DE ROME VULPENHOUDER ZEELAND. BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT VAN MAANDAG 27 MAART 1933. No. 73. CRISIS OVERHEID KIEZER- IV. GEEN KAMERLEDEN BENEDEN DE 35 JAAR. Op een prachtigen Julidag, zooals de bewoners van deze landen maar zelden kennen, werden Cynthia Bell en John Leslie in het huwelijk verbonden. Ze hadden een oude kerk, die in een een voudige buurt Van Zuid-Londen stond, uitgekozen voor de inzegening, en had den alleen diegenen uitgenoodigd, van wie zij het bijwonen der plechtigheid werkelijk op prijs stelden. d. G. DE AANSTAANDE KAMERVERKIEZING 24-JARIGE KIEZERS? ,,U kunt zooveel voorwaarden stellen als u maar wilt!" was Cynthia's ant woord. ,,U denkt er toch niet over die afschuwelijke oude fiets mee te nemen wél?" eindigde zij, plotseling iets kwaads vermoedend. MIDDELBURG. De Wethoudersvacature. Het Gymnasium. Mijn vorig artikel besloot ik met de conclusie dat het overheids-personeel moet worden uitgesloten van de uitoe- iening van het kiesrecht, aangezien dat personeel als kiezer, door zijn invloed op vele verkozenen, een macht is gaan uitoefenen strijdig met het algemeen be lang der natie. Immers genieten vooral in vele groo- tere gemeenten de werklieden, zelfs on geschoolde, en vele lagere ambtenaren, bezoldigingen die buiten verhouding hoog zijn in vergelijking met de hoogste loo- nen, bereikbaar voor soortgelijk of even waardig werk in het particuliere. Niettemin weigert dit personeel hard nekkig om Vrijwillig een zeer ïnatige verlaging te aanvaarden, hetgeen tenge volge heeft, dat zijn toch al minder be voorrechte particuliere klasse-genooten daarvoor onnoodig hooge belastingen moeten opbrengen. En voorstellen tot sa' larisverlaging worden door hun afge' vaardigden door dik en dun bestreden met rekstok-, koopkracht- en andere theoriën die kant noch wal raken; uit kiezersvrees durven zij eenvoudig niet naar eigen inzicht te stemmen, en die gemeenschap blijft lijden onder de kosten eener veel te dure huishouding. Aan dezen ongewenschten toestand kan alleen kieswetwijziging een eind maken, en doet men dit niet dan zal het kwaad juist door des kiezers macht steeds erger worden. Is hiervoor de noodzaak betoogd van wijziging in het actieve kiesrecht, het recht dus om te kiezen, thans zal ik trachten aan te toonen dat evenzeer verandering noodig is in het passieve kiesrecht, het recht dus om gekozen te worden tot lid van eenig bestuurs lichaam. En dan wijs ik allereerst op het onge- wenschte van den nu bestaanden toe stand dat landsdienaren, wanneer zij Kamerlid worden, voor den duur van dat lidmaatschap op non-activiteit ge steld worden, en de daarvoor vastge stelde bezoldiging blijven genieten, soms tientallen jaren lang. Dit genieten van honorarium waar voor niets gepresteerd wordt is niet te verdedigen, zeker niet bij de huidige vrgoeding voor de 2e Kamer-leden van 5000 's jaars, en dus moet er een einde aan komen. Verder vind ik het onjuist dat een ambtenaar of militair vandaag Kamerlid kan zijn, met het recht tot het ter ver antwoording roepen van de ministers der Kroon en straks, na niet herkozen te zijn, weer kan terugkeeren in zijn korps voor het opnieuw bekleeden van een wellicht zeer ondergeschikte fune tie. Van tweeën één: wil men de moge lijkheid openhouden dat overheidsdie naren Kamerlid worden dan dienen deze zich zoo onafhankelijk te maken als bij die hooge waardigheid behoort, en elke dienstverhouding te verbreken door 't vragen van ontslag, of wel, wanneer zij dit een te groot offer vinden voor hun volstrekte onafhankelijkheid, dan moe ten zij voor een mandaat der kiezers be danken. Was het reeds in het verleden onjuist dat een politieke luitenant de Regee ring kon