DE R00DE VULPENHOUDER
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT VAN DONDERDAG 9 MAART 1933. No. 58.
EEN SOC.-DEMOCRAAT OVER
LOON, WERK EN WELVAART.
BIHNENLAHD.
WAARDEERING VOOR HET
NEDERLANDSCH PRODUCT.
«Hl
t-
SF
■Ci
voor
Itroom
|n zijn
voor
Loo.
11
LGDs
touw-
en II.
Co-
over?
e Ad-
BESi»»
2tten
stel-
IS. B
Mid-
tuble-
prijs
Ver-
irg-
schel-
P. ge-
Ische
rstr.(.
igenj,
I r uw
Aan
lig R
een
Iotere
tig te
Irda®-"
|ko-
8.;
8.—
at
om
ir en
ting
fOS.<
Joer,
(Ingezonden).
De heer P. P h. Paul, voorzitter van
den Middelburgschen Bestuurdersbond,
schrijft ons:
„Onlangs kwam in de Midd. Crt, voor
een hoofdartikel ter bestrijding van mijn
in dezelfde courant opgenomen inge
zonden stuk, waarin ik fceb getracht
aan te toonen dat loonsverlaging geen
deugdelijk middel is ter bestrijding van
de crisis en waarin ik o.m, te kennen
gaf, dat er voor de arbeiders geen re
den is om vrijwillig afstand te doen van
het kleine beetje welvaart door hen de
laatste tientallen jaren veroverd.
U bleek het met onze zienswijze vol
maakt oneens, meende dat er tegen
woordig over het algemeen geen on
rechtvaardige ink omens verdeeling is,
dat de loonfactor in het geheele produc
tieproces een der belangrijkste factoren
is en dat loonsverlaging over de geheele
linie een stimuleerenden invloed op de
productie zal hebben, werk en welvaart
zal scheppen en de werkloosheid zal
doen afnemen.
Mag ik U eenige ruimte verzoeken
om daartegen onze meening nader uit
een te zetten en waar U meent, dat ik
in het geven van een enkel voorbeeld
niet volledig was, dit met meerdere
aanvullen?
Ter voorkoming van misverstand wil
ik eerst een fout (waarschijnlijk een
zetfout?) herstellen; in mijn vorig schrij
ven staat namelijk dat in 3 jaar de uit
voer van kunstzijde uit Nederland met
3.2 pet. daalde, dat moet zijn 32 pet.
Rechtvaardigheid van de inkomsten-
verdeeling.
Het komt U voor dat in groote trek
ken de inkomstenverdeeling wel over
eenstemt met de maatschappelijke ver
diensten van hen die de inkomens genie
ten, Bepaalde cijfers, feiten of bewijzen
worden daarbij door U niet aangevoerd,
waarom ik eenige cijfers wil nemen
waaruit het tegendeel blijkt.
Volgens officieele gegevens waren er
over het belastingjaar 1924/25 in ons
land 27026 personen, die een inkomen
hadden van f 10.000 tot f 100.000 of
meer, dit aantal was voor het belasting
jaar 1.930/'31 gestegen tot 34009; samen
hadden deze aangeslagenen een inko
men dat van belastingjaar 1924/25 tot
1930/31 was gestegen van ruim 660 mil-
lioen tot ruim 887 millioen gulden. Het
aantal van de hiervoren genoemden was
dus in 6 jaren gestegen met bijna 7000
en hun gemiddeld inkomen van f 24,500
tot f 26000. Ongetwijfeld kan men nu
aannemen dat velen van hen het thans
met heel wat minder moeten doen, maar
dat doet in onze gedachtenwisseling niet
ter zake, daar ik onze onwilligheid om
loonsverlagingen te accepteeren ge
grond heb op de stelling dat er o o k
niet geweest is 'n billijke verdee
ling der inkomsten. Toen dus het totaal
inkomen na de door mij aangehaalde
belastingjaren beduidend daalde was er
naar onze meening voor degenen die
voordien geen rechtmatig aandeel in
het nationaal inkomen hadden gehad
geen reden om nu mee te gaan met de
verlagingen van anderen, die een naar
verhouding te groot inkomstendeel had
den genoten.
