DAMMEN EN SCHAKEN. I wm 4 'S.S'süS em as a VOOR DE JEUGD. Onder redactie van IÓSSSU5T 't Fort Rammekens en de sehoone schorren en blauwe slikken van het Sloe. Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. JOB MOEST VOETBALLEN! S* o be ülo ?Qw *o a) •a SmJSO s i oM',K o v •ora CJ ffi O PH ih W 5 '3 B "Ofl S! 9? pin J3-O00 C OJ O HJT3 J3-73 w vh CL.1 O a) a> o T3 .■J c 'S b ft 5 35 w «i ?ÜJ! o a BJd TD^ij ^T3 Er is ook dichter bij huis dan de Vlaamsche kust, of Gent, Zeeuwsch Vlaanderen Oost of West, nog wel wat te beleven; het eiland Walcheren zelf biedt schoone wandelingen te over. Al leen de gelegenheid tot rusten en versterken van den inwe'ndigen mensch is er niet zoo groot. Je moet een lijstje in je hoofd hebben van waar de koffiehuizen des Zon dags beslist potdicht zijn, waar er een kansje is dat je wat krijgt, en waar ze beslist open zijn. In West- kapelle en Domburg b.v. kun je uitstekend terecht op een winter- zondagmiddag, maar er zijn ook andere namen: Zoutelande, Bigge- kerke, Serooskerkebrr. Enfin, daar niet van: je kunt er des Zondags ook omhéén loopen. En over de voordeelen van vreem delingenverkeer, toerisme en ver tier laat zich nu eenmaal verschil lend denken. In ,,Ons Zeeland" verscheen in 1929 een versje, dat aldus aan ving: „Dicht bij Ritthem ligt een vesting Uit den heelen ouden tijd Waar ze veel gevochten hebben In den Tachtigjarigen strijd. trouwbaar, eerlijk en geloofwaar dig. Critiseert zelden, maar fanta seert gaarne. Hij is zuinig en zal zijn geld niet uitgeven aan'onnutte zaken. Voor iemand van 30 jaren heeft dit schrift iets kinderlijks, iets naïfs. Heeft het leven hem wel heel wat geleerd? Een ruimen kijk op het leven heeft schrijver zeker niet. Anoniem schrijven. Wanneer de brief niet ondertee kend was met het woord „lezer", dan zou men het voor „vrouwe lijk" schrift houden. Deze schrijver is zeer waar schijnlijk bij het onderwijs werk- overheerschend. Schrijver interes- overheerschend. Schrijver intres- Rammekens, zoo heet die vesting".. En De Mey schrijft in zijn werk over Ritthem: „Bij velen is Ram mekens onbekend, zelfs bij vele bewoners van Walcheren. De atlas van den A.N.W.B. geeft de ligging van het kasteel niet aan".... Helaas, het een is zoo waar als liet ander, en 't is beiden even erg. Want dat men van Walcheren dit door den adem der historie be streken schoone plekje aan des eilands Z. W. punt niet kent, is 'n even groote tekortkoming als dat die overigens voortreffelijke kaar ten van den A.N.W.B. het niet too- nen! Wij zijn er Zondag met z'n vie ren geweest. Te voet: Schroeweg, Souburg, Ritthem, Rammekens. Wat is die Schroeweg mooi, als je daar de Zeeuwsche landen en wa tergangen onder dat teere bijna- voorjaarslicht ziet. „Ons eigen Zeeuwsche licht", zeggen F*** en J*** dan Ritter na.... Souburg verschaft den nog niet- vermoeiden wandelaar nog lafenis; in Ritthem zit de boel potdicht. Ook goed. Het dorpstraatje is idyl lisch, het gerestaureerde kerkje heel lief. De weg naar Ramme- seert zich in het bijzonder voor de ideëele waarden, de materiëele hebben voor hem minder betee- kenis; hij is strijdlustig en critisch, zelfbeheerscht, koppig en onbuig zaam, weinig prikkelbaar, bezit plichtsgevoel, heeft een goed ver stand, heldere geest en concentra tievermogen. Een abstract denker, bovendien betrouwbaar. Waarom iemand, die bovengenoemde kwali teiten bezit, een „anoniem" schrij ven tot de redactie richt, is mij niet duidelijk. [Ons al evenmin! Red.] Zij, die prijs stellen op een be oordeeling van hun handschrift door den aan ons blad verbonden kens is duidelijk aangegeven. Eerst naar de woning van dien hoogen Rijksambtenaar; den fortwachter. Voor een vriendelijk woord en 'n bakshish krijg je er een geweldige sleutel zeker een 25 centime