iM
Hoofdpijn
Verkoudheid
TABLETTEN
**ds
i»Qa*)Wr«d«ia*wa6*Bi
zijn, ook al zegt men elkaar goed de
waarheid. Dit is zeker te danken aan de
goede leiding van den voorzitter. Spr, j
hoopt, dat allen gezellige en nuttige da-
gen in deze streek zullen doorbrengen, j
Tijdens den maaltijd werd op voorstel
van den heer Leenhouts een dronk in
gesteld op het Koninklijk Huis.
Ook verschillende andere aanzitten-
den onder wie mr. Dieleman, voerder
het woord.
De algemeene vergadering.
Donderdagmorgen had in het Beurs
gebouw de algemeene vergadering
plaats, welke de voorzitter opende met
welkom tot de verschillende autoritei
ten, waarna hij dezelfde mededeelingen
deed als in de Hoofdbestuursvergade
ring.
De jaarrede van den Voorzitter.
Hierna hield de Voorzitter zijn
gebruikelijke jaarrede en wees er op,
dat men bijeen is in een land met een
rijk historisch verleden, omdat het is
alsof de geest der voorvaderen ons op
nieuw bezielt. Spr. schetst dan 't land
van Cadzand als een der oudste deelen
van Vlaanderen, waar men wel den
oorsprong van het markiezaat, later
graafschap Vlaanderen, moet zoeken.
Het land van Cadzand bolwerk tegen
vreemde legerscharen, toevluchtsoord
voor zoovelen, aan wie geen vrijheid
van geloof en geweten in het eigen va
derland was geschonken, bakermat van
vele geleerden en denkers. Land van
Cadzand, stil. rustig strand van ont
spanning, omringd door vriendelijkheid
en gastvrijheid, door bescheiden, nede
rige, oerdegelijke, hartelijke, rondbors
tige mannen en vrouwen. Spr- schetst
dan hoe het oorspronkelijke land van
•Cadzand, waartoe alleen behoorde Cad
zand, Zuidzande en Retranchement,
zich geregeld uitbreidde tot geheel
Zeeuwsch VlaanderenWest. Spr. gaf
dan op zijn bekende deskundige wijze
een historische tip van al de in dit deel
van Zeeland liggende gemeenten, 'van
Biervliet, waar Willem Beukelsz. woon
de, van Eede, waar de hoornblazer
Adriaan de Potter woonde, die ofschoon
gekwetst toch den stormmarsch bleef
blazen en toen een zilver gemonteer
de pijp kreeg, waarin gegraveerd „dat
zijn ze die Wilhelmus blazen", van Sluis,
dat eertijds een beroemde plaats was;
van IJzendijke, in de 13e eeuw lid van
de Londensche Hanze, van Aarden
burg, eertijds Rodenburg, waar gegoe
de landlieden uit Frankrijk na de her
roeping van het edict van Nantes een
nieuw vaderland vonden; van Groede,
van Schoondijke, van Zuidzande, van
het in 1627 zeer versterkte Retranche
ment; en van Oostburg zelf om er dan
aan te herinneren, dat de Z. L. M„ th^ns
90 jaar bestaat, na oprichting op initia
tief van de Zeeuwsche Commissie, voor
zitter het lid van Ged. Staten C. Vis,
en eerste secretaris J. H. Liebert, drager
van een in den kring der Z. L. M. be
kenden naam en daarna mr- Ph, Vis.
Spr. las een manifest of circulaire, over
de oprichting in 1843 voor en bleek
daaruit, dat Zeeland een voorbeeld gaf
voor geheel Nederland om in navolging
van andere landen te komen tot een
maatschappij van landbouwers. Op 19
Juli 1844 is de Maatschappij te Middel
burg feestelijk ingewijd en Ged. Sta
ten noemden dit destijds de bevestiging
van deze zeer nuttige en voor de ver
spreiding van meerdere welvaart zoo
belangrijke instelling. Later luidt het in
een verslag, dat de maatschappij een
goeden uitslag belooft, wanneer een
algemeene belangstelling haar bestaan
zal verzekeren, en wordt uiteengezet,
welke bijzondere belangen zij zou kun
nen bevorderen. Het was toen ook een
tijd van werkloosheid en van groote ar
moede onder de landarbeiders en daar
aan moest de jonge maatschappij alle
aandacht wijden.