Men kan ook van gedachten verschil
len over de „maatschappelijke verdien
sten", zooals U dat uitdrukt, van hen
die die inkomens genieten. Men kan,
zooals in het burgerlijke kamp veelal
wordt beweerd, van oordeel zijn dat de
genen die hun kapitaal in bedrijven ste
ken, of die daaraan leiding geven, daar
uit veel en veel meer inkomen toekomt
dan^ hen, die als arbeider, opzichter, in
genieur of iets dergelijks werkzaam zijn.
Ik wil daar tegenover zetten de meening
dat allen die in bedrijven (of waarbij
door A. W. v. E.v. R.
64.
„Nu dr. Gregg een schoone lei heeft, is
dat het eenige waarop we kunnen af
gaan," zei Grey. „Het is eigenaardig,
hoe die dokter telkens weer in deze
zaak voorkomt. Die Baxter stierf in zijn
huis, en Gregg teekende de overlijdens-
acte. Zoover wij kunnen nagaan, lijkt
alles in oude, en behalve het opgraven
van Baxter hebben wij alles gedaan, om
zijn dood te bewijzen."
„Ik heb Igeen reden aan te nemen,
dat Gregg gisteren iets achter hield. Hi)
scheen maar al te graag alles te vertel
len wat hij wist. Als hij iemand be
schermt, doet hij het heel handig."
„Ik geloof, dat wij dr. Gregg nu wel
heelemaal kunnen uitschakelen. Inder
tijd had hij toch geen reden Baxter s
dood geheim te houden, hoe hij er nu
ook over mocht denken."
„Ik heb zoo'n sterk voorgevoel in be
trekking tot dien Page," zei Cynthia,
toen zij, na Grey's kantoor verlaten te
hebben, naar de Strand terug keerden.
„Ik geloof vast, dat wij hem zullen vin
den en dat alles dan goed voor John
zal afloopen. U kunt het verbeelding
noemen, als u wilt, maar dit is de eer
ste keer, dat ik mij werkelijk hoopvol
gestemd voel. Het leven lijkt nu piotse
dan ook) werkzaam zijn, recht hebben
op een behoorlijk bestaan en dat, moet
er thans op uitgaven worden bezuinigd,
eerst die inkomsten hetzij uit kapi
taalrente of ondernemingswinst aan
de beurt komen die uitgaan boven dat
wat noodig is. Wij vermogen niet in te
zien dat een arbeider of ambtenaar die
zijn volle lichaamskracht en kennis aan
de productie of de gemeenschap geeft
zooveel minder „maatschappelijke ver
dienste" bezit dan zij die, hetzij dan
door kapitaalbezit, hetzij door meer stu
die op andere wijze bij het productie
proces zijn geïnteresseerd.
De loonfactor zou bij het geheele pro
ductieproces een der belangrijkste fac
toren zijn?
In mijn eerste schrijven betoogde ik,
dat bij de enorme voortschrijding der
techniek en de toegepaste rationalisatie
in beteekenende bedrijven de loonfactor
zeer klein is geworden en haalde daar
voor een enkel voorbeeld aan. U meent
dat ik daarbij het „kunstje" had ver
kocht om uit de vele gevallen van ge
rationaliseerde bedrijven er één uit te
pikken en dan heb gezegd, ziedaar wat
beteekent die loonsverlaging daar nu?
Maar zoo is het toch inderdaad niet,
met dergelijke kunstjes houden wij ons
niet op en om daarvan ook den schijn
te vermijden geef ik hieronder daarover
iets meer, speciaal om aan te toonen
dat bij steeds toenemende mechanisatie
het aantal loontrekkenden in zeer veel
bedrijven beduidend minder wordt, bij
dezelfde of meerdere productie, dus de
loonfactor bij den kostprijs
steeds kleiner is geworden.
