DAMMEN EN SCHAKEN. VOOR DE JEUGD. Onder redactie van RAMSES, DE ZEVENTIENDE Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. ARTISNIEUWS. Tot op den huidigen dag is de jaarmarkt gebleven, al heeft zij haar oorspronkelijk karakter ver loren. Zij is echter ingekrompen tot een week. 11 Augustus 1588. Twee groote schepen van de Onoverwinnelijke vloot worden door de Zeeuwen genomen. De Spaansche vloot werd door de Engelschen in Het Kanaal aan gevallen, terwijl de Hollanders Parma met zijn vloot opgesloten hielden te Duinkerken. Vele Spaansche schepen wisten nog te ontkomen. Vijf Vlissingsche sche pen, onder bevel van jonkheer Van der Does veroverden aan den mond van het Zwin de Spaansche galjoen Sint Mattheus, die afge dreven was. Een ander schip, de Sint Philippus, dat door de Engel schen bijna reddeloos was gescho ten viel den onzen bij Nieuwpoort in handen. R. B. J. d. M, Nadruk verboden. De Zwitser sche directeur van mijn hotel in Luxor (met het groot- sche panorama over Nijl en Pha- rao-graven) stelde mij op een goei- en dag Asiz Effendi Naghib voor. „Hij is grootmeester en sheik van alle antiquiteiten-handelaars hier van Boven-Egypte", zei de heer Obermeyer. Kort daarna waren wij de gast in de villa van Naghib Effendi, aan de Nijl-promenade, welke aan de crème der toeristen een witge- pleisterden, voornamen gevel toon de, maar aan de verbrijzelde colo- nades van den tempel van Ram ses II daarentegen zijn met leem bestreken, vuilen achterkant toe' keerde. Naghib Effendi ontving ons op de eerste verdieping. Hij was een mager, klein mannetje met een roode tulband op zijn ge len, vogelachtigen schedel, die om den gemarkeerden vorm aan den valken-schedel van den god Ha- rachte denken deed. Hij kas een Kopt en ontving ons op de manier der Bedouinen, gere serveerd-gastvrij, waarna hij ons zijn antieke schatten toonde zoogoed als zonder koop-opdrin gerigheid. Zij waren in twee cabinetjes verdeeld. „Rechts vindt u alléén echt spul. Mocht u zich toevallig interesseeren voor een uitstekend gebleven mummie, zoo stamt dit goedgeconserveerd, volgens in scriptie hoog-priesterlijk vóor- werp, dat gij daar tegen den muur ziet leunen, uit de 18de dynastie en is absoluut volmaakt echt antika bêtir, bêtir en bijzonder te recommandeeren". De aangeduide mummie stond rechtop tegen den wand, opgeslo ten in haar twee kisten van hout en karton; het vergulde gezichts masker met het emaille-wit der oogen glimlachte, met naar bin nen gekeerde al-wijsheid, blasé en toegevend als een veelgereisd toerist dien niets meer imponeert en die, in zelf-tevredenheid, zich Cook's reisbureau heeft toever trouwd. Er werd geen handel gedaan, maar desondanks bood Naghib met Arabische voornaamheid ons bui ten op zijn balcon stroopachtige koffie aan. En aan onze voeten, ter zijde der palmen der Promenade en der hotel-tuinen, gleed als een stroom van zilveren schubben de Nijl voorbij; zandig-geel lag de Li- bysche rivier-oever; achter leem- hutten en de vaalgele woestijn strekten zich de bergen van Thebe uit, in de zon als rozen zich kleu rend en aan haar voeten lagen, als de cellen in een bijenkorf, de vak ken der oer-oude gravenstad. Naar het Noord-Westen heen een glooiing in de kam van het geberg te: Biban en Moluk, het dal der koningen, waarin de pharao's gedu rende drie dynastieën hunne gra ven bezaten. Genietend van hetzelfde uitzicht zat ik later op het beroemde hotel terras en luisterde naar de ver halen van mijn gastheer. Hij ver telde van de dagen der groote op gravingen in deze streken, rondom Luxor, Karnak en Thebe. „In