan den
valken-schedel van den god Ha-
rachte denken deed.
Hij kas een Kopt en ontving ons
op de manier der Bedouinen, gere
serveerd-gastvrij, waarna hij ons
zijn antieke schatten toonde
zoogoed als zonder koop-opdrin
gerigheid.
Zij waren in twee cabinetjes
verdeeld. „Rechts vindt u alléén
echt spul. Mocht u zich toevallig
interesseeren voor een uitstekend
gebleven mummie, zoo stamt dit
goedgeconserveerd, volgens in
scriptie hoog-priesterlijk vóor-
werp, dat gij daar tegen den muur
ziet leunen, uit de 18de dynastie
en is absoluut volmaakt echt
antika bêtir, bêtir en bijzonder
te recommandeeren".
De aangeduide mummie stond
rechtop tegen den wand, opgeslo
ten in haar twee kisten van hout
en karton; het vergulde gezichts
masker met het emaille-wit der
oogen glimlachte, met naar bin
nen gekeerde al-wijsheid, blasé en
toegevend als een veelgereisd
toerist dien niets meer imponeert
en die, in zelf-tevredenheid, zich
Cook's reisbureau heeft toever
trouwd.
Er werd geen handel gedaan,
maar desondanks bood Naghib met
Arabische voornaamheid ons bui
ten op zijn balcon stroopachtige
koffie aan. En aan onze voeten, ter
zijde der palmen der Promenade
en der hotel-tuinen, gleed als een
stroom van zilveren schubben de
Nijl voorbij; zandig-geel lag de Li-
bysche rivier-oever; achter leem-
hutten en de vaalgele woestijn
strekten zich de bergen van Thebe
uit, in de zon als rozen zich kleu
rend en aan haar voeten lagen, als
de cellen in een bijenkorf, de vak
ken der oer-oude gravenstad. Naar
het Noord-Westen heen een
glooiing in de kam van het geberg
te: Biban en Moluk, het dal der
koningen, waarin de pharao's gedu
rende drie dynastieën hunne gra
ven bezaten.
Genietend van hetzelfde uitzicht
zat ik later op het beroemde hotel
terras en luisterde naar de ver
halen van mijn gastheer. Hij ver
telde van de dagen der groote op
gravingen in deze streken, rondom
Luxor, Karnak en Thebe.
„In dien tijd", sprak hij, „was
Naghil Effendi de sleutel tot alle
Boven-Egyptische grafvondsten.
Vond een ploegende Fellach een
jakhalzen-gang, die naar een on
bekend koningsgraf bij Abdel Kur-
na leidde of trad een muildier op
een leemen kruik, dan liep deze
nieuwigheid van den sheik der
ezelsknechten naar een óf ande
ren hoogeren persoon en bereikte
zonder mankeeren, Naghib Effen-
di's immer waakzame ooren.
Maar ik wil u nu ook iets ver
tellen van zijn tegenspoed, ja
laten we gerust zeggen, van zijn
groote blamage Ik herinnerde
me dit, toen ik de uitstekende
mummie zag, die hij blijkbaar nog
steeds onder zijn meer echte za
ken opbewaard. Wij, ingewijden in
Luxor, wij noemen haar: Ramses
XVII. Waarom Omdat deze
mummie zeventienmaal door Nag
hib aan toeristen verkocht en ze
ventienmaal, hoewel geadresseerd
naar New-York of Philadelphia
naar Alexandrië terug gestuurd
werd. Zooals u weet, is de uitvoer
van mummies uit Egypte verbo
den. Naghib raadt daarom steeds
zijn cliënten het'volgende aan:
„Ik raad u, aangezien mummie
export als smokkelarij gestraft
wordt bij de douane in Alexan
drië te vragen naar een beambte
Tadros Wabba en hem van mij al
leen een groet over te brengen: te
gen een backschisch van twintig
tot vijf-en-twintig pond maakt hij
alles in orde."