ter lang! waarmee de fortdeur opengaat. Er is niets vredelieven- ders denkbaar nu: in de kazemat ten liggen aardappelen rustig uit te spruiten. Dra liggen ook wij, maar op het middengrasveld, in 't Maartsche zonnetje, krentebrood te eten. Een afbeelding van die fortwach- teiswoning, van den overkant van de fortgracht genomen, treft men bij dit artikel aan. En hoe men uit een kazemat het bin nenplein ziet: aldus. Dat zwarte stipje is J**\ die natuurlijk weer boven op dien muur moest klauteren. Trouwens: later zijn we gezamenlijk de fortwallen afgeloopen: welk een prachtig vergezicht over de Schelde De verdere tocht was lang, en zwaar van klonterig-kleverige klei. Op en aan den voet der dij ken, langs de schorren van het Sloe. Wie zou durven denken, dat die slikschorren mooi en teer van kleur konden wezen? Schütz wist het wel! Wij weten het nu ook., zachtblauw en zilvergrijs en teer- violet als de zon er op of er over schijnt Aan de zonzijde van den dijk za- 'y/i ten, ver van elkaar, twee eenzame herders. De eene weidde een 140r de ander een 200 schapen. Een hunner ziet ge hierboven met z'n „trouwe hond" afgebeeld.... Zon dagmiddag aan het Sloe. We zijn den dijk ten einde ge- loopen tot den Sloedam, en over dien dam vonden we rust, lafenis en genoeglijkheid bij v. d. Dries in 't Lewedorp. grapholoog, zenden ons tenminsie tien regels van hun gewone, na tuurlijke handschrift, liefst op on- geliniëerd papier. De afzender be hoeft ons niet bekend te zijn; ini tialen, schuilnaam, motto is vol doende, wel dienen opgegeven te worden geboortedatum, leeftijd en geslacht. Men zende ons tegelijk een postwissel ad 1.10, waarop als afzender hetzelfde staat als onder de schriftproeve, dus of de ware naam, of de schuilnaam. De beoordeeling volgt dan later in het Zondagsblad. SNEEUWKLOKJES. Donzig, zachte lang verwachte Klokjes zijn gekomen 't is als spelen ze met velen rond de naakte boomen. Hoort ge wel juichend-hel stijgen klanken vluchten zilver blank fijn en rank door de ijle luchten. Met de vreugd hunner jeugd gaan ze rijk' en armen troostend-streelend wonden-heelend 't kleume hart verwarmen Lieve kleine gave fijne klokjes dat ook wij in ons leven vreugde geven mateloos als gij M'burg. G. Budde. Brieven enz. betrekking heb bende op deze rubriek, te richten aan ondergeteekende. In no. 43 is wit aan zet en haalt in 8 zetten een winnende dam. No. 44 is een aardig en leerzaam eindspel. B. ten Wolde, Zuidwolde, Gr. No. 43. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Z. 2, 12, 15/18, 20/23, 34, 40, 25 dam. W. 24, 26, 29, 31/33, 36, 38, 42, 43, 49, 50. No. 44. Eindspel. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Z. Schijven op 20 en 36. W. Schijf op 35, 5 dam. Oplossingen no.'s 3940. No. 39. W. 32—27. Nu wint wit een schijf, d.w.z. wanneer zwart dat gedoogt, doch zwart schuift 31—36. Wit vervolgt nu 3530, 4944, 30—24, 43—38, 39X8, 21X5. No. 40. Wit speelde hier 39—33. Zwart vervolgt nu met: 21—27, 27—32, 22X31, 23—29, 14—20,13—19, 18X36. Wit kon die schijf dus niet aan vallen. Moeilijk waren deze standen nu juist niet. Goede oplossers waren o.a.: L. Hovinga, D. Schaaphok, P. Evenhuis, H. Bos, S. Vegter, L. v. d. Ploeg, H, J. Alkema, L. de Vries en P. Bolt, Groningen. J. L. en M. v. d. Hooff, Hoogezand, E. Boer en G. Nienhuis, Appingedam, J. Scheeres, De Wilp, J. Bronsema, Farmsum en S. v. d. Veen, Win schoten. J. SCHEERES, Delfzijl. „Om twee uur op 't veld, Job, denk je er om!" riep Piet, toen de jongens 's Woensdagsmiddags naar huis gingen. „Denk je om den bal, Job?" galmde Luuk hem achterna. „Natuurlijk!" lachte de jongen. En een vroolijk deuntje fluitend, liep Job naar huis. Fijn, geen huiswerk! Dat was reuze van meneer. De heele, vrije Woensdagmiddag voor je zelf! En geen eilanden