ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD KLEUR- EN KNIPPLAAT JJT7 gs F!»TT srS-s 0 VAM DE PPOVIMCIALE ZEEUV5CHE MIDDELBUDGSCHE COUPAhT PINKSTERFEEST. ALS HET REGENT. RAADSELHOEKJE. ZEEUWSCHE KRONIEK. Zij is zoo teer en lieflijk En houdt van Storm vast niet! Ze kon heusch wel eens weggaan, Als niet met rust je'r liet! Dus, Stormwind, wil verdwijnen, Nooit was je Lente's vriend. 'Haar vijand wel 't Is jammer, Dat jij dien naam verdient! VOOR DE GROOTEREN, 't Is Pinksteren, dus: zomerfeest Komt allen nu naar buiten Daar hoor je toch de vogeltjes Zoo wondermooi wel fluiten Je ziet kijk maar eens in het rond Een waren schat van bloemen. De bijtjes garen honing al, Hoor 't vlijtig volkje zoemen Nu 't Pinkst'ren is, doet elk zijn best, Wil heel graag vreugd' verspreiden En liefde ook, die menig hart Kan goed doen en verblijden. Met Pinksteren zij onze leus: Laat 't Zonnetje flink schijnen Alleen maar buiten Neen: in huis Moet elke wolk verdwijnen De vogels kwinkeleeren; Zij zingen blij hun lied. De merel fluit een deuntje, Al regent het, dat 't giet Wij mogen niet naar buiten, Maar daarom niet getreurd Of is er tóch een kleuter, Die zich verveelt en zeurt De vogels kwinkeleeren: Wees vroolijk en wees blij Want éénmaal komt de zon door, Het is nu Voorjaar: Mei Wij willen op de vogels Graag lijken, is het niet En daarom zijn wij vroolijk, Al regent het, dat 't giet OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 1. M Muurbloem. uur Gouda schrift Muurbl oem Zeeland klomp bek m 2. Spiering. Spin, gier, ring, gips. 3. Speld, spelt. 4. Heeft Tante Margo U dat boek geleend, Moeder (goud). Hoe vaak Oom Henk, op Ernst gebromd heeft, het helpt geen zier. (koper). Hij gaat in geen geval naar Bre da. (tin). Loop toch niet langs den rand van het plat, Ina (platina en tin), VOOR KLEINEREN. 1. Een appelboom met zijn appels (eerst rose bloesems). 2. Rood, vonk; roodvonk. 3. Tegel, kegel, zegel, vlegel. 4. Zool Zonnebloem, vork hand t Koen hoed a b d ij leus poes teen tram 0 OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. 1. Mijn eerste is hard, mijn tweede en derde vormen samen hoog ten en mijn geheel is een plaats in Noord-Brabant. 2. Soms ben ik een staaltje. En soms een gedrocht, Het eerste komt voor, als Er iets wordt verkocht, Vergeefs in Zuid-Holland Word 'k nimmer gezocht 3. Verbergen plaatsen in Europa. Wacht even Jullie rent maar door Ze kwamen tegen twaalven met zwarte handen thuis. (2). Heeft de musch alle stukjes brood opgepikt Heeft Bob onnoodige dingen ge kocht 4. Welk geldstuk is een omgekeer de metalen haak VOOR KLEINEREN. 1. Een lichaamsdeel, een hemelli chaam en een voegwoord vor men samen een feest. Welk 2. Met P ben ik een jongensnaam, met r groei ik aan den kant van water, met b ben ik een gewas en met n ben ik een woordje, dat dient om een ontkenning uit te drukken. 3. Ik noem je een groente; 'k Ben deel van een plant. Je vindt mij in tuinen, In bosschen en 't. land. 4. Verborgen getallen. Had Pim veel fouten in zijn the ma Zij kon wegens ziekte thuis in de vacantie niet uitgaan. Kwaad riep de man, dat het nu uit moest zijn. Ik lach To uit, als ze zoo flauw I iXJYKTll m fi*» Pinkst'ren is het: feest van vreugde Van veel bloemen, zon en licht Zelfs de kikkers trekken zie je 't Een heel lachend, blij gezicht. Zullen wij hen op gaan zetten Pak wak wak strooit bloemen rond En de and'ren zingen vroolijk, Open gaat hun breede mond. Allen zitten z'op een letter: Eén been achter en één