k tPnk ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD REBUS. K/AM DE PDOVIMCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COUPAhTl rniKiriGEn 11 Maart 1933 HET ZONNETJE IN MAART. IN ARTIS. SCHILLEBOERTJE. RAADSELHOEKJE. ZEEUWSCHE KRONIEK. GRAPHOLOGIE. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD Het zonnetje schijnt weer zoo heerlijk. Je voelt het: de Lent' komt er aan! Komt, laten nu 'allen, die kun nen, Naar buiten, naar buiten toch gaan! De Wintervorst liet zich ver drijven. Hij pakte zijn biezen, had haast. 'k Geloof, dat hij zelf heusch ver rast werd. Was Wintervorst eig'lijk ver baasd, Dat Lentezon hem kon verja gen? Hij keek bij 't idee nog wat barsch. Niet' dikwijls had hij moeten hoo- ren: 't Is tijd nu, dus één-twee- drie, marsch! Hij vluchtte terug naar het Noor den. Daar hoort hij ook eigen lijk thuis! We zetten de ramen wijd open! Wees welkom o Zon, in ons huis! Je schijnt weer zoo warm en zoo heerlijk, Je blijft immers bij ons van daag? We juichen van vreugd, want we weten 't: Je speelt met ons buiten wat graag! Tot eindelijk Jantje Heel stilletjes zei: Hoor Opa, nu moet u eens raden! V/at is wel het grootste, Het prachtigste boek? Het heeft er vast honderden bladen. En platen zoo mooi en Zooveel! O, je kunt Ze nooit op een dag alle tellen! Ik weet 'tl riep Wimpje, Ik weet het! ik mag Hé Opa, het eerste vertellen? - De Artis is het boek! O, Die Wim, riep 't zoo luid, Dat d' olifant spitste de ooren, iMaar 't dier werd niet kwaad Neen! Het deed hem plezier Zoo iets van zijn Artis te hooren! HERMANNA. De jongetjes mochten Dat was een groot feest De Artis met Opa bezoeken. Zij wisten van dieren Een heeleboel af Mams las hun vaak voor uit hun boeken. Wat keken zij beiden Met oogen zoo groot! Hoe anders was 't hier dan op plaatjes Zij waren zoo stil en Zij keken maar rond "Vergaten hun vroolijke praatjes. t Is eigenlijk nog maar een joggie 1 Hij belt des morgens bij ons aan, Roept: „Schilleboertje komt naar boven, Waar hij dan vindt de schillen staan. 'k Wil daarom eens van hem vertellen, 't Is zoo een kwiek en dapper kind, Dat ondanks hij toch nog maar klein is, Zijn weg zoo goed door 't leven vindt. „Dag Juffrouw Mooi weer is 't vanmorgen „Wilt u ook eitjes maar zes cent „Kijk maar eens hier." Hij toont zijn mandje. „Ja, geef er mij maar twintig, vent Dan gaat hij fluitend naar beneden En weer op straat door weer en wind, Ik denk dan met respect aan 't baasje, 'k Geloof zelfs: „hij is rijk, dat kind Want hij is innerlijk tevreden, Hij kijkt het leven blijde aan. En dat wordt door zoo heel veel kinders, Die alles krijgen, nooit gedaan Tr. VerdonerSalomons. 0 TT-—7? BOVEN HET HOOFD HANGEN Karei heeft op school heelemaal niet zijn best gedaan en komt dan ook met een slecht rapport thuis. Hij heeft den moed niet, in de huiskamer te blijven, tot Vader thuiskomt en gaat landerig naar zijn kamertje. Als Vader er is, zegt Moeder, wat er aan de hand is. Vader, die van plan is Karei alle uitgangetjes in de vacantie te verbieden, vraagt aan Moeder: „Weet hij al wat hem boven het hoofd hangt?" „Neen, ik heb niets gezegd," antwoordt Moeder. Even later moet Jantje, die ook in de huiskamer was, zijn ouder broertje Karei gaan roepen. Als hij op diens kamertje gekomen is, kijkt hij ernstig eerst naar Karei en dan naar het plafond. Einde lijk zegt hij, dat zijn broertje bene den komen moet. Schoorvoetend komt Karei ach ter Jantje aan de huiskamer bin nen. l'jli „Vader", zegt Jantje dan, „er hing heusch heelemaal niets boven Kareis hoofd. Ik heb goed geke ken." Vader bijt zich op de lippen om niet te lachen en Moeder wendt 't gezicht af. 't Is nu het oogenblik niet voor grappen, maar toch heb ben ze beiden inwendig pret, om dat Jantje Vaders woorden zoo let terlijk opvat Carla Hoog. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 1. De sop is de kool niet waard. Londen, laars, paard, tien, wolken, distel, doos, Na pels. 2. Napoleon Napoleon A a r d b e i Pern is Orgel Lood E 1 f O p N B E R K Z E L R E D E K L E I 4. Ven, ster, venster. VOOR KLEINEREN. 1. Het kleed is oranje met zwart en Annie vindt het niet mooi. (Wartena). Leert Toon orgel spelen? Tantezal koekjes voor ons meebrengen. (Zalk). Ik zag die dame en heer me loen koopen. (Edam en Ermelo). De nieuwe bal Is sedert eenige dagen onvindbaar, Nico! (Lisse, Ede en Baara). 2. Vlieg, er; vlieger. 3. O, dijk; Odijk. 4. staat gaat; meer weer; komt stomt; tijd spijt. o OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. 1. Kruisraadsel. Op de beide kruisjesltjnen komt de naam van eea dorp in de prov. Utrecht. X X x xxxxxxxxx x X X X Ie rij een medeklinker. 2e een sluw dier. 3e een boom. 4e vogels. 5e 't gevraagde woord. 6e een schaal. 7e iets, dat je dagelijks eet. 8e een vaas. 9e een medeklinker. 2. Ik noem iets, dat sommige dingen leelijk bederve*, kan. Schudt men mij door elkaar, dan word ik een plaatsje op de Veluwe. 3. Mijn eerste is niet breed, mijn tweede geen geheel en mijn geheel bestaat uit vaartui gen. Noem deze drie woor den. 4. Mijn geheel wordt met 10 let ters geschreven en noemt 'n dorp in ons land. 1, 2, 3, 9 is een boom. 3, 4, 5, 6 noemt een bekende badplaats in Duitschland. Een 7, 5, 8, 9, 1 dient om wat in te bewaren. Een 10, 9, 3, 2 is geen ernst. Een 7, 3, 3, 9, 1 is een visch. VOOR KLEINEREN. 1. Verborgen visschen. Heeft Oom Jaap al in Genève een hotel op het oog? De oude heer heeft ongeveer een uur met ons gewandeld. Jan zal Moeder met bloemen verrassen. Vader heeft zelf Tom twee maal verboden. 2. Vul deze 9 vakjes in met: 2A1E2I1D2K1M maar doe het zóó, dat je van links naar rechts en van boven naar beneden leest: le een boom. 2e een meisjesnaam. 3e een toilet-artikel. 3. Mijn eerste is een uitroep, Die men bij vreugde uit, Terwijl mijn tweede 'n voor werp, Dat rond is, steeds aan duidt. Wie kan er nu vlug zeggen, Wat mijn geheel wel is? Een beetje wil 'k je helpen., 't Is een bekende visch! 4, Met p ben ik een lichaamsdeel van een dier, met b 'n vaar tuig, met sl water, met gr niet klein en met g ben ik aan elk gebouw te vinden. Oorlog en vrede. Zou ik het durven wagen, hier iets over het groote vraagstuk van oorlog en vrede te zeggen? Het vraagstuk dat gemoederen verhit, hartstochten ontketent, vrienden vervreemdt; de brandende quaes- tie van dezen tijd, scherpe schei dingen op politiek gebied veroor zakende,en zelfs doorgedrongen binnen de muren der kerken? Waarom niet? Is het geen zedelijk vraagstuk van de eerste orde, hoe wij men- schen van dezen tijd moeten staan tegenover den oorlog? Tegenover het op bevel van hoogerhand ge welddadig en welbewust dooden van onze medemenschen, die aan den anderen kant van een dusge- noemde grenslijn wonen, misschien een andere taal spreken, maar ove rigens even goed of even slecht zijn als wij zeiven? En ook vrouw en kinderen, en warm hartebloed hebben? Ik geloof, dat er hier wel iets van gezegd mag worden. Dan is het op de eerste plaats dit: dat er zeker geen enkel gees telijk gezond en beschaafd mensch te vinden zal wezen, die den oor log op zichzelf zal durven of kunnen verdedigen. Mij dunkt, dat staat voor een ieder als een paal boven water: de krijgsmanswijze van beslech ting van internationale geschillen i s geen berechting en nauwelijks beslechting. Want het recht van den sterksteis geen recht, doch slechts een brute macht. Macht, die het recht aan zijn zijde kan hebben en ook niet. Mij dunkt: een ieder beschaafd en weldenkend mensch zal met mij van meening zijn, dat wij moeten hopen op, en Werken voor, een toekomst waarin de methode van „wie 't eerste en hardste slaat, wint", ook bij internationale ge schillen vervangen zal worden door een van zedelijk hoogere orde: „wie het recht aan zijn zijde heeft, wint." Vervolgens dunkt mij: zouden allen