dien tijd", sprak hij, „was Naghil Effendi de sleutel tot alle Boven-Egyptische grafvondsten. Vond een ploegende Fellach een jakhalzen-gang, die naar een on bekend koningsgraf bij Abdel Kur- na leidde of trad een muildier op een leemen kruik, dan liep deze nieuwigheid van den sheik der ezelsknechten naar een óf ande ren hoogeren persoon en bereikte zonder mankeeren, Naghib Effen- di's immer waakzame ooren. Maar ik wil u nu ook iets ver tellen van zijn tegenspoed, ja laten we gerust zeggen, van zijn groote blamage Ik herinnerde me dit, toen ik de uitstekende mummie zag, die hij blijkbaar nog steeds onder zijn meer echte za ken opbewaard. Wij, ingewijden in Luxor, wij noemen haar: Ramses XVII. Waarom Omdat deze mummie zeventienmaal door Nag hib aan toeristen verkocht en ze ventienmaal, hoewel geadresseerd naar New-York of Philadelphia naar Alexandrië terug gestuurd werd. Zooals u weet, is de uitvoer van mummies uit Egypte verbo den. Naghib raadt daarom steeds zijn cliënten het'volgende aan: „Ik raad u, aangezien mummie export als smokkelarij gestraft wordt bij de douane in Alexan drië te vragen naar een beambte Tadros Wabba en hem van mij al leen een groet over te brengen: te gen een backschisch van twintig tot vijf-en-twintig pond maakt hij alles in orde." Aldus gebeurt: meneer Tadros herkent direct de lange kist, die gedeclareerd wordt als lijnzaad monsters. „Openmaken beveelt hij zijn handlanger. En hierop: „Maschallah Zij probeeren mum miën de grens over te smokkelen; hierop staat een straf van vijf-en- twintig pond sterling, met confis catie vap het voorwerp en de om koop-som, die ge een beambte van Z.H. de Khedive hebt durven aan- oieden Waarop Ramses XVII naar meneer Naghib in Luxor te rug gaat, klaar om den eerstvol- genden cliënt met zijn echt-ver- gulde en zeer innemende glimlach tegemoet te komen. Deze Ramses is bij de spoorwegen welbekend. Zeventien keer als ijlgoed heen en retour. Sinds de laatste maal is meneer Naghib echter wat voor zichtiger geworden. In mijn hotel steeg, moet u we ten, in het laatste seizoen, meneer W. Hotkins af, de vleesch-koning uit Chicago. Juist om dien tijd werd dank zij een agent, die je reine genie was op dat gebied, een wereld reclame gemaakt voor de Hotkin- sche vleeschproducten. Op alle mogelijke gevels der metropoles schitterde het plakkaat, waarop de gloeiend-roode os in mammoet-af metingen, die op één der Hotkin- sche inmaakbussen afgebeeld stond; Hotkins conserven gloeiden in vurig schrift boven alle markt plaatsen van Yokohama af tot Ber lijn toe. Werkelijk, deze agent ge tuigde van een phantasie, aan die van een jubileerenden cowboy ge lijk. Tot Egypte toe reikte zijn las so. Men vertelt, dat tot op de wan den der Cheops-pyramide Hotkins' vette ossen in lichtbeelden werden geprojecteerd. Zelfs de bagage der reizigers werd niet ontzien, hoe wel toch je koffer aanspraak mag maken op die aardige hotel-etiket ten, welke als souveniers gelden aan aangename reis-verpoozingen. Het treinpersoneel over de gehee- le wereld, zelfs hier op de route AlexandriëLuxor, werd door Hotkins' agenten omgekocht om de bagage der toeristen met die gruwelijke plakkaten te bekleven, waarop te lezen viel: „Waarom at Adam van den appel omdat hij Hotkins' vleeschtabletten niet had Mijn gasten waren razend, als ze hunne elegante koffers al dus besmeerd zagen Hotkins zelf droeg zijn reclame niet persoonlijk met zich rond. Hij was een opgeblazen, irriteerende persoon van enorme afmeting, met een hoofd als een voetbal, terwijl het linkerooglid verlamd was. De dochter Sadie was