Aldus gebeurt: meneer Tadros
herkent direct de lange kist, die
gedeclareerd wordt als lijnzaad
monsters. „Openmaken beveelt
hij zijn handlanger. En hierop:
„Maschallah Zij probeeren mum
miën de grens over te smokkelen;
hierop staat een straf van vijf-en-
twintig pond sterling, met confis
catie vap het voorwerp en de om
koop-som, die ge een beambte van
Z.H. de Khedive hebt durven aan-
oieden Waarop Ramses XVII
naar meneer Naghib in Luxor te
rug gaat, klaar om den eerstvol-
genden cliënt met zijn echt-ver-
gulde en zeer innemende glimlach
tegemoet te komen. Deze Ramses
is bij de spoorwegen welbekend.
Zeventien keer als ijlgoed heen en
retour. Sinds de laatste maal is
meneer Naghib echter wat voor
zichtiger geworden.
In mijn hotel steeg, moet u we
ten, in het laatste seizoen, meneer
W. Hotkins af, de vleesch-koning
uit Chicago.
Juist om dien tijd werd dank
zij een agent, die je reine genie
was op dat gebied, een wereld
reclame gemaakt voor de Hotkin-
sche vleeschproducten. Op alle
mogelijke gevels der metropoles
schitterde het plakkaat, waarop de
gloeiend-roode os in mammoet-af
metingen, die op één der Hotkin-
sche inmaakbussen afgebeeld
stond; Hotkins conserven gloeiden
in vurig schrift boven alle markt
plaatsen van Yokohama af tot Ber
lijn toe. Werkelijk, deze agent ge
tuigde van een phantasie, aan die
van een jubileerenden cowboy ge
lijk. Tot Egypte toe reikte zijn las
so. Men vertelt, dat tot op de wan
den der Cheops-pyramide Hotkins'
vette ossen in lichtbeelden werden
geprojecteerd. Zelfs de bagage der
reizigers werd niet ontzien, hoe
wel toch je koffer aanspraak mag
maken op die aardige hotel-etiket
ten, welke als souveniers gelden
aan aangename reis-verpoozingen.
Het treinpersoneel over de gehee-
le wereld, zelfs hier op de route
AlexandriëLuxor, werd door
Hotkins' agenten omgekocht om
de bagage der toeristen met die
gruwelijke plakkaten te bekleven,
waarop te lezen viel: „Waarom at
Adam van den appel omdat
hij Hotkins' vleeschtabletten niet
had Mijn gasten waren razend,
als ze hunne elegante koffers al
dus besmeerd zagen
Hotkins zelf droeg zijn reclame
niet persoonlijk met zich rond. Hij
was een opgeblazen, irriteerende
persoon van enorme afmeting, met
een hoofd als een voetbal, terwijl
het linkerooglid verlamd was. De
dochter Sadie was een zelfstandi
ge schoonheid, had schilder-talent
en maakte vlotte aquarellen der
konings-graven, onder leiding van
een jongen Engelschman, die niet
minder door de millioenen werd
aangetrokken dan door de knappe
jongedame.
I Om dien tijd waren geleerden
bezig, nieuw-ontdekte opgravingen
nader uit te vorschen en de mum
mie, o.a. van den ketter-koning,
Ichnaton, vast te stellen; men was
in spanning omtrent nieuwe ont
dekkingen.
Meneer Hotkins liet een muildier
zadelen, nam drie dragomanen mee
en reed naar die oorden. De arche
ologen doken uit hunne holen om
hoog, met holle oogen en koortsig
van de verzengende woestijn-hitte.
Somber en geergerd, als onder een
tragische betoovering, stond de
leider der Egyptologen daar en
zijn scherpe blik ontmoete de ron
de oogen van meneer Hotkins. De
ze boog zich eenigszins van zijn
muildier zijdelings omlaag. „Euro
pa-methodes grinnikte hij. „In
Het schaaktournooi, dat was
uitgeschreven door den Nederl.
Schaakbond, is geëindigd.
De uitslag was 1ste prijs S. Flor,
Praag 6 punten, 2de en 3de prijs
E. D. Bogoljubow, Triberg en G.
Maroczy, Boedapest elk 5y2 punt.
4de prijs werd gedeeld door de
heeren H. M. Felderhof, Zaandam,
P. F. van Hoorn, Amsterdam en S.
Landau, Rotterdam, allen met 2 K
punt.
Verder behaalden: A. W. Ham
ming, Den Haag 2 p. en E. Mulder,
Amsterdam 1 Ya punt.
