ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
)EMlHaEH
TEEKENPLAATJE DE MUZIKANT.
VAM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUPGSCHE COUPAhT!
25 Maart 1933
HET LIEDJE VAN
VERLANGEN.
RAADSELHOEKJE.
xxxxxxxxx
x
urr VROEGER DAGEN.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
«ocht wat hij zelf het liefste wilde.
't Liefste wilde hij dien van
Gend en Loos auto koopen. We
kenlang stond die al voor 't raam
en Hansje was er met Moeder al
Ssóó dikwijls voor stil blijven staan.
Maar dan kon hij Moeder immers
geen mooie vaas met rozen ge
Ven!.... Zoo heel groot hoefde
die vaas wel niet te zijn en witte
rozen waren ook mooi. Rose ro
zen uit hun tuin ook, alsals
bij die eens plukte voor Moeders
verjaardag, dan zou 't misschien
gaan! Maar die rozen waren van
Vader en Moeder en dus geen
cadeau van hem....
Weer gingen zijn oogen naar
den van Gend en Loos auto en
vóór Hansje zelf goed wist, wat
hij deed, stapte hij den winkel bin
nen. Maar nee, hij wilde den auto
niet koopen. Hoe.... hoe kwam
hij den winkel weer uit? Daar was
de meneer al en hij vroeg:
„Wat is er van je verlangen,
kleine baas?"
„Ik.ik heb me vergist!" stot
terde Hansje en vluchtte den win
kel uit.
Regelrecht ging hij naar het
bloemenmagazijn, waar hij een
prachtvaas kocht met heel mooie,
donkerroode rozen. De juffrouw
zei, dat 't eigenlijk wel iets duur
der was dan 't geld, dat hij uit zijn
«paarpot schudde, maar dat ze 't
er dan maar voor geven zou, 't
Was zeker voor een verjaardag?
„Ja, voor Moeder!" antwoord
de Hansje blij. In-gelukkig ging hij
met zijn schat den winkel uit en
weer hadden zijn beide handen
werk, want de vaas was heel
«waar.
Zijn leege spaarpot stak nu 'n
eind uit zijn zak.
Bij den speelgoedwinkel keek
hij niet weer naar binnen. Fijn, dat
hij zoo'n mooi cadeau voor Moe
der had!
Betje, het dienstmeisje, zag hem
al in de verte aankomen, maakte
vlug de voordeur voor hem open
en nam de vaas aan. Zij was één-
en-al lof en beloofde hem de bloe
men in den kelder te zetten, dan
bleven ze mooi frisch.
En toen Hansje den volgtnden
dag Moeder gelukwenschte en zijn
cadeau gaf, was Moeder zóó blij
en bedankte hem zóó hartelijk, dat
hij alle auto's op de heele wereld
zelfs den mooien van Gend en
Loos wagen! vergat!
't Werd een heerlijke dag en
„Hansjes vaas met rozen" werd
door iedereen bewonderd. Die had
hij maar wat mooi uitgezocht en
dat heelemaal alleen! Hij werd toch
zoo'n groote jongep!
Dit laatste vond onze Hansje
nog het allerprettigst om te hoo-
ren.
's Avonds vertelde hij Moeder
precies, hoe 't gegaan was en dat
hij blij was den speelgoedwinkel
maar haastig weer uitgeloopen te
zijn.
Moeder streek haar flinken jon
gen eens over zijn bol; hij had ge
zorgd, dat zij een verjaardag had,
dien zij niet licht vergeten zóu!
Ken je ook misschien zoo'n dreu
mes?
Ook zoo'n peutertje, dat dwingt?
Dat, als 't bedtijd heeft geslagen,
't Liedje van verlangen zingt?
Luister! zul je 't niet verklappen?
Krijg ik daarop vast je hand?
Toen ik zoo groot was als klein
Hansje,
Was ik ook zoo'n dwingeland!
R. WINKEL.
Zeven uur is kinderbedtijd.
Hansje weet dat o zoo goed!
