DAMMEN EN SCHAKEN. VOOR DE JEUGD. Onderredactie PASCHEN. GRAPHOLOGIE. STT es-ysMIH-ilfJiH-i HJiilUCU'til'Ifl is i-sIsTfl lë Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. van GUUSJE'S PAASCHEI. WAAROM DE KLOKKEN OP PAASCHM0RGEN LUIDEN. a „Nsea, Wi» is dat?" „Wacht imaar tot Paasch-Maan dag, H«t duurt niet lang meer. Dan is het feest van de heilige Giovan r.a en mijn grootvader heeft mij be loofd, dat ik er dit jaar bij mag zijn. En ik zeg je nu: ik heet Gio vdnna. En ik zal daarom in de pro cessie naar de Giovanna-kerk in Signa op een ezel rijdenl Met vleu gels aan mijn rug als een engel en de sieraden van grootmoeder zaT ik om den hals dragen. En mijn ezel zal Asinino zijn. Weet jij eigenlijk wel wat het mooiste aan hem is? Het bruine kruis op zijn rug! Dat had ook de ezel, waar op „Onze Heer" reed." Bij deze woorden kuste zij Asi- nino's lange ooren en fluisterde hem toe: „Jij bent toch mijn eigen mijn heilig ezeltje!" Toen barste Antonio woedent uit: „Als je Asinino een heilige eze is, moet hij zelf zeggen, wien hij toebehoort!" „Heel goed", zei Giovanna, maar hij kan tocfi niet spreken." Toen dacht Antonio een hee' tijdje na- Eindelijk meende hij de oplossing gevonden te hebben en stelde voor: „Wij willen zien, wie hij volgt Jij neemt hem bij de manen en ge leidt hem tot aan dien boom daar ginds als ik tot vijf geteld heb moet je aan het eindpunt zijn!" Heelemaal zeker zich voelenc van Siaar zaak, greep Giovanna overmoedig Asinino in de manen en trok hem in de richting van den boom. Antonio echter ranselde met de zweep den ezel, zoodat deze, wild geworden, Giovanna in het gras wierp. „Nu probeer ik het!" riep An tonio verheugd. Hij greep toe en voordat het meisje nog tot vijf hac kunnen tellen, was hij reed? bij den boom. „Wat zeg je nu?" riep Antonio triomfantelijk uit. „Wij zullen zien, wie van ons hij liever draagt' Daarop kom' het ten slotte aan' C: hij jou ol mij ais engel op zijn -mg hebben wil." „Als engel!" lachte Antonio boosaardig, „de straatjongen5, zou den lekker lachen als ik ais en gel zou komen aanrijden! „Jij wilt je van den wedstrijd afmaken. Jij bent laf!" Dat liet Antonio niet op zich zitten en hij probeerde toch den ezel te bestijgen. Maar Asinino spartelde tegen en wierp Antonio telkens van zich af. Toen werd Antonio wrevelig en mompelde onverstaanbare woorden, terwijl hij in het gras lag. Giovanna echter streelde Asinino en zwaaide zich behendig op zijn rug. Als een ko ningin reed zij op Asinino weg. „De profeet heeft gesproken!" riep zij dartel en juichte het uit. Voor de wijsheid van den pro- fee! moest Antonio zwichten. Hij wilde weggaan. De breuk tusschen de beide menschenkinderen scheen volkomen, Doch Giovanna sprak met de genade, den overwinnaars eigen: „Luister naar mij Antonio. Jij begeerde Asinino voor jou alléén. Ik wil hem nog altijd voor ons tweeën hebben! Wanneer ik Paasch-Maandag naar de kerk rijd, op Asinino natuurlijk, dan moet jij naast mij mee loopen en ons vriendje bij den teugel houden. Wil je dat?" Toen streek hij met zijn vuile vingers heftig door zijn wilden haar tooi en zei: De geschiedenis van de heilige Giovanna, welke je mij verteld hebt ken ik. Misschien nog we' beter dan jij. Ik deed maar, alsof ik haar niet kende. Nu echter dwing je mij tot een bekentenis omdat je wenscht, dat ik den eze zal leiden. Weet je wel, wat dat beteekent?" „Dat is niet aardig van je, An tonio!" lachte Giovanna. „Jij weet zooveel en verzwijgt het voor mij! Zij klom van d enezel