DAMMEN EN SCHAKEN. VOOR DE JEUODa Onder redactie van 111 5 Is® „ZWARTE MARIE." ZEELAND'S MOOI. GRAPHOLOGIE. Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. TOMMY'S DROOM. ba re 4) g» Ml |W f *3^' -SJaO 6 l-S^P. N y yCUJ'U U UUJ of meer in de Wouwsche plantage, alleen hebben we het centrum daarvan links laten liggen. In de buurt van Huybergen kwamen we aan een vijfsprong Met een kompas en twee kaarten hebben we op z'n minst een kwar tier gekiend, welke der vijf we gen we moesten kiezen. Toen we het onomstootelijk hadden vastge steld, namen we natuurlijk den verkeerden weg. En kwamen in Huybergen aan, voor we het ver wachtten. Dat was voor sommiger vermoeide voeten en dorstige ke len wellicht prettiger dan voor het vertrouwen in onze kaartlees- kunst. Maar het is gelukkig pas den eersten keer, dat we er zoo ver naast waren. Het heeft natuur lijk aan de kaart gelegen; die deug de niet. Dat is altijd zoo. Trouwens, die kaart heeft ons meer parten gespeeld. Want van Huybergen hadden we het nu eens heel precies uitgerekend hoe we, op weg naar Ossendrecht, langs het Groote meer zouden komen, dat op de kaart staat. We hebben heel wat gedwaald, we moeten tel kens bijkans langs den oever van dat groote meer getrokken zijn, maar gezien hebben we het niet Dat is trouwens niet zoo heel erg: nu is er weer een mooi punt voor een volgende expeditie, om op te klaren. Net als die brug over het Zwin; daar gelooven de officieele instanties ook nog maar steeds niet aan, al zijn er in de pers al berichten verschenen, dat men de „Internationale Brug" verbeteren wil. Kan men bruggen, die niet be staan, verbeteren Hoe dat zij, wij zagen dat Groo te meer niet. Alleen een heel een zame boerderij, waar een ontzatf gelijk groot varken in een zand kuil wroette, en waar de min of meer menschenschuwe bewoners ons vriendelijk vroegen „of we soms ontvlucht waren uit een ze nuwlijdersgesticht voor handels reizigers, dat, naar zij zeiden, in de buurt moest wezen We zei den van niet, maar ze geloofden het niet erg. Zonder dus dat Groote meer ge zien te hebben, kwamen we in Os sendrecht, waar-we een bezoek brachten aan de werken van de Waterleidingmpij. Zuid-Beveland. Daarvan is al eerder in dit blad melding gemaakt. De vrouwelijke leden van de club zijn door de goede zorgen van een bevriende mogendheid per as van hier naar hunne haardstede^ vervoerd; ze hadden er dan ook al 21 kilometer opzitten. De romp divisie marcheerde door, langs bin nenwegen naar Hoogerheide er toen door den polder naar Woensdrecht. Daar is nog een Ufa-shot van den bemosten toren genomen, maar die is zoo mooi ge worden, dat-ie niet in de krant kan komen. Vandaar dat het ver haaltje ditmaal zonder plaatje is. Het totaalaantal kilometers was voor dezen dag 31; we beginnen den ouden stijl en vorm te herwin nen. Zou jij je leven nog eens wil len overleven? vroeg de sentimen- teele. Ik niet, zei de nuchtere. Ik heb vij fen twintig jaar voor een lijfrente betaald, ea die gaat de volgende week iq, De avondschemering daalde op het station neer; door de grijze ne velen boorden zich vlammende licht-signalen tot bonten licht plekken. Langzaam kwam een lo comotief naar één der breede re mises schuiven. Voor vandaag hac deze haar dienst gedaan en keerde als een vermoeid paard, dat, na ingespannen dagtaak, naar stal ge- le.d wordt. Nadat aan de volgens voorschrift verplichte werkzaam heden was voldaan, wenschte de stoker goeienavond en vertrok Kristen echter, de machinist, blee:: nog. Hij begaf zich op de rails en