voor. Stevig zijn die letterstoeltjes. Niemand zal er vallen, hoor Ak-wak, Bak-wak en vriend Chak-wak Vinden het een eenig spel. En de kleine Dril, de jongste, Klapt van blijdschap. Zie je 't wel Jullie weet van vroeger keeren, Hoe je met zoo'n plaatje doet. Vlug begonnen Toon je kunsten Ga aan 't werk, secuur en goed. En als straks het kikkerrijtje Vroolijk voor de ramen staat, Moet je voor één ding maar zorgen: Dat jeze niet kwaken laat Want zoo'n kikkerlied klinkt buiten Op een zomeravond goed. Maar in huis is 't te rumoerig, Zorg dus, dat niet één het doet o to 3* >P O* O- O. - B 5 CL. CU to H 3 5" 7tS TTTtST, f «n11in mi i m—hi mmiihm imii ihiiiii— i Pinksteren. Het wordt weer Pinksteren in deze wereld. Als wij de twee woorden Pinksteren en wereld naast elkaar zetten, dan krijgen wij onwillekeurig den indruk van een tegenstelling: licht en donker; leven en dood. Want Pinksteren beteekent geest en al wat uit den geest is en wereld, dat beteekent stof en al wat uit het stof is. De tegenstelling schijnt zoo fel, dat het onbegonnen lijkt die te over bruggen. Beider wezen, doel en inhoud is zoo geheel anders dat niet anders dan voortdurende strijd mogelijk lijkt. Inderdaad, zoo schijnt het. Maar wat iets schijnt dat is het juist niet. Wat goud schijnt is geen goud. Pinkste- ren het feest van den geest komt ons luide en met hooggestemde vreugde verkondigen, dat de strijd in beginsel is beslecht; de tegen stelling overbrugd. Omdat men- schen uit het stof geboren en we- derkeerende tot het stof vervuld werden en vervuld kunnen wor den van den Heiligen Geest. Pinksteren is reeds negentien eeuwen een Christelijk feest. Het is van ouds her ook een Joodsch feest; een feest van den oogst; een feest van wetgeving. In deze bei de beteekenissen van Pinksteren schijnt een tegenstelling te liggen. Maar ook hier is eenheid te aan schouwen voor wie doordringt van den schijn tot het wezen. En wie begrijpen wil, die kan niet anders dan zóó doordringen. Aan het begin van de geschiede nis der Christelijke kerk staat de dag van 't eerste Pinksteren, de geboortedag dier kerk. En in het Bijbelsch verhaal daarvan lezen we van eenvoudige menschen, die het hoogste goed zochten buiten- zichzelf boven zichzelf. Ze waren om zoo te zeggen ledig, opdat ze konden ontvangen waarom ze ba den. Want wie heeft wat hij ver langt, die vraagt niet meer. En juist omdat ze ledig-vragende wa- ïen. Daarom ontvingen ze ook wat ze begeerden: een anderen geest; een wedergeboorte uit den geest tot nieuwe menschen. Ze werden vervuld, zoo heet het in het verhaal van Pinksteren, van den Heiligen Geest, dat is den Geest van God zelf. En die vervul ling ging gepaard met zichtbare teekenen. 't Is een eenvoudig ver haal van eenvoudige menschen, die alles ontvingen, omdat ze wisten en voelden, dat ze niets hadden. Het waren menschen juist zoo als wij. Uit het stof komende en tot het stof wederkeerende. Al leen maar zijnde in den tijd; in de wereld van het stof, dus een kor te wijle. En toch werden ze an ders, Ze werden vervuld met, ge grepen door den geest van uit den hooge. Ze werden vernieuwd. Ze leerden leven uit een ander begin sel, dat hen èn het leven èn het levensdoel èn de wereld èn de menschen heel anders deed zien. Sub specie aeternitatis, onder het licht der eeuwigheid, onder het licht van God zelf. Daarin lag en ligt de verzoening der tegenstel ling. De beslechting van den strijd, die niet is overwinning, onder drukking door een sterkere macht, maar die is