en ging dicht bij hem staan. „Welnu? Wat beteekent het dan?" Na de pauze zei de jongen: „Dat je dit nu niet weet! Het wil zeggen, dat ik jou mijn heele leven lang moet geleiden, als echtgenoot, wanneer ik jou op Paasch-Maandag naar de kerk van Signa vergezel.." „Zóó., en dat wil je niet..?!" En zij speelde met haar oogen als een mondaine dame, bewust van haar schoonheid, haar coquetterie Of ik het niet wil? Zeker wil ik het, zeker wél!" riep Antonio en kuste haar met jeugdige onstui migheid- Asinino, die intusschen had staan grazen, hief bij deze juichkreet den kop op en keek beiden aan als begreep hij hunne vreugde en hun smart, als was hij zich zijner roeping als huwelijks stichter bewust. De filmdirecteur was bezig 'n geweldig sensationeel drama te verfilmen en had hard gewerkt om er vuur en actie in te krijgen. Ten slotte ging hij vergenoegd terug van den rand van de steile rots, waar juist de opname gemaakt was, keek eens in het rond en zag toen plotseling een pop van stroo en oude kleeren voor zich liggen. Goede hemel, riep hij uit, wat hebben we dan over den rand ge gooid. Moeder: „Hansje, kijk eens naar zusje. Ze zit zoo stil of ze haar laat ste oortje versnoept heeft". Hansje loopt naar het kleine zusje, beurt haar krulletjes op en zegt: „Nee Moeder, de oortjes zit ten er nog aan." Bereisd man in 'n gezelschap: ,Ja, vrienden, in China is een men- schenleven van heel weinig waar de. Wilt u wel gelooven, dat, in dien een Chinees ter dood veroor deeld is, hij gemakkelijk iemand kan huren, die in zijn plaats het schavot beklimt. Het is zelfs zoo sterk, dat heel veel Chineezen zich voor dat doel beschikbaar stellen en er een goed daggeld uithalen". „Ja Bettie heeft een gezonde slaap", zei de moeder van de vlijti ge privé-secretaresse, „maar 't kost moeite om ze 's ochtends wakker te krijgen". „Heeft u dan geen wekker?" „Ja zeker, maar als die over gaat, roept het meisje altijd: „De directeur is in conferentie, bel over een uurtje nog maar eens op, en dan slaapt ze weer rustig in," „Meisjes jelui hebt nu den ïuwbaren leeftijd bereikt,j elui moeten nu naar een flinken man uitkijken. Hoe eerder, hoe beter, ^n jelui jongens, onthoudt dat van je vader.trouwt nooit door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Zondag is het, Voorjaar! Paschen! Is dat geen driedubbel feest Maar, dat wij nu Paschen vieren, Dat verblijdt ons toch het meest. Paschen spreekt ons van Vernieu wing, Kijk maar rond: Natuur herleeft! Wat een rijkdom is 't, die zij weer Na den barren winter geeft! Paschen brengt ons blad en bloe sem, Bloemen van de fijnste soort. Wij zijn blij, dat ieder jaar weer Paschen bij de Lente hoort! Alle bloemen willen mooi zijn, Trekken vlug haar feestjurk aan, Wie toch zou er niet graag netjes Naar het feest der Lente gaan? Paschen, feest steeds van Ver nieuwing, Ook van binnen, weet dat goed! Laat het daar zoo blij, zoo mooi zijn, Als 't op 't feest der Lente moet! Schriftbeoordeeling A. Z, Een zeer temperamentvol hartstochtelijke jongeman, maar die tegelijkertijd, karaktereigen schappen bezit, die hem in staat stellen, genoemde eigenschappen te We kunnen van het Middelb. schaakleven zeggen dat het een periode van grooten bloei beleeft. Alle teekens wijzen er nu op dat de Zeeuwsche schaakbond het lichaam zal zijn hetwelk voortaan organi- seerend en stimuleerend zal wer ken voor het gansche Zeeuwsche schaakleven. Dan liggen natuurlijk ook wedstriiden met andere gewes- elijke bonden in het verschiet. Zoover