bekeek, in gedachten verzonken, de machine, „Hoe lang nog?" peinsde hij. Er werd gesmoezeld, dat „de heeren' overwogen hem, wegens veel voor komende ongesteldheid, binnen den tijd, er uit te schuiven. Inder daad, in de laatste maanden had zijn hart hem af en toe dwaze par ten gespeeld; al te veel moeilijkhe den ook hadden zich in zijn iange leven aan hem opgedrongen. Maar thans voelde hij zich weer volko men frisch en sterk. Hij, de immer op werk-ingestelde man, hij rilde als hij dacht aan de leegte, die een bestaan zonder werk beteekende Hij stond op de wereld alleen en 'vat hem nog gebleven was aan lief de gold zijn beroep. In zijn ziel had hij weggesloten zijn locomo tief, zij behoorde bij hem, ze was een stuk van hemzelf geworden. „Zwarte Marie" had hij haar ge doopt en het liefst zou hij op de machine zijn dood gevonden heb ben. In ieder geval wilde hij met haar vereend blijven. Zoolang dit maar eenigszins mogelijk was, zoo lang tot hij ten minste de uiterste ouderdomsgrens bereikt zou heb ben. Door bange voorgevoelens ach tervolgd, keerde Kristen in zijn eenzame woning terug. Daar wachtte een brief op hem. De man schrok hevig; in zijn trillende han den h-'eld hij de officieele mede- deeling zijner pensioneering Hij probeerde er tegen op te ko men,* door een verzoekschrift in te zenden, door eigen smeekbede. Al les tevergeefs De weken, die hem nog in dienstverband waren toebe deeld, waren te tellen; Kristen noemde ze den laatsten hem nog vergunden levens-termijn. „Zwarte Marie" had stellig reeds op hem gewacht, toen hij de eer ste maal, na de ontvangst der jobs tijding, weer op haar toetrad. Hij streek over haar heen alsof hij haar liefkoosde en, de onderdee len betastend, fluisterde hij haar toe: „Samen zijn we oud geworden, goeie, zwarte Marie, en nu wil men niet van ons wetenja, ja, zóó is 's werelds loop. Opgewekt zoowel als treurig ïad hij daarboven, op zijn verant woordelijke post, steeds de wacht gehouden en alles wat hem inner- ijk beroerde, had hij de brave, zwijgzame vriendin toevertrouwd. Zou, bij een dergelijke innige ver- inochtheid van z'n hart niet meer malen ontroering op haar zijn over geplant en zou er niet in haar ijzeren borst, op een of andere my stieke wijze, een ziel zijn binnen gedrongen, Hoe duidelijk herinnerde hij zich nog hoe hij, op een avond, het be- m-'nde meisje, zijn latere vrouw, mede had .genomen om haar vol trots zijn toen nog nieuwe, keurige machine te toonen en hoe toen een weeke mond het zoo vurig ver langde ja-woord gegeven had. Toen later zijn zoontje, amper eenige weken oud was, verbeelde Kristen zich reeds, dat hij het naar de loco motief diende mee te nemen, als of gezegende krachten voor den kleine van haar uitstraalden De tijd snelde voorbij; moeder en zoon st.erven en de door smart verteer de vader vluchtte naar zijn plaats achter den ketel om daar, in een zaam uur, te kunnen uitschreien. Aldus verkreeg de machine voor Kristen steeds meer en meer de beteekenis van een persoonlijk we zen en vulde ten slotte ook de leeg te aan, die zich in het vereenzaamc leven had geboord. De gestelde termijn liep ten ein de en droefgeestig brak de dag aan, waarin Kristen voor de laat ste maal den weg naar zijn werk zou inslaan. Het was den ouden man als beteekende het in de vol ste beteekenis zijn laatste gang Hij klom op zijn plaats achter zijn locomotief, waar de stoker reeds enorme scheppen kolen 't vuurgat inwierp. Vertrouwd glansden alle hefboomen, ventielen en wijzers Kristen tegen. Zachtjes-snuivend