DE ROME VULPENHOUDER
ZEELAND.
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT VAN MAANDAG 27 MAART 1933. No. 73.
CRISIS OVERHEID KIEZER- IV.
GEEN KAMERLEDEN BENEDEN
DE 35 JAAR.
Op een prachtigen Julidag, zooals de
bewoners van deze landen maar zelden
kennen, werden Cynthia Bell en John
Leslie in het huwelijk verbonden. Ze
hadden een oude kerk, die in een een
voudige buurt Van Zuid-Londen stond,
uitgekozen voor de inzegening, en had
den alleen diegenen uitgenoodigd, van
wie zij het bijwonen der plechtigheid
werkelijk op prijs stelden.
d. G.
DE AANSTAANDE
KAMERVERKIEZING
24-JARIGE KIEZERS?
,,U kunt zooveel voorwaarden stellen
als u maar wilt!" was Cynthia's ant
woord. ,,U denkt er toch niet over die
afschuwelijke oude fiets mee te nemen
wél?" eindigde zij, plotseling iets kwaads
vermoedend.
MIDDELBURG.
De Wethoudersvacature.
Het Gymnasium.
Mijn vorig artikel besloot ik met de
conclusie dat het overheids-personeel
moet worden uitgesloten van de uitoe-
iening van het kiesrecht, aangezien dat
personeel als kiezer, door zijn invloed
op vele verkozenen, een macht is gaan
uitoefenen strijdig met het algemeen be
lang der natie.
Immers genieten vooral in vele groo-
tere gemeenten de werklieden, zelfs on
geschoolde, en vele lagere ambtenaren,
bezoldigingen die buiten verhouding hoog
zijn in vergelijking met de hoogste loo-
nen, bereikbaar voor soortgelijk of even
waardig werk in het particuliere.
Niettemin weigert dit personeel hard
nekkig om Vrijwillig een zeer ïnatige
verlaging te aanvaarden, hetgeen tenge
volge heeft, dat zijn toch al minder be
voorrechte particuliere klasse-genooten
daarvoor onnoodig hooge belastingen
moeten opbrengen. En voorstellen tot sa'
larisverlaging worden door hun afge'
vaardigden door dik en dun bestreden
met rekstok-, koopkracht- en andere
theoriën die kant noch wal raken; uit
kiezersvrees durven zij eenvoudig
niet naar eigen inzicht te stemmen, en
die gemeenschap blijft lijden onder de
kosten eener veel te dure huishouding.
Aan dezen ongewenschten toestand
kan alleen kieswetwijziging een eind
maken, en doet men dit niet dan zal het
kwaad juist door des kiezers macht
steeds erger worden.
Is hiervoor de noodzaak betoogd van
wijziging in het actieve kiesrecht, het
recht dus om te kiezen, thans zal ik
trachten aan te toonen dat evenzeer
verandering noodig is in het passieve
kiesrecht, het recht dus om gekozen te
worden tot lid van eenig bestuurs
lichaam.
En dan wijs ik allereerst op het onge-
wenschte van den nu bestaanden toe
stand dat landsdienaren, wanneer zij
Kamerlid worden, voor den duur van
dat lidmaatschap op non-activiteit ge
steld worden, en de daarvoor vastge
stelde bezoldiging blijven genieten, soms
tientallen jaren lang.
Dit genieten van honorarium waar
voor niets gepresteerd wordt is niet te
verdedigen, zeker niet bij de huidige
vrgoeding voor de 2e Kamer-leden van
5000 's jaars, en dus moet er een einde
aan komen.
Verder vind ik het onjuist dat een
ambtenaar of militair vandaag Kamerlid
kan zijn, met het recht tot het ter ver
antwoording roepen van de ministers
der Kroon en straks, na niet herkozen
te zijn, weer kan terugkeeren in zijn
korps voor het opnieuw bekleeden van
een wellicht zeer ondergeschikte fune
tie.
Van tweeën één: wil men de moge
lijkheid openhouden dat overheidsdie
naren Kamerlid worden dan dienen deze
zich zoo onafhankelijk te maken als bij
die hooge waardigheid behoort, en elke
dienstverhouding te verbreken door 't
vragen van ontslag, of wel, wanneer zij
dit een te groot offer vinden voor hun
volstrekte onafhankelijkheid, dan moe
ten zij voor een mandaat der kiezers be
danken.