Voor alles was ook veel meer kennis
voor de landarbeiders noodig. De werk
zaamheid der Maatschappij was dus
wel aangewezen.
De Commissie deelde in het eerste
jaarverslag mede, en constateerde even
als Ged. Staten, met groote voldoening,
dat de maatschappij al ongeveer 700
leden telde. Dat was voor dien tijd, wars
van vereenigingen, en waar een groote
intellectueele malaise bij de boeren be
stond, zeer veel. Spr. meent dan dat de
landbouw er niet mede gediend is, dat
de medewerking van den landbouw ver
minderd is en hij hoopt, dat de zedelijke
band die nog nauwer verband en nog
grooter verplichtingen over en weer
oplegde, en die tot in onze dagen tus-
schen Ged. Staten en de Zs-'<L. M. be
stond vanaf hare oprichting weder op
nieuw bestendigd worde tot zegen van
den landbouw.
Spr. haalt dan aan, wat reeds direct
voor vernetering van rundvee en paar
den is gedaan, hoe een meerdere be
mesting werd bevorderd, ook toen reeds
met kunstguano. Ook middelen van
vruchtwisseling en veeteelt werden in
de voorstellen der -ommissie verwerkt.
In 1845 had de Z. L, M. al 800 leden
en kon er geschreten worden door de
Commissie voor d m landbouw, dat de
jaarlijksche, zoo talrijk bezochte alge
meene vergader.ng, getuigde van de
plattelandsdeeln.ming in de Z. L. M. en
wat van groot- beteekenis is' bij de
moeilijke en langdurige reizen van toen,
dat men ui+ alle oorden der provincie
samenkwa'.J, Spr. noemt dit zeer be
schamend voor de vele onverschilligen
van theas, die de Z. L. M. den rug toe-
kjepr«ii of de moeite er niet voor over
hebben om met hun vakgenooten eens
een dag samen te zijn.
De aandrang naar bebouwing van an
dere gewassen nam toe en ernstiger
werd ook de aandacht bepaald bij de
suatie. Maar intusschen nam de armoe
de steeds toe, verergerd door de groote
aardappelziekte van 1845 en de slechte
roggeoogsten van 1846. Het was in den
tijd, toen men schreef, dat als het niet
veranderde door het spoorwegverkeer,
van Zeeland en de Zeeuwen niets dan
de naam zou overblijven, dat de oor
spronkelijke bevolking tengevolge van
onkunde en luiheid en dientengevolge
armoede zou overheerscht worden door
anderen. Men deed dan ook alles om
de landbouwers te bewegen meer werk
op het land te laten verrichten, en in
de vergadering op 6 Juni 1848 te Hulst
is aan de orde gesteld het beramen van
middelen tot' verbetering van den toe
stand der arbeidende klasse in de land
bouwende gemeenten in 'Zeeland, die
op alle gebied tot moedeloosheid was
vervallen.
Van 1815 tot 1848 was de platte
landsbevolking toegenomen met 34.560
zielen en dat der bedeelden gestegen
van 2725 tot 11.702, terwijl de gemeen
tesubsidies voor armenzorg waren ver
meerderd met 68.845. In Zeeuwsch-
Vlaanderen had twee derde van de ar
beidersbevolking in den winter geen
middel van bstaan. De landbouwers zelf
ging het intusschen niet zoo slecht. Spr.
komt dan tot een uitvoerige beschou
wing over de kwestie al of niet vrijen
graanhandel. Men was o.a. van mee
ning, dat niet langer graanprijzen, die
toch feitelijk nooit lager mogen zijn dan
de onkosten om ze te verkrijgen, maar
werk en werkloon, en daaruit voort
spruitende welvaart zijn een behoefte
der Maatschappij,
Bescherming van ons eigen product
is eisch, volgens de meening van toen.
Dit niet om duurder brood te krijgen
en voordeelen voor de grondeigenaars,
maar als bescherming tegen den onder
gang der graanverbouwers. Maatrege
len, die toen eisch waren, zijn het ook
nü.
