DE R00DE VULPENHOUDER TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT VAN DONDERDAG 9 MAART 1933. No. 58. EEN SOC.-DEMOCRAAT OVER LOON, WERK EN WELVAART. BIHNENLAHD. WAARDEERING VOOR HET NEDERLANDSCH PRODUCT. «Hl t- SF ■Ci voor Itroom |n zijn voor Loo. 11 LGDs touw- en II. Co- over? e Ad- BESi»» 2tten stel- IS. B Mid- tuble- prijs Ver- irg- schel- P. ge- Ische rstr.(. igenj, I r uw Aan lig R een Iotere tig te Irda®-" |ko- 8.; 8.— at om ir en ting fOS.< Joer, (Ingezonden). De heer P. P h. Paul, voorzitter van den Middelburgschen Bestuurdersbond, schrijft ons: „Onlangs kwam in de Midd. Crt, voor een hoofdartikel ter bestrijding van mijn in dezelfde courant opgenomen inge zonden stuk, waarin ik fceb getracht aan te toonen dat loonsverlaging geen deugdelijk middel is ter bestrijding van de crisis en waarin ik o.m, te kennen gaf, dat er voor de arbeiders geen re den is om vrijwillig afstand te doen van het kleine beetje welvaart door hen de laatste tientallen jaren veroverd. U bleek het met onze zienswijze vol maakt oneens, meende dat er tegen woordig over het algemeen geen on rechtvaardige ink omens verdeeling is, dat de loonfactor in het geheele produc tieproces een der belangrijkste factoren is en dat loonsverlaging over de geheele linie een stimuleerenden invloed op de productie zal hebben, werk en welvaart zal scheppen en de werkloosheid zal doen afnemen. Mag ik U eenige ruimte verzoeken om daartegen onze meening nader uit een te zetten en waar U meent, dat ik in het geven van een enkel voorbeeld niet volledig was, dit met meerdere aanvullen? Ter voorkoming van misverstand wil ik eerst een fout (waarschijnlijk een zetfout?) herstellen; in mijn vorig schrij ven staat namelijk dat in 3 jaar de uit voer van kunstzijde uit Nederland met 3.2 pet. daalde, dat moet zijn 32 pet. Rechtvaardigheid van de inkomsten- verdeeling. Het komt U voor dat in groote trek ken de inkomstenverdeeling wel over eenstemt met de maatschappelijke ver diensten van hen die de inkomens genie ten, Bepaalde cijfers, feiten of bewijzen worden daarbij door U niet aangevoerd, waarom ik eenige cijfers wil nemen waaruit het tegendeel blijkt. Volgens officieele gegevens waren er over het belastingjaar 1924/25 in ons land 27026 personen, die een inkomen hadden van f 10.000 tot f 100.000 of meer, dit aantal was voor het belasting jaar 1.930/'31 gestegen tot 34009; samen hadden deze aangeslagenen een inko men dat van belastingjaar 1924/25 tot 1930/31 was gestegen van ruim 660 mil- lioen tot ruim 887 millioen gulden. Het aantal van de hiervoren genoemden was dus in 6 jaren gestegen met bijna 7000 en hun gemiddeld inkomen van f 24,500 tot f 26000. Ongetwijfeld kan men nu aannemen dat velen van hen het thans met heel wat minder moeten doen, maar dat doet in onze gedachtenwisseling niet ter zake, daar ik onze onwilligheid om loonsverlagingen te accepteeren ge grond heb op de stelling dat er o o k niet geweest is 'n billijke verdee ling der inkomsten. Toen dus het totaal inkomen na de door mij aangehaalde belastingjaren beduidend daalde was er naar onze meening voor degenen die voordien geen rechtmatig aandeel in het nationaal inkomen hadden gehad geen reden om nu mee te gaan met de verlagingen van anderen, die een naar verhouding te groot inkomstendeel had den genoten. Men kan ook van gedachten verschil len over de „maatschappelijke verdien sten", zooals U dat uitdrukt, van hen die die inkomens genieten. Men kan, zooals in het burgerlijke kamp veelal wordt beweerd, van oordeel zijn dat de genen die hun kapitaal in bedrijven ste ken, of die daaraan leiding geven, daar uit veel en veel meer inkomen toekomt dan^ hen, die als arbeider, opzichter, in genieur of iets dergelijks werkzaam zijn. Ik wil daar tegenover zetten de meening dat allen die in bedrijven (of waarbij door A. W. v. E.v. R. 64. „Nu dr. Gregg