Was het reeds in het verleden onjuist
dat een politieke luitenant de Regee
ring kon critiseeren (en vaak nog al hef
tig ook) en dat een burgerlijk ambte
naf.L "jks-salaris blijft genieten doch te
gelijkertijd tegen 'een honorarium van
I 5000 's jaars als Kamerlid letterlijk
mets anders doet dan het leveren van
louter afbrekende critiek op de
Regeering, voor de toekomst wordt een
dergelijke toestand onhoudbaar.
Immers hebben wij het nog zeer on
79).
door A. W. v. E.v. R.
HOOFDSTUK XXVII.
„Het is maar goed, dat Lady Galston
er niet bij is geweest!" beweerde de
vrouw, die in Cynthia's moeilijke dagen
zoo moederlijk voor haar was geweest,
toen zij en Hatter Fayre tezamen van de
kerk naar het huis van de Staveley's re
den, dat zij voor deze gelegenheid had
den afgestaan.
„Zij is nooit ook maar een greintje
goed voor het kind geweest van de ge
boorte af aan, en in haar tegenwoordige
stemming zou zij zelfs een bacchanaal
bedorven hebben!"
Zij vonden Cynthia en Leslie bij 'hun
komst in de hall, en het leek er niets
op dat lady Galstons vijandigheid het
/stralende geluk van het meisje op den
langs beleefd dat een Indisch hoofd
ambtenaar, tevens Kamerlid, ondanks
het genieten van een zeer hoog wacht
geld uit de overheids-kas in het open
baar verklaarde, de muiterij aan 'boord
van de Zeven Provinciën „verduiveld
leuk" te vinden.
En in mijn vorig artikel heb ik er
reeds op gewezen dat ook andere, zij
het dan onder „nationale" of „fascisti
sche" vaan marcheerende, revolutio
naire bewegingen hoe langer hoe meer
hun Kamercandidaten vinden onder de
ambtenaren.
Onze kieswet geeft aldus aan de
Overheidsdienaren het volste recht en
de macht om ons eigen staatsbeleid te
ondermijnen; kan het nog dwazer?
Aan dezen wantoestand is alleen een
einde te maken door wijziging van de
Kieswet zoodanig dat aan alle burger
lijke en militaire overheidsdienaren
zoowel het actieve als het passieve kies
recht worde ontnomen.
Verder acht ik verhooging noodig van
de leeftijdsgrenzen voor verkiesbaar
heid, thans gesteld op
23 jaar voor leden van gemeentera
den;
25 jaar voor leden van de Provinciale
Staten en op
30 jaar voor leden van de beide Ka
mers der Staten Generaal.
Het is toch dunkt mij moeilijk vol te
houden dat iemand, hoe schrander en
geschoold hij ook zij, op zijn 23e jaar
reeds voldoende eigen ondervinding zou
hebben kunnen opdoen om geschikt
te zijn voor medebestuurder van een
onzer grootste gemeenten, en zelfs niet
van de kleinere.
Afgezien nog van de beslissingen in
geldelijke aangelegenheden, waarmede
miilioenen gemoeid zijn, hebben de ra'
den een uitgebreide bevoegdheid tot 't
maken van plaatselijke verordeningen,
zelfs met strafbedreiging, en die van.
grooten invloed kunnen zijn op de per
soonlijke en bedrijfsvrijheid. Deze be
voegdheid acht ik kortweg niet veilig
bij jongelieden van 23 jaar, aangezien
deze onmogelijk de noodige erva
ring kunnen hebben opgedaan
voor het overzien van de gevolgen hun
ner beslisisngen; daarom zou ik voor de
gemeenteraden de leeftijdsgrens willen
zien gesteld op tenminste 30 jaar.
Gezien dan de ruimere bevoegdheden
der Provinciale Staten en vooral ook 't
feit dat uit hun midden de Gedeputeerde
Staten gekozen worden, de controleurs
als het ware op de gemeentebesturen,
acht ik voor de Provinciale Staten een
leeftijdsgrens van 30 jaar wel een uiterst
minimum, doch 35 jaar veel meer ge
wen scht.
En een grens van 35 jaar acht ik be
slist noodzakelijk voor de verkiesbaar
heid tot lid van één der beide Kamers.
Ik weet zeer goed dat wij een enkele
maal Kamerleden hebben zien verkie
zen van nog geen 35 jaar die als zooda
nig lang niet slecht waren, doch zulke
gevallen zijn uitzonderingen, en daarop
mag de norm der wet niet gesteld zijn.