een zelfstandi ge schoonheid, had schilder-talent en maakte vlotte aquarellen der konings-graven, onder leiding van een jongen Engelschman, die niet minder door de millioenen werd aangetrokken dan door de knappe jongedame. I Om dien tijd waren geleerden bezig, nieuw-ontdekte opgravingen nader uit te vorschen en de mum mie, o.a. van den ketter-koning, Ichnaton, vast te stellen; men was in spanning omtrent nieuwe ont dekkingen. Meneer Hotkins liet een muildier zadelen, nam drie dragomanen mee en reed naar die oorden. De arche ologen doken uit hunne holen om hoog, met holle oogen en koortsig van de verzengende woestijn-hitte. Somber en geergerd, als onder een tragische betoovering, stond de leider der Egyptologen daar en zijn scherpe blik ontmoete de ron de oogen van meneer Hotkins. De ze boog zich eenigszins van zijn muildier zijdelings omlaag. „Euro pa-methodes grinnikte hij. „In Het schaaktournooi, dat was uitgeschreven door den Nederl. Schaakbond, is geëindigd. De uitslag was 1ste prijs S. Flor, Praag 6 punten, 2de en 3de prijs E. D. Bogoljubow, Triberg en G. Maroczy, Boedapest elk 5y2 punt. 4de prijs werd gedeeld door de heeren H. M. Felderhof, Zaandam, P. F. van Hoorn, Amsterdam en S. Landau, Rotterdam, allen met 2 K punt. Verder behaalden: A. W. Ham ming, Den Haag 2 p. en E. Mulder, Amsterdam 1 Ya punt. Zoo men ziet hebben de meesters een grooten voorsprong op de Ne derlanders. De veteraan van dit tournoai was G. Maroczy. Een speler die reeds de zes kruisjes is gepasseerd. Slechts met een punt minder moest hij genoegen nemen met een deel van den tweeden prijs. Onderstaande partij laat zien welk een scherp speler hij was op 50-jarigen leeftijd. Wit: W. A. P. SCHELFHOUT. Zwart: G. MAROCZY. Geweigerd Koningsgambiet. 1. e2e4 e7e5 2. f 2—f 4 Lf 8—c5 3. Pgl—f3 d7—dó 4. Pblc3 Pb8có 5. Lf 1—b5 Deze zet ziet er zeer sterk uit, omdat de aanval op e5 erdoor wordt versterkt. Zwart kan echter 5 Pge7 spelen, omdat wit, indien hij den pion e5 neemt (6. f e5, de5: 7. Pe5:), een zeer moeilijk te ontwik kelen spel krijgt waarhij Zwart dan terstond zijn figuren in actie kan brengen. 5Pg8—e7 6. f 4Xe5 Hierdoor wordt voor Zwart de d-lijn geopend en de speelruimte der Dame nog vergroot. 6d6Xe5 7. d2d3 0—0 8. Lel—g5 Dd8—dó 9. Ddld2 Pcód4 10. Lb5c4 Interessant is: 10. Pd4: Ld4: 11. Le3, Dbó. 12. Kf 2 (Ke2, Lg4f) (Lf 2, Le3); (Ld4: ed4:), f5 enz. 1 0c7—có 11. Thlf 1 Deze zet is niet juist. Zwart kan nu door de volgende manoeuvre de witte pionenstelling breken. Beter is wel Pd4: (ed4: 12. Pe2) 1 1b7—b5 12. Lc4—b3 a7—a5 13. a2—a3 Pd4Xb3 14. c2Xb3 Pe7—gó De zwakke pionen van wit zijn er. Hij kan moeilijk tot een aanval komen. 15. 0—0—0? b5—b4 16. a3Xb4 a5Xb4 17. Pc3e2 Lc8eó 18. Kclc2 Ter dekking van pion b3 Op 18. Dc2 zou volgen hó. 19. Lh4 (Ld2, Talf), Le3f en Ta5. 18Lc5d4 Bedreigt weer het punt 63 (Dc5f). Indien Wit dan speelt 19. Pel, dan volgt er Ta5. 19. Pf3Xd4 Ddóc5f 20. Kc2—bl e5Xd4 21. Tdl—cl Nu beslist Zwart spoedig de par tij. Stand na: 21. Tdlcl. a b cdefg h 21Ta8—alt 22. KblXal Dc5—a5f 23. Kal—bl Le6Xb3 Wit geeft op. Op 21. Pel zou weer Ta5 zijn gevolgd. Ook Dc2 is niet mogelijk omdat dan na Talf de looper op g5 ongedekt zou blijven. Californië halen wij waterdruk uit den nabij-zijnden stroom en was- schen den heelen bergwand een voudig vrij, totdat wij bij de kern zijn". Hij was met één sprong van zijn muildier bij den ingang van het graf. Maar twee jonge athleten wachten hem in de diepte op en tegelijk kwam hij teruggesneld, met een vaart, als had een vulkaan hem uitgespogen en aan de aarde terug