en wateren van Zee land te leeren.... Daar was Job bang voor geweest. Bah, hij vond Zeeland zoo moeilijk. Maar dat gevaar was voorloopig nog een eindje weg. Blij fluitend ging hij verder. Moeder was voor de 'duer bezig met den groentenboer. Op eens viel Jobs oog op een mandje mooie gele peertjes. „O, zijn er al peren?" juichte hij. „Ja", zei de groenboer, „haal maar een mandje, dan zal ik er wat in doen." Job holde naar binnen en kwam met het gevraagde terug. De man laadde een aardige portie er in. „O, Moes, wat 'n verwennerij", riep Job. „Ik verwen jullie niet, dat doet Gijs." Gijs zoo heette de groenteboer. „Waarom?' „Ik heb hem het gras beloofd, dat we vanmiddag gaan knippen." „Bles is er dol op", vertelde Gijs. Hij was nu klaar en reed weg. Moeder ging met haar groenten naar binnen. Job volgde met de peren. Annie en Jet kwamen ook thuis. Ze waren heel wat kleiner dan hun broer, maar net zoo dol op vruchten, want direct vroegen ze, op de peren wijzend: „Wanneer eten we die?" Ze hoopten natuurlijk zoo gauw mo gelijk. „Vanavond om zes uur, als Va der ook thuis is", besliste Moe der. Na de koffietafel, zei Moeder: „Job, de grasschaar hangt in de schuur". „Ja, maar ik ga voetballen", antwoordde Job. „Ik heb afge sproken precies twee uur op het veld te zijn." „Je kunt toch wel eens een keertje overslaan", opperde Moe der. „Dan hebben ze geen bal.' „Dien zullen ze best komen ha len." „Ik vind voetballen veel leuker dan grasknippen", mopperde Job. „Neen, Moes, heusch! Ik ga eerst voetballen en dan zal ik vanavond wel in den tuin werken. Laten de meisjes maar vast beginnen. Die kunnen 't ook best leeren." „Ik vind je niets lief", riep Ans. „Dat hoeft ook niet", pochte Job. „En dan krijg je lekker niets van de peren", voegde Jet er aan toe met een beslist hoofdknikje. „Dat kan me niets schelen. Ik ga voetballen." Moeder keek bedroefd, maar zei niets. En .Job ging naar de gangkast. Hij trok z'n voetbalschoenen aan, pompte den grooten voetbal op en toen hij klaar was, riep hij: „Atju!" Met een slag viel de deur achter hem dicht. O, dat voetballen vond hij toch altijd zoo dol! Hij hoorde tot de besten. Reuze-ballen kon hij maken. En tochnu ging hij niet met hetzelfde plezier als an ders naar 't veld. Dat vervelende grasknippen ook! Och kom, daar .moest hij nu niet aan denken. Dat werkje zou best in orde komen. Dat zou hij na 't voetballen wel doen. Om vijf uur was het trappen afgeloopen. Nu ja, soms werd het wel eens wat later. Jammer toch, dal hij geen fiets had! Dan zou hij zóó thuis wezen. Want 't veld lag een aardig eindje weg, Wa thoorde hij daar toch? Even was het in zijn gedachte, of hij de grasschaar van thuis hoorde. Maar 't was een man, die de heg aan 't scheren was. Verbeeld je eens, dat Moe der was begonnen met knippen! Moeder hield niet van uitstellen. En ze kon zoo slecht bukken. Dan schoot soms op eens 't spit in haar rug en ze kon zich weken lang bijna niet bewegen van de pijn. Een kleur van schaamte schoot Job plotseling naar het hoofd. „Moet je mee achter op m'n fiets?hoorde Job opeens roepen, 't Was. Kees, de keeper van de club. „Neen, zeg! Toe, neem jij den bal vast mee." „Waarom?" „Ik moet terug." „Jö, je bent niet wijs.' „Dan maar niet wijs," lachte Job. Kees reed met den bal door. Job liep op een draf terug, of hij achterna gezeten werd, „Hé, Job, je gaat den verkeer den kant uit!" riep Luuk, die met Piet op zijn bagagedrager voorbij peddelde. Job zwaaide eens, maar zei niets. Hij liep met meer plezier terug dan hij heengegaan was. Maar toch vervolgde hem de angst, dat Moeder. Hè, gelukkig. Moes was nog aan 't afwasschen. „Wat is er nu aan de hand?" vroeg zij. „Is 't niet doorgegaan?" „Jawel. Maar ik kwam toch maar liever grasknippen", zei Job. Moeder streek Job eens over