Onze economische verhoudingen bin
nenslands zoowel als ten opzichte van
de rest der wereld, en de politieke te
genstellingen niet minder, vereischen nu
meer nog dan ooit voorheen dat ons
volk vertegenwoordigd worde door af
gevaardigden die niet alleen voldoende
kennis en karakter hebben, doch te
vens beschikken over de noodige erva-
r i n g als toets op allerlei theoriën wel
ke door wetenschap en politici gepro
pageerd worden.
s Lands bestuur wordt steeds moei
lijker, vereischt steeds meer wijsheid,
welke niet bereikt wordt zonder erva-
ring, en deze komt niet voor de jaren;
vandaar dat ik voor de Kamerleden 'n
leeftijdsgrens van 35 jaar een uiterste
minimum acht.
B. C. de Groot.
Daartoe door de redactie in staat ge
steld ga ik gaarne even in op enkele op
merkingen van den lezer A. W. N., die
blijkbaar niet voldoende aandachtig
gelezen heeft, waar hij meent, dat het
voor burgemeesters, officieren, onderwij
zend personeel enz, vernederend zou zijn
dat ze niet voor hun 30e jaar stemge
rechtigd zouden zijn.
Ik sla deze categorie van burgers hoo-
g e r aan dan A. W. N. blijkbaar doet, en
vertrouw dat zij juist, door hun meerdere
ontwikkeling gereedelijk zullen inzien
dat naast kennis onmisbaar is, voor
een evenwichtig geheel, een zekere e r-
v aring, als toets op theorie.
Zij behoeven bovendien niet tot hun
30e jaar politiek passief te blijven,
doch kunnen heel nuttig zijn als actieve
leden der kiesvereenigingen, in dien
kring hun invloed doen gelden op het
stellen van candidaten en hun plaats op
de ranglijijsten, en aldus medewerken
aan verbetering van de kwaliteit der
gekozenen, al hanteeren zij nog niet zelf
het stembiljet.
door
W. MOELKER
Tholen.
Wij leven sinds Sept. 1929 in een nog
steeds terugloopend tijdperk. De steeds
aanhoudende crisis op alle gebied duurt
nog onverminderd voort. Dagelijks vra
gen we ons af: wanneer zal de maat
schappelijke barometer betere tijden
gaan aangeven? Thans is daar nog niets
van te bespeuren, zoodat vele takken
van ons volksbestaan de uiterste zorg
van Regeering en volksvertegenwoor
diging noodig hebben.
Heel ons land gaat gebukt onder den
zwaren druk van de crisis. Niet het
minst onze Provincie Zeeland.
En waarom? Omdat Zeeland is een
landbouwende streek bij uitnemendheid.
En nu meenen velen, dat, willen hun be
langen goed behartigd worden zij daar
voor noodig hebben een eigen partijtje
met eigen Kamer-candidaten. Maar zulk
een belangengroepje kan nooit zooveel
leden ter Kamer afvaardigen dat zij
daar een overwegenden invloed kunnen
uitoefenen. Van veel meer belang is het,
dat onder de candidaten van grootere
partijen mannen of vrouwen zich bevin
den die een deugdelijk oordeel over
verschillende takken van ons volksbe
staan hebben, 't Spreekt vanzelf de een
is meer bekend met landbouw-aangele-
genheden. Een volgende op scheepvaart
gebied. Weer een ander op industrieel
gebied en zoo zou men kunnen voort
gaan. Daar in Zeeland het economische
zwaartepunt ligt bij den landbouw, ver
heugt het mij, dat de Liberale candida
ten lijst ender verschillende kieskringen
specialiteiten op landbouwgebied bevat
ten: mr. Ridder van Rappard, dr. Bie-
rema, mannen die hebben getoond een
open oog te hebben voor de nooden
van den landbouw. Nog een ander prac
ticus op landbouwgebied prijkt op de
Liberale lijsten: H. D. Louwes uit West
polder (Gr.) die zelf boer is, en voorzit
ter van de prov. Mij. van Landbouw
in het hooge noorden.
Nu vraag ik me af, kiezers die belang
Rebben bij den landbouw, zijn uw belan
gen niet veilig bij dergelijke mannen?
Ik meen vrijmoedig te mogen antwoor
den met Ja!
Ook onze gecombineerde lijst Dord
rechtMiddelburg is bijna geheel sa
mengesteld uit diegenen die, 't zij direct
geiukkigsten dag van haar leven had
kunnen verduisteren.
Met haar arm door dien van Leslie
stond zij met de oude mrs. Dogget te
praten, en zij was omringd door een ver
legen schaar stralende Galston-bewo-
ners, die op hun eigen houtje overal uit
Cumberland vandaan waren gekomen
om haar op haar huwelijksdag te zien.