critiseeren (en vaak nog al hef tig ook) en dat een burgerlijk ambte naf.L "jks-salaris blijft genieten doch te gelijkertijd tegen 'een honorarium van I 5000 's jaars als Kamerlid letterlijk mets anders doet dan het leveren van louter afbrekende critiek op de Regeering, voor de toekomst wordt een dergelijke toestand onhoudbaar. Immers hebben wij het nog zeer on 79). door A. W. v. E.v. R. HOOFDSTUK XXVII. „Het is maar goed, dat Lady Galston er niet bij is geweest!" beweerde de vrouw, die in Cynthia's moeilijke dagen zoo moederlijk voor haar was geweest, toen zij en Hatter Fayre tezamen van de kerk naar het huis van de Staveley's re den, dat zij voor deze gelegenheid had den afgestaan. „Zij is nooit ook maar een greintje goed voor het kind geweest van de ge boorte af aan, en in haar tegenwoordige stemming zou zij zelfs een bacchanaal bedorven hebben!" Zij vonden Cynthia en Leslie bij 'hun komst in de hall, en het leek er niets op dat lady Galstons vijandigheid het /stralende geluk van het meisje op den langs beleefd dat een Indisch hoofd ambtenaar, tevens Kamerlid, ondanks het genieten van een zeer hoog wacht geld uit de overheids-kas in het open baar verklaarde, de muiterij aan 'boord van de Zeven Provinciën „verduiveld leuk" te vinden. En in mijn vorig artikel heb ik er reeds op gewezen dat ook andere, zij het dan onder „nationale" of „fascisti sche" vaan marcheerende, revolutio naire bewegingen hoe langer hoe meer hun Kamercandidaten vinden onder de ambtenaren. Onze kieswet geeft aldus aan de Overheidsdienaren het volste recht en de macht om ons eigen staatsbeleid te ondermijnen; kan het nog dwazer? Aan dezen wantoestand is alleen een einde te maken door wijziging van de Kieswet zoodanig dat aan alle burger lijke en militaire overheidsdienaren zoowel het actieve als het passieve kies recht worde ontnomen. Verder acht ik verhooging noodig van de leeftijdsgrenzen voor verkiesbaar heid, thans gesteld op 23 jaar voor leden van gemeentera den; 25 jaar voor leden van de Provinciale Staten en op 30 jaar voor leden van de beide Ka mers der Staten Generaal. Het is toch dunkt mij moeilijk vol te houden dat iemand, hoe schrander en geschoold hij ook zij, op zijn 23e jaar reeds voldoende eigen ondervinding zou hebben kunnen opdoen om geschikt te zijn voor medebestuurder van een onzer grootste gemeenten, en zelfs niet van de kleinere. Afgezien nog van de beslissingen in geldelijke aangelegenheden, waarmede miilioenen gemoeid zijn, hebben de ra' den een uitgebreide bevoegdheid tot 't maken van plaatselijke verordeningen, zelfs met strafbedreiging, en die van. grooten invloed kunnen zijn op de per soonlijke en bedrijfsvrijheid. Deze be voegdheid acht ik kortweg niet veilig bij jongelieden van 23 jaar, aangezien deze onmogelijk de noodige erva ring kunnen hebben opgedaan voor het overzien van de gevolgen hun ner beslisisngen; daarom zou ik voor de gemeenteraden de leeftijdsgrens willen zien gesteld op tenminste 30 jaar. Gezien dan de ruimere bevoegdheden der Provinciale Staten en vooral ook 't feit dat uit hun midden de Gedeputeerde Staten gekozen worden, de controleurs als het ware op de gemeentebesturen, acht ik voor de Provinciale Staten een leeftijdsgrens van 30 jaar wel een uiterst minimum, doch 35 jaar veel meer ge wen scht. En een grens van 35 jaar acht ik be slist noodzakelijk voor de verkiesbaar heid tot lid van één der beide Kamers. Ik weet zeer goed dat wij een enkele maal Kamerleden hebben zien verkie zen van nog geen 35 jaar die als zooda nig lang niet slecht waren, doch zulke gevallen zijn uitzonderingen, en daarop mag de norm der wet niet gesteld zijn. Onze economische verhoudingen bin nenslands zoowel als ten opzichte van de