die het hierover eens zijn, nu eens moeten beginnen met el- kaars eerlijke meening te eerbie digen. Ontwapenaars, dienstwei geraars aan den eenen kant, zij, die het vorenstaande als ideaal na streven, maar voor den dag van vandaag naar eer en geweten ge voelen, nog verplicht te zijn de wapens te dragen en zich in den wapenhandel te oefenen, aan den anderen kantlaten ze eikaars opvattingen toch eerbiedigen in plaats van aan malkanders goede trouw te twijfelen en laten ze zoeken naar samenwerking op 't belangrijke punt, waar ze één van zin zijn! En tenslotte durf ik het wagen, dit te zeggen: denkt toch niet, dat men den str ij d tusschen men- schen en volkeren ooit zal kunnen uitbannen. Het duizendjarig rijk, de eeuwige wereldvrede.... stel u d i e toch nimmer voor oogen. Als ge daaraan gelooft, dan bouwt ge uw vertrouwen op woestijnzand, met den blik op een fata morgana gericht. Ik geloof zeker aan de af schaffing van den oorlog in den barbaarsch-beestachtigen vorm van deze eeuw.... die verdwijnt.... eens. Niet spoedig. Maar: het komt. Men zal eens inzien, dat het dooden van millioenen menschenja, waarom? baar lijke waanzin is. Maar den s t r ij d op zichzelf uitbannen, dat is een menschelijke onmogelijkheid. Strijd en ongerech tigheid zullen er immer in de we reld blijven. en misschien is dat voor ons menschen nog maar het beste ook, zoo Seneca Jr. 10 Maart 1575. De Westmonsterkerk, gewijd aan St. Maarten, staande op de groote markt te Middelburg, wordt afgebroken. De vroedschap besloot tot die afbraak om de vele schulden der stad wat te zuiveren. De kerk met den toren is aan den metselaar Pieter Pietersz. verkocht voor 1800, benevens 20 voor de ar men. De orgels, den preekstoel, de banken en berderen (tafels) en de klokken uit den toren waren niet onder den koop begrepen. De nog in de stad aanwezige parochianen protesteerden te ver geefs tegen den afbraak en het op ruimen van de in de kerk aanwe zige grafzerken hunner familiele den. De Roomsch-Katholieke Kerk stond aan de Noord-Westzijde van de markt, dus tegenover „de Roo- de Toren" en het Stadhuis. Door de afbraak kreeg de markt haar tegenwoordigen, bijna vierkanten vorm en behoort ze tot de groot ste marktpleinen van ons land. 11 Maart 1786. De Zeeuwsche dichter Jacob Bellamy overleden. Hij was 12 November 1757 te Vlisingen geboren, waar zijn va der kommies was. Tot zijn 22ste jaar was hij bakkersknecht. Met steun van voorname personen te Vlissingen, o.a. van mr. N. C. Lambrechtsen van Ritthem, ging Bellamy te Utrecht in de theolo gie studeeren. Verscheidene ge dichten heeft hij geschreven. Zijn „Vaderlandsche Gezangen van Zee landers" getuigen van zijn patriot tische gevoelens. Van zijn verzen is het meest bekend „Roosje". Als student is hij in Utrecht gestor ven. In den voorgevel van zijn ge boortehuis aan het Bellamypark te Vlissingen staat een gedenk steen met zijn borstbeeld. 1 Maart 1906. Groote overstrooming in Zee land. Als bijna altijd had Vlissingen hiervan ook te lijden. De Paling straat en andere straten liepen onder. In Zuid-Beveland brak de zee dijk door van de Ooster-Schelde, waardoor eenige polders werden overstroomd. De gaten in de dij ken werden spoedig dicht gemaakt, maar het heeft lang geduurd eer de ondergeloopen polders den kwa den invloed van het zeewater kwijt waren. 14 Maart 1477. Groot privilege door Maria van Bourgondië aan Holland en Zee land verleend. Karei de Stoute, die met stren ge hand had geregeerd en veel geld noodig had voor zijn talrijke oorlogen, was gesneuveld 5 Janu ari 1477. Zijn negentienjarige doch ter Maria volgde hem op. Holland en Zeeland wisten van haar het zoogenaamde Groot pri vilege te verkrijgen, waarbij zij veel van haar macht moet afstaan aan de Staten dier gewesten. 