Maar hij vindt het niets plezierig,
Dat hij dan al slapen moet;
Telkens is 'tweer 't zelfde liedje:
Mopp'ren huilen, groot misbaar.
Mammie, toe! nog heel, heel
even!
Mammie, één minuutje maar!
'k Denk, je zult het al wel raden,
Hanseman krijgt nooit zijn zin!
Neen, hoor! Een kwartiertje
later
Ligt hij er al warmpjes in!
o
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT T VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
1. Tante Lucie kwam n rozen bren-
éea- (Mur).
Met die sneeuw kunnen we
veel beter loopen dan fiet
sen. (Elbe).
Het boek van Clara is nergens
meer te vinden. (Aisne).
Was je kersenjam bedorVfen?
(Jeker.)
Gaan je Ouders naar Noorwe-
of Zweden? (Aar enAnio).
2. Kangoeroe, Groen, Norg, roek,
Nero, rag.
3. Spie, ring, spiering.
4. m u s c h
peper
vlieg
linde
krans
r o z ij n
China
arend
VOOR KLEINEREN.
1. Peer, reep.
2. We zullen altijd met alle onge-
gelukken rekening houden.
(Lena, Meta, Alle, Leo).
Je krijgt een versch ei nu.
(Hein.)
Spinazie.
Op Hoenderhof kwam een keer
Een reizend muzikant.
HH trok zoo met zijn mooie fluit
Door heel het vaderland.
De muzikant hij heette Hek
Blies steeds zijn schoonste lied
Tot groot vermaak van kip en gans
Zooals je op 't plaatje ziet.
Maar Juun, de groote waakhond,
dacht:
Die muzikant is vrij!
Geen wonder dat hij fluiten kan,
Natuurlijk is hij blij!
Ja, Juun, je hebt gelijk, maar toch,
De baas heeft liever jou,
Omdat jij Hoenderhof bewaakt
En dieven drijft in 't nauw!
'k Weet vast: als Juno dat begrijpt
Dat hij tevreden is.
Een w a a khond is toch 't al
ler mooist!
Denkt Juun. Dat is gewis!
Dan komt hij uit zijn hok en geeft
Den muzikant een been.
Die zwaait zijn hoed heel dank
baar en.
Gaat daarna fluitend heen!
C. E. d. L. H.
Het ecne kali redde het andere
(Alfred).
Je komt te laat. Hè Oom, wat
flauw! (Theo).
3. Leeuw, Meeuw, Zeeuw.
4. Pink.
OM OP TE LOSSEN.
VOOR KLEINEREN.
1. Mijn geheel wordt met 8 let
ters geschreven en noemt
een stad in Duitschland.
4, 6, 6, 7 is het tegenoverge
stelde van zoet.
3, 2, 8 is een heel fijn weefsel.
Een 4, 2, 2, 8 is timmermans
gereedschap.
Een 5, 6, 6, 7 woont dicht bij
ons.
Een 1, 2, 2, 8 is een ander
woord voor heg.
2. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen
komt de naam van een
groot rijk voor.
X
X
X
X
X
X
X
le rij een medeklinker.
2e een insect.
3e een stad in Drenthe.
4e 't gevraagde woord.
5e een visch.
6e een gewicht,"
7e een medeklinker.
3. Een roofvogel, een voegwoord
en een kasteel vormen sa
men een plaats in het Zuiden
van ons land.
4. Welke rivier in ons land maakt
deel uit van een schip?
VOOR GROOTEREN.
1. Met v kan ik vroolijk wappe
ren, met s pijn veroorzaken en
met p besta ik uit gras of
heide.
2. Verborgen vreemdelingen.
Ik kan wel blijven staan, maar
u staat daar gevaarlijk!
In de vacantie rijden wij dik
wijls ezeltje.
Je kunt over mij beschikken:
bel gerust op! (2)
Ik wou, dat je het gezien had,
Jaap! Er stonden zooveel
jongens naar te kijken.
3. Ieder van de lezers
Heeft mij in den mond.