gegeven. De verontwaardigde on derzoekers verdwenen weer in hun graf en legden, snel-vergetend, drie eeuwen tusschen meneer Hotkins en zichzelf. Den volgenden dag zocht de jonge Engelschman mij op. „Waar de meneer Obermeyer", zei hij met angstige stem. „U moet mij helpen. Miss Hotkins wil niet meer met mij praten. Zij zegt, geen Engelsch man is er, die een gentleman is. Om de waarheid te zeggen, me neer Hotkins heeft door mijn landgenooten, de drie Egyptologen, een groote beleediging ondergaan. Miss Sadie eischt, dat ik haar va der volle satisfactie bezorg. Ik heb nu het volgende bedacht: Kunt u, met uwe relaties bij de Arabische wereld, ook mogelijk maken, dat meneer Hotkins zelf een graf zou ontdekken? Een heel bescheiden, klein grafje maar, dat heelemaal niet extra van een pharao of een prinses behoeft te zijn....?" „Hm," schrapte ik mijn keel, „hm.... die zaak behoort niet di rect tot mijn vak en zal u in alle gevallen duur te staan komen". En ik verwees hem naar mijn vrind Naghib. „Kan die het niet, dan kan niemand het", zei ik. En ik ging zelf met hem mee naar Naghib. Wij zaten eenige uren op diens terras en dronken er koffie en kwamen toen tot de zaak. Toen ik den volgenden avond op mijn eigen terras zat en den zonsonder gang over Thebe's bergen genoot, kwam miss Hotkins naar me toe en zich bij me neerzettend, vroeg ze: „Kent u een kopt, genaamd Asiz Naghib?" „U heeft gehoord van de belefediging, die men eergisteren mijn vader bij de koningsgraven heeft aangedaan Welnu, meneer Naghib komt met een voorstel, dat ons volledige genoegdoening ver schaffen zou, in de oogen van het hotel ja, voor de gansche we reld. Ik moet u n.l. zeggen", ver volgde ze, „dat meneer Naghib de plek van een volkomen onbekend graf ergens in de woestijn kent. Hij biedt ons de primeur aan. Wij be strijden de kosten der opgravingen en het zal heeten Hotkins-graf," „Mag ik vragen, miss Hotkins, vorschte ik, uit pure nieuwsgierig heid: „Hoeveel vroeg Naghib voor die tijding „Tweeduizend pond", antwoord de ze vluchtig. „Dinsdag beginnen wij te graven. De couranten zijn op de hoogte gesteld." En reeds bracht de volgende- Amerika-post in „New-York He rald" en „The Tribue" een Caïro- telegram: „S. W. Hotkins' onderzoek naar mummies in Egypte Eiken morgen nu reed meneer Hotkins naar buiten, naar Medinet Habu, door zijne met geweer-ge wapende dragomannen geëscor teerd. Ik ontmoette Naghib. „Hoor eens", zei ik, „wat is dat met dat nieuwe graf Meneer Naghib keek me star aan en zei: „Dat graf is boven allen twijfel echt." Op zekeren dag verschenen de drie archeologen uit het Dal der Koningen, blijkbaar zeer verschrikt over het gerucht, dat er van een nieuw onbekend graf sprake was een enorme zeldzaamheid in Egypte. Maar hier nu stond meneer Hotkins, de hemdmouwen opge stroopt, op een bergje zand, voor de halfuitgegraven opening, met in elke hand een Browning. „Hier vandaan brulde hij naar de geleerden. Hierop volgde een tijd van rust naar buiten, totdat op zekeren dag meneer Hotkins een groote partij gaf en met het gevulde champagne glas de gasten uitnoodigde den volgenden morgen de openingsfees ten van het ontdekte graf bij te wonen, Caïro-correspondenten der zes wereldbladen begaven zich eveneens den volgenden ochtend mee op weg. Hotkins' voorbereidingen betrof fen een opening in den bergmuur tusschen vijfhonderd andere, deels verzande gaten; het heele rotsge deelte was met gaten doorboord als een konijnenhol. Hotkins graf echter was een echte, een ware, een inderdaad zeer diepe opening, waarheen ongeveer een twintig tal uitgehouwen