ons bekend is had er b.v. nog nooit een ontmoeting plaats tusschen de M'burgsche schaak- vereeniging en een Nederlandsche club buiten Zeeland, De voormalige zeer ondernemen de H.B.S, schaakclub „Strijd met Beleid" speelde in 1923 een wed strijd tegen de schaakclub te Ber gen op Zoom- Hieronder de partij welke aan het eerste bord werd gespeeld. W. A. J. M. Mullié, Middel burg. Z. dr. Fick, Bergen op Zoom. 1. d2d4 d7d5 2. Pgl—f3 Pg8—f6 3. Lelg5 e7e6 4. c2c4 Lf8e7 5. Pblc3 Pb8d7 6. e2ee3 00 7. Lfld3 d5Xc4 8. Ld3Xc4 c7c5 9. 0—0 a7a6 Met de bedoeling b5 te laten volgen; om dit te voorkomen speelt wit: 10. a2a4 Maar deze zet verzwakt de wit te dame vleugel. beheerschen, waarvan de voor naamste, zelfbeheersching is. Een strijdlustig en heftig karak ter, schijnbaar meegaand, maar dat toch steeds vasthoudt aan voorop gezette meeningen en principes en bovendien zeer gesloten is. Zorg vuldig en dikwijls nauwkeurig tot in het kleine. Schrijver is uiterst gevoelig, ook voor zintuigelijke gewaarwordin gen en veelal wantrouwend. Hij zal goedhartig en vrijgevig zijn, meer speciaal voor hen die hij liefheeft, is echter geen rasechte altruïst. De jeugdige leeftijd v. d. schrij ver verklaart eenigszins de ietwat pedante gevoelens die hij bezit en die vooral in overdreven halen rond om zijn handteekening tot ui ting komen. Een gecompliceerd karakter, dat niet spoedig door de buitenwereld wordt aangevoeld en begrepen. In ieder geval geen banaal mensch, Grapholoog, Zij, die prijs stellen op een be oordeeling van hun handschrift door den aan ons blad verbonden grapholoog, zenden ons tenminste tien regels van hun gewone, na tuurlijke handschrift, liefst op on- geliniëerd papier. De afzender be hoeft ons niet bekend te zijn; ini tialen, schuilnaam, motto is vol doende, wel dienen opgegeven te worden geboortedatum, leeftijd en geslacht. Men zende ons tegelijk een postwissel ad 1.10, waarop als afzender hetzelfde staat als onder de schriftproeve, dus of de ware naam, of de schuilnaam. De beoordeeling volgt dan later in het Zondagsblad. 10Dd8b6 11. Ddlc2 c5Xd4 12. e3Xd4 Nu heeft wit bovendien het na deel van den geïsoleerden d pion. 12Tf8e8 13. Tal—dl Le7b4 14. Pf3e5 Db6a5 beter ware hier Pe5: en Pfd7. 15. f2—f4 Lb4Xc3 Deze zet is niet sterk. 16. b2Xc3 Pf6d5 17. Tfl—f3 De wite damevleugel is onhoud baar; een snelle aanval op de zwar te koningsvleugel is dus geboden, 17Pd7Xe5 'n verband met zwart's volgende zet verklaarbaar, maar daarom niet minder slecht. 18. f4Xe5 Lc8d7 19. Lc4—d3 h7h6? gó bood langer tegenstand. 20. Ld3—h7f kg8h8! op kf8 volgt mat in enkele zetten, 21. Tf3Xf7 Da5Xc3 22. Dc2—g6 Te8g8 23. Lh7Xg8 Ta8Xg8 24. Lg5Xb6 geeft op. EK» 't Was Paasch-Zondag en nog heel vroeg in den morgen. Het zon netje scheen heerlijk, maar daar lette Guusje nu niet op. Zij was slechts van één ding vervuld en dat was het verstoppen der Paasch- eieren. Elk jaar legde vader op allerlei verborgen plekjes in den tuin: on der struiken en achter lage plant jes, eieren neer. En het waren geen gewone eieren, maar echte Paascheieren, die prachtig rose, geel, rood, blauw, groen en bruin waren gekleurd! Kleine Hans, Guusje's broertje, dacht niet anders, of de Paasch- haasjes hadden die er voor hen neergelegd, maar zij, Guusje, wist wel beter: Vader deed dit immers! En nu had Guusje gisterenavond in schemerdonker Vader en Moe der over de Paascheieren hooren spreken. Haar ouders hadden niet geweten, dat zij in de kamer was en een groot kartonnen ei open gemaakt, 't