Toch zou 't kunnen, dat je
Mij in het water vondtf
Maar dan ben 'k wat anders. 1
Zeg mij hoe ik heet,
'k Denk, dat ied're lezer
Dat nu toch wel weet!
4. Vul deze 9 vakjes in met;
4E1I 1D 2K 1 L
maar doe het zoo, dat je van
links naar rechts en van boven
naar beneden leest:
mii,.
le een rivier in ons land,
2e een plaats in Gelderland
3e een ander woord voor een
grooten steen.
De bioscoop.
Het kan zijn, dat ik me vergis,
maar ik geloof toch wel zeker te
zijn van deze waarheid: dat wij
ons van den invloed van de bios
coop op ons geheele cultureele le
ven nog lang niet voldoende be
wust zijn. Hoevele duizenden me
ters filmband loopen er niet dag-
in dag-uit door de projectie-appa
raten; bijna 1500 kilometers cel
luloid is dat, zooals ik onlangs las,
per jaar 1 En: elk van die beeldjes
spreekt tot een, in duisternis neer
gezeten, menschenziel. Want de
bezoeker van 'n rolprentenhuis ge
voelt zich niet, ids in een schouw
burg, één-van-de-massa, neen: hij
i« alleen. In het donker. Natuurkun-
dig gesproken dan. Enmis
schien ook wel in een andere be-
teekenis.
De wit-zwarte rolprent spreekt
week-in week-uit, zoo vond ik er
gens vermeld, tot ongeveer 700.000
Nederlanders. Is dat simpele feit
niet der overdenking waard
En dat is dan nog maar enkel in
ons land. Ons kleine landje.
Daarbuiten liggen Duitschland,
en Engeland, België en Frankrijk,
ais naaste buren. Daar zijn óók, en
nog veel meer bioscopen. En Tn al
le andere cultuurlanden, in Noord
en Zuid-Amerika, in Rusland, in
Japan en Indiëoveral draait
avond-in avond-uit de bewegende-
beelden rolprent, en tallooze mil-
lioenën menschenkinderen laten
de fllm-tale tot zich spreken.
Denk u dat eens een oogenblik
goed in.
Beseft ge dan, welk een ontzet
tende macht de film is?
Mijdunkt, dat film en pers te
zamen, als zij zich tot het goede
zouden vinden, een even machti
gen invloed op de menschheid zou
den kunnen uitoefenen als alle re
geeringen tezamen, met den vol
kenbond op den koop toe.
Maarbij eenig nadenken
blijkt ook deze quastie samenge-
s-telder van aard te zijn, dan men
aanvankelijk bevroedt.
Ik heb politici wel eens zien
schrijven en hoor en zeggen: elk
volk heeft de regeering, die het
verdient.
Zoo moet het bij de bioscoop
ook wel een beetje wezen, dunkt
mij.
Indien de betrekkelijk weinige
rolprentmakers, die naar men mij
eens vertelde, de zaak in handen
hebben, ereis in een bui van over
moedige nobelheid besloten, hun
macht aan te wenden om de hee
le wereld met één slag tot brave
menschen te maken.dan zou
vermoedelijk binnen drie weken
niemand meer naar een bioscoop
gaan, vrees ik.
Want er zal een noodwendige
wisselwerking wezen: tusschen pu
bliek en maker.
Maar en dit is het belang
rijke feit, dat den zwartgallige tot
troost moge strekken: in die wis
selwerking zal tóch de spiraal
gang van de evolutionaire ontplooi
ing waar te nemen wezen. Want
de bioscoop moge door velen dan
al niet aanvaard worden ik kan
mij dat volkomen indenken en eer
biedig dat standpunt het ware
niettemin struisvogeltactiek te ont
kennen, dat zij een machtige fac
tor is in ons cultureele leven. En
een factor waarin zich op den lan
gen duur toch al evenzeer de gees
telijke evolutie naar het Betere,
het Goede, Ware en Schoone zal
moeten voltrekken als in al het
andere
Afkeuring kan goed, nuttig, noo-
wezen. Scherpe observatie van een
hooger plan, leiding, stuwing in
goede banen van wat is en groeit,
lijkt mij evenwel een op z'n minst
even goed te verdedigen standpunt.