schoof de machine vooruit, aan het hoofd van een reeks wagons. Het werd een korte goederentrein. Vóór den afrit deed Kristen, voor de laatste maal, zijn rondgang om de locomotief. Hevig ontroerd greep hij in het stuur en zijn „Zwarte Marie" hulde hem sis send in een wolk van stoom, als wilde zij haar scheidenden leider omarmen in liefde en pijn. Glad liep de reis van stapel tot het eerste station. Aldaar werd een wagen aangehaakt voor en kele heeren der spoorweg-directie. Kristen hoorde hoe één dezer, met een blik naar den machinist, in het voorbijgaan zei: „een zeer degelijke beambte, maar een tamelijk eigen zinnige dwarskop; daarbij ook niet meer gezond. Het wordt tijd, dat hij gaat De machinist ontging bijna het signaal van vertrek; daarop gaf hij dermate stoom, dat de machine met heftige rukken sissend aantrok. In Kristen's somber gezicht schok te iets. „Dat is dus de dank voor mijn eerlijke werk, voor mijn le venstaak Moet ik dus deze kou de, gevoellooze woorden van on verschillige superieuren hls herin nering met me meenemen. „Ja, ja, het is tijd, dat ik wegga, maar vóór dien wil ik nog éénmaal rijden zóó, dat den heeren hooren en zien ver gaat." Kloek-rustig lag de hand op den snelheids-regulateur. De uitdruk king van zijn gezicht verhardde tot woeste vastberadenheid en de ma chine joeg, door stoom opgezweept, steeds harder voorwaarts. Of die „Zwarte Marie" ook kon rennen De wielen draaiden als de wind en de rook warrelde in fleurige kron keling mee. Het spoor boog nu zij waarts af. De trein donderde voor uit als werd hij door het dal opge zogen. Bij den ingang van het dal 'ag het station. Het schoot Kristen te binnen, dat daar meermalen geen inrit was en er vóór het sta tion moest worden gewacht. Wat, als hij het signaal negeerde' en den ïeelen trein in gruzelementen reed, z'chzelf als allen in de wagons cortweg naar den duivel zond? „Toe maar, vooruit maar, oude Vlarie", wilde hij roepen, maar een onzichtbare hand drukte zijn mond toe. De gedachte aan zijn oude Ma rie trof hem wonderlijk. In eer en deugd was hij met haar vergrijsd, in eer en deugd had zij hem ge diend. Zou hij die trouwe machine door zoo'n misdaad ontwijden, mocht hij tot slot zoo vreeselijke schuld op zich laden? Ontzetting voor zichzelf greep hem aan. Bin nen enkele oogenblikken moest het station opdoemen. Kristen trok met alle macht aan de remmen. De dolle rit scheen echter in het ra derwerk een storing veroorzaakt te hebben: de remmen weigerden. Tegelijkertijd werd de signaal- paal zichtbaar. Haltbeval de hori zontaal gestelde schijf. Of was het de dood zelf, die daar met drei gend opgeheven arm stond? Ver twijfeld deed Kristen het eenige, wat te doen was. Hij haalde een hefboom over. Als een wild dier schoot de geheel-losgelaten tegen- stoom in de cylinders en worstelde woedend met de elementaire kracht der beweging. Krakend drongen de wagons op elkaar in, de snelheid verminderde snel en 't wonder gebeurde: de trein hield stil, voordat het ongeluk had plaats gevonden. De „Zwarte Ma rie" had haar plicht gedaan. Kris ten echter lag, met half-opgericht bovenlichaam, ontzield op zijn plaats, de hand nog stevig aan de kruk van den stoom-hefboom. „Beroerte", constateerde de dokter later. Drie dagen daarna werd de doode naar zijn laatste rustplaats gebracht. Ter zelf der tijd echter, dat men hem in de aarde neerliet, werd een oude, onbruik baar geworden machine op een ne ven-emplacement geschoven, op 't kerkhof der locomotieven, om bij gelegenheid als „oud roest" te worden