Zoo men ziet hebben de meesters
een grooten voorsprong op de Ne
derlanders.
De veteraan van dit tournoai
was G. Maroczy. Een speler die
reeds de zes kruisjes is gepasseerd.
Slechts met een punt minder
moest hij genoegen nemen met een
deel van den tweeden prijs.
Onderstaande partij laat zien
welk een scherp speler hij was op
50-jarigen leeftijd.
Wit: W. A. P. SCHELFHOUT.
Zwart: G. MAROCZY.
Geweigerd Koningsgambiet.
1. e2e4 e7e5
2. f 2—f 4 Lf 8—c5
3. Pgl—f3 d7—dó
4. Pblc3 Pb8có
5. Lf 1—b5
Deze zet ziet er zeer sterk uit,
omdat de aanval op e5 erdoor
wordt versterkt.
Zwart kan echter 5
Pge7 spelen, omdat wit, indien hij
den pion e5 neemt (6. f e5, de5: 7.
Pe5:), een zeer moeilijk te ontwik
kelen spel krijgt waarhij Zwart dan
terstond zijn figuren in actie kan
brengen.
5Pg8—e7
6. f 4Xe5
Hierdoor wordt voor Zwart de
d-lijn geopend en de speelruimte
der Dame nog vergroot.
6d6Xe5
7. d2d3 0—0
8. Lel—g5 Dd8—dó
9. Ddld2 Pcód4
10. Lb5c4
Interessant is: 10. Pd4: Ld4: 11.
Le3, Dbó. 12. Kf 2 (Ke2, Lg4f)
(Lf 2, Le3); (Ld4: ed4:), f5 enz.
1 0c7—có
11. Thlf 1
Deze zet is niet juist.
Zwart kan nu door de volgende
manoeuvre de witte pionenstelling
breken. Beter is wel Pd4: (ed4: 12.
Pe2)
1 1b7—b5
12. Lc4—b3 a7—a5
13. a2—a3 Pd4Xb3
14. c2Xb3 Pe7—gó
De zwakke pionen van wit zijn
er. Hij kan moeilijk tot een aanval
komen.
15. 0—0—0? b5—b4
16. a3Xb4 a5Xb4
17. Pc3e2 Lc8eó
18. Kclc2
Ter dekking van pion b3
Op 18. Dc2 zou volgen hó. 19.
Lh4 (Ld2, Talf), Le3f en Ta5.
18Lc5d4
Bedreigt weer het punt 63
(Dc5f). Indien Wit dan speelt 19.
Pel, dan volgt er Ta5.
19. Pf3Xd4 Ddóc5f
20. Kc2—bl e5Xd4
21. Tdl—cl
Nu beslist Zwart spoedig de par
tij.
Stand na: 21. Tdlcl.
a b cdefg h
21Ta8—alt
22. KblXal Dc5—a5f
23. Kal—bl Le6Xb3
Wit geeft op.
Op 21. Pel zou weer Ta5 zijn
gevolgd. Ook Dc2 is niet mogelijk
omdat dan na Talf de looper op
g5 ongedekt zou blijven.
Californië halen wij waterdruk uit
den nabij-zijnden stroom en was-
schen den heelen bergwand een
voudig vrij, totdat wij bij de kern
zijn". Hij was met één sprong van
zijn muildier bij den ingang van het
graf. Maar twee jonge athleten
wachten hem in de diepte op en
tegelijk kwam hij teruggesneld, met
een vaart, als had een vulkaan hem
uitgespogen en aan de aarde terug
gegeven. De verontwaardigde on
derzoekers verdwenen weer in hun
graf en legden, snel-vergetend, drie
eeuwen tusschen meneer Hotkins
en zichzelf.
Den volgenden dag zocht de
jonge Engelschman mij op. „Waar
de meneer Obermeyer", zei hij met
angstige stem. „U moet mij helpen.
Miss Hotkins wil niet meer met
mij praten. Zij zegt, geen Engelsch
man is er, die een gentleman is.
Om de waarheid te zeggen, me
neer Hotkins heeft door mijn
landgenooten, de drie Egyptologen,
een groote beleediging ondergaan.