rest der wereld, en de politieke te genstellingen niet minder, vereischen nu meer nog dan ooit voorheen dat ons volk vertegenwoordigd worde door af gevaardigden die niet alleen voldoende kennis en karakter hebben, doch te vens beschikken over de noodige erva- r i n g als toets op allerlei theoriën wel ke door wetenschap en politici gepro pageerd worden. s Lands bestuur wordt steeds moei lijker, vereischt steeds meer wijsheid, welke niet bereikt wordt zonder erva- ring, en deze komt niet voor de jaren; vandaar dat ik voor de Kamerleden 'n leeftijdsgrens van 35 jaar een uiterste minimum acht. B. C. de Groot. Daartoe door de redactie in staat ge steld ga ik gaarne even in op enkele op merkingen van den lezer A. W. N., die blijkbaar niet voldoende aandachtig gelezen heeft, waar hij meent, dat het voor burgemeesters, officieren, onderwij zend personeel enz, vernederend zou zijn dat ze niet voor hun 30e jaar stemge rechtigd zouden zijn. Ik sla deze categorie van burgers hoo- g e r aan dan A. W. N. blijkbaar doet, en vertrouw dat zij juist, door hun meerdere ontwikkeling gereedelijk zullen inzien dat naast kennis onmisbaar is, voor een evenwichtig geheel, een zekere e r- v aring, als toets op theorie. Zij behoeven bovendien niet tot hun 30e jaar politiek passief te blijven, doch kunnen heel nuttig zijn als actieve leden der kiesvereenigingen, in dien kring hun invloed doen gelden op het stellen van candidaten en hun plaats op de ranglijijsten, en aldus medewerken aan verbetering van de kwaliteit der gekozenen, al hanteeren zij nog niet zelf het stembiljet. door W. MOELKER Tholen. Wij leven sinds Sept. 1929 in een nog steeds terugloopend tijdperk. De steeds aanhoudende crisis op alle gebied duurt nog onverminderd voort. Dagelijks vra gen we ons af: wanneer zal de maat schappelijke barometer betere tijden gaan aangeven? Thans is daar nog niets van te bespeuren, zoodat vele takken van ons volksbestaan de uiterste zorg van Regeering en volksvertegenwoor diging noodig hebben. Heel ons land gaat gebukt onder den zwaren druk van de crisis. Niet het minst onze Provincie Zeeland. En waarom? Omdat Zeeland is een landbouwende streek bij uitnemendheid. En nu meenen velen, dat, willen hun be langen goed behartigd worden zij daar voor noodig hebben een eigen partijtje met eigen Kamer-candidaten. Maar zulk een belangengroepje kan nooit zooveel leden ter Kamer afvaardigen dat zij daar een overwegenden invloed kunnen uitoefenen. Van veel meer belang is het, dat onder de candidaten van grootere partijen mannen of vrouwen zich bevin den die een deugdelijk oordeel over verschillende takken van ons volksbe staan hebben, 't Spreekt vanzelf de een is meer bekend met landbouw-aangele- genheden. Een volgende op scheepvaart gebied. Weer een ander op industrieel gebied en zoo zou men kunnen voort gaan. Daar in Zeeland het economische zwaartepunt ligt bij den landbouw, ver heugt het mij, dat de Liberale candida ten lijst ender verschillende kieskringen specialiteiten op landbouwgebied bevat ten: mr. Ridder van Rappard, dr. Bie- rema, mannen die hebben getoond een open oog te hebben voor de nooden van den landbouw. Nog een ander prac ticus op landbouwgebied prijkt op de Liberale lijsten: H. D. Louwes uit West polder (Gr.) die zelf boer is, en voorzit ter van de prov. Mij. van Landbouw in het hooge noorden. Nu vraag ik me af, kiezers die belang Rebben bij den landbouw, zijn uw belan gen niet veilig bij dergelijke mannen? Ik meen vrijmoedig te mogen antwoor den met Ja! Ook onze gecombineerde lijst Dord rechtMiddelburg is bijna geheel sa mengesteld uit diegenen die, 't zij direct geiukkigsten dag van haar leven had kunnen verduisteren. Met haar arm door dien van