een schoone lei heeft, is dat het eenige waarop we kunnen af gaan," zei Grey. „Het is eigenaardig, hoe die dokter telkens weer in deze zaak voorkomt. Die Baxter stierf in zijn huis, en Gregg teekende de overlijdens- acte. Zoover wij kunnen nagaan, lijkt alles in oude, en behalve het opgraven van Baxter hebben wij alles gedaan, om zijn dood te bewijzen." „Ik heb Igeen reden aan te nemen, dat Gregg gisteren iets achter hield. Hi) scheen maar al te graag alles te vertel len wat hij wist. Als hij iemand be schermt, doet hij het heel handig." „Ik geloof, dat wij dr. Gregg nu wel heelemaal kunnen uitschakelen. Inder tijd had hij toch geen reden Baxter s dood geheim te houden, hoe hij er nu ook over mocht denken." „Ik heb zoo'n sterk voorgevoel in be trekking tot dien Page," zei Cynthia, toen zij, na Grey's kantoor verlaten te hebben, naar de Strand terug keerden. „Ik geloof vast, dat wij hem zullen vin den en dat alles dan goed voor John zal afloopen. U kunt het verbeelding noemen, als u wilt, maar dit is de eer ste keer, dat ik mij werkelijk hoopvol gestemd voel. Het leven lijkt nu piotse dan ook) werkzaam zijn, recht hebben op een behoorlijk bestaan en dat, moet er thans op uitgaven worden bezuinigd, eerst die inkomsten hetzij uit kapi taalrente of ondernemingswinst aan de beurt komen die uitgaan boven dat wat noodig is. Wij vermogen niet in te zien dat een arbeider of ambtenaar die zijn volle lichaamskracht en kennis aan de productie of de gemeenschap geeft zooveel minder „maatschappelijke ver dienste" bezit dan zij die, hetzij dan door kapitaalbezit, hetzij door meer stu die op andere wijze bij het productie proces zijn geïnteresseerd. De loonfactor zou bij het geheele pro ductieproces een der belangrijkste fac toren zijn? In mijn eerste schrijven betoogde ik, dat bij de enorme voortschrijding der techniek en de toegepaste rationalisatie in beteekenende bedrijven de loonfactor zeer klein is geworden en haalde daar voor een enkel voorbeeld aan. U meent dat ik daarbij het „kunstje" had ver kocht om uit de vele gevallen van ge rationaliseerde bedrijven er één uit te pikken en dan heb gezegd, ziedaar wat beteekent die loonsverlaging daar nu? Maar zoo is het toch inderdaad niet, met dergelijke kunstjes houden wij ons niet op en om daarvan ook den schijn te vermijden geef ik hieronder daarover iets meer, speciaal om aan te toonen dat bij steeds toenemende mechanisatie het aantal loontrekkenden in zeer veel bedrijven beduidend minder wordt, bij dezelfde of meerdere productie, dus de loonfactor bij den kostprijs steeds kleiner is geworden. In „Economisch Statistische Berich ten" gaf de thans oud-directeur-gene- raal van den Arbeid eenige cijfers, waaruit geconcludeerd kan worden dat zelfs bij verkorting van den arbeidsdag in 4 jaar tijd de productie per arbeider niet onbeduidend was gestegen. Zoo steeg die in de papierfabricage met 15 pet., in de cacao en chocoladenijverheid niettegenstaande de sterke prijs daling met meer dan 9 pet. der verkoopwaarde; in de metaalindustrie (controle over 30.000 arbeiders) had een van 20 tot 60 pet. varieerende stijging der productie plaats (met eenige ver mindering nog van personeelsterkte); speciaa1 in den scheepsbouw steeg het verw te materiaal per arbeider in die 4 jaar van 40 op 65 ton per jaar, terwijl in de margarine-industrie de jaarpro ductie per arbeider omhoog ging van 17.5 ton tot 31.2 ton. Wij zullen nu hiermede maar vol staan, maar waar u de collectieve ar beidsovereenkomst in de typografie ook nog hebt aangehaald zou ik daarvan dit toch nog willen zeggen, dat door de perfectionneering van de drukpers de gemiddelde productie in dat bedrijf enorm is gestegen; naar mij werd ver zekerd, produceert een moderne platte pers 100 pet. meer dan een voor-oor- logsche, terwijl wat het ultra-moderne dagbladbedrijf betreft de rotatiemachiné wonderen verricht. Het aantal werk- loozen in het drukkersbedrijf, met zijn naar Uwe meening te hoog loon, is dan ook niet gróoter maar integendeel veel lager dan in vele andere vakken waar de loonen minder zijn gestegen. Wanneer ik hier nog aan toe mag voegen dat door de invoering van de graanelevator een boot graan met 6000 ton inhoud thans in 2 dagen door 24 arbeiders wordt gelost, terwijl voorheen daaraan 350 arbeiders een volle week werkten, en zien wij dan verder nog dat na de waardedaling van het Engel- sche pond van 12.