onttakeld. Gaat U dezen zomer fietsen Denkt U aan een tippeltocht Zoekt U naar een stukje Neerland dat dit jaar eens dient bezocht Gaat dan eens naar Zeeland kijken, als U 't werk een poos ontvlucht, komt eens naar dat land van water, 't land van ruimte, licht en lucht. Zeeland heeft veel mooie wegen, dwars door wijde landen heen, wegen over hooge dijken, lage huisjes staan beneên. Zeeland is een land van verten, helder, open, wijd en klaar, 't Zeeuwsche volk is als die verten, rond en open, trouw en waar. Zeeland is een land van ruimte, rijk aan zeelucht, zonbestraald, waar de stadsmensch vol [verrukking diep en dankbaar ademhaalt. Zeeland heeft voor èlk tourisme wegen, wegjes, elke soort, breede, vlakke autowegen, rijwielpaden enzoovoort. Slingerpaadjes door de bosschen, langs de duinen, naar het strand, Zeeland is een openbaring, 'n ideaal vacantieland. Komt genieten, dezen zomer van hetgeen U Zeeland biedt. Zeeland moét U gaan bekijken, anders kent U Neerland niet. Lange Jan. J, d e B. Een emotioneel, spraakzaam, niet in elk opzicht gelijkmatig meisje. Liefde vol en vrijgevig en in staat deze gevoe lens te remmen als dat noodig is, maar over 't geheel genomen toch, meer tot geven, dan tot nemen be reid. Zij is eerder gesloten dan open hartig; bezit fantasie en voorstel lingsvermogen en meer verlegen, dan vrijmoedig, al schijnt juist het tegenovergestelde waar te zijn. Schrijfster heeft iets strijdlustigs, is stijfkoppig en zal haar zin trachten door te zetten. Haar gedachten- gang, is niet volkomen logisch, omdat hare gedachten, te veel van den hak op den tak springen. Al is zij niet ijdel, zal zij zich zelf toch niet van haar plaats laten duwen omdat zij overtuigd is van hare eigenwaarde. Een eerlijk en betrouwbaar ka rakter dat behoefte heeft aan lief de, deze gaarne ontvangt en ook van harte geven zal. Grapholoog. Zij, die prijs stellen op een be oordeeling van hun handschrift door den aan ons blad verbonden grapholoog, zenden ons tenminste tien regels van hun gewone, na tuurlijke handschrift, liefst op on- geliniëerd papier. De afzender be hoeft ons niet bekend te zijn; ini tialen, schuilnaam, motto is vol doende, wel dienen opgegeven te worden geboortedatum, leeftijd er geslacht. Men zende ons tegelijk een postwissel ad 1.10, waarop als afzender hetzelfde staat als onder de schriftproeve, dus of de ware naam, of de schuilnaam. De beoordeeling volgt dan later in het Zondagsblad. Brieven enz. betrekking hebben de op deze rubriek, te richten aan ondergeteekende. In no. 55 maakte de heer P. de Bruijn met wit door een slagzet de partij uit. In no. 56 maakte de heer J. de Haas met wit eveneens door een slagzet de partij uit. Beide standen zijn dus uit het practische spel. No. 55. P. DE BRUIN, R'dam. 46 47 48 49 50 Z. 6, 9, 13, 15, 16, 17, 21, 23, 34. W. 24, 26, 27, 32, 33, 38, 42, 43, No. 56. J. DE HAAS, A'dam. 1 2 3 4 5 48. 46 47 48 49 50 Z. 6, 7, 9, 11/20, 24, 29. W. 25/28, 31, 35, 36, 38, 39, 42, 43, 47/50. Oplossingen no.'s 5152. No. 51 W. 35—30, 33—28, 28X 8, 39—33, 2722, enz. No. 52. W. 39—34, 44—40, 28X 17, 48X37, 32X1. J. Scheeres, Delfzijl. VOOR DE KLEINTJES. Tommy lag in zijn bedje en bui ten blies de wind uit alle macht. Tommy vond het wel prettig in zijn veilige bedje te liggen, als het buiten zoo stormde. Hem kon meneer de Wind niet deren en hij luisterde graag naar hetgeen hij te vertellen had. Nu eens klonk het loeiend „oe- i-i oei-i-i 1" Dat beteekende na tuurlijk „foei foei Dan weer floot meneer de Wind zóó drei gend, als