In „Economisch Statistische Berich
ten" gaf de thans oud-directeur-gene-
raal van den Arbeid eenige cijfers,
waaruit geconcludeerd kan worden dat
zelfs bij verkorting van den arbeidsdag
in 4 jaar tijd de productie per arbeider
niet onbeduidend was gestegen. Zoo
steeg die in de papierfabricage met 15
pet., in de cacao en chocoladenijverheid
niettegenstaande de sterke prijs
daling met meer dan 9 pet. der
verkoopwaarde; in de metaalindustrie
(controle over 30.000 arbeiders) had een
van 20 tot 60 pet. varieerende stijging
der productie plaats (met eenige ver
mindering nog van personeelsterkte);
speciaa1 in den scheepsbouw steeg het
verw te materiaal per arbeider in die
4 jaar van 40 op 65 ton per jaar, terwijl
in de margarine-industrie de jaarpro
ductie per arbeider omhoog ging van
17.5 ton tot 31.2 ton.
Wij zullen nu hiermede maar vol
staan, maar waar u de collectieve ar
beidsovereenkomst in de typografie ook
nog hebt aangehaald zou ik daarvan dit
toch nog willen zeggen, dat door de
perfectionneering van de drukpers de
gemiddelde productie in dat bedrijf
enorm is gestegen; naar mij werd ver
zekerd, produceert een moderne platte
pers 100 pet. meer dan een voor-oor-
logsche, terwijl wat het ultra-moderne
dagbladbedrijf betreft de rotatiemachiné
wonderen verricht. Het aantal werk-
loozen in het drukkersbedrijf, met zijn
naar Uwe meening te hoog loon, is dan
ook niet gróoter maar integendeel
veel lager dan in vele andere vakken
waar de loonen minder zijn gestegen.
Wanneer ik hier nog aan toe mag
voegen dat door de invoering van de
graanelevator een boot graan met 6000
ton inhoud thans in 2 dagen door 24
arbeiders wordt gelost, terwijl voorheen
daaraan 350 arbeiders een volle week
werkten, en zien wij dan verder nog
dat na de waardedaling van het Engel-
sche pond van 12.— op ruim 8.
(wat toch wel een generale loonsverla
ging is) dit in Engeland geen vermeer
dering van werkgelegenheid gaf, dan
meenen wij voldoende feiten te hebben
aangehaald om aan te nemen dat de
factor „loon" zeer klein is geworden
en loonsvermindering geen middel is
om tot economisch herstel te komen.
ling heel anders!"
Fayre maakte zich opeens bezorgd
over haar. Er was iets ontzettend droe
vigs in haar optimisme en hij wist, dat
het op een jammerlijk lossen grond
steunde.
„Reken er niet te veel op," smeekte
hij, terwijl hij zich droevig bewust was
van het feit, dat hij het altijd scheen
te moeten zijn, die koud water over haar
geestdrift moest werpen. „Het is ten
slotte misschien weer niets."
„jjat is het niet," verklaarde zij stel
lig. „Ik kan u niet zeggen, hoe ik dat
weet, maar ik weet het, en u zult zien,
dat ik gelijk heb. Het is eigenaardig, dat
Sybil Kean hetzelfde heeft gedacht als
ik. Wist u dat? Zij vertelde het mij,
toen zij ziek op Staveley lag."
De verwilderde blik kwam weer in
Fayre's oogen. Hij had zijn eigen zorgen
voor een oogenblik vergeten, meege
sleept als hij was door Cynthia's geest
drift, maar nu zij terugkeerden, waren
zij in geen enkel opzicht verminderd.
Cynthia, die verdiept was in haar eigen
gedachten, merkte zijn afgetrokkenheid
niet op.
„Het was dien avond, voordat ik bij
de Campbell's in Carlisle ging logeeren.