Toen Fayre rondkeek, herkende hij de
Gunnet's, en haast hen zijn eigen spe
ciale beschermeling. Albert Small, voor
heen landlooper, nu schoenpoetser,
hondenwasscher, fietsenschoonmaker en-
zoovoort, in Fayre's pas gekochte villa
in Surrey. Hij zag er luisterrijk uit in
een oud costuum van zijn meester en
leek een 'heel andefl persoon dan de
vreesachtige, wantrouwende en have-
looze kerel, die op dien noodlottigen
avond van den 23en Maart in John Les
lie's schuur had geslapen.
Toen zij Fayre en zijn metgezellin in
het oog kreeg, uitte Cynthia een kreet
van vreugde, en kwam zij haastig naar
hen toe, om hen te begroeten.
„Het is alles te mooi om waar te
zijn!" zei ze. „Nu zelfs voel ik mij, als
of ik elk oogenblik kan ontwaken!"
„Het ziet er schitterend uit, maar het
is net, zooals ik mij een stille bruiloft
voorstel!" schertste Fayre, terwijl hij in
de volle hall rondkeek. „Het heele dorp
je Keys en alle pachters schijnen uit het
flngez. Med
noorden te zijn overgekomen om je ge
luk te wenschen!"
„Zijn het geen schatten? Ik had nooit
kunnen denken, dat zij zooiets, zouden
doen maar vader ontving een soort van
deputatie, om te vragen, of zij er bij
tegenwoordig mochten zijn. Gunnet zei,
dat hij, na alles, wat er gebeurd was,
het als een gunst zou beschouwen, als
hem toegestaan werd zijn opwachting te
maken! Zij gaan allemaal met den nacht"
trein terug. Boven wachten u eenige
oude vrienden. Zelfs dr. Gregg is ge
komen! Ik noodigde hem uit,, hoewel ik
dacht, dat het niets voor hem zou zijn,
en hij zei, dat, als hij toevallig voor za
ken in Londen was, hij met veel genoe
gen zob komen. Ga naar hem toe en
wees vriendelijk tegen hem, hij ziet e-
zoo ellendig uit, en hij is al erg ruw te
gen vader geweest, alleen om te laten
zien, dat hij niet verlegen is!"
„Ik ben blij, dat je niet te ver van ons
lallen weg gaat", zei Fayre. Bill vertelde
j mij, dat de boerderij a'-f is. Het klinkt
j heel aardig!"
Leslie had de boerderij bij Galston niet
meer gepacht, maar een aardig, geriefe-
lijk huis gebouwd op een stuk land, datj
bij Staveley behoorde. Na alles, wat er|
voorgevallen was, had hij Cynthia nie4
meer naar het noodlottige huis wille1"
brengen en bovendien had hij zich ook
niet in de onmiddellijke nabuurschap
of indirect, bij den landbouw zijn betrok
ken.
Sommigen zullen zeggen No, 1 van on
ze lijst is een jurist. Maar zij die hem
van naderbij kennen zeggen: hij is een
jurist die op landbouwgebied te rade
gaat met zijn fractie-genooten die wél
specialiteiten zijn op dat gebied. No. 2
Van Bommel van Vloten is een naam
die een waarborg vormt voor den
Zeeuwschen landbouwer, liberaal Gede
puteerde in Zeeland, lid van het Hoofd
bestuur van de Liberale Staatspartij.
Onze Zeeuwen óp de lijst 't zijn allen
boeren of met den boerenstand meele-
venden, daarom Zeeuwsche landbou
wers kunt gij, uwe stemmen met gerust
heid uitbrengen op de Liberale candi
daten.
Gij kunt er van verzekerd zijn, dat,
wanneer zij hun zetels op het Binnenhof
bij hernieuwing zullen bezetten, of wel
zij die daarvoor 't eerst zullen binnenko
men, zij allen zullen uwe belangen be
hartigen.
Daarom kiezers brengt op 26 April
a.s. uwe stemmen uit op de candidaten
van'de Liberale Staatspartij den „Vrij
heidsbond".
Naar aanleiding van hetgeen men ons
van deskundige zijde schreef, in verband
met de opgeworpen quaestie of 24-jari-
gen kiezer kunnen zijn, schrijft de heer
H. Koops te 's-Gravenhage ons:
De schrijver vergeet in de eerste
plaats, dat artikel 2 der Kieswet uitdruk-
ke.ijk bepaalt, dat onder hen, die den
leeftijd van 25 jaren hebben bereikt, deze
wet verstaat hen, die dien leeftijd heb
ben bereikt voor of op den 15en Mei.