zijn bol. Ze begrepen elkaar. Dade lijk ging Job de groote schaar ha len en begon. Nu, het was geen gemakkelijk werkje! Die zware grasschaar was moeilijk te han- tèeren; je kreeg er pijn van in de handen en ook in je rug van het gebukt staan. Neen, dat zou geen werkje voor Moeder wezen. Maar Job klaagde niet. Wel rustte hij van tijd tot tijd eens uit. Nu, dat kon, want hij had tijd genoeg. De zusjes hielpen ook, al was 't niet met knippen. Die harkten het gras bij elkaar en stopten 't in den ju ten zak. Toen vader thuis kwam, prees hij den keurigen tuin. Job had een kleur van inspanning, maar toch had hij een prettigen middag ge had. En de peren smaakten bij zonder lekker. Job en de meisjes hopen nu maar, dal Bles ook zoo van het gras zal smullen. J. H. BRINKGREVE ENTROP. DE KONINGIN DER LUCHT STOPT KOUSEN. De Koningin der Lucht schittert in iedere voorstelling als de mooi ste ster van het luchtnummer aan de vliegende trapeze! Van 4 tot 6 uur des middags echter zit ze in haar hotelkamer en stopt kousen. Om haar heen zitten nog vijf of zes jonge, zeer knappe meisjes en naaien, flikken en repareeren oude kleeren. Het zijn paardrijderes sen, danseressen, vrouwelijke acro baten, kortom artisten op ieder ge bied en wat ze hier des middags doen in het uitoefenen van hun collegiale plicht namelijk het her stellen van geschonken kleeding- stukken, die voor noodlijdende ar tisten uitgedeeld en klaar gemaakt worden. De internationale Artis- tenloge heeft vrijwillige hulpkrach ten voor hun hulpactie opgeroe pen en all- Bella's, Ella's, Milly's, Gilly's, Loulou's, Mademoiselles, Senorita's en Sisters gaven aan dezen oproep gehoor en organi seerden naaikransjes. Is het niet een bekoorlijke, aan dezen tijd aangepaste variatie op het oude thema van den door aanbidders omzwermde circusartiste, als de aanbidder fluistert: Wat doet U morgenmiddag, in de schemering, mooie vrouw?" en zij ant woordt: „Dan verstel ik de on derbroek van den invaliden clown Bimbo!" Zij zijn zeer handig in alle hui selijke aangelegenheden, deze vrouwen, die hun leven lang op reis zijn! Ik ken een paardrijderes, die van iedere kamerverhuurster waar ze gewoond heeft, om een briefje verzoekt, waarin vermeld staat dat ze de kamer, als ze weer verder reist, in den zelf den toestand verlaten heeft als toen zij er wonen kwam en deze verklaringen der kamerverhuur sters tusschen Kaapstad, Oslo, Tokio en Madrid vormden ten slotte een band, driemaal zoo dik als het adresboek van Amsterdam. Ik heb proeven op het gebied van handwerk van vele vrouwelijke ar tisten bewonderd, die des avonds in een dubbele salto of in de roof- dierenkooi schitterden en in me- nigen circuswagen heb ik een ge braden gans of een erwtensoep gegeten, die ik een ieder van har te toe wensch. Artisten zijn wel dadig. Wie nog een engagement heeft, deelt vanzelfsprekend met zijn noodlijdende collega's. De boeienkoning Houdini en de ath- leet Breitbart waren voorbeeldig in hun collegiale edelmoedigheid en ieder ras-artist is naar zijn mo gelijkheid weldadig. Nu heeft b.v. de Internationale Artistenloge 'n oproep aan de leden gedaan voor hun ouderdomsfonds 5 Mark te schenken en reeds bijna 5000 leden,' waaronder vele bescheidene anonymi's hebben reeds getee- kend! Zoo gaat het in deze wereld der artisten reeds jarenlang. 26657 leden telt de Internationale Artistenloge en een zeer groot percentage ervan is nu zonder en gagement. Zonder dat de burger lijke wereld er iets van merkt, vol trekt zich ook in 't bontewereldje der reizende artisten het groote, noodlottige proces der werkloos heid, dat deze menschen nader tot elkaar brengt en dat hen elkaar doet helpen. Februari, 1933. J. van Doveren, «ji»- si.tmnmirr iv

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 10