Ik vertelde haar niet, waarom ik er
heen ^ging, omdat wij overeen waren
gekomen, dat het beter voor haar was
in 't geheel niet over die zaak te pra
ten. Wif hadden John's naam in het ge
Men heeft ons er nog op gewezen,
dat in bepaalde vakken (bijv. het bouw
vak) Eet loon toch wel een voorname
factor is. Natuurlijk is de loonfactor in
het bouwbedrijf veel grooter dan in
vele andere bedrijven, maar ook daar
speelt het gemechaniseerde deel van
den arbeid hoe langer hoe grooter rol;
de baksteenfabricatie is technisch veel
beter en levert veel vlugger dan voor
heen, de deuren en andere timmer
werken worden machinaal vervaardigd
en zelfs iedere flinke bouwer heeft te
genwoordig boor- en hakmachine, mor
telmolen enz., nog afgescheiden van
het feit dat men hout thans tegen een
minimum-prijsverhooging machinaal ge
schaafd enz. koopt.
Loonsverlaging over de geheele linie
zou een stimuleerenden invloed op de
productie hebben en meer werk schep
pen?
Wanneer men met ons tot de con
clusie is gekomen dat de factor „loon"
voor de meeste producten zeer laag is
geworden, dan kan men daaruit con-
cludeeren dat de daling van het loon,
ook over de geheele linie, niet helpt
om meer werk te scheppen. Ik heb
in mijn vorig betoog de afgedwongen
loonsverlaging van de bouwvakarbei
ders al aangehaalden het niettegen
staande dat schrikbarend stijgend van
de werkloosheid maar ik wil nu nog
andere argumenten naar voren brengen
die ervoor pleiten dat Uw hierboven
vet gezette stelling niet juist kan zijn.
Waar zijn de loonen in ons land nog
lager dan in den landbouw; is daar geen
crisis, hebben de meeste kleine boeren
en tuinbouwers het niet zoo benauwd
dat de Regeering helpend moet optre
den? Hoe laag moet naar Uwe meening
daar dan het loon (dat thans niet
boven de 11 a 12 per week uit
komt) wel dalen om meer werk en wel
vaart te scheppen en de werkloosheid
te doen afnemen? Wij zullen daarbij
niet naar een daling van de prijzen
maar naar een stijging moeten komen.
De hoeveelheid goederen (tarwe, koffie,
rubber) die vernietigd is niet omdat
de loonfactor die goederen te duur
maakte, maar omdat er zooveel van
was voortgebracht dat een omzet-met-
winst voor betrokkenen niet mogelijk
bleek brengt ons er toe om vast te
stellen dat niet lager, maar hooger loon,
dat de koopkracht opvoert, een der
middelen is om uit de crisis te geraken.
De economische crisis is tengevolge
van de te geringe koopkracht van velen
een geweldige afzet-crisis geworden.
Men moge het met vele door ons naar
voren gebrachte stellingen niet eens
zijn, wel haast niemand zal betwisten
dat een goed betaalde arbeidersklasse
ook nagenoeg het geheele verdiende
loon besteedt en de winkeliers en an
dere zakenmenschen er mee gebaat
zijn dat er wat uitgegeven kan worden,
niet alleen voor het allernoodzakelijk
ste maar ook voor het gewenschte.
Men kan in bepaalde kringen wel
eens deze koopkracht-theorie tegen
spreken, maar hoe meer er verdiend
wordt, hoe meer er wordt uitgegeven
en niet aan het geld dat vastgehouden
wordt, maar aan dat wat „rolt" kan ver
diend en daarvan ook weer betaald
worden. Lager loon beteekent dan ook
voor ons minder koopkracht, minder
behoefte aan het produceeren van goe
deren, minder werk, minder welvaart
en dus meer werkloosheid.
