ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
VAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COURAhTl
mMMIHoEti
8 Juli 1933
III
ZOO'N BENGEL.
8.
to.
VARIA.
RAADSELHOEKJE.
Jkóo'V
ZEEUWSCHE KRONIEK.
OPLICHTERS-TRUC.
Heel even trilden bij deze waar
schuwing de fijne blaadjes der ijde-
le roos. Doch 't duurde niet lang, o
de indruk vervaagde.
„Die vader Struik heeft juist
zulke grauwe, sombere gedachten,
als hij er uitziet dacht ze. „Hoe
zou ik, die zóó schoon ben, zoo
worden, als hij zegt Ik, die
straks in een kristallen vaas op de
Koninklijke tafel zal prijken
Zoo dacht óók de ijdele roos
toen zij eenige uren later werd af
gesneden en weer de struik tot
hakr sprak: „Mijn ijdel, lief kind,
dat heengaat voor altijd, denk aan
mijn woorden.
Dienzelfden avond prijkte wer
kelijk de ijdele, witte roos, tus-
schen zeldzame kasbloemen, in een
kristallen vaas, die geplaatst werd
op de Koninklijke tafel, juist te
genover de plaats der Koningin.
Haar ijdel bloemenhartje zwol toen
van trots, vooral op het oogenblik,
toen de Koningin haar uit de vaas
nam, en zij zich door vele prachtig-
gekleede dames en heeren hoorde
prijzen, niet alleen om haar zeld
zame schoonheid, doch ook om
haar heerlijken geur. En nog meer
streelde het haar ijdelheid, toen
de zachte hand der Koningin, haar
niet weer in de vaas terugbracht,
doch wèl, met een gouden speld,
vasthechtte op haar prachtig di
ner-toilet.
„Wat zullen mijn zusters, de an
dere rozen, mij benijden, als zij
hooren welk een buitengewone on
derscheiding mij te beurt valt",
murmelde de ijdele roos. „O, wat
voel ik mij toen gelukkig
Vol vreugde plooide toen de
ijdele, witte roos haar geurige
blaadjes nog wat meer naar ach
teren, om toch maar héél dicht bij
de Koningin te zijn, opdat deze
nog meer haar schoonheid zou kun
nen bewonderen. Zij, die steeds
meer van haar frischheid verloor,
dacht zich nu nog véél schooner
en frisscher dan de kasbloemen,
die zoo fleurig stonden in de
kristallen vaas. Ja, zelfs toen ze
weldra, bijna verwelkt, aan den
half-verdroogden stengel hing en
ook reeds zich te moe en te krach
teloos voelde, haar blaadjes nog
verder te ontplooien, begreep zij
nog niet, haar schoonheid te heb
ben verloren.
Dit bemerkte echter al spoedig
de Koningin. „Zie toch eens",
sprak zij tot een der hofdames, „zie
nu toch eens, hoe spoedig die
straks nog zoo frissche, witte roos
is verwelktRoode rozen blijven
toch veel langer mooi, dan deze
teere witte bloemen
,,'t Is zooals Uwe Majesteit zegt"
was het antwoord. „En hoe leelijk
is zulk een verwelkte roos. Ze be
derft waarlijk de schoonheid van
een schitterend-schoon kleed."
„Dan zullen wij dat verflenste
roosje maar dadelijk afleggen",
sprak de Koningin.
Dat men zoo over haar sprak,
begreep de ijdele, witte roos nog
niet. Ze voelde alleen, dat men
haar neerlegde op een plek, waar
het veel kouder was, dan op de
japon der Koningin. Ze wist ook
niet, dat ze op een marmeren
schoorsteenmantel lag, maar de
koude van het marmer deed
haar prettig aan, zoodat ze dacht:
„Uier zal mijn vermoeidheid wel
weer verdwijnen, hier zal ik straks
wear de kracht hebben, mijn
blaadjes verder te ontplooien
Maar juist op een oogenblik,
toen zij meende haar verloren
kracht teruggekregen te hebben
en trachtte haar blaadjes verder
uit te spreiden, zag ze toevallig in
den spiegel, boven den schoor
steenmantel, haar eigen beeld
„Bah, wat ligt daar een leelijke ver
flenste roos riep ze uit. „Hoe
prettig, dat ik niet zoo leelijk ben
Want schoon en geurig ben ik nog
altijd. En straks zal weer de Ko
ningin komen en mij opnieuw
vasthechten op haar prachtig
kleed...."