steenen treden leidden. Een priester uit den Karnak- tempel en de drie gewapende man nen vormden een eerewacht en wij daalden een dertigtal voorname gasten, achter elkaar de rietjes- aangeveegde treden naar de diepte af. De achterhoede werd gevormd door drie film-operateurs, met im- poneerende toestellen, die ze, op een ezel verpakt, hierheen had den getransporteerd. Door een langen, kalen gang kwamen wij aan in de eerste graf hal. Er waren geen fresco's aan de wanden die zijn er niet in deze graven bij Medinet Habu maar aan de zoldering kleefde nog het roet der walmende fakkels van de lijk-dragers. En langs de wanden was de gebruikelijke graf-inrich ting opgesteld: een gebeeldhouwde houten stoel, juweelenkoffertjes, zalf-doosjes, bronzen beeldjes van Anubjs, van Isis en van Amon-Re, naast een hoeveelheid van vazen en kruiken met de ingewanden der mummie, alles naar de hoogte keu rig netjes geordend als in een ten- toonstellings-vitrine. Drie Arabische handlangers wa ren bezig de laatste steenen uit 'n smoezelige deur-opening te bre ken. Hier bevond zich de eigen lijke grafkamer. Een donker gat gaapte ons aan. Ik wierp een schuinsche blik naar mijn vriend Naghib Effendi. Deze stond onbe wegelijk met zijn valken-profiel, zijn fez en zijn oude diplomatenjas, die hem het uiterlijk gaf van een ouden, afgedankten kolonel. Niets laat zich op deze oostersche ge zichten doorgronden, maar ook niets Daar klonk een luid-gesproken „Come along (Vooruit en me neer Hotkins stak de puinhoop over, vóór de diepe grafkamer daarachter. „Hier binnen bevindt zich de doode, allright consta teerde hij. „Ik verzoek de photo- grafen op te passen," Vier geweldige acetyleen-projec- toren vlamden op en belichtten de bleek, gespannen gezichten der gasten. Wij keken naar binnen, in de grafkamer: hier stond meneer Hotkins, op breed-uitgeplante slob- kousenbeenen, massief en machtig, plechtig bezig een stars-andxtripe's vaandel te ontplooien. De appara ten begonnen naarstig te draaien. Meneer Hotkins hief majesteite lijk zijn vlag: „In naam der Ver- eenigde Staten en in naam der Na tie klonk het. En in hetzelfde oogenblik hieven zijn drie Arabieren uit de nieuw- geopende sarcophaag de mummie in haar goud-glanzende kist, met de scarabee op de borst, waarover de gevouwen handen, die twee ge kruiste vleugels geleken. Zij aan zij stonden ze daar; de vleeschkonxng uit Chicago en Luxor's beroemde Ramses XVII met zijn bejaard, goudglanzend gelaat, glimlachend, van heel verre en blasé, over het wèl-begrijpen van zoo heel veel En terwijl de film-operateurs werkten, zagen wij allen, een kist, waarop een pientere spoorwegbe ambte van de AlexandriëLuxor- expres een vlammend plakkaat had geplakt: Hotkins' conserven houden eeuwen stand door G. J. Visscher. De Sprinkhanen. Jantje was voor de eerste maal van zijn leven in Artis geweest, „En wat heb je daar gezien, Jantje vroeg zijn groote broer. „OAapjes, en olifanten, en leeuwen, en tijgers, en beren en nog veel meer „Heb je daar ook die vreemde hanen gezien „Ja, en kippen ook, en pauwen en kalkoenen „Ja, maar ik bedoel die vreem de hanen, die niet kraaien kunnen en die geen veeren hebben." „Hanen zonder veeren Neen zei Jantje, „die heb ik niet ge zien." „Ik bedoel de sprinkhanen", zei zijn broer lachend. „Die zijn er ook en die hebben geen veeren". „O zei Jantje. „Bedoel je die?! Neen die heb ik niet gezien, maar daar is niets aan. Die zitten bij ons in den tuin en in 't bleekveld ook „Daar heb je gelijk in. Hier in den tuin zijn ook sprinkhanen.Maar als je wat ouder bent en je komt