Miss Sadie eischt, dat ik haar va
der volle satisfactie bezorg. Ik heb
nu het volgende bedacht: Kunt u,
met uwe relaties bij de Arabische
wereld, ook mogelijk maken, dat
meneer Hotkins zelf een graf zou
ontdekken? Een heel bescheiden,
klein grafje maar, dat heelemaal
niet extra van een pharao of een
prinses behoeft te zijn....?"
„Hm," schrapte ik mijn keel,
„hm.... die zaak behoort niet di
rect tot mijn vak en zal u in alle
gevallen duur te staan komen". En
ik verwees hem naar mijn vrind
Naghib. „Kan die het niet, dan kan
niemand het", zei ik. En ik ging
zelf met hem mee naar Naghib.
Wij zaten eenige uren op diens
terras en dronken er koffie en
kwamen toen tot de zaak. Toen ik
den volgenden avond op mijn
eigen terras zat en den zonsonder
gang over Thebe's bergen genoot,
kwam miss Hotkins naar me toe en
zich bij me neerzettend, vroeg ze:
„Kent u een kopt, genaamd Asiz
Naghib?" „U heeft gehoord van de
belefediging, die men eergisteren
mijn vader bij de koningsgraven
heeft aangedaan Welnu, meneer
Naghib komt met een voorstel, dat
ons volledige genoegdoening ver
schaffen zou, in de oogen van het
hotel ja, voor de gansche we
reld. Ik moet u n.l. zeggen", ver
volgde ze, „dat meneer Naghib de
plek van een volkomen onbekend
graf ergens in de woestijn kent. Hij
biedt ons de primeur aan. Wij be
strijden de kosten der opgravingen
en het zal heeten Hotkins-graf,"
„Mag ik vragen, miss Hotkins,
vorschte ik, uit pure nieuwsgierig
heid: „Hoeveel vroeg Naghib voor
die tijding
„Tweeduizend pond", antwoord
de ze vluchtig. „Dinsdag beginnen
wij te graven. De couranten zijn op
de hoogte gesteld."
En reeds bracht de volgende-
Amerika-post in „New-York He
rald" en „The Tribue" een Caïro-
telegram:
„S. W. Hotkins' onderzoek naar
mummies in Egypte
Eiken morgen nu reed meneer
Hotkins naar buiten, naar Medinet
Habu, door zijne met geweer-ge
wapende dragomannen geëscor
teerd.
Ik ontmoette Naghib. „Hoor
eens", zei ik, „wat is dat met dat
nieuwe graf
Meneer Naghib keek me star
aan en zei:
„Dat graf is boven allen twijfel
echt."
Op zekeren dag verschenen de
drie archeologen uit het Dal der
Koningen, blijkbaar zeer verschrikt
over het gerucht, dat er van een
nieuw onbekend graf sprake was
een enorme zeldzaamheid in
Egypte. Maar hier nu stond meneer
Hotkins, de hemdmouwen opge
stroopt, op een bergje zand, voor
de halfuitgegraven opening, met in
elke hand een Browning.
„Hier vandaan brulde hij naar
de geleerden.
Hierop volgde een tijd van rust
naar buiten, totdat op zekeren dag
meneer Hotkins een groote partij
gaf en met het gevulde champagne
glas de gasten uitnoodigde den
volgenden morgen de openingsfees
ten van het ontdekte graf bij te
wonen, Caïro-correspondenten der
zes wereldbladen begaven zich
eveneens den volgenden ochtend
mee op weg.
Hotkins' voorbereidingen betrof
fen een opening in den bergmuur
tusschen vijfhonderd andere, deels
verzande gaten; het heele rotsge
deelte was met gaten doorboord
als een konijnenhol. Hotkins graf
echter was een echte, een ware,
een inderdaad zeer diepe opening,
waarheen ongeveer een twintig
tal uitgehouwen steenen treden
leidden.
Een priester uit den Karnak-
tempel en de drie gewapende man
nen vormden een eerewacht en wij
daalden een dertigtal voorname
gasten, achter elkaar de rietjes-
aangeveegde treden naar de diepte
af. De achterhoede werd gevormd
door drie film-operateurs, met im-
poneerende toestellen, die ze, op
een ezel verpakt, hierheen had
den getransporteerd.