Maar toen de ijdele, witte roos
dien avond tusschen nog meer ver
welkte bloemen, in een vuilnisbak
lag, hoorde zij al spoedig van haar
lotgenooten, dat er een einde was
gekomen aan haar glorierijk, doch
zeer kort bestaan. „En toch was ik
eens de schoonste van alle rozen
in het perk," vertelde zij. „En wat
ben ik nu Geen der verflenste
bloemen zei hierop iets; ook zij
waren eens schoon en geurig ge
weest, doch zij wisten, dat een
kort bestaan het lot van alle bloe
men is. Daarom zwegen zij.
Maar toen dacht op eens de ijde
le, witte roos aan de woorden, die
eens vader Struik tot haar sprak:
„Wat vandaag schoon, frisch en
geurig is, ligt wellicht reeds mor
gen verdord en verflenst in het
stof. Snoef daarom niet op uw
schoonheid, die toch zóó verganke
lijk is
Tante Joh.
Verhaaltje op Rijm.
1.
Mooi weer was 't en Pietje's
Ouders
Waren op een middag uit.
Pietje wilde graag naar 't bosch
toe.
't Zonnetje scheen door de ruit
2.
Maar zijn Vader had vóór 't
weggaan
Tegen hem gezegd: Weet
goed:
Jij moet op je zusje passen;
Speel met haar en houdt
haar zoet
3.
Eerst speelt Pietje met zijn zusje,
Doch dan valt hem plots iets in:
't Is vacantie 1 Naar de bosschen I
Daarin heeft hij toch zoo'n zin
4.
Haar zijn zusje kan niet meegaan.
't Is te ver voor 't kleine ding,
Alshij haar eens thuis liet
en dan
Heel alleen het bosch in ging
5.
^ee, dat kan niet Pietje denkt
eens
En dan plots.... hij weet nu
raad
Met zijn zusje staat de bengel
Even later in de straat.
6.
Sfaar ,,'t bero" neemt hij haar
mede,
Zegt daar tegen een agent:
'k Heb een kleine meid ge
vonden
(Doet net, of hij haar niet kent
7.
En mijn Ouders zeggen altijd:
Als je soms op straat wat
vindt,
Moet je 't naar ,,'t bero" toe
brengen
Nou hier hebt u dan een
kind
Pietje laat zijn „vondst" dus achter
En de „slimmerd" is nu vrij,
Gaat aan 't zwerven door de
bosschen
Loopt een eind zelfs op de hei.
9.
Tegen vijven keert hij weder
En.haalt dan zijn zusje aan,
Nu moet hij het wel bekennen.
Heel gemak'lijk zal 't niet gaan
Hij krijgt er van langs
geweldig
Maar't is zijn verdiende
straf.
Eind'lijk loopt hij met zijn zusje
Dan naar huis toe op een draf.
11.
Als hij alles aan zijn Ouders
Vol berouw nu heeft bekend,
Zegt zijn Moeder: 'k Vind, dat
dat jij toch
Een heel domme jongen bent
12.
Een verloren voorwerp breng je
Naar 't bureau. Maar
weet je niet
Dat een kind geen ding kan
wezen
Wat ben jij een domoor,
Piet 1
13.
Pietje weet niet, wat te zeggen,
Moet voor straf heel vroeg
naar bed.