— op ruim 8. (wat toch wel een generale loonsverla ging is) dit in Engeland geen vermeer dering van werkgelegenheid gaf, dan meenen wij voldoende feiten te hebben aangehaald om aan te nemen dat de factor „loon" zeer klein is geworden en loonsvermindering geen middel is om tot economisch herstel te komen. ling heel anders!" Fayre maakte zich opeens bezorgd over haar. Er was iets ontzettend droe vigs in haar optimisme en hij wist, dat het op een jammerlijk lossen grond steunde. „Reken er niet te veel op," smeekte hij, terwijl hij zich droevig bewust was van het feit, dat hij het altijd scheen te moeten zijn, die koud water over haar geestdrift moest werpen. „Het is ten slotte misschien weer niets." „jjat is het niet," verklaarde zij stel lig. „Ik kan u niet zeggen, hoe ik dat weet, maar ik weet het, en u zult zien, dat ik gelijk heb. Het is eigenaardig, dat Sybil Kean hetzelfde heeft gedacht als ik. Wist u dat? Zij vertelde het mij, toen zij ziek op Staveley lag." De verwilderde blik kwam weer in Fayre's oogen. Hij had zijn eigen zorgen voor een oogenblik vergeten, meege sleept als hij was door Cynthia's geest drift, maar nu zij terugkeerden, waren zij in geen enkel opzicht verminderd. Cynthia, die verdiept was in haar eigen gedachten, merkte zijn afgetrokkenheid niet op. „Het was dien avond, voordat ik bij de Campbell's in Carlisle ging logeeren. Ik vertelde haar niet, waarom ik er heen ^ging, omdat wij overeen waren gekomen, dat het beter voor haar was in 't geheel niet over die zaak te pra ten. Wif hadden John's naam in het ge Men heeft ons er nog op gewezen, dat in bepaalde vakken (bijv. het bouw vak) Eet loon toch wel een voorname factor is. Natuurlijk is de loonfactor in het bouwbedrijf veel grooter dan in vele andere bedrijven, maar ook daar speelt het gemechaniseerde deel van den arbeid hoe langer hoe grooter rol; de baksteenfabricatie is technisch veel beter en levert veel vlugger dan voor heen, de deuren en andere timmer werken worden machinaal vervaardigd en zelfs iedere flinke bouwer heeft te genwoordig boor- en hakmachine, mor telmolen enz., nog afgescheiden van het feit dat men hout thans tegen een minimum-prijsverhooging machinaal ge schaafd enz. koopt. Loonsverlaging over de geheele linie zou een stimuleerenden invloed op de productie hebben en meer werk schep pen? Wanneer men met ons tot de con clusie is gekomen dat de factor „loon" voor de meeste producten zeer laag is geworden, dan kan men daaruit con- cludeeren dat de daling van het loon, ook over de geheele linie, niet helpt om meer werk te scheppen. Ik heb in mijn vorig betoog de afgedwongen loonsverlaging van de bouwvakarbei ders al aangehaalden het niettegen staande dat schrikbarend stijgend van de werkloosheid maar ik wil nu nog andere argumenten naar voren brengen die ervoor pleiten dat Uw hierboven vet gezette stelling niet juist kan zijn. Waar zijn de loonen in ons land nog lager dan in den landbouw; is daar geen crisis, hebben de meeste kleine boeren en tuinbouwers het niet zoo benauwd dat de Regeering helpend moet optre den? Hoe laag moet naar Uwe meening daar dan het loon (dat thans niet boven de 11 a 12 per week uit komt) wel dalen om meer werk en wel vaart te scheppen en de werkloosheid te doen afnemen? Wij zullen daarbij niet naar een daling van de prijzen maar naar