weer in Artis, dan moet je in 't In- sectarium, daar dicht bij de slan gen en krokodillen, eens vragen, of je de sprinkhanen moogt zien en dan zal je groote oogen opzet ten Toen Jantje voor de tweede maal in Artis kwam hij was intus- schen tot Jan opgegroeid herin nerde hij zich de woorden van zijn broer en hij stapte regelrecht op het Insectarium af. Daar zag hij allerlei soorten van mieren en vlin ders en krekels maar geen sprinkhanen. „Kunt u mij ook zeggen, waar de sprinkhanen zijn vroeg hij een oppasser. „Wel zeker, jongeheer Ga dan maar door die deur naar de afdee- ling hiernaast Dat deed Jan en weldra las hij op één van de daar aanwezige in- sectenkasten den naam „Trek- sprinkhaan". Hij trof het dien mor- gen bijzonder. Wij, treksprinkha- nen, zaten met ons zessen ver spreid over een takje, dat we juist geheel kaal gegeten hadden. Er was geen blaadje meer over en dus móesten we wel goed in 't oog val len. De jongen stond met de groot ste aandacht naar ons te kijken. Hij verwonderde zich over onze groot te, want wij waren wel viermaal zoo groot als de sprinkhanen bij hem thuis op het bleekveld. Hij wist, dat wij uit Afrika afkomstig waren. Och ja, maar zou hij ook bedacht hebben, hoe vreeselijk het voor ons moest zijn, om in zoo'n klein glazen kastje de rest van ons leven door te brengen Vroeger lag er 'n heel werelddeel voor ons open en daarmede waren we inder tijd nog niet eens tevreden Reeds als larven, in ons roode pakje door de Transvalers „rood- baadjes" genoemd, maakten we in groote massa's dagenlange voet reizen. Arme graanvelden, die we passeerden Geen blaadje, geen korreltje lieten we ongemoeid Na een aantal vervellingen wer den we volwassen sprinkhanen en nu hadden we vleugels en konden we vliegen. Een reusachtige zwerm, waarbij zich andere zwermen aansloten verhief zich in de lucht. Het zon licht werd er door verduisterd. De inboorlingen zagen die dichte wolk met schrik naderen. Er wer den vuren aangelegd, om ons door kolossale rookwolken van richting te doen veranderen, want overal,' waar wij neerstreken, werden alle velden in enkele uren kaal gege ten. In sommige Engelsche en Fran- sche koloniën stuurde men zelfs vliegmachines uit, die vergiftige stoffen verspreidden over de stre ken, waar wij neergekomen waren. Daaraan bezweken wel enkele dui zenden, misschien ook millioenen van ons, maar er bleven er nog ge noeg over, terwijl de vergiftige -exemplaren door allerlei trekvo gels werden opgegeten, wat ten ge volge had, dat bijv. in Nederland de ooievaars, vroeger zoo talrijk, heel weinig meer voorkwamen. Ik behoorde tot de groote mas sa, die aan den dood ontsnapte. Onze zwerm vloog zelfs de Mid- dellandsche Zee over. Mijn afdee- ling belandde in Zuid-Italië in een groot veld, dat met bloemkool be plant was. De tuinlieden spanden zich in, om hun verlies zoo klein mogelijk te maken, en zij brachten in allerijl hun bloemkooltjes naar een Hollandsch schip, dat juist in lading lag. Wij zaten op dat oogen blik lekker te schansen en zoo werd ik met vijf anderen, tusschen de stonkjes verscholen, aan boord gebracht. We waren genoodzaakt met die Hollandsche stoomboot een zee reis mee te maken. Aan eten had den we onderweg geen gebrek en zoo kwamen we te Amsterdam. Wat zou er nu met ons gebeuren Zouden we, als verstekelingen per keerende boot naar Italië terugge stuurd worden Geen kwestie van! We werden ontdekt en.... naar Artis gebracht en van dien tijd af dagteekent ons verblijf in 't Insectarium. Ik kon dat Jan, toen hij ons

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 8