Dat is 't einde van zijn „slimheid",
Nu heeft hij niet langer pret 1
Kroonprins Willem was in
1871 te Versailles en begaf zich
door een kamer, waarin zich veel
officieren bevonden, naar het ko
ninklijk vertrek.
Aan een schildwacht'vroeg hij:
Is de koning al terug
Deze antwoordde het geweer
gepresenteerd: Ja, Hoogheid,
papaatje is juist thuisgekomen.
De Kroonprins kreeg den in
druk, dat de man niet nuchter was
en maakte tegen een adjudant de
bekende handbeweging, waarmee
men vraagt of iemand te diep in
het glaasje gekeken heeft.
De recruut zag dit ook en zei:
Daar heb ik niets van bemerkt,
Hoogheid, hij was heel gewoon.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT 'T VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
1. Renswoude. Rood, neus, Rus,
woud, reus, deur.
B
R
E
M)
R
O
M
E
E
M
S
T
M
E
T
Z
3. Perzik, Perzië.
4. Kraai.
VOOR KLEINEREN.
1. Wist je dat niet, Jaap Pelika
nen zijn vogels. (appel).
Moeder riep eerst Mies, daarna
Tom. (peer).
Zij stond daar met 'n beschaamd
gezicht. (bes).
Kom Bep, ruim deze boeken
eens vlug op (pruim).
2. Ameland, Walcheren, Vlieland.
3. J
put
meter
Jut faas
braam
b a 1
s
4. Een kers.
o-
Jutfaas.
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROOTEREN.
1. Mijn geheel wordt met 9 letters
geschreven en noemt een stad
in het Zuiden van Europa.
8, 2, 3, 8, 9 is een dorp in de
prov. Utrecht.
Een 1, 5, 6, 4 is een vaartuig.
Een 4, 2, 3 is een nuttig viervoe
tig dier.
Een 1, 2, 7, 6 is een buitenman.
Een 4, 3, 7, 9, is een houten
loods,
Een 8, 9, 5, 5, 6, 9 is een li
chaamsdeel van eert dier,
2. Verborgen plaatsen in het bui
tenland.
Zij ziet er liever onaanzienlijk
dan nuffig Uit.
Is Bob in genade aangenomen
door den onderwijzer
Stuur die kinderen niet weg; of
heeft Oom Piet hun al wat ge^
geven
Weet je, dat de tram maar drie
maal stopte onderweg
3. Mijn eerste is een visch, mijn
tweede een omgekeerd land
bouwwerktuig, mijn derde
wordt gegeten en mijn geheel
eveneens.
4. Op de zigzag-kruisjeslijn komt,
van boven naar beneden gele
zen, de naam van een deel van
België.
X Ie rij een roofvogel.
X 2e rij een voorwerp om
X uit te drinken.
X 3e rij 'n vervoermiddel.
X 4e rij een meisjesnaam.
X 5e rij een grondsoort.
X 6e rij een plaats in N.-
X Holland.
X 7e rij een viervoetig
X dier.
8e rij een rivier in Ita
lië.
9e rij 'n lichaamsdeel.
10e rij een jongensnaam.
VOOR KLEINEREN.
1. Ik sta aan den hemel;
Mijn vorm is half-rond.
Soms reiken mijn einden
Zelfs bijna den grond.
Mijn kleur 't Zijn er vele,
Maar lang leef ik niet.
't Kan zijn, dat j' in tijden
Mij nergens zelfs ziet
2. Welk schadelijk insect is een
omgekeerde jongensnaam
3. Vervang de stippen door letters,
zoodat je bekende spreek
woorden krijgt:
V..z. v.r.e.s w.rd.n
nt v t
nk u d v raa n et
H.t b.st. p..r,st.u.k.l.
w1 ns
B.af..nd. h.n.e, b.t.n
n t
4. Vul de rijmwoorden in:
't Is vacantie Wat een feest
'k Ben nog nooit zoo blij
ge
Allen gaan we nu naar zee
En zelfs Fik, de hond,
gaat
O, we hebben toch zoo'n pret
En nog 's avonds in ons
Spelen w' allen aan het strand,
Want.we zijn in Droomen
I
Epictetus
Epictetus, een mismaakte slaaf
met een schoone en diepe ziel,
leert ons dat we wèl moeten onder
scheiden tusschen. al datgene het
welk niet, en dat wat wèl aan onze
macht onderworpen is.