Mijnheer de Hoofdredacteur, U was
zoo goed om in Uw artikel bij herhaling
te verzekeren dat het door U en ons
gestelde doel in hoofdzaak hetzelfde
is. U wilt geen terugkeer tot arbeids
toestanden van vroeger met uitbuiting
van menschelijke arbeidskracht op on-
menschelijke wijze als vroeger het ge
val was. Accoord, maar waarom dacht
men vroeger in liberale kringen daar
heel niet genoemd, maar toen ik haar
goeden nacht wenschte, keek zij mij zoo
eigenaardig aan en zei, alsof zij wist,
dat het waar was: „Maak je niet be
zorgd, Cynthia, John zal niet veroor
deeld worden. Daar ben ik zeker van!"
Fayre staarde haar verbaasd aan.
„Zei Sybil dat? Gaf zij daar een re
den voor op?"
„Neen, maar zij scheen er eigenaardig
zeker van te zijn. Bijna, alsof zij iets
wist. Zij zei niets meer en zag er zoo
wanhopig ziek en moe uit, dat ik gauw
wegging. Denkt u, dat zij een soort van
tweede gezicht had, oom Fayre? Dat
hebben menschen, die erg ziek zijn ge
weest, wel meer, is het niet? Ik ben er
zeker van, dat zij het niet alleen maar
zei om mij gerust te stellen!"
De zorgelijke trekken in Fayre's ge
zicht werden scherper.
„Ik weet het niet," zei hij, „en ik kan
het niet begrijpen. Ik had den indruk,
dat zij meer over de heele zaak tobde,
dan goed voor haar was. Het is nooit bij
mij opgekomen, dat zij ook maar de
minste hoop had. Ik hoop alleen, dat zij
gelijk had. Weet je, dat zij weer erg
ziek is geweest?''
„Ja. Edward schreef het aan Bill. Hij
was dwaas om haar weg te halen, voor
dat zij werkeijk béter was. Het was dr.
Gregg's schuld, omdat die zei, dat zij
mocht gaan. Het is vreemd, maar hij oor
deelde net als jij. Hij zei, dat zij zoo
ook niet zoo over en waarom moest
de verbetering van den toestand van
de arbeidersklasse dan door haar zelf
worden bevochten op den onwil van
zoowat allen die de macht in handen
hadden. De Liberale partij heeft het
toch in vroeger jaren, eventueel met
behulp van anderen, in haar macht ge
had om aan dat „onmenschelijke" een
einde te maken; waarom dat verzuimd
en slechts bij stukjes en beetjes toege
geven, noodgedrongen met den groei
van den invloed van de organisatie der
arbeiders? De geschiedenis, en hetgeen
tegenwoordig nog plaats vindt, doet
ons zeer wantrouwig staan tegenover
de goede bedoelingen van hen die met
ons zeggen dat de arbeidersklasse niet
meer naar vroegere toestandgn terug
moet!
U zelf schrijft trouwens over de
„drukkende sociale lasten" op de be
drijven; moeten die sociale voorzienin
gen ongevallenwet, invaliditeits- en
ouderdomsverzekering, ziektewet, enz.)
dan maar worden opgeruimd? U wilt
toch „niet terug naar de arbeidstoestan
den van vroeger"? Of wilt U de kosten
van de sociale voorzieningen alle uit
belastinggelden betalen? Naar ik meen
is de Vrijheidsbond anders niet erg
scheutig om de Regeering toe te staan
meer of verhoogde belastingen te doen
innen!
Wat tenslotte „hetzelfde doel" is
waarnaar wij streven, wil ik nog op
merken dat goede loonen voor ons geen
doel is maar een middel om de arbei
dersklasse bij een menschwaardig be
staan, meer geschikt te doen zijn voor
de taak die voor haar is weggelegd,
namelijk het omvormen van de tegen
woordige wijze van produceeren-om-de-
winst (onverschillig of de gemaakte
goederen nuttig, noodig of voldoende
zijn) in een productie-systeem waarbij
voldoende en enkel datgene wordt
voortgebracht wat noodig is om alle
menschen mensch te doen zijn.
Ik moet bij voorbaat toegeven niet
volledig te zijn geweest en toch moest
ik nog al wat plaatsruimte vragen; ik
heb evenwel getracht de kwestie zoo
zakelijk mogelijk te behandelen en het
onderwerp waarover het gaat is toch
van geweldige beteekenis."