Meesters fluitje nog nooit geklonken had en toch kon dat al le bengels plotseling doen ver stommen, als ze in het vrije kwar tier iets deden, wat niet mocht. Soms ook hoorde Tommy meneer de Wind al uit de verte aankomen en was 't net, alsof die 'm riep om wat te vertellen. Zijn stem klonk telkens anders en het verveelde Tommy geen oogenblik naar hem te luisteren. Maar langzamerhand scheen meneer de Wind toch uitgepraat, scheen hij uitgepraat, want Tommy werd zóó slaperig, dat hij 'm niet meer hoorde, 't Leek wel, of meneer de Wind dat is im mers zoo'n grappenmaker hem naar Droomenland geblazen had. En hij had niet eens zijn cape bij zich Hij kon die dus ook niet wijd-uithouden om weggeblazen te worden I Gek, overdag had hij dat zoo dikwijls gedaan in de hoop: op eens net als een vogel de lucht in te gaan en te kunnen vlie gen. Maar natuurlijk was dat hem nooit gelukt Zulke dingen gebeu ren in werkelijkheid niet, alleen maar in een droom En is het niet jammer, dat je dan eigenlijk niets bijzonders merkt en alles zóó ge woon gaat, als dit in droomen al tijd het geval is? Tommy had meneer de Wind niet alleen gehoord, maar ook ge voeld en nu zweefde hij in zijn verbeelding toch heusch in de lucht. Floep, ging het over de da ken Hij was zóó hoog, dat hij ze een heel eind onder zich zag en toch was hij heelemaal niet bang, dat hij vallen zou Want dat is juist 't grappige: in een droom ben je bij na nooit bang. Waarom niet Het zal wel komen, doordat je veilig in je bedje ligt, al denk je daar na tuurlijk heelemaal niet aan. Als je dat wist, zou het immers geen droom zijn. Wij weten dus, dat Tommy in zijn bedje lag, maar.zullen wij nu ook eens net doen, alsof we dat vergeten zijn en hem in gedachten volgen op zijn avontuurlijken tocht? Gelukkig had Tommy bij ge brek aan zijn cape nog net tijd gehad zijn laken om zijn schouders te slaan. Stijf hield hij de beide zij kanten in zijn handjes, de armen wijd uitgestrekt, precies zooals hij immers zoo dikwijls met zijn cape had gedaan, als meneer de Wind hem in den rug blies Maar nu was het een echt vlieg- zeil geworden. Jongens, wat ging dat heerlijk En het ging niet al te vlug, zoodat hij dan ook niet dui zelig werd, maar alles, waar hij bo ven zweefde, duidelijk zien kon Hij genoot van zijn vliegtochtje Waarheen zou meneer de Wind hem brengen? Tommy durfde niets vragen. Meneer de Wind zou hem immers toch niet verstaan en het wel goed met hem maken, 't Zou stellig een reis vol verrassingen worden Hoe vreemd zag de stad er uit, als hij naar beneden keek De hui zen, kerken en andere gebouwen leken net uit zijn bouwdoos weg- geloopen: wat waren ze klein Maar de stad was groot Hoe hoe zou hij ooit Vaders huis te rug vinden Och, daarvoor zou meneer de Wind wel zorgen Dat was immers zijn vriend Maar nu scheen hij nog niet over naar huis gian te denken. Gelukkig maar, want Tommy wilde nog graag van allerlei beleven Daar was de Maan En Manus lachte Ook hij scheen plezier te hebben in Tommy's reisje, maar., als Tommy gedacht had, nu dichter bij de Maan te zijn en die te kunnen grijpen, had hij zich toch ieelijk vergist, 't Leek eigenlijk wel, of Manus daar hoog in de lucht Tommy wat stond uit te lachen. Z'n gezicht was echter zóó goedig 'n echt vollemaansge zicht! dat Tommy zelf ook la chen moest. De Zon overdag mocht dan warmer zijn, eigenlijk hielc hij meer van de maan, die hij als ie er ten minste was! vóór hij slapen ging, goeiennacht knik te. 