Onze denkbeelden en gevoelens,
onze drift en ons verlangen, onze
afkeer en droefenis, dit alles is,
zoo leert hij, ons eigen werk.
Maar ons lichaam, onze lijfgoe
deren, onze stoffelijke bezittingen,
onze roep in de wereld, ons be
roep en zoo voorts dat is niet
ons eigen werk. Dat komt van bui
ten. Het behoort, zoo zegt Epicte
tus ergens tot de rol dien wij
op het wereldtooneel van den Op-
perregisseur te spelen kregen. En
als goede spelers in het levensstuk
hebben wij die rol niet alleen te
aanvaarden, maar haar ook zoo
goed te spelen als in ons vermogen
ligt.
Uit deze onderscheiding tus
schen zaken die wel, en die niet in
onze macht staan, trekt deze stoï-
cijnsche wijsgeer heel zijn verdere
levensfilosofie. Wat in onze macht
staat (onze bewustzijnsinhouden,
zouden we ze tegenwoordig noe
men) is uit zijn aard vrij, en niets
kan het tegenwerken of hinderen.
Maar zaken welke niet ons eigen
dom zijn, doch die buiten onze
macht liggen, noemt Epictetus
zwak en slaafsch, onderworpen aan
duizenderlei hindernissen en on
gemakken. Zoodat dus de samen
vatting van heel zijn wijsheid reeds
te vinden is in de eerste paragraaf
van zijn „Handboekje": Bedenk
wèl, dat ge in moeilijkheid en on
rust geraakt, in botsing met God
en menschen, zoo ge wat naar zijn
aard gebonden is, als vrij be
schouwt, zoo ge. wat van anderen
is, als van uzelven beschouwt.
Of alles, wat onze filosoof vrij
noemt, wel zoo vrij is, laten we
voorloopig in het midden. Maar er
is een element in zijn wijs geerige
opvattingen, dat mij ook voor de
zen en voor alle tijden van groote
waarde lijkt: de geest wordt hier
op den voorgrond gesteld, de stof
komt pas later.
Want het is zonder twijfel waar:
de macht van den medemensch en
van de uiterlijke dingen dezer we
reld, eindigt vóór de poorten
uwer ziel. Men kon in oude tijden
de martelaren pijnigen, hun licha
men dooden en verbranden, maar
nademaal zij in hun ziel overtuigd
waren, bleven zij getrouw tot in
den dood.
Zoo is het met alles. Men kan u
huis en hof ontnemen, men kan u
onvriendelijk, slecht, laaghartig
bejegenenmen kan niet aan
uwe zielerust raken, zoo gij zeiven
welbewust een bordje aan de poort
geslagen hebt: Orde en rustver
stoorders worden hier niet toege
laten Mits: gij dan ook zelf de
rust niet stoort.
Deze les kunnen wij van Epicter
tus aanvaarden.
Seneca Jr.
5 Juli 1573.
Nicolaas de Castro, de eerste
bisschop van Middelburg, overle
den.
Om de Hervorming beter te kun
nen bestrijden bracht- koning Fi-
lips het aantal bisdommen van
vier op achttien. Zoo werd Nico
laas de Castro (Nicolaas van den
Burgh), behalve abt van ,de rijke
Middelburgsche abdij, 6ok bis
schop van het nieuwe bisdom Mid
delburg. Hij werd in 1560 als zoo
danig gewijd.
Hij overleed tijdens het langdurig
beleg van Middelburg door Oranje.
In de Koorkerk werd hij begra
ven.