Was heelemaal gevuld met kleine chocolade-eitjes! Bijna had Guusje van plezier iets uitgeroepen, maar ze had zich nog juist bijtijds op de lippen gebeten om zich niet te verraden. Zachtjes was zij de kamer uitgeslopen en Moeder en Vader hadden heele maal niet gemerkt, dat zij er ge weest was. Maar.Guusje had het prach tige Paaschei gezien en.zij re kende er vast op het morgen in den tuin te zullen vinden. Als Hans het nu maar niet vóór haar ont dekte! Van opwinding kon Guusje bijna niet in slaap komen en toen ze ein delijk in slaap viel, droomde ze van alerlei mooie, groote Paascheie ren, die verstoppertje met elkaar spelen en elkander niet konden vinden. Onrustig woelde zij heen en weer in haar slaap. Moeder liet haar eens drinken en begreep niet hoe het kwam, dat Guusje zoo on rustig was- En nu was het Paasch-Zondag en nog heel vroeg. Daar kraakte de trap! 't Was natuurlijk Vader, die de eieren ging verstoppen, op dat Hans en zij ze straks, als ze beneden kwamen in den tuin kon den zoeken, Als ze maar wist, waar ze het groote ei zou kunnen vin den! Zou ze zou ze eventjes, heel eventjes maar, door een reetje glu ren? Han ssliep nog zoo rustig en zou er niets van merken. De kin derkamer lag aan den tuinkant en ze zou dus mooi kunnen zien, wat Vader deed, zonder dat Vader haar zag en zonder dat Vader wist In het volgend oogenblik stond Guusje op bloote voetjes vóór 't raam, voorzichtig tusschen de gor dijnen doorglurend. Kijk, daar liep Vader! Hij had een mandje gekleur de eieren in de hand. Bovenop lag het kartonnen doosjes-ei met al de kleine chocolade-eitjes er in! Nu stond Vader stil bij het den- neboompjï, dat als kerstboom dienst gedaan had en daarna in den tuin mocht uitrusten van de ver moeiende dagen, die het in De cember gehad had. Met ingehouden adem keek Guusje toe, wat er nu gebeuren ging. Vader nam het groote ei en legde het voorzichtig achter het denne- boompje op den grond. Zoo kon je er heelemaal niets van zien. 't Lag daar verborgen achter het denne- groen. Vader ging alweer verder, maar Guusje wist genoeg en liep muis stil naar haar bedje terug. O, wat duurde het lang, vóór het tijd was om op te staan! Zou Moeder dan nooit komen? Guusje kon niet meer slapen en toen Hans na een tijdje ook wakker werd en begon te bab belen, was Guusje kribbig. Och, och, wat begon zijn Paschen toch verkeerd! Maar Hans liet zich niet uit het veld slaan door de brommigheid van zijn zus en babbelde voort over de eieren, die zij zouden zoeken, over de Paaschhaasjes en nog veel meer. Daar kwam Moeder op de ka mer. „Zoo Guusje en Hans, al wak ker?" vroeg Moeder- Guusje durfde niet goed antwoor den, maar Hans zei dadelijk: „En nou magge we Paascheieren zoeken, hè Moes?' „Eerst vlug aankleeden!" ant woordde Moeder lachend. Het duurde niet lang of de beide kinderen stonden in den tuin. Ze gingen ieder een verschillenden kant uit, want ze moesten alleen zoeken, zei Moeder. Dadelijk naar het denneboompje loopen durfde Guusje niet. 