Hadde hier gestaan „zullen he b-^
ben bereikt" of „z u 1 1 e n bereiken"
dan zou ongetwijfeld artikel 7 lid 2 zoo
danige toepassing moeten vinden, dat
ook de thans door mij gewraakte perso
nen op de kiezerslijst werden geplaatst,
terwijl ook in dat geval deze personen
overeenkomstig art. 124 aan de stemming
moeten deelnemen, ook al zouden zij den
25-jarigen leeftijd nog niet hebben be
reikt.
De huidige redactie der Kieswet laat
zulks echter niet toe.
Dit wat betreft den leeftijd.
Echter ook ten aanzien van de vraag,
of ongeldigverklaring der stemming kan
worden gevraagd, meen ik de deskun
digheid van den onbekenden inzender
ernstig te moeten betwijfelen. Immers,
wanneer toch mocht worden beslist, dat
de door mij gewraakte kiezer niet op de
lijst mag worden geplaatst, is daarmede
tevens uitgemaakt, dat tal van andere
personen onrechtmatig daarop voorko
men. En, indien deze personen desniet
tegenstaande toch tot de stemming wor
den toegelaten, terwijl zij daartoe niet
bevoegd zijn, dan is daarmede in strijd
gehandeld met de artikelen 1 en 2 der
Kieswet, waaruit logisch volgt, dat de
geheele stemming ongeldig is.
En dat de Tweede Kamer bij het on
derzoek der geloofsbrieven over deze
door mij bij adres te vragen ongeldigheid
zal hebben te beslissen, schijnt niet tot
den deskundige te zijn doorgedrongen.
Tenzij natuurlijk vóór dien tijd de Re
geering mocht komen met een of andere
wetswijziging.
De kwalificatie „malste dingen" laat
ik dan ook gaarne ter verdere beoordee
ling uwe lezers over.
Tot zoover de heer Koops. Inmiddels
hebben B. en W. van 's-Gravenhage het
verzoek van den reclamant afgewezen,
op de volgende gronden:
Ingevolge artikel 1 der Kieswet wor
den de leden der Tweede Kamer der
Staten-Generaal gekozen door de Inge
zetenen des Rijks, tevens Nederlander of
door de Wet als Nederlandsche onderda-
scceeoaeaaiviowiHfc
van zijn schoonmoeder willen vestigen.
De Staveley's waren blij, dat zij Cynthia
als buur kregen, al hadden zij, zooais
Fayre vermoedde, daar het hunne toe
bijgedragen, door Leslie goed op gang
te helpen bij zijn nieuwe onderneming.
„Het is beeldig, en het land is prach
tig! John is eenvoudig verrukt! U moet
onze eerste gast zijn, oom Fayre!"
Hatter Fayre's gelaat werd een tintje
rooder dan gewoonlijk.
„Ik wil graag kofcnen, op één voor
waarde, zei hij.
Zijn stem scheen plotseling vreemd
heesch te zijn geworden.
Fayre schudde het hoofd.
„Met dien ouden vriend heb ik voor
het oogenblik afgedaan! Neen, ik breng
iets heel anders mee. Tusschen twee
haakjes, ik ben met de stallen bezig ge
weest".
„Gaat u op jacht?"
„Ja, als ik klaar ben met mijn ver
anderingen. De stallen zijn niet groot
genoeg, er moet nog heel wat aan ge
daan worden".
„Wilt u te paard komen? Als dat zoo
is, moet John het in de schuur stallen.
nen erkend, die den leeftijd van vijf en
twintig jaren hebben bereikt;
artikel 2 der Kieswet verstaat onder
hen, die den leeftijd van vijf en twintig
jaren hebben bereikt, hen die dien leeftijd
hebben bereikt vóór of op 15 Mei;
ten slotte bepaalt artikel 7, 2e lid, der
Kieswet, dat de kiezerslijst de inwoners
aangeeft, die de voor de kiesbevoegd
heid gevorderde vereischten bezitten op
den len Januari, voor zoover niet deze
wet met betrekking tot eenig vereischte
een anderen dag aangeeft: terwijl onder
„eenig vereischte" in artikel 7, 2e lid der
Kieswet bedoeld, valt de leeftijd, waar
voor in artikel 2 een bijzondere bepaling
is opgenomen;
vervolgens moet onder „15 Mei" be
doeld in artikel 2 der wet worden ver
staan de 15e Mei van het jaar, waarin
de Kiezerslijst wordt vastgesteld, blij
kende uit het feit, dat in de wet, indien
een ander jaar bedoeld is, dit uitdruk
kelijk is vermeld, terwijl, toen bij de
schriftelijke behandeling van het voor
stel van verandering in de Tweede Ka
mer der Staten-Generaal werd gevraagd
welk kalenderjaar bedoeld is, waar van
„15 Mei" gesproken werd, in de Me
morie van Antwoord is opgemerkt dat
ook in de bestaande wet niet vermeld
wordt, welk kalenderjaar bedoeld is,
omdat dit vanzelf blijkt.