doordringing van hel mindere door het meerdere. Van het stof door den geest. Nu wordt de heerlijkheid van den geest openbaar, omdat die ten volle zijn macht kan ontplooien. Nü wordt ook de mensch deel van die heerlijkheid, omdat het meer dere zich in hem gaat openbaren. Vandaar de teekening in Jiet Pinksterverhaal, dat die het won der van Pinksteren zagen, wel zeer verwonderd waren. Ze kenden de mannen niet meer aan wie h' wonder van Pinksteren werd vol trokken. Ze begrepen de men schen niet en het feit niet, omdat zij zelf nog uit het stof warenj Maar zoovelen verstonden, waar om het ging; die ook met ledige harten vervulling begeerden, ook aan die allen werd het Pinkster- wonder vervuld. En nu nog wordt de tegenstel ling tusschen den geest en het stof tusschen Pinksteren en de we reld, alleen maar overbrugd in diegenen in wier hart den diepe ren zin van de oude Pinkstervraag wordt verstaan: Veni, Creator Spiritus. Want alleen, die vraagt, omdat hij weet, dat hij niet heeft, die ont vangt. Maar die ontvangt, ziet over het stof; die ziet met klare oogen in de heel wijde verte. En die is rijk, omdat hij leeft uit dien geest, waaruit is alles wat is waarachtig, eerlijk, rechtvaardig, rein, lieflijk, en alles wat welluidt. Juist, omdat het is uit den geest. J. Nagel. 4 Juni 1575. Unie of verbond van onderlingen bijstand tusschen Holland en Zee land te Dordrecht gesloten. In de eerste, moeilijke jaren van den tachtigjarigen oorlog wa ren Holland en Zeeland op elkaar aangewezen elkaar te steunen. Zij stelden zich hierbij onder de re geering en de gehoorzaamheid van den Prins van Oranje, die in 't volgende jaar (25 April 1576) de hem opgedragen oppermacht aan nam. Niettegenstaande de tegen werking van de andere gewesten gingen Holland en Zeeland later nog verder en huldigden den 25 Juli 1581 den Prins als hun Hoog ste Overheid, terwijl de Alge- meene Staten, na de afzwering van Koning Filips den hertog van Anjou als hun Heer aannamen. De Prins nam na lang aarzelen de hem opgedragen hooge over heid in Holland en Zeeland aan (14 Aug. 1582). Eer al de moeilijk heden, die zich tegen zijn huldiging als graaf opdeden, uit den weg wa ren geruimd, werd hij door Baltha zar Gerards vermoord (10 Juli 1584). 6 Juni 1562. De stad Hulst door een zwaren brand geteisterd, waardoor meer dan 300 huizen in de asch werden gelegd. 6 Juni 1566. Een groot deel van Arnemui- den door brand verwoest. De brand had zich snel uitge breid „deur faulte (ontbreken) aan harde daecken". Bijna alle huizen waren met riet of stroo ge dekt. Bij dezen brand is veel ge stolen; zelfs Middelburgers moe ten er aan schuldig geweest zijn. Zeker hebben zij gestolen goede ren geheeld; want den anderen dag (7 Juni) werd door de vroed schap van Middelburg een publi catie uitgevaardigd tegen het weg voeren en verbergen van goede ren, toebehoorende aan de eigenaars der bij den brand te Ar- nemuiden vernielde huizen, enz. 6 Juni 1651. Volksoproer te Middelburg. Na het overlijden van stadhou der Willem II op 6 Nov. 1650 werd zijn zoontje van de ambten en waardigheden, door zijn voorva deren bekleed, uitgesloten. In Zee land werd zelfs het Eerste Edel- schap vernietigd, niettegenstaan de het protest van Joh. de Knuyt, die sedert 22 Febr. 1631 dat ambt in naam van de prinsen van Oran je vervulde. Te Middelburg deden twee bur gemeesters Hendrik Thibaut en Jacob van Lansbergen als oranje mannen hun best den jongen stad houder in Zeeland tot stadhouder te doen benoemen, ten