Leslie stond zij met de oude mrs. Dogget te praten, en zij was omringd door een ver legen schaar stralende Galston-bewo- ners, die op hun eigen houtje overal uit Cumberland vandaan waren gekomen om haar op haar huwelijksdag te zien. Toen Fayre rondkeek, herkende hij de Gunnet's, en haast hen zijn eigen spe ciale beschermeling. Albert Small, voor heen landlooper, nu schoenpoetser, hondenwasscher, fietsenschoonmaker en- zoovoort, in Fayre's pas gekochte villa in Surrey. Hij zag er luisterrijk uit in een oud costuum van zijn meester en leek een 'heel andefl persoon dan de vreesachtige, wantrouwende en have- looze kerel, die op dien noodlottigen avond van den 23en Maart in John Les lie's schuur had geslapen. Toen zij Fayre en zijn metgezellin in het oog kreeg, uitte Cynthia een kreet van vreugde, en kwam zij haastig naar hen toe, om hen te begroeten. „Het is alles te mooi om waar te zijn!" zei ze. „Nu zelfs voel ik mij, als of ik elk oogenblik kan ontwaken!" „Het ziet er schitterend uit, maar het is net, zooals ik mij een stille bruiloft voorstel!" schertste Fayre, terwijl hij in de volle hall rondkeek. „Het heele dorp je Keys en alle pachters schijnen uit het flngez. Med noorden te zijn overgekomen om je ge luk te wenschen!" „Zijn het geen schatten? Ik had nooit kunnen denken, dat zij zooiets, zouden doen maar vader ontving een soort van deputatie, om te vragen, of zij er bij tegenwoordig mochten zijn. Gunnet zei, dat hij, na alles, wat er gebeurd was, het als een gunst zou beschouwen, als hem toegestaan werd zijn opwachting te maken! Zij gaan allemaal met den nacht" trein terug. Boven wachten u eenige oude vrienden. Zelfs dr. Gregg is ge komen! Ik noodigde hem uit,, hoewel ik dacht, dat het niets voor hem zou zijn, en hij zei, dat, als hij toevallig voor za ken in Londen was, hij met veel genoe gen zob komen. Ga naar hem toe en wees vriendelijk tegen hem, hij ziet e- zoo ellendig uit, en hij is al erg ruw te gen vader geweest, alleen om te laten zien, dat hij niet verlegen is!" „Ik ben blij, dat je niet te ver van ons lallen weg gaat", zei Fayre. Bill vertelde j mij, dat de boerderij a'-f is. Het klinkt j heel aardig!" Leslie had de boerderij bij Galston niet meer gepacht, maar een aardig, geriefe- lijk huis gebouwd op een stuk land, datj bij Staveley behoorde. Na alles, wat er| voorgevallen was, had hij Cynthia nie4 meer naar het noodlottige huis wille1" brengen en bovendien had hij zich ook niet in de onmiddellijke nabuurschap of indirect, bij den landbouw zijn betrok ken. Sommigen zullen zeggen No, 1 van on ze lijst is een jurist. Maar zij die hem van naderbij kennen zeggen: hij is een jurist die op landbouwgebied te rade gaat met zijn fractie-genooten die wél specialiteiten zijn op dat gebied. No. 2 Van Bommel van Vloten is een naam die een waarborg vormt voor den Zeeuwschen landbouwer, liberaal Gede puteerde in Zeeland, lid van het Hoofd bestuur van de Liberale Staatspartij. Onze Zeeuwen óp de lijst 't zijn allen boeren of met den boerenstand meele- venden, daarom Zeeuwsche landbou wers kunt gij, uwe stemmen met gerust heid uitbrengen op de Liberale candi daten. Gij kunt er van verzekerd zijn, dat, wanneer zij hun zetels op het Binnenhof bij hernieuwing zullen bezetten, of wel zij die daarvoor 't eerst zullen binnenko men, zij allen zullen uwe belangen be hartigen. Daarom kiezers brengt op 26 April a.s. uwe stemmen uit op de candidaten van'de Liberale Staatspartij den „Vrij heidsbond". Naar aanleiding van hetgeen men ons van deskundige zijde schreef, in verband met de opgeworpen quaestie of 24-jari- gen kiezer kunnen zijn, schrijft de heer H. Koops te 's-Gravenhage ons: De schrijver vergeet in de eerste plaats, dat