een stijging moeten komen. De hoeveelheid goederen (tarwe, koffie, rubber) die vernietigd is niet omdat de loonfactor die goederen te duur maakte, maar omdat er zooveel van was voortgebracht dat een omzet-met- winst voor betrokkenen niet mogelijk bleek brengt ons er toe om vast te stellen dat niet lager, maar hooger loon, dat de koopkracht opvoert, een der middelen is om uit de crisis te geraken. De economische crisis is tengevolge van de te geringe koopkracht van velen een geweldige afzet-crisis geworden. Men moge het met vele door ons naar voren gebrachte stellingen niet eens zijn, wel haast niemand zal betwisten dat een goed betaalde arbeidersklasse ook nagenoeg het geheele verdiende loon besteedt en de winkeliers en an dere zakenmenschen er mee gebaat zijn dat er wat uitgegeven kan worden, niet alleen voor het allernoodzakelijk ste maar ook voor het gewenschte. Men kan in bepaalde kringen wel eens deze koopkracht-theorie tegen spreken, maar hoe meer er verdiend wordt, hoe meer er wordt uitgegeven en niet aan het geld dat vastgehouden wordt, maar aan dat wat „rolt" kan ver diend en daarvan ook weer betaald worden. Lager loon beteekent dan ook voor ons minder koopkracht, minder behoefte aan het produceeren van goe deren, minder werk, minder welvaart en dus meer werkloosheid. Mijnheer de Hoofdredacteur, U was zoo goed om in Uw artikel bij herhaling te verzekeren dat het door U en ons gestelde doel in hoofdzaak hetzelfde is. U wilt geen terugkeer tot arbeids toestanden van vroeger met uitbuiting van menschelijke arbeidskracht op on- menschelijke wijze als vroeger het ge val was. Accoord, maar waarom dacht men vroeger in liberale kringen daar heel niet genoemd, maar toen ik haar goeden nacht wenschte, keek zij mij zoo eigenaardig aan en zei, alsof zij wist, dat het waar was: „Maak je niet be zorgd, Cynthia, John zal niet veroor deeld worden. Daar ben ik zeker van!" Fayre staarde haar verbaasd aan. „Zei Sybil dat? Gaf zij daar een re den voor op?" „Neen, maar zij scheen er eigenaardig zeker van te zijn. Bijna, alsof zij iets wist. Zij zei niets meer en zag er zoo wanhopig ziek en moe uit, dat ik gauw wegging. Denkt u, dat zij een soort van tweede gezicht had, oom Fayre? Dat hebben menschen, die erg ziek zijn ge weest, wel meer, is het niet? Ik ben er zeker van, dat zij het niet alleen maar zei om mij gerust te stellen!" De zorgelijke trekken in Fayre's ge zicht werden scherper. „Ik weet het niet," zei hij, „en ik kan het niet begrijpen. Ik had den indruk, dat zij meer over de heele zaak tobde, dan goed voor haar was. Het is nooit bij mij opgekomen, dat zij ook maar de minste hoop had. Ik hoop alleen, dat zij gelijk had. Weet je, dat zij weer erg ziek is geweest?'' „Ja. Edward schreef het aan Bill. Hij was dwaas om haar weg te halen, voor dat zij werkeijk béter was. Het was dr. Gregg's schuld, omdat die zei, dat zij mocht gaan. Het is vreemd, maar hij oor deelde net als jij. Hij zei, dat zij zoo ook niet zoo over en waarom moest de verbetering van den toestand van de arbeidersklasse dan door haar zelf worden bevochten op den onwil van zoowat allen die de macht in handen hadden. De Liberale partij heeft het toch in vroeger jaren, eventueel met behulp van anderen, in haar macht ge had om aan dat „onmenschelijke" een einde te maken; waarom dat verzuimd en slechts bij stukjes en beetjes toege geven, noodgedrongen met den groei van den invloed van de organisatie der arbeiders? De geschiedenis, en hetgeen tegenwoordig nog plaats vindt, doet ons zeer wantrouwig staan tegenover de goede bedoelingen van hen die met ons zeggen dat de arbeidersklasse niet meer naar vroegere toestandgn terug moet! U zelf schrijft trouwens over de „drukkende sociale lasten" op de be drijven; moeten die sociale voorzienin gen ongevallenwet, invaliditeits- en ouderdomsverzekering, ziektewet, enz.) dan