Na de misère van toen, kwam inder
daad een periode van 30 jaren van
welvaart met stijgende prijzen en als
gevolg groote materieele welvaart op
het platteland, maar ook was dit oor
zaak, dat de boeren nog meer verslap
ten en nog minder grepen naar nieuwe
middelen om het bedrijf tot ontwikke
ling te brengen. Met zekere minachting
keek men neer op de wetenschap. Men
kwam er immers toch wel. De materi
eele vooruitgang gaf intellectueele de
pressie, terwijl de regeering zich terug
trok op agrarisch gebied en slechts de
handel genoot van groote protectie.
Vreemd is het dat nu er een materi
eele achteruitgang is zonder weerga,
velen zoo verslapt blijken en zoo kort
zichtig, dat zij hun kinderen nog afhou
den van de cursussen, zoodat de al te
schriele regeering op dit punt maar al
te vaak het weinige, wat zij beschik
baar zou willen stellen voor vakonder
wijs nog niet kwijt kan.
De vorige groote crisis duurde van
ongeveer 1875 tot het laatst der eeuw
en was voor ons land des te grooter en
heviger, omdat onze boerenstand inder
daad achterlijk was..
Maar toen zijn de handen ineengesla
gen, de publieke opinie moest worden
wakker geschud. Ook thans is dit het
geval.
Ook toen kostte het moeite wat te
bereiken evenals nu. Nederland is hard-
leersch- Toch de groote crisis van 1875
tot 1895 is voorstaan.
Bloei en welvaart kwam .De oorlog
had zijn grooten invloed. De eerste na-
oorlogsche jaren kent men in hun up
and downs. De tegenwo.ordige crisis
voelt men aan den lijve. Er is te veel
over gepraat, maar gelukkig ook ge
handeld. De regeering is waakzaam.
Dit moet men dankbaar erkennen in
de wetenschap, dat de Maatschappij 'n
zeer samengesteld raderwerk is en een
dat samenhangt met even samengestel
de maatschappijen. Noodig is in deze
tijden eenheid en vertrouwen. Dat is
geen politiek spel. Moge men ook re
kening houden met de oude provinciale
landbouwmaatschappijen, dat ook bij 't
doen van benoemingen voor het uitvoe
ren van crisismaatregelen niet gevraagd
wordt naar iemands kerkelijke gemeen
schap, of politieke partij, maar uitslui
tend naar bekwaamheid, (naar tact,
naar eerlijkheid en onpartijdigheid,
Spr. vraagt of men nog niet één groen
front kan vormen, of de nood nu nog
niet alleen samen ketent, en dan wijst
hij op 'n paar jaar geleden toen alle
boeren optrokken naar Goes, vastbe
raden om te beschermen hun haard en
hun hof, hun land en hun volk, Een,
gemerkt maar vast plan met vast pro
gram moet men strijden, wat nog meer
is dan demonstreeren. Een der midde
len om zich thans te wapenen is het
vakonderwijs, ook dat voor meisjes-
Gelijk men zich in het ministerie ver-
eenigt ondanks verschil in godsdienst of
politieke partij, moet men zich ook ver
eenigen ter behartiging van de land
bouwbelangen. Men moet ook in Zee
land een eenheidsfront vormen, waarbij
spr. Duitschland als voorbeeld stelt.
De landbouw moet stevig en krachtig
georganiseerd staan om te verkrijgen
wat het' voor- zijn b'esta'an behoeft! Ver
deeldheid heeft al zoo dikwijls ver
en het gaat er alleen om of men agra
riër is en of men erkent dat de land
bouw de grondslag is onzer welvaart.
Spr. meent, dat ales heenwijst naar
gansch andere groepeeringen dan thans
op politiek gebied, wat ook op de
maatschappelijke organisatie invloed
zal uitoefenen. Daarbij wil spr. niet dat
confessioneele vereenigingen verdwij
nen, maar dat zij toetreden tot de alge
meene organisaties en samen werken
in het algemeen belang.