Tot zijn opvolger werd benoemd
Johan van Strijen, een Zeeuw van
geboorte. Door het beleg der stad
kon hij niet dadelijk worden ge
wijd en toen de stad op 18 Feb.
1574 zich aan den Prins van Oran
je overgaf, verliet hij en al de
geestelijken met de Spanjaarden
Middelburg zonder het ooit weder
te zien. Hij overleed 8 Juli 1590.
Nicolaas de Castro is alzoo niet al
leen de eerste, maar tevens
ook de laatste bisschop van
Middelburg geweest. Hij was ook
de laatste der 35 abten.
6 Juli 1667.
De Oostkerk te Middelburg voor
het eerst in gebruik genomen.
Reeds in 1644 had de regeering
van de stad besloten tot het bou
wen van een nieuwe kerk. In 1654
werden eerst de fundamenten van
het gebouw gelegd. Toen er 3 jaar
aan gewerkt was, moest de stad
door gebrek aan geld den verde
ren opbouw staken. De muren wa
ren nog maar tot plinthoogte op
getrokken. Om beschermd te zijn
tegen weer en wind werd het ge
heel met een houten kap overtrok
ken. '4®
Zoo heeft het werk bijna 10 jaar
stil gelegen, totdat in 1667 de
prachtige koepelkerk voltooid
werd.
Op 6 Juli van dit jaar werd er
de eerste godsdienstoefening in ge
houden, die geleid werd door ds.
Petrus van Thoor.
De stad Middelburg was een
mooi gebouw rijker geworden,
maar haar schuldenlast was zoo
verzwaard, dat zij met moeite het
hoofd boven water kon houden.
7 Juli 1468.
Karei de Stoute te Middelburg
als graaf van Zeeland gehuldigd.
Drie dagen te voren was hij te
Damme, een stad aan het Zwin
tusschen Sluis en Brugge, gehuwd
met Margaretha van York, zuster
van den Engelschen koning.
Toen zijn vader Filips van!3our-
gondië den 15 Juni 1567 was over
leden, erfde hij zijn uitgestrekt ge
bied. In Zeeland was hij geen on
bekende, daar hij tijdens de regee
ring van zijn vader langen tijd
stadhouder is geweest van Hol
land en Zeeland. Hij heette toen
Karei, graaf van Charolais.
7 Juli 1802.
Door het springen van een kruit-
molen aan den Middelburgschen
havendijk, de Grenadier geheeten,
deelde het vuur zich mede aan de
zoutkeeten van Arnemuiden. Van
de 10 keeten brandden er 8 totaal
af.
11 Juli 1361.
Albrecht van Beieren belegert
Middelburg. Het was in den tijd
der Hoeksche en Kabeljauwsche
twisten. Daar graaf Willem V in
1358 krankzinnig was geworden,
verlangden de Kabeljauwen, zijn
partij, dat zijn vrouw Machteld van
Lancaster in 't gezag zou worden
gehandhaafd, zoolang de ziekte
duurde. De Hoekschen wisten ech
ter Albrecht, de broeder van Wil
lem V als ruwaard (beschermer en
regent) op te dringen. Deze had
daarom den grooten tegenstand
van vele Kabeljauwen te overwin
nen.
Middelburg, Kabeljauwsch ge
zind, verzette zich, evenals enkele
steden in Holland tegen het be
stuur van Albrecht. De stad, ge
steund door de Vlamingen, werd
door Albrecht belegerd. Toen zij
zag, dat zij het niet zou uithouden
en het Albrecht meer te doen was
•om de stad door begunstiging voor
zich te winnen dan volledige on
derwerping, werd een verzoening
met den ruwaard getroffen.
12 Juli 1803.
Napoleon Bonaparte, nog eerste
consul van Frankrijk zijnde, be
zoekt voor het eerst Vlissingen en
Middelburg.
Van uit Brugge was hij te Sluis
aangekomen. Na een kort opont
houd te Oostburg vertrok hij naar
Breskens, waar twee jachten ge
reed lagen om hem en zijn gevolg
naar Vlissingen over te brengen.