artikel 2 der Kieswet uitdruk- ke.ijk bepaalt, dat onder hen, die den leeftijd van 25 jaren hebben bereikt, deze wet verstaat hen, die dien leeftijd heb ben bereikt voor of op den 15en Mei. Hadde hier gestaan „zullen he b-^ ben bereikt" of „z u 1 1 e n bereiken" dan zou ongetwijfeld artikel 7 lid 2 zoo danige toepassing moeten vinden, dat ook de thans door mij gewraakte perso nen op de kiezerslijst werden geplaatst, terwijl ook in dat geval deze personen overeenkomstig art. 124 aan de stemming moeten deelnemen, ook al zouden zij den 25-jarigen leeftijd nog niet hebben be reikt. De huidige redactie der Kieswet laat zulks echter niet toe. Dit wat betreft den leeftijd. Echter ook ten aanzien van de vraag, of ongeldigverklaring der stemming kan worden gevraagd, meen ik de deskun digheid van den onbekenden inzender ernstig te moeten betwijfelen. Immers, wanneer toch mocht worden beslist, dat de door mij gewraakte kiezer niet op de lijst mag worden geplaatst, is daarmede tevens uitgemaakt, dat tal van andere personen onrechtmatig daarop voorko men. En, indien deze personen desniet tegenstaande toch tot de stemming wor den toegelaten, terwijl zij daartoe niet bevoegd zijn, dan is daarmede in strijd gehandeld met de artikelen 1 en 2 der Kieswet, waaruit logisch volgt, dat de geheele stemming ongeldig is. En dat de Tweede Kamer bij het on derzoek der geloofsbrieven over deze door mij bij adres te vragen ongeldigheid zal hebben te beslissen, schijnt niet tot den deskundige te zijn doorgedrongen. Tenzij natuurlijk vóór dien tijd de Re geering mocht komen met een of andere wetswijziging. De kwalificatie „malste dingen" laat ik dan ook gaarne ter verdere beoordee ling uwe lezers over. Tot zoover de heer Koops. Inmiddels hebben B. en W. van 's-Gravenhage het verzoek van den reclamant afgewezen, op de volgende gronden: Ingevolge artikel 1 der Kieswet wor den de leden der Tweede Kamer der Staten-Generaal gekozen door de Inge zetenen des Rijks, tevens Nederlander of door de Wet als Nederlandsche onderda- scceeoaeaaiviowiHfc van zijn schoonmoeder willen vestigen. De Staveley's waren blij, dat zij Cynthia als buur kregen, al hadden zij, zooais Fayre vermoedde, daar het hunne toe bijgedragen, door Leslie goed op gang te helpen bij zijn nieuwe onderneming. „Het is beeldig, en het land is prach tig! John is eenvoudig verrukt! U moet onze eerste gast zijn, oom Fayre!" Hatter Fayre's gelaat werd een tintje rooder dan gewoonlijk. „Ik wil graag kofcnen, op één voor waarde, zei hij. Zijn stem scheen plotseling vreemd heesch te zijn geworden. Fayre schudde het hoofd. „Met dien ouden vriend heb ik voor het oogenblik afgedaan! Neen, ik breng iets heel anders mee. Tusschen twee haakjes, ik ben met de stallen bezig ge weest". „Gaat u op jacht?" „Ja, als ik klaar ben met mijn ver anderingen. De stallen zijn niet groot genoeg, er moet nog heel wat aan ge daan worden". „Wilt u te paard komen? Als dat zoo is, moet John het in de schuur stallen. nen erkend, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt; artikel 2 der Kieswet verstaat onder hen, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt, hen die dien leeftijd hebben bereikt vóór of op 15 Mei; ten slotte bepaalt artikel 7, 2e lid, der Kieswet, dat de kiezerslijst de inwoners aangeeft, die de voor de kiesbevoegd heid gevorderde vereischten bezitten op den len Januari, voor zoover niet deze wet met betrekking tot eenig vereischte een anderen dag aangeeft: terwijl onder „eenig vereischte" in artikel 7, 2e lid der Kieswet bedoeld, valt de leeftijd, waar voor in artikel 2 een bijzondere bepaling is opgenomen; vervolgens moet onder „15 Mei" be doeld in artikel 2 der wet worden ver staan de 15e Mei