Men kan ook hun mannen van wer
kelijke beteekenis als een van den Heu
vel, een prof. Diepenhorst en voor Zee
land menschen als Vogelaar en Domi-
nicus zoo goéd voor den landbouw in
het algemeen gebruiken. Waarom kan
er toch geen fusie komen, waarom altijd
tegenover elkaar en het werk willen
doen, wat de Z. L- M. doet? Wat een'
krachtverspilling. Men zal ook finan
cieel sterker komen te staan. Dit geldt
dan ook voor het K. N. L. C., dat zoo- I
veel reeds doet. Hoe meer leden, hoe
minder ook de contributie voor ieder
lid zal zijn. Bij de verdeeldheid in het 1
landbouwkamp luistert men, ook al
heeft de Z. L. M. nog ongeveer 5000 le- j
den, nog wel eens niet naar haar, zich j
verschuilend achter de andere organi-
saties, wat ook hun belangen in wezen
schaadt, daar die aan die der Z. L. M.
gelijk zijn. Hoe noodig is dus eenheid
en verdubbeling van het ledental.
Men moet goed nagaan wat Neder
land noodig heeft >uit het buitenland,
wat het zelf kan leveren voor zijn le
vensbehoeften en benoodigdheden en
hoe men dat op de beste wijze kan ver
krijgen door zooveel mogelijk personen
arbeid daarmede te verschaffen.
Na een uitvoerige beschouwing over
wat omgaat bij onze 'Oosternaburen,
en de daaruit te trekken conclusies,
zegt spr. dat men slechts rekening heeft
te houden met het naar beneden moeten
van de onkosten van het bedrijf, waar
door dan ook ontstaan. Spr. stelt ook de
vraag of niet een deel van het loon in
goederen zou kunnen worden gegeven
of wel eenig landgebruik.
Wanneer de stormen van thans den
boer niet doen ondergaan, dan zal hij
sterk staan als een rots en voor de
maatschappij is het noodig dat hij dat
wordt. Er moeten maatregelen geno
men worden, maar het is niet altijd mo
gelijk den kostenden prijs voor ieder
product vast te stellen, wellicht zal het
moeten gaan in de richting van produc
tiebeperking of planmatige bebouwing.
Maar eigen energie en meerdere ken
nis ook maatschappelijke en boek
houdkundige kunnen ook zooveel
doen evenals goede en degelijke sa
menwerking.
Er wordt in menig gezin veel gestre
den en geleden, maar Gode zij dank, ook
gebeden. Een gebed in het hart, maar
de hand aan den ploeg, Vertrouwend
voorwaarts- Na den zwarten nacht de
zonnige morgen, Achter de donkerste
wolk zit de zon. Zoo gaat de Z. L. M.
de laatste 10 jaar van hare eerste eeuw
in, van de eeuw, waaruit men zeker
moet leeren dat men kan vertrouwen,
doch wat men zelf kan doen, zijn ken
nis hebben te vermeerderen en te ver
diepen, zijn energie te spannen, zijn
werkzaamheid te verhoogen.
Aan het nu volgende jaarver
slag ontleenen wij, dat het lan'g
duurde voordajt er in 1932 voldoende
gras voor het weiden aanwezig was.
Het mooie weder van begin Juni tot
half Juli kwam aan verschillende ge
wassen zeer ten goede. Op de lichtere
gronden was het vooral voor aardappe
len en bieten wel wat te droog. De
tw. ede helft .van Juli ga,f veel regen,
zoodat vele halmgewassen tegen den
grond geslagen werden. Augustus bracht
uitstekend oogstweer, doch het rooien
van aardappelen en bieten is in October
zeer bemoeilijkt door den geweldigen
regenval. 1
Vervolgens bespreekt het verslag de
resultaten van ieder gewas afzonder
lijk, om er dan op te wijzen, dat vooral
de tarweteelt en de verbouw van aard
appelen en erwten sterk uitgebreid zijn
ten koste van de overige gewassen. De
lage prijs verhoogde het gebruik van
stikstofmeststoffen; het gebruik van
machines nam alom weer toe.
De totale veilingsomzetten van tuin-
bouwartikelen liepen in Zeeland met
ongeveer '5 pet. terug.