minste te doen voorbeschiken. Om de meer derheid voor Oranje te behouden, hadden zij langs onwettelijken weg het college van 12 kiezers doen benoemen. De burgerij was over dit bedrog ontevreden en opge stookt door eenige predikanten, sloeg het over tot oproer. Men wil de Thibaut en Van Lansbergen, die op de Abdij in de vergadering der Staten waren, weghalen en dooden. Zij wisten zich echter te bergen en later Zeeland te verla ten. Nu werd het huis van Van Lansbergen geplunderd. Dat van Thibaut zou gevolgd hebben, zoo eenige predikanten er niet tus- schenbeide waren gekomen. Het oproer had het gevolg dat een nieuwe verkiezing plaats had volgens octrooi door de Staten ge geven. 7 Juni 1644. Frederik Hendrik vaart van af Rammekens en landt met een le ger te Philippine. Om meester te worden van de geheele Schelde in Zeeland heb ben de stadhouders Prins Maurits en Frederik Hendrik meermalen 'n inval gedaan in het tegenwoordi ge Zeeuwsch-Vlaanderen. Deze streek was toen doorsneden met tal van zeearmen, waaraan ver scheidene versterkte steden lagen. Met eenige honderden schepen werden dan de troepen uit Holland in stilte bij Rammekens verzameld om dan over te steken naar de overzijde. Vooral in de laatste ja ren van den tachtigjarigen oorlog is hier veel gestreden. Het was den Spanjaarden vaak gelukt de steden te heroveren. De Staatsche legers hadden niet altijd het ge- wenschte succes. Zoo ook niet het leger van Frederik Hendrik in 1644. Wel werd Sas van Gent veroverd (5 Sept. 1644), maar meer werd niet bereikt. Het volgende jaar ging het beter, toen Hulst werd in genomen, waardoor geheel de oostelijke helft voor goed bij ons land bleef. 8 Juni 1594. Bathazar de Moucheron, een zeer voornaam Middelburgsch koopman, sluit met de Staten van Zeeland en Holland een contract „nopende de ontdecking van de Noortsche Zee tot China toe". De Moucheron had de stellige overtuiging, dat ten Noorden van Azië een bevaarbare zee was naar het Oosten en verder Zuidwaarts naar China. Genoemde Staten on dersteunden De Moucheron om den weg naar Indië om de Noord nader te onderzoeken, niet met een wetenschappelijk doel, enkel in 't belang van den handel. Twee tochten werden reeds onderno men. Door invloed van ds. P. Plan- cius, een bekwaam aardrijkskundi ge, zond de Amsterdamsche regee ring in 1596 twee schepen uit met hetzelfde doel. Deze derde tocht was de rampspoedigste, maar had door de overwintering op Nova- Zembla de grootste vermaardheid gekregen. (Heemskerk en Barent- sen). B. de Moucheron dreef reeds een uitgebreiden handel op Ar changel en Moskou. De beste zeehaven naar deze laatste stad was toen Archangel. Toen later de weg naar Indië om de Kaap werd gevolgd, had De Moucheron ook een uitgebreiden handel op de Westkust van Afri ka en op Indië. Zijn vlag waaide op bijna alle zeeën. Hij was de vraagbaak van de Middelburgsche kooplieden en den raadsman der Staten van Holland en Zeeland. Met Prins Maurits stond hij in nauwe betrekking. Nadat Parma Antwerpen had veroverd in 1585 had De Mouche ron deze stad verlaten en zich te Middelburg gevestigd. Hij woon de in de Noordstraat in het zelfde huis, dat later Jacob Cats zou be trekken. Later ging De Mouche ron in Veere wonen. Toen de for tuin hem den rug toekeerde, ont ving hij van zijn vroegere vrienden ondank en teleurstelling. In den loop van het jaar 1603 is hij met de noorderzon vertrokken. Zijn weduwe woonde later in Den BrieL

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 9