[Tot zoover de heer Paul, wien wij ook
ditmaal gaarne plaatsruimte verleenden
voor zijn zakelijk verweer. Ons aanvan
kelijk voornemen, den geachten oppo
nent in ditzelfde no. van ons blad te
antwoorden, lieten we om der wille van
de plaatsruimte varen er moet ook
nog iets anders in de courant staan!
Morgen hopen wij echter van onze op
vattingen omtrent het voorgaande te
doen blijken. Red.]
STATIONSVERSIERING.
De Nederl. Vereeniging voor tuin- en
landschapskunst en de Bond van Ne
derl. tuinarchitecten (B.N.T.) hebben
in een brief aan de Nederlandsche Spoor
wegen de wenschelijkheid betoogd, dat
de beplantingen op de stations aan hoo-
ge eischen zullen voldoen en zich zul
len aansluiten aan het omringende land
schap, en zich bereid verklaard te dien
aanzien aanwijzingen van algemeenen
aard te verstrekken.
De spoorwegen hebben dit bij het
personeel bekend gemaakt en medege
deeld, dat stationschefs, die zich voor
den aanleg van beplantingen beijveren
zich, indien zij meenen, dat deskundige
voorlichting in dezen aanbeveling ver
dient, rechtstreeks kunnen wenden tot
het secretariaat van de vereeniging.
vreeselijk over die zaak tobde, dat zij
uit die atmosfeer weg moest, omdat zij
anders geen kans had beter te worden.
En zij is de eenige, die mij werkelijk
hoop heeft gegeven."
„Je houdt heel veel van Sybil, is het
niet?" vroeg hij nadenkend.
„Naturlijk! Zij is altijd een heele steun
voor mij geweest en zij is een lieve
vrouw. Weet u, als ik thans soms hope
loos vervolgd werd met allerlei dingen,
bleef ik weken achtereen bij haar in
Londen, en zij was 'n engel voor John
van het begin af aan. Ik zou heel wat
voor Sybil over hebben, en toch ben ik
van nature geen onzelfzuchtig persoon
tje, eindigde zij openhartig.
Fayre maakte geen toespeling meer
op de zaak en toen Cynthia haar voor
nemen te kennen gaf, naar de Kean's
te gaan om te zien of het haar toege
staan zou worden Sybil te bezoeken,
wandelde hij met haar mee tot de deur,
maar hij bood niet aan mee naar bin
nen te rfaan. Inplaats daarvan nam hij
een bus en ging naar Richmond. Daar
gekomen ginjg hij naar 't park en wan-
1 delde tot hij doodmoe was. Het was
laat to enhij bij het station kwam en
den trein naar Londen nam, en hij was
uitgeput van de zware lichaamsinspan
ning en door gebrek aan voedsel, maar
eindelijk was hij tot een gedeeltelijke
oplolsing van zijn moeilijkheden geko
men. Hij at al weer in de club en viel
flngez. Med.)
(Een interview met ir. W.
H. van Leeuwen).
„Een propaganda als deze, aldus ir.
W. H. van I,eeuwen industrieel en on
der-voorzitter van den Nijverheidsraad
heeft mijn volle sympathie."
Acht U het de plicht van elk Neder
lander, zooveel doenlijk Nederlandsche
producten te koopen?
„Ongetwijfeld, maar zoo mogelijk
moet dit vrijwillig geschieden: Wij heb
ben geen enkel belang bij den levens
standaard in ons land te verhoogen,
hetgeen allicht het geval zou zijn indien
het koopen van Nederlandsch fabrikaat
een kunstmatig karakter zou dragen.
Een juist besef echter van wat indus
trieel Nederland kan leveren is van
groote opvoedende waarde.
Indien de resultaten van de jongste
volkstelling reeds bekend zouden zijn,
zou daaruit stellig blijken, welk een
verschuiving er de laatste tien jaren
heeft plaats gehad; in welk een mate
ons volksbestaan van de fabriekmatige
productie afhankelijk is geworden.