De veeprijzen waren gedurende het
gehe'ele jaar slecht, de zuivelprijzen
eveneens tot het in werking treden van
de crisiszuivelwet. Met de varkensfok
kerij, zoowel als mésterij was het slecht;
de schapenfokkerij was zeer slecht, de
geitenstapel begint zich weer iets uit
te breiden. De algemeene gezondheids
toestand van het vee kan in Zeeland
gunstig genoemd worden. Het geheele
jaar bestond zeer weinig vraag naar
paarden, waartegenover een groot aan
bod met als gevolg zeer onbevredigende
prijzen.
Het jaar 1932 stond ook voor de
pluimveehouderij in het algemeen tee-
ken van malaise.
De pachtprijzen der landerijen zijn
sinds 1931 nog verder gedaald en de
koopprijzen bewogen zich eveneens in
dalende richting.
Van de crisismaatregelen noemt het
verslag de tarwewet wel de' meest
doeltreffende.
Er zijii gègevfen 14 'algemeene lhnd-
bouwcursussen, 4 idem tuinbouwcursus-
zwakt. Bij de bevordering van het al-sen, 4 landbouwcursussen voor volwas-
gemeen welzijn is redeneeren en the« «enen-uen een idem van'tuinbouw?'4 in
orethiseeren.-Hoo(-,WëSiigübft zijhf $aitseohoe£bëslag, doch geen yn^paardSfl^ W
,L'
rundveekennis, omdat het Rijk om be
zuinigingsredenen geen subsidie ver
leende.
Behalve de bloeiende landbouwhuis-
houdschool te Zierikzee waren er 12
cursussen in landbouwhuishoudkunde.
Hierna behandelt het verslag de ver
schillende bijzondere instellingen als
rechtskndig bureau, centraal Zeeuwsch
pachtbureau, Boekhoudbureau, en ge-
wassenkeuring en komt dan tot den toe
stand der Maatschappij.
Deze is gezond te noemen. Wel is
het ledental iets teruggeloopen, maar 't
overgroote deel der leden ziet in de
Z. L. M. de organisatie die op krach
tige en eerlijke wijze voor hen op de
bres springt daar waar dit noodig blijkt
en is wars van drijverij, die toch tot
nadeel van den boerenstand moet zijn.
Na een herinnering aan de gehouden
vergadering meldt het verslag, dat de
rekening over 1932 sluit met een na-
deelig saldo van 2924.52
Na herinnerd te hebben aan de be
stuurswisselingen, met name aan het
vervangen van den secrearis, den heer
Ir, J. Siebenga, door den heer Ir. J.
D. Dorst, volgen tal van mededeelingen
over de verrichtingen der Maatschappij,
die grootendeels reeds blijken uit de
verslagen va,n dagelijksch- en hoofd
bestuur in den loop van het jaar gepu
bliceerd. O.a. blijkt, dat een kleine 40
lezingen door den secretaris en Ir. J.
Versteeg zijn gehouden.
Aan het slot van het verslag wordt
er op gewezen, dat zeker nog maat
regelen door de Overheid zullen moeten
worden getroffen, die zeer diep in het
•economisch leven zullen ingrijpen. Veel,
zeer veel, zal in dezen vooral van de
landbouworganisaties worden gevergd.
Men meent, dat uit het verslag wel
blijkt, dat de Z. L. Ml. in het afgeloopen
jaar weer de taak, waarvoor zij zich
heeft gesteld, nl. het belang van den
boeren- en tuindersstand te dienen, ten
volle heeft vervuld. De Z. L. M. zal die
taak ook in de toekomst zoo goed mo
gelijk blijven vervullen. Da,arbij is in de
eerste plaats noodig de steun van Je
leden. Daarom dient ieder, die nog geen
lid is en in de Z. L. M. thuisbehoort,
zich aan te sluiten. Wees gedachtig
aan „Eendracht maakt macht", wordt
lid van de Z. L. M. of is men dit reeds',
wekt anderen hiertoe op, aldus het slot
van het verslag.
De Algemeene toestand van
den Landbouw nu en in de
naaste toekomst.