Door een langen, kalen gang
kwamen wij aan in de eerste graf
hal. Er waren geen fresco's aan de
wanden die zijn er niet in deze
graven bij Medinet Habu maar
aan de zoldering kleefde nog het
roet der walmende fakkels van de
lijk-dragers. En langs de wanden
was de gebruikelijke graf-inrich
ting opgesteld: een gebeeldhouwde
houten stoel, juweelenkoffertjes,
zalf-doosjes, bronzen beeldjes van
Anubjs, van Isis en van Amon-Re,
naast een hoeveelheid van vazen
en kruiken met de ingewanden der
mummie, alles naar de hoogte keu
rig netjes geordend als in een ten-
toonstellings-vitrine.
Drie Arabische handlangers wa
ren bezig de laatste steenen uit 'n
smoezelige deur-opening te bre
ken. Hier bevond zich de eigen
lijke grafkamer. Een donker gat
gaapte ons aan. Ik wierp een
schuinsche blik naar mijn vriend
Naghib Effendi. Deze stond onbe
wegelijk met zijn valken-profiel,
zijn fez en zijn oude diplomatenjas,
die hem het uiterlijk gaf van een
ouden, afgedankten kolonel. Niets
laat zich op deze oostersche ge
zichten doorgronden, maar ook
niets
Daar klonk een luid-gesproken
„Come along (Vooruit en me
neer Hotkins stak de puinhoop
over, vóór de diepe grafkamer
daarachter. „Hier binnen bevindt
zich de doode, allright consta
teerde hij. „Ik verzoek de photo-
grafen op te passen,"
Vier geweldige acetyleen-projec-
toren vlamden op en belichtten de
bleek, gespannen gezichten der
gasten. Wij keken naar binnen, in
de grafkamer: hier stond meneer
Hotkins, op breed-uitgeplante slob-
kousenbeenen, massief en machtig,
plechtig bezig een stars-andxtripe's
vaandel te ontplooien. De appara
ten begonnen naarstig te draaien.
Meneer Hotkins hief majesteite
lijk zijn vlag: „In naam der Ver-
eenigde Staten en in naam der Na
tie klonk het.
En in hetzelfde oogenblik hieven
zijn drie Arabieren uit de nieuw-
geopende sarcophaag de mummie
in haar goud-glanzende kist, met de
scarabee op de borst, waarover de
gevouwen handen, die twee ge
kruiste vleugels geleken. Zij aan zij
stonden ze daar; de vleeschkonxng
uit Chicago en Luxor's beroemde
Ramses XVII met zijn bejaard,
goudglanzend gelaat, glimlachend,
van heel verre en blasé, over het
wèl-begrijpen van zoo heel
veel
En terwijl de film-operateurs
werkten, zagen wij allen, een kist,
waarop een pientere spoorwegbe
ambte van de AlexandriëLuxor-
expres een vlammend plakkaat had
geplakt:
Hotkins' conserven houden
eeuwen stand
door G. J. Visscher.
De Sprinkhanen.
Jantje was voor de eerste maal
van zijn leven in Artis geweest,
„En wat heb je daar gezien,
Jantje vroeg zijn groote broer.
„OAapjes, en olifanten, en
leeuwen, en tijgers, en beren en
nog veel meer
„Heb je daar ook die vreemde
hanen gezien
„Ja, en kippen ook, en pauwen
en kalkoenen
„Ja, maar ik bedoel die vreem
de hanen, die niet kraaien kunnen
en die geen veeren hebben."
„Hanen zonder veeren Neen
zei Jantje, „die heb ik niet ge
zien."
„Ik bedoel de sprinkhanen", zei
zijn broer lachend. „Die zijn er ook
en die hebben geen veeren".
„O zei Jantje. „Bedoel je die?!