Seneca Jr,
De heer J. K. te H. schrijft ons:
Tusschen oude papieren trof ik
een in de Engelsche taal geschre
ven brief aan, welke op 19 Januari
1814 uit 's Heerenhoek werd ver
zonden door den commandant
van de op dat dorp en in de omge
ving ervan gelegerde Engelsche
troepen.
Hoewel in het schrijven geen
groote gebeurtenissen worden be
handeld, blijkt er wel uit, dat de
Engelsche bezoekers van het wel
eer als „schoon en boomrijk" be
zongen dorp er niet louter voor
hun genoegen gekomen waren.
De hieronder volgende vertaling
brengt ons een tijd in herinnering
die voor de toenmalige bewoners
van dezen hoek van Zuid-Beve
land heel wat moeilijker geweest
moet zijn, dat het tegenwoordige
tijdperk van mindere welvaart
voor ons is.
(In Zijner Majesteits Dienst).
Kolonel van Citters
enz. enz. enz.
St, Auerskerke.p)
(half elf)
St Heerenhoek 19 Januari 1814.
Mijnheer.
Ik ontving uw geëerd schrijven
van 17 dezer en gevoel mij zeer
verplicht voor Uwe oplettendheid,
de schildwachten en posten bij
zondere waakzaamheid aan te be
velen. Ik gelastte aan de pos
ten te Borselen en Nieu Dorp, de
schildwachten, bij ontdekking van
den naderenden vijand, hunne ge-
veren te doen afvuren als waar
schuwing voor de andere schild
wachten en posten om op hun hoe
de te zijn en tevens tot vaststelling
van het punt van aanval. Ik zal het
op prijs stellen, indien U de ver
schillende posten onder Uw bevel
zoudt willen opdragen dezelfde
voorzorgsmaatregelen in acht te
nemen.
Eergisterenavond werd door 't
fort te Borselen het schip „Yonge
Ellindert" (2) buit gemaakt; de ge
vangenen beweerden, dat zij 's
morgens vertrokken waren van
Vlissingen naar Ternoose(3), waar
zij twee passagiers aan land had
den gezet; daar zij geenerlei lading
aan boord hadden en een der
mannen een soldaat bleek te zijn,
kwamen zij ongetwijfeld, met het
doel onze posities te verkennen.
Gisteren morgen zond ik hen naar
Ter Goes.
Gisterenavond ontving ik van
Kapitein Sandford te Borselen 't
bericht, „dat Antwerpen in ons be
zit was." Ik betwijfel dit.
Het zal mij buitengewoon aange
naam zijn hier te ontmoeten;
wij kunnen dan tevens de posten in
de omgeving bezoeken. Door Uwe
kennis van deze streek zult U mij
de meest kwetsbare punten kun
nen aanwijzen, Vaar de vijand
zou kunnen landen.
Gaarne zal ik den avnod te vo
ren of vroeg in den morgen bericht
van uwe komst ontvangen, opdat
ik u hier aanwezig kan zijn om U
te ontvangen.
Ik blijf mijnheer met de meeste
achting
Uw zeer gehoorzame dienaar
Wm, Minte.
Majoor enz.
's Heer Arendskerke.
j2) Jonge Leendert?
(3) Terneuzen.
25 Maart 1452.
Filips van Bourgondië, graaf van
Holland en Zeeland, enz. enz. ver
pandt aan Hendrik van Borssele,
Heer Van Yeere, de stedenVlis-
singen, Westkapelle en Domburg
voor 12000 kronen (van 48 gr. VI.)
gelijk dus staande met 14400.
De som geld was geleend met
genoemde steden als onderpand.