Over dit onderwerp hield vervolgens
de heer Ir. S. L. L o u w e s te Zwol
le, regeeringscommissaris van de Tarwe-
en crisisvarkenswet, een inleiding. Spr.
acht het niet noodig uit een te zetten,
dat de toestand in den landbouw slecht
is en ook de oorzaak meent hij te kun
nen laten rusten, maar wel constateert
hij, dat er een gruwelijke verbreking is
in den meer of minder labielen even
wichtstoestand, die in z.g.n. normale tij
den in de maatschappij heerscht, welke
verbreking zonder twijfel reeds begon
nen is in de dagen toen men het inter
nationaal verkeer van goederen niet
meer vrij toeliet. Voor den oorlog nam
deze belemmering in verschillende lan
den langzaam reeds grooteren omvang
aan. Ook toen hadden er wel beroerin
gen plaats, als de landbouwcrisis van de
tachtiger jaren, maar tot den oorlog en
gedurende de eerste jaren na den oor
log, toen aangevuld moest worden, wat
in dien tijd opgebruikt was, heeft men
niet gemerkt, dat de toenemende inter
nationale belemmering in den handel
zulke groote nadeelen had. Zonder twij
fel heeft de oorlog en hebben de na
dien genomen maatregelen den bodem
rijp gemaakt voor een verder ingrijpen
in het internationaal goederenverkeer.
Zeker heeft het Amerikaansche stand
punt om wel te willen terugbetalen in
geld en niet in goederen den toestand
verergerd. Zoo zijn er meer feiten te
noemen, die zonder oorzaak van de
crisis te zijn, deze verergerd hebben en
het belangrijkste verschijnsel is wel het
pogen van verschillende landen om uit
de moeilijkheden te geraken.
Dat zijn de pogingen om den eigen
landbouw en de eigen industrie te be
schermen, die in zeer korten tijd van
een tarief-bescherming de meest scher
pe vormen heeft aangenomen van in
voerverboden, contingenteering, dwaze
controle op zichzelve, een contingen
teering in anderen vorm enz. Met dat
verschijnsel, dat in zijn gevolgen moet
leiden tot zelfvoorziening tot autarkie,
heeft men nu te maken en het is voor
het oogenblik de vraag, welken invloed
dat verschijnsel zal hebben op den
landbouw, maar voor die te beantwoor
den moet men eerst de vraag stellen, of
het verschijnsel tijdelijk of blijvend is.
De begrippen tijdelijk en blijvend zijn
maar betrekkelijk.
Voor de mensch staat langdurige tij
delijkheid gelijk met blijvend én ais
men moest vaststellen, dat de eerste
decennia de opvattingen en omstandig
heden blijven als nu, dan heeft men
recht te spreken van een blijvende wij
ziging. Er is geen enkele aanwijzing,
dat er landen zouden zijn, die bezig zijn
op den eens ingeslagen weg terug te
keeren. Spr. wijst dan op de verander
de verhouding tegen over de tropen en
op het feit, dat West-Europa niet eco
nomisch alles behfeerschend blijft, zóo-
als het in de 19e eeuw is geweest. Spr.
vreest ook mede daarom, dat de hoop
die allen gekoesterd hebben, dat deze
crisis en de maatregelen, die dezelfde
Uitsluitend verkrijgbaar in de oranje-bandbuisjes vae
30 tabL 70 ets. en oranjezakjes van 3 tabl. a 10 öfc
(Ingez. Med.)
moeten bestrijden, niet anders zijn dan
het overbruggen van een weliswaar
zeer diepe maar beperkte inzinking,
vermoedelijk niet in vervulling zal
gaan. Men dient er rekening mede te
houden, dat een herstel van mildere
verhoudingen niet gemakkelijk mogelijk
zal blijken. Het begint er op te lijken
alsof het tijdperk van het vrije inter
nationale verkeer door particulieren
bedreven, zooals wij dat kennen, vooral
hebben gekend in de jaren voor 1914
tot het verleden behoort- Wij kunnen
dat betreuren of niet, het feit verande
ren wijdaarmede niet.
Natuurlijk wordt door dit alles de
landbouw van een land, dat zich zoo
bij uitstek op den export had toegelegd
als Nederland, zeer ernstig getroffen.