't Zou te veel opvallen! Hè gelukkig! Hans liep juist den anderen kant uit. Dat was een bof! Natuurlijk hoorde Guusje wel 'n zacht stemmetje in haar, dat haar het verkeerde van haar gedrag verweet, maar.... Guusje deed net, alsof ze het niet hoorde. Ze had het immers veel te druk om naar dit stemmetje te luisteren! Na een minuut of vijf kwam ze dan ook triomfantelijk bij Vader en Moeder met het groote ei in haar beide handen. Met een vuurroode kleur liet ze het zien. O, wat had Guusje het warm! Moeder dacht, dat het van het zoeken kwam, maar.... Guusje wist wel beter. Ze was er heelemaal van in de war. Moeder keek haar eens onder zoekend aan, doch juist op dit cogenblik kwam Hans twee ge kleurde eieren, een rose en een bruin, brengen. Hierdoor werd er niet meer op Guusje gelet. „Kijk 's Vader! Moeder! Ikke heeft er twee tegelijk!" juichte het ventje. Dat was een vreugde! Nu had Vader voor ieder zes eieren verstopt. De kinderen moch" ten houden, wat ze vonden, en kre gen er gedurende zes dagen 's morgens eentje van aan het ont bijt, Wie er zes gevonden had, mocht niet meer zoeken. Het groote ei was echter iets extra's en het was de bedoeling van Vader en Moeder, dat degene, die het vond, het mocht houden,' maar dat ze den inhoud ervan sa men zouden deelen. Moeder had de chocolade-eitjes dan ook in twee hoopjes gelegd en Guusje en Hans ieder de helf ge geven, terwijl Guusje de gelukkige bezitster van het kartonnen doos jes-ei werd. Maar.... Guusje was er niets blij mee, want toen Moeder zej: „Dat is voor jou, Guusje, je hebt het eerlijk gevonden!" besefte Guusje op eens, hoe vreeselijk on eerlijk ze eigenlijk was. Ze durfde het Moeder niet vertel len en bleef zwijgen. Dien geheelen dag was ze stil. 't Gebeurde hinderde haar vreeselijk en ze zou niets liever willen dan dat hel nog „gisteren" was «o aij alles nog eens over had kunnen doen. Stellig zou ze dan niet weer tusschen de gordijnen doorgluren, want oneerl k bleef het! Had zij het nog maar ongedaan kunnen maken, maar dat was onmogelijk,.. Was-het-werkelijk-onmogelijk Zou ze zou ze 't Moeder vertel len? Nee, nee! Wat zou Moeder haar slecht vinden!Maar door het te verzwijgen, werd het immers niet beter- Nee, ze moest het vertellen! -iH En opeens ging Guusje naar Moe der toe, klom als e enklein meisje op Moeders schoot, sloeg haar arm om Moeders hals en snikte het uit. „Is het dan zoo vreeselijk, Guus je?" vroeg Moeder. Guusje knikte slechts. „Vertel het mij maar", zei Moe der heel zacht. Eerst wist Guusje niet goed, hoe ze beginnen moest, maar Moeder die het al wel zoowat begrepen had hielp haar op streek en nu vertelde Guusje bij stukjes en beet jes, wat wij ai weten. Moeder was niet boos en vroeg alleen: „En heb je nu spijt, dat je on eerlijk geweest bent?" Guusje knikte. „Vreeselijk spijt" antwoordde zij zacht, „en ik ik zal het nooit weer doen, Moeder!" „Neem je dat stellig voor en ver geet het nooit", zei Moeder ern stig. „Het kartonnen ei zal ik als een waarschuwend aandenken in je kastje leggen. Eerlijk duurt het langst, kind!" Ket bleef daar nog heel lang lig gen en het zorgde er wel voor, dat Guusje nooit meer iets oneerlijks deed. „Éérlijk duurt het langst", had Moeder gezegd, maar „eerlijk is het prettigst"", vond Guusje eigen lijk nog veel mooier spreekwoord. Moeder, hoor de klokken lui den! Wat zou dat toch wel bedui den? Steeds weerklinkt het: bim-bam bim! Waarom is dat, Moes? vraagt Wim. Moeder antwoordt: 't Is Paasch- morgen En de klokken moeten zorgen, Dat geen mensch of kind het vergeet. Weet je, wat elk klokje deed? In den tijd vóór Paschen vlogen Zij naar Rome. Opgetogen Keerden zij nu juist terug En zij reisden zelfs heel vlug. Want zij brachten ei'ren mee Voor de jeugd. Een oud idee: Jaren, jaren zonder tal Doen die trouwe klokken 't al! Nu weet jij, wat 't moet bedui den Dat de klokken toch zoo lui den! Ernstig luistert kleine Wim Naar het vroolijk bim-bam-bim! CARL A HOOG. M MH C/3 O

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 12