maar worden opgeruimd? U wilt toch „niet terug naar de arbeidstoestan den van vroeger"? Of wilt U de kosten van de sociale voorzieningen alle uit belastinggelden betalen? Naar ik meen is de Vrijheidsbond anders niet erg scheutig om de Regeering toe te staan meer of verhoogde belastingen te doen innen! Wat tenslotte „hetzelfde doel" is waarnaar wij streven, wil ik nog op merken dat goede loonen voor ons geen doel is maar een middel om de arbei dersklasse bij een menschwaardig be staan, meer geschikt te doen zijn voor de taak die voor haar is weggelegd, namelijk het omvormen van de tegen woordige wijze van produceeren-om-de- winst (onverschillig of de gemaakte goederen nuttig, noodig of voldoende zijn) in een productie-systeem waarbij voldoende en enkel datgene wordt voortgebracht wat noodig is om alle menschen mensch te doen zijn. Ik moet bij voorbaat toegeven niet volledig te zijn geweest en toch moest ik nog al wat plaatsruimte vragen; ik heb evenwel getracht de kwestie zoo zakelijk mogelijk te behandelen en het onderwerp waarover het gaat is toch van geweldige beteekenis." [Tot zoover de heer Paul, wien wij ook ditmaal gaarne plaatsruimte verleenden voor zijn zakelijk verweer. Ons aanvan kelijk voornemen, den geachten oppo nent in ditzelfde no. van ons blad te antwoorden, lieten we om der wille van de plaatsruimte varen er moet ook nog iets anders in de courant staan! Morgen hopen wij echter van onze op vattingen omtrent het voorgaande te doen blijken. Red.] STATIONSVERSIERING. De Nederl. Vereeniging voor tuin- en landschapskunst en de Bond van Ne derl. tuinarchitecten (B.N.T.) hebben in een brief aan de Nederlandsche Spoor wegen de wenschelijkheid betoogd, dat de beplantingen op de stations aan hoo- ge eischen zullen voldoen en zich zul len aansluiten aan het omringende land schap, en zich bereid verklaard te dien aanzien aanwijzingen van algemeenen aard te verstrekken. De spoorwegen hebben dit bij het personeel bekend gemaakt en medege deeld, dat stationschefs, die zich voor den aanleg van beplantingen beijveren zich, indien zij meenen, dat deskundige voorlichting in dezen aanbeveling ver dient, rechtstreeks kunnen wenden tot het secretariaat van de vereeniging. vreeselijk over die zaak tobde, dat zij uit die atmosfeer weg moest, omdat zij anders geen kans had beter te worden. En zij is de eenige, die mij werkelijk hoop heeft gegeven." „Je houdt heel veel van Sybil, is het niet?" vroeg hij nadenkend. „Naturlijk! Zij is altijd een heele steun voor mij geweest en zij is een lieve vrouw. Weet u, als ik thans soms hope loos vervolgd werd met allerlei dingen, bleef ik weken achtereen bij haar in Londen, en zij was 'n engel voor John van het begin af aan. Ik zou heel wat voor Sybil over hebben, en toch ben ik van nature geen onzelfzuchtig persoon tje, eindigde zij openhartig. Fayre maakte geen toespeling meer op de zaak en toen Cynthia haar voor nemen te kennen gaf, naar de Kean's te gaan om te zien of het haar toege staan zou worden Sybil te bezoeken, wandelde hij met haar mee tot de deur, maar hij bood niet aan mee naar bin nen te rfaan. Inplaats daarvan nam hij een bus en ging naar Richmond. Daar gekomen ginjg hij naar 't park en wan- 1 delde tot hij doodmoe was. Het was laat to enhij bij het station kwam en den trein naar Londen nam, en hij was uitgeput van de zware lichaamsinspan ning en door gebrek aan voedsel, maar eindelijk was hij tot een gedeeltelijke oplolsing van zijn moeilijkheden geko men. Hij at al weer in de club en viel flngez. Med.) (Een interview met ir. W. H. van Leeuwen). „Een propaganda als deze, aldus ir. W. H. van I,eeuwen industrieel en on der-voorzitter van den Nijverheidsraad heeft mijn volle sympathie." Acht U het de plicht van elk Neder lander, zooveel doenlijk Nederlandsche producten te koopen? „Ongetwijfeld, maar zoo mogelijk moet dit