Neen die heb ik niet gezien, maar
daar is niets aan. Die zitten bij ons
in den tuin en in 't bleekveld ook
„Daar heb je gelijk in. Hier in
den tuin zijn ook sprinkhanen.Maar
als je wat ouder bent en je komt
weer in Artis, dan moet je in 't In-
sectarium, daar dicht bij de slan
gen en krokodillen, eens vragen,
of je de sprinkhanen moogt zien
en dan zal je groote oogen opzet
ten
Toen Jantje voor de tweede maal
in Artis kwam hij was intus-
schen tot Jan opgegroeid herin
nerde hij zich de woorden van
zijn broer en hij stapte regelrecht
op het Insectarium af. Daar zag hij
allerlei soorten van mieren en vlin
ders en krekels maar geen
sprinkhanen.
„Kunt u mij ook zeggen, waar
de sprinkhanen zijn vroeg hij
een oppasser.
„Wel zeker, jongeheer Ga dan
maar door die deur naar de afdee-
ling hiernaast
Dat deed Jan en weldra las hij
op één van de daar aanwezige in-
sectenkasten den naam „Trek-
sprinkhaan". Hij trof het dien mor-
gen bijzonder. Wij, treksprinkha-
nen, zaten met ons zessen ver
spreid over een takje, dat we juist
geheel kaal gegeten hadden. Er
was geen blaadje meer over en dus
móesten we wel goed in 't oog val
len. De jongen stond met de groot
ste aandacht naar ons te kijken. Hij
verwonderde zich over onze groot
te, want wij waren wel viermaal
zoo groot als de sprinkhanen bij
hem thuis op het bleekveld. Hij
wist, dat wij uit Afrika afkomstig
waren. Och ja, maar zou hij ook
bedacht hebben, hoe vreeselijk het
voor ons moest zijn, om in zoo'n
klein glazen kastje de rest van ons
leven door te brengen Vroeger
lag er 'n heel werelddeel voor ons
open en daarmede waren we inder
tijd nog niet eens tevreden
Reeds als larven, in ons roode
pakje door de Transvalers „rood-
baadjes" genoemd, maakten we in
groote massa's dagenlange voet
reizen. Arme graanvelden, die we
passeerden Geen blaadje, geen
korreltje lieten we ongemoeid
Na een aantal vervellingen wer
den we volwassen sprinkhanen en
nu hadden we vleugels en konden
we vliegen.
Een reusachtige zwerm, waarbij
zich andere zwermen aansloten
verhief zich in de lucht. Het zon
licht werd er door verduisterd. De
inboorlingen zagen die dichte
wolk met schrik naderen. Er wer
den vuren aangelegd, om ons door
kolossale rookwolken van richting
te doen veranderen, want overal,'
waar wij neerstreken, werden alle
velden in enkele uren kaal gege
ten.
In sommige Engelsche en Fran-
sche koloniën stuurde men zelfs
vliegmachines uit, die vergiftige
stoffen verspreidden over de stre
ken, waar wij neergekomen waren.
Daaraan bezweken wel enkele dui
zenden, misschien ook millioenen
van ons, maar er bleven er nog ge
noeg over, terwijl de vergiftige
-exemplaren door allerlei trekvo
gels werden opgegeten, wat ten ge
volge had, dat bijv. in Nederland
de ooievaars, vroeger zoo talrijk,
heel weinig meer voorkwamen.
Ik behoorde tot de groote mas
sa, die aan den dood ontsnapte.
Onze zwerm vloog zelfs de Mid-
dellandsche Zee over. Mijn afdee-
ling belandde in Zuid-Italië in een
groot veld, dat met bloemkool be
plant was. De tuinlieden spanden
zich in, om hun verlies zoo klein
mogelijk te maken, en zij brachten
in allerijl hun bloemkooltjes naar
een Hollandsch schip, dat juist in
lading lag. Wij zaten op dat oogen
blik lekker te schansen en zoo
werd ik met vijf anderen, tusschen
de stonkjes verscholen, aan boord
gebracht.
We waren genoodzaakt met die
Hollandsche stoomboot een zee
reis mee te maken. Aan eten had
den we onderweg geen gebrek en
zoo kwamen we te Amsterdam.
Wat zou er nu met ons gebeuren
Zouden we, als verstekelingen per
keerende boot naar Italië terugge
stuurd worden Geen kwestie
van! We werden ontdekt en....
naar Artis gebracht en van dien
tijd af dagteekent ons verblijf in 't
Insectarium.
Ik kon dat Jan, toen hij ons