't Gaf 'm altijd zoo'n prettig veilig gevoel, als Manus de wacht hield. En nu ging Manus zelfs met hem mee op zijn tocht boven de daken Steeds zag Tommy zijn trouwen vriend. Plotseling zweefde de luchtrei ziger boven het Schoolplein. Daar was nu geen enkele jongen. Na tuurlijk niet Iedereen lag in bed, iedereen behalve hij, die met z'n vriend, meneer de Wind, op stap was. Wat zou hij morgen op schoo veel te vertellen hebben!! En alles was echt gebeurd, er kwam geen woord opschepperij bij! In het groote huis van het Hoofd der school brandde nog licht. Zou meneer Heukels nog aan 't werk zijn? En Tommy slaakte een zucht van verlichting, dat hij geen „Hoofd" was, maar gewoon Tommy Timmermans, die maar wat fijn tijd had om te vlie gen! Tommy wenschte dikwijls, dat hij groot, heelemaal groot was, maar op dit oogenblik niet! Daar waren ze bij het huis van Dicky Drop, zijn vriendje, dat eigenlijk Dicky Duin heette, maar zich een paar dagen geleden in 't speelkwartiertje zóó zwart ge maakt had, dat meneer hem „Dic ky Drop" genoemd had. Dicky sliep natuurlijk. De gor dijnen van zijn kamer waren dicht en Tommy kon hem niet zien. Hij wist alleen, dat hij er woonde. Dicky zou wel graag met 'm mee gegaan zijn, maar meneer de Wind had zóó'n haast, dat Tommy geen oogenblik op zijn vriendje wach ten kon, want natuurlijk moest hij bij meneer de Wind blijven. Plotseling zweefde Tommy niet langer boven de stad, maar., bo ven Luilekkerland Nee, maar hoe kwam hij hier nu Hij had natuurlijk wel van Luilekkerland gehoord welk kind heeft dan niet maardat heerlijke sprookjesland was immers zóó ver weg, dat Tommy er nooit komen kon En nu, nu was hij er op eens! Jongens, wat 'n bof Dat zou hij. Moeder eens vertellen Gisteren nog had Moeder tegen hem ge zegd, dat ook zij nooit in Luilek kerland geweest was, niet als kind en niet als Moeder. En nu was hij Tommy, er wel Hij moest dus heel, heel goed kijken, om Moeder alles te kunnen vertellen en Vader zou ér ook stel lig meer van willen weten. Vader was er ook nooit geweest Toch aardig van meneer de Wind, dat hij 'm juist hier heen bracht. De jongen keek eens heel even om en wilde zijn vriend bedanken, maar deze blies hem zóó hard in 't gezicht, dat hij begreep dit maar liever niet te moeten doen. Na af loop van de reis zou hij hem im mers voor al het plezier bedanken. Want dat wilde hij natuurlijk niet vergeten Meneer de Wind liet hem zóó lang over Luilekkerland zweven, dat hij alles duidelijk zien kon. 't Was een groot park, een park met boomen en struiken, mooie bloemen ook, een beekje en hier en daar een huis. Vóór de poort was een hooge rijstebrij-berg. O ja, daar moest je je doorheen eten om in Luilekkerland te komen Maar nu begreep Tommy pas, dat geen enkel mensch en zeker geen kind dat kon. Die berg was veel te groot Daar zou je in geen jaar doorheen komen, al at je ook nog zoo flink. En nu was hij er maar zóó over heen gevlogen Wat 'n bof toch, wat 'n bof Hij had altijd wel veel van meneer de Wind gehouden, maar dat hij zóó aardig was, had hij toch niet geweten. Maar nu moest hij opletten om morgen alles goed aan Vader, Moeder en de jongens op school te kunnen vertellen. De boomen waren van. zoet hout en de bladeren van sukade Meneer de Wind, die hem op den grond gezet had, kriebelde hem wat in het oor en Tommy verstond 'duidelijk, dat hij wel wat proeven mocht, als hij maar zorgde, dat hij niet ziek werd. 't Was jammer, dat hij geen zakken in zijn lakencape had en zijn pyama die niet meer bezat. Hij kon dus niets van al dit

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 12