vrijwillig geschieden: Wij heb ben geen enkel belang bij den levens standaard in ons land te verhoogen, hetgeen allicht het geval zou zijn indien het koopen van Nederlandsch fabrikaat een kunstmatig karakter zou dragen. Een juist besef echter van wat indus trieel Nederland kan leveren is van groote opvoedende waarde. Indien de resultaten van de jongste volkstelling reeds bekend zouden zijn, zou daaruit stellig blijken, welk een verschuiving er de laatste tien jaren heeft plaats gehad; in welk een mate ons volksbestaan van de fabriekmatige productie afhankelijk is geworden. Nooit mogen wij echter uit het oog ver liezen, dat die productie voor een zeer groot gedeelte naar het buitenland moet worden uitgevoerd en, behoudens in uiterste noodzaak, zal geen enkele actie zich dan ook tegen het buitenland mogen keeren. Anderszijds kan het buitenland zich niet ontsticht toonen over een beweging, welke slechts door een gezond nationaal gevoel wordt in gegeven en hetwelk men aldaar even eens aantreft." Als leider van groote fabrieken, ook in het buitenland, hebt U zich uiteraard een oordeel gevormd over de waarde van onze eigen industrie? „Dat oordeel is in alle opzichten zeer gunstig. Er wordt in de Nederlandsche industrie buitengewoon hard gewerkt. Maar hoe weinig gegrip heeft men in Nederland dikwijls nog van de moeilijk heden, waarmede de industrie binnen hare muren te kampen heeft. Ook daar om acht ik het van groot belang, dat er nu een krachtige algemeene propagan da voor het Nederlandsch fabrikaat wordt ondernomen". Moet ook Indië daarin betrokken worden? „Hier kan nog veel bereikt worden. Veel te veel beschouwt men in Indië ons land als vreemde mogendheid, zon der daartegenover te bedenken, dat bei de deelen van het Rijk in economisch opzicht zoo nauw met elkaar verbon den zijn. Nu wil ik niet beweren, dat men door preferentieele rechten en an dere beschermende maatregelen Neder landsche firma's een voorsprong moet geven; doch in tijden als deze is het toch stellig niet te veel gevraagd en dit geldt niet in de laatste plaats voor de Indische overheid en de overheids bedrijven, een v r ij w i 11 i g e voorkeur te scheppen." Is het buitenland actiever in den verkoop dan wij, Nederlanders. „Wanneer men den schijn van het wezen niet kan onderscheiden, wat uiteraard bij leeken dikwijls het geval is, ja, dan lijkt een buitenlander mis schien wel eens handiger in den ver koop dan een Nederlander. U zult ech ter bij Uw rondreis langs de Nederland sche industrie ervaren, dat de tech nisch onderlegde besteller daar anders daarna letterlijk in bed neer. En dezen keer sliep hij wel. Den volgenden morgen belde hij Cyn thia op, die juist op het punt stond naar haar tandarts te gaan. Hij haalde haar daar na de behandeling af en bracht haar naar Kensington Gardens. Hij wachtte, tot zij stoelen hadden gevonden onder de boomen en ging toen recht op zijn doel af, „Je bent een ongewoon persoontje, Cynthia!" zei hij waardeerend. „Ik heb je midden in een drukken morgen weg gehaald en je hebt zelfs geen enkeie vraag ^edaan:" „Toch heb ik me wel zitten verba zen," antwoordde zij. „Weet u wel, dat u, zoo lang ik al in de stad ben. er uit ziet alsof u uw laatste oortje versnoept had, zooals de oude mrs. Doglget zou zeggen? Ik heb u bijna gevraagd wat er aan scheelde, maar ik vond het beter te Wachten, tot u er uit uzelf mee voor den dag kwam. Er is iets niet in orde wel?" „Niets, dat jou of Leslie aangaat," haastte hij zich haar te verzekeren. „Maar je hebt gelijk: ik heb over iets zittèn tobben. Het is geen zorg, die mij zelf betreft, anders had ik je wel alles verteld, en ik moet zeggen, dat ik heel graag het oordeel van een buitenstaan der zou hooren. Maar dat is uitgesloten. Het spijt mij dat ik zoo geheimzinnig moet zijn." (Wordt ve-volgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 5