Dit alles overwegende en in aanmer
king nemende, dat dengene, van wien
reclamant meende, dat hij niet op de
kiezerslijst behoorde voor te komen,
geboren den 9en Mei 1908 alzoo vóór
15 Mei 1933 den vijf en twintig jarigen
leeftijd heeft bereikt, ingezetene des
Rijks en tevens Nederlander was en al-
zoo kiesbevoegdheid bezit, is het ver
zoek afgewezen.
Het schrijven van den heer Den Hol
lander aan den Gemeenteraad luidt als
volgt:
„Met dank voor de benoeming, heb ik
de eer Uw College te berichten, dat ik,
na ernstige overweging heb besloten om
onder de huidige omstandigheden, die
grootendeels van persoonlijken aard zijn,
voor de wethoudersfunctie te bedanken".
Op den laatsten schooldag in 1932,
24 December aldus meldt het aan
den gemeenteraad toegezonden verslag
van het gymnasium heeft de heer P.
Dumon Tak zijn functie van curator neer
gelegd en is hij daarbij toegesproken
door den rector mede namens de leera
ren en door den heer mr. H. F. Lants-
heer namens curatoren, waarop de bur
gemeester een woord van dank richtte
tot de beide sprekers en van deze ver
gadering afscheid nam. Het gym
nasium verliest in den heer Dumon Tak
een toegewijd president-curator.
Bij den aanvang van het schooljaar
19321933 telde het gymnasium 71
leerlingen, onder wie 22 vrouwelijke en
één toehoorder. Na dien verliet één leer
ling de school wegens vertrek en een
andere, die hier kwam wonen, kon toe
gelaten worden.
De Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten,
Een circulaire van bovengenoemde"
vereeniging kwam o.a. bij den raad al
hier in. Deze circulaire zet in den bree-
de nog eens uiteen hoe gewenscht het
is, dat de gemeenten, die lid zijn der
vereeniging, niet afzonderlijk gaan adres-
seeren en daarvoor aan andere leden
adhaesie vragen, maar dat zij beter doen
hun wenschen aan de vereeniging ken
baar te maken, waarbij blijkt, dat zeer
dikwijls reeds in de gewenschte richting
gewerkt wordt en dit veelal bij herha-
IULLIL I I II I III l I II "11
Maar tenslotte is het -nu pas Juli, en wij
verwachten u lang voor den winter
of wilt u het als uw lievelingsdier mee
nemen, terwijl het jachtseizoen er nog
niet is? Is dat uw voorwaarde?"
„O neen! Ik breng niets levends mee
tenminste niet zooiets...."
„Wel sapperlo'ot!" viel zijn gezellin
plotseling verontwaardigd uit.
En toen Fayre hulpeloos naar rich
ting uit keek en hopeloos begon te hak
kelen, nam zij hem de zaak flink uit
handen,
„Wèl iets levends!" riep zij uit. „Die
man is onmogelijk! Hij probeert je te
vragen, beste meid, of (hij zijn vrouw
mee mag brengen. En waarom hij zich
gedraagt als een schuldbewuste school
jongen mag de Hemel weten!"
Niettegenstaande haar moedige woor
den bloosde hij hevig.
Cynthia viel haar om den hals.
„O, jullie schatten!" riep zij uit. „'Heb
ben jullie dat werkelijk gedaan? U en
miss Allen! Nu weet ik zeker, dat ik
wakker moet worden en dat alles een
droom zal blijken te zijn! Het is te mooi
om waar te zijn!"
i „Niet miss Allen, maar mrs. Fayre!
verbeterde hij met onuitsprekelijke zelif-
j voldoening. „Wij zijn gisteren in het ge-
i heim getrouwd. En wij schamen ons in
het minst niet over onszelf, dank je!
EINDE.