Nu het met den export niet meer gaat,
zal men dus de export-cultures noodge
dwongen moeten inkrimpen en doet
zich de vraag voor, tot hoever.
Het enger worden der wereldmarkt
geeft aanleiding tot lage prijzen, die op
zichzelve weer leiden tot verliezen op
den export. Sommigen zeggen wij moe
ten export, die verlies gevend is, maar
geheel laten en ons geheel toeleggen
op binnenlandsche productie. Dit is
niet de meening van spr. Nederland zal
het evenmin zonder export als zonder
import kunnen doen en spr. meent, dat
men zooveel mogelijk de exportmark
ten moet trachten te behouden, ook al
verliest men daarop tijdelijk. Maar
toch zal de productie te groot zijn en
dan rijst de vraag of men vrijwillig of
georganiseerd door de overheid tot
beperking moet komen. Velen zijn voor
den vrijwilligen weg, doch spr. meent,
dat zij in het algemeen onjuist redenee
ren.
Spr. meent, dat zij in het algemeen
onjuist redeneeren.
Er zijn artikelen waar het niet an
ders kan, maar bij die artikelen, waar
men langs georganiseerden weg de pro
ductie kan inperken, moet men dat
z.i. doen, want men vergete niet, dat bij
ongeorganiseerde inperking deze komt
langs den weg van lage prijzen en daar
door langzaam komt en vooral de minst
draagkrachtigen treft. De inperking der
productie dient te geschieden met het
welwillend toezicht der overheid, die
kan ingrijpen als de particulieren niet
tot overeenstemming kunnen komen.
Het is gewenscht de overheidsbemoei
ingen zoo gering mogelijk te houden,
maar men mag niet met het oog op
vaak verouderde en verkeerd begrepen
ideeën deze overheidshulp van de hand
wijzen. Eenige leiding in de landbouw
productie is heel iets anders dan het
opgeven van de vrijheid. Men mag niet
bevreesd zijn de vrijheid, die op eco
nomisch gebied zoo dikwijls bandeloos
heid is, te beperken om de ware vrij
heid te behouden. De omstandigheden
dwingen tot een leiding van overheids
wege op het gebied der productie. De
landen, die door de ontwikkeling van de
landbouwers en door de hooge perfectie
hunner organisatie in staat zijn op dit
giebied snel zich aan te passen zullen
ook de grootste voordeelen plukken.
Moet dus inkrimpinjg, plaats hebben
voor zoover het export betreft, toch
is het een nationaal belang, dat op het
platteland niet minder menschen hun
brood vinden, dat niet nog het platte
land de werkloosheid in den lande doet
vermeerderen. Men is aangewezen om
meerdere zelfvoorziening en wel spe
ciaal op verbouw van de gewassen, die
zijn bestemd voor menschelijke en dier
lijke voeding. De politiek moet dus gaan
in de richting, dat verbouw hiervan
loonend wordt.
Wiant verbouw, die niet loonend is,
heeft natuurlijk geen zin. Dit probleem
is uiterst moeilijk, daar men eenerzijds
te maken heeft met de belangen van
landbouwers, die veevoeder als grond
stof in gebruik hebben, anderzijds, di'e
het als eindproduct verkoopen. Een
steun zal daarmede rekening dienen te
houden. Men kan bij dit alles niet al
leen naar den landbouw kijken al ware
dit gemakkelijker, maar niemand onder
de landbouwers zal dit willen doen.
Men zal er niet komen zonder diepin
grijpende maatregelen en dit o.a. niet
zonder opgeven van een gedeelte, dat
men tot nu toe gewend was, de vrijheid
van het bedrijf te noemen, zonder een
organisatie van den export. Ook niet
zonder duurder maken der producten,
zonder den consumenten de last op te
leggen, dat zij voor de producten den
kostprijs zullen moeten geven. De con
sumenten in Nederland zullen tenmin
ste zooveel hebben te betalen, dat de
landbouw kan bestaan. Dat mag men
gerust verlangen. Het gaat niet aan, dat
j de landbouwer en de landarbeider blij
vend veroordeeld zijn de paria's van de
j maatschappij te zijn. Daarom moet en
mag men terecht van de rest van het'