De leening was aangegaan voor
17 jaar. Toen deze termijn verstre
ken was en Karei de Stoute, en
nog minder zijn dochter Maria van
Bourgondië, 't geleende geld niet
kon teruggeven, werden genoemde
steden op 1 Mei 1477 door Maria
verkocht aan Wolfert van Borsse
le, zoon van genoemden Hendrik,
tegen bijbetaling van 5000 kronen
of 6000 gulden.
Het roemrijke geslacht Van
Borssele, dat behalve Veere ook
vele ambachten op Walcheren be
zat, was door den aankoop van ge
noemde steden meester van bijna
de geheele kust van Walcheren.
27 Maart 1695.
Gerrit van den Hoecke, beurt
schipper van Sluis op Middelburg,
maakte zich door list meester van
een Duinkerker kaper.
Waren de Vlisingers bekend als
zeeroovers, niet minder de Duin
kerkers, die zich zelfs tot in de
Zeeuwsche wateren durfden ver-
toonen. Toen een Duinkerker nabij
den mond van het Sluische Gat
het gemunt scheen te hebben op
den beurtschipper Van den Hoe
cke, wist deze den schijn aan te
nemen, alsof ziji schip sterk be
mand en bewapend was, zoodat
de Duinkerker kaper het raadzaam
achtte zich over te geven.
28 Maart 1573.
Mislukte aanval der Geuzen op
het kasteel Rammekens.
Vlissingen had zich op 6 April
1572 en Veere den 4den Mei d.a.v.
voor den Prins van Oranje ver
klaard. Spoedig werd door de
Geuzen begonnen met Middelburg
in te sluiten. Maar zoolang Rant-
mekens, dat aan den mond van de
Welzinge, het vaarwater naar Mid
delburg, niet in hun handen was,
kon de stad niet geheel ingesloten
worden. Het kasteel was echter
sterk (pas in 1547 gebouwd) en de
bezetting was vrij groot. Daarom
zou getracht worden het bij ver
rassing in te nemen.
In den mistigen nacht van 28 op
29 Maart 1573 trokken een 200-tal
soldaten naar het kasteel om on
gemerkt de muren te naderen en.
deze te beklimmen. De tegenwoor
dige hooge wallen waren er nog
niet. Nadat zij ongemerkt over de
gracht waren gekomen, zetten zij
een paar ladders tegen den muur.
De schildwacht hoorde echter eenig
gerucht en toen hij bij nader on
derzoek de toppen der ladders bo
ven den muur zag uitsteken, maak
te hij natuurlijk dadelijk alarm. Nu
waren de Geuzen genoodzaakt zich.
zoo spoedig mogelijk terug te trek
ken.
31 Maart 1534.
Karei V vernieuwt het plak
kaat, waarbij 't delven of steken
van darrink in Zeeland werd ver
boden.
Reeds vroeg werd in Zeeland
darrink gestoken om binnenshuis
ter verwarming gebrand te wor
den of in keten om de asch te
verkrijgen, waaruit zout bereid
werd. Men groef eerst op de schor
ren, maar bij de groote uitbreiding
werd de oeververdediging ver
zwakt en werd het delven geheel
verboden, waarop genoemd plak
kaat betrekking heeft.
Toen men binnendijks begon,
werden hiervoor beperkende be
palingen gemaakt. Er mocht maar
zooveel darrink gedolven worden
als noodig was voor „zelfsbernin-
ge." Toen men echter de darrink
„veynootsche wijze" ging steken
om er handel mee te drijven, werd
dit verboden.
Op Walcheren is aan vele lage
weilanden nog duidelijk te zien,
waar derrie of darrink gestoken is.
De oppervlakten dier weiden ver
toont regelmatige oneffenheden.
Het laatst in Zeeland is darrink
a s brandstof gestoken in Oostelijk
Zeeuwsch-Vlaanderen, n.l. in het
midden der vorige eeuw.
31 Maart 1576.
De geeste'ijke goederen op Wal
cheren worden te Veere publiek
verkocht.
Na de verovering van Middel
burg en daarmee van geheel Wal-r