van het jaar, waarin de Kiezerslijst wordt vastgesteld, blij kende uit het feit, dat in de wet, indien een ander jaar bedoeld is, dit uitdruk kelijk is vermeld, terwijl, toen bij de schriftelijke behandeling van het voor stel van verandering in de Tweede Ka mer der Staten-Generaal werd gevraagd welk kalenderjaar bedoeld is, waar van „15 Mei" gesproken werd, in de Me morie van Antwoord is opgemerkt dat ook in de bestaande wet niet vermeld wordt, welk kalenderjaar bedoeld is, omdat dit vanzelf blijkt. Dit alles overwegende en in aanmer king nemende, dat dengene, van wien reclamant meende, dat hij niet op de kiezerslijst behoorde voor te komen, geboren den 9en Mei 1908 alzoo vóór 15 Mei 1933 den vijf en twintig jarigen leeftijd heeft bereikt, ingezetene des Rijks en tevens Nederlander was en al- zoo kiesbevoegdheid bezit, is het ver zoek afgewezen. Het schrijven van den heer Den Hol lander aan den Gemeenteraad luidt als volgt: „Met dank voor de benoeming, heb ik de eer Uw College te berichten, dat ik, na ernstige overweging heb besloten om onder de huidige omstandigheden, die grootendeels van persoonlijken aard zijn, voor de wethoudersfunctie te bedanken". Op den laatsten schooldag in 1932, 24 December aldus meldt het aan den gemeenteraad toegezonden verslag van het gymnasium heeft de heer P. Dumon Tak zijn functie van curator neer gelegd en is hij daarbij toegesproken door den rector mede namens de leera ren en door den heer mr. H. F. Lants- heer namens curatoren, waarop de bur gemeester een woord van dank richtte tot de beide sprekers en van deze ver gadering afscheid nam. Het gym nasium verliest in den heer Dumon Tak een toegewijd president-curator. Bij den aanvang van het schooljaar 19321933 telde het gymnasium 71 leerlingen, onder wie 22 vrouwelijke en één toehoorder. Na dien verliet één leer ling de school wegens vertrek en een andere, die hier kwam wonen, kon toe gelaten worden. De Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, Een circulaire van bovengenoemde" vereeniging kwam o.a. bij den raad al hier in. Deze circulaire zet in den bree- de nog eens uiteen hoe gewenscht het is, dat de gemeenten, die lid zijn der vereeniging, niet afzonderlijk gaan adres- seeren en daarvoor aan andere leden adhaesie vragen, maar dat zij beter doen hun wenschen aan de vereeniging ken baar te maken, waarbij blijkt, dat zeer dikwijls reeds in de gewenschte richting gewerkt wordt en dit veelal bij herha- IULLIL I I II I III l I II "11 Maar tenslotte is het -nu pas Juli, en wij verwachten u lang voor den winter of wilt u het als uw lievelingsdier mee nemen, terwijl het jachtseizoen er nog niet is? Is dat uw voorwaarde?" „O neen! Ik breng niets levends mee tenminste niet zooiets...." „Wel sapperlo'ot!" viel zijn gezellin plotseling verontwaardigd uit. En toen Fayre hulpeloos naar rich ting uit keek en hopeloos begon te hak kelen, nam zij hem de zaak flink uit handen, „Wèl iets levends!" riep zij uit. „Die man is onmogelijk! Hij probeert je te vragen, beste meid, of (hij zijn vrouw mee mag brengen. En waarom hij zich gedraagt als een schuldbewuste school jongen mag de Hemel weten!" Niettegenstaande haar moedige woor den bloosde hij hevig. Cynthia viel haar om den hals. „O, jullie schatten!" riep zij uit. „'Heb ben jullie dat werkelijk gedaan? U en miss Allen! Nu weet ik zeker, dat ik wakker moet worden en dat alles een droom zal blijken te zijn! Het is te mooi om waar te zijn!" i „Niet miss Allen, maar mrs. Fayre! verbeterde hij met onuitsprekelijke zelif- j voldoening. „Wij zijn gisteren in het ge- i heim getrouwd. En wij schamen ons in het minst niet over onszelf, dank je! EINDE.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 5