Daar men Napoleon, als zijnde de
opgaande zon, te vriend wilde hou
den, werd hij luisterrijk in Zeeland
ontvangen. Later heeft hij nog
tweemaal ons gewest bezocht,
13 Juli 1874.
De Schenge, een water tusschen
Wolfaartsdijk en Zuid-Beveland,
wordt door een dijk afgesloten,
waardoor de Schengepolder is in
gepolderd.
Deze polder, groot ruim 537 H.A.
behoort tot de gemeenten 's Heer-
Arendskerke en Wolfaartsdijk. In
1875 was de inpoldering enz. ge
heel voltooid. Het bedijken en de
aanleg van wegen heeft ongeveer
320.000 gekost.
15 Juli 1540.
In tegenwoordigheid van keizer
Karei V worden de eerste Maket
sels (paalwerk) geplaatst van den
beroemden Westkappelschen dijk.
Vroeger lag Westkapelle, 't zoo-
gen. Oud-Westkapelle, meer zee
waarts. Het is later door de zee
geheel verzwolgen. Vooral in de
14de en in de 15de eeuw verdween
het eene deel na het andere, zoo
dat de bevolking meer landwaarts
ging wonen.
De kerk, gewijd aan de H. Wil-
lebrord, werd in 1458 afgebroken.
Later werd meer landwaarts een
nieuwe kerk met toren (thans
vuurtoren) gebouwd.
Om voor verderen grondverlies
beveiligd te zijn werd in 1540 het
eerste paalwerk geslagen. Karei V
was daarbij tegenwoordig. Hij was
toen met zijn zuster Maria, de
landvoogdes der Nederlanden, en
een groot gevolg te Middelburg lo-
geerende. Daar het paalwerk niet
voldoende werd geacht, werd in
hetzelfde jaar achter den dijk nog
een inlaagdijk gelegd. Het laatste
gedeelte van Oud-Westkapelle
kwam nu tusschen beide dijken te
liggen. Later werd de buitendijk
landwaarts overgehaald. Door ver
dere aanvulling is de tegenwoor
dige, breede, zachthellende dijk
gekomen.
R. B, J. d. M.
Nadruk verboden.
Heden ten dage zal ieder kind
bijna weten te zeggen, als de rol
van een beroemde filmster is „ge
doubleerd", dat de „doublé" de
vervanging beteekent van de oor
spronkelijke bezetting, doch niet
velen zullen weten, dat dit woord
stamt uit een dieven-taaltje. Ik
zal hier eens vertellen, hoe ik
de booze „doublé" leerde kennen.
Indertijd maakten wij een ple
zierreisje door de Middellandsche
Zee met een ouwe, waardige boot,
„Las Palmas" geheeten. De bra
ve schuit, nog uit de vorige eeuw
stammend, zwaar en druk verguld
naar de wijze der prachtbooten op
't Starberger-meer, boot geen en
orme ruimten, zoodat het er nog
recht gezellig was, temeer waar
al het vergulsel veel van zijn glans
had ingeboet. Als steeds op der
gelijke reizen van plezier-gezel-
schappen was er een „Capo", een
middelpunt. Bij ons was het me
neer Baucroft, die, zonder dat het
opviel, de leiding van ons krin
getje had verkregen door zijn ver
standige opmerkingen, goeden
raad en vlotte hulp bij het aan
land gaan, wanneer wij overgele
verd waren aan het geschreeuw en
gedrang der kooplieden. Een twin
tigjarige dienst in de Engelsche ko
loniën had in hem den honger
naar zon gewekt, die het hem on
mogelijk maakte in het bleeke kli
maat van Noord-Europa langer te
leven..
Wij ondergingen 't al 'n gebeur
tenis in ons kringetje, dat hij zich
in veertien dagen sterk aaneen
had gesloten, toen er in Alexan-
drië een opvallend, mooie Holland-