Nooit mogen wij echter uit het oog ver
liezen, dat die productie voor een zeer
groot gedeelte naar het buitenland
moet worden uitgevoerd en, behoudens
in uiterste noodzaak, zal geen enkele
actie zich dan ook tegen het buitenland
mogen keeren. Anderszijds kan het
buitenland zich niet ontsticht toonen
over een beweging, welke slechts door
een gezond nationaal gevoel wordt in
gegeven en hetwelk men aldaar even
eens aantreft."
Als leider van groote fabrieken, ook
in het buitenland, hebt U zich uiteraard
een oordeel gevormd over de waarde
van onze eigen industrie?
„Dat oordeel is in alle opzichten zeer
gunstig. Er wordt in de Nederlandsche
industrie buitengewoon hard gewerkt.
Maar hoe weinig gegrip heeft men in
Nederland dikwijls nog van de moeilijk
heden, waarmede de industrie binnen
hare muren te kampen heeft. Ook daar
om acht ik het van groot belang, dat er
nu een krachtige algemeene propagan
da voor het Nederlandsch fabrikaat
wordt ondernomen".
Moet ook Indië daarin betrokken
worden?
„Hier kan nog veel bereikt worden.
Veel te veel beschouwt men in Indië
ons land als vreemde mogendheid, zon
der daartegenover te bedenken, dat bei
de deelen van het Rijk in economisch
opzicht zoo nauw met elkaar verbon
den zijn. Nu wil ik niet beweren, dat
men door preferentieele rechten en an
dere beschermende maatregelen Neder
landsche firma's een voorsprong moet
geven; doch in tijden als deze is het
toch stellig niet te veel gevraagd en
dit geldt niet in de laatste plaats voor
de Indische overheid en de overheids
bedrijven, een v r ij w i 11 i g e voorkeur
te scheppen."
Is het buitenland actiever in den
verkoop dan wij, Nederlanders.
„Wanneer men den schijn van het
wezen niet kan onderscheiden, wat
uiteraard bij leeken dikwijls het geval
is, ja, dan lijkt een buitenlander mis
schien wel eens handiger in den ver
koop dan een Nederlander. U zult ech
ter bij Uw rondreis langs de Nederland
sche industrie ervaren, dat de tech
nisch onderlegde besteller daar anders
daarna letterlijk in bed neer. En dezen
keer sliep hij wel.
Den volgenden morgen belde hij Cyn
thia op, die juist op het punt stond naar
haar tandarts te gaan. Hij haalde haar
daar na de behandeling af en bracht
haar naar Kensington Gardens.
Hij wachtte, tot zij stoelen hadden
gevonden onder de boomen en ging toen
recht op zijn doel af,
„Je bent een ongewoon persoontje,
Cynthia!" zei hij waardeerend. „Ik heb
je midden in een drukken morgen weg
gehaald en je hebt zelfs geen enkeie
vraag ^edaan:"
„Toch heb ik me wel zitten verba
zen," antwoordde zij. „Weet u wel, dat
u, zoo lang ik al in de stad ben. er uit
ziet alsof u uw laatste oortje versnoept
had, zooals de oude mrs. Doglget zou
zeggen? Ik heb u bijna gevraagd wat er
aan scheelde, maar ik vond het beter te
Wachten, tot u er uit uzelf mee voor den
dag kwam. Er is iets niet in orde wel?"
„Niets, dat jou of Leslie aangaat,"
haastte hij zich haar te verzekeren.
„Maar je hebt gelijk: ik heb over iets
zittèn tobben. Het is geen zorg, die mij
zelf betreft, anders had ik je wel alles
verteld, en ik moet zeggen, dat ik heel
graag het oordeel van een buitenstaan
der zou hooren. Maar dat is uitgesloten.
Het spijt mij dat ik zoo geheimzinnig
moet zijn."
(Wordt ve-volgd).