14 Maart 1831. De toren en de kerk van West- kapelle afgebrand. Door onbekende oorzaak ont stond in den nacht van 14 op 15 Maart brand in den toren, die sinds 1817 als vuurtoren werd ge bruikt. In de lichtwachterska- mer bevonden zich 3 personen. Deze konden niet meer naar bene den, daar het onder in den toren aanwezige oliemagazijn ook aan branden was geraakt. Zij vlucht ten daarom naar het plat, waar de lantaarn stond, na de boventrap- opening met den ijzeren deur af gesloten te hebben. Daar hebben zij een angstige nacht doorge bracht. Toen de brand wat uitge woed was, zijn zij gered. Ook de oude kerk, gebouwd in 1470, brandde geheel uit. Van rijkswege werd dadelijk de toren hersteld. In de laatste jaren is hij geheel gerestaureerd. De kerk is echter niet meer opge bouwd. Den 9en November 1834 werd de tegenwoordige kerk aan de Zuidstraat in gebruik genomen. 16 Maart 1810. Geheel Zeeland wordt bij Frankrijk ingelijfd. In 1795 was reeds Staatsch- Vlaanderen aan Frankrijk geko men. In 1807 volgde de stad Vlissin gen en na den inval der Engel- schen geheel Walcheren. Lodewijk, koning van Holland, werd bij tractaat van 16 Maart 1810 door zijn machtigen broeder Napoleon genoodzaakt geheel Zee land aan Frankrijk af te staan. 17 Maart 1582. Prins Willem van Oranje komt op voor de verdrukte Doopsgezin den te Middelburg. Reeds verscheidene malen had den de Doopsgezinden zich bij den Prins beklaagd over de magistraat, die het hun moeilijk maakte, daar zij geen eed wilden afleggen en niet gewapend de wacht wilden betrekken. Hun winkels werden gesloten en hun verboden nering te doen. Willem van Oranje gebiedt de vroedschap daarmee op te houden daar het niet voegt „in 't particu lier u te becommeren met yemants consciëntie." De Doopsgezinden zijn genegen om voor hun plaats vervangers bij de wacht, jaarlijks f 1200 te betalen, R. B. J. «L M. Me v rouw G. Beschaafd schrift van 'n zeer goede niveau klasse-schrijfster moet een intelli gente vrouw zijn met een helder verstand, goed tot oordeelen in staat en zeer bevattelijk. Zij bezit wilskracht; doorzettingsvermogen, is standvastig en beslist, weinig prikkelbaar, bedachtzaam maar tevens iets terughoudend. Is lief devol en opofferend huiselijk; houdt van mooie kleuren en bezit een goeden smaak, heeft aanpas singsvermogen, veelzijdige belang stelling, fantasie- en voorstellings vermogen, en bovendien idealen. Terwijl het schrift wijst op een ietwat zakelijke nuchterheid zijn er ook kenmerken aanwezig, die getuigen van een drang naar het aesthetisch fraaie-goed schrift! C. v. M. Bij deze schrijfster is het gevoel domineerend. Zij is over gevoelig waarschijnlijk door haar niet al te krachtige gezond heid. Zij is zeer wisselend van stemming, nerveus en onrustig. Schijnbaar vrijmoedig en toch schroomvallig en dikwijls verle gen. Een strijd tusschen idealisme en realiteit; theorie en praktijk. Is zeer gevoelig voor zintuigelijke gewaarwordingen. Nu eens vroolijk en opgewekt, dan wat somber en zwaartillend en toch steeds ver langend naar afwisseling. Zij is medelijdend en hulpvaardig, maar weer niet geneigd om flink aan te pakken en hulp te verleenen, ook al omdat zij weinig zelfvertrouwen bezit. Zij probeert dikwijls gewich tig te doen, maar dat lukt niet, omdat haar innerlijke aanleg „eenvoud" is. Schrijfster is wat men noemt somtijds „wat zwaar op de hand" en niet tegen een snel denk-tempo opgewassen. A. A. U ziet, ik neem de ex cuses aan en hieronder volgt de beoordeeling van het karakter. Een kalme, vrij gelijkmatige en bedaarde jongeman, niet bewege lijk en levendig. Er is weinig span ning in zijn karakter. Zijn arbeid zal hij kalm en nauwkeurig ver richten. Hij heeft iets nuchters en zakelijks. Niet prikkelbaar en meestal in hetzelfde humeur. Hij is niet overgevoelig en weinig emo tioneel. Geen helder denker, maar houdt vast aan zijn vooropgezette meeningen, De schrijver is niet openhartig (niet loslippig), wel be- Z.o.z. onderaan.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 9