DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. Onder redactie van
ZEEBRÜGGE.
-r
mm»-
m
Mi
mm
W nn
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
MET DE N. J. N. OP
EXCURSIE.
HOE DE THEE AAN HAAR
NAAM KOMT.
Hoe de primitieve brug over het Zwin er nog ligt.
Onlangs zeide een vriend van
me: die verslagen van jullie wan
deltochten in de krant, daar moet
je mee ophouden. Dat is niks. Die
leest geen mensch.
Die vriend van me is een vroo-
lijk en vriendelijk man, maar hij
had een hevig-Nurksche bui toen.
Hij weet niet dat, wanneer een
Zondag geen tippeltoeristiek re
laas verschijnt, vele Zeeuwsche
vrienden vragen: of de klad er in
komt, of dat het de eksteroogen
zijn?
Laatstleden Zondag was er dan
bovendien nog een ernstiger re
den, niet alleen om een tocht te
maken, maar ook om daarvan ver
slag te doen, met documentaire fo
to's geschraagd.
Want ik heb nog een goede
vriend. En die heeft in een heel
hooge ambtelijke positie het een of
ander met het Zwin te maken.
Hoe en wat, weet ik niet, en het
doet er ook niet toe. Maar die
vriend zeide mij eens: ik heb amb
telijk nimmer iets van een brug
over het Zwin vernomen, en
let wel, want nu komt het....
dus is er geen brug, en zelfs
geem bruggetje!....
Dat was een uittarting. Deswege
hebben wij ons verleden Zondag
wederom vroeg op stap begeven,
teneinde de resultaten van een vo
rige internationale expeditie nader
te verifieeren en nog eens, met
meer getuigen, te ffotografeeren,
't Resultaat ziet ge hierboven: de
heele brug, met leuning en 3 ge
tuigen. 'Weliswaar is er ditmaal
weinig water te bekennen, maar
dat komt bij ebbe aan het strand
meer voor. Als mijn laatstgenoem-,
de vriend n u nog niet aan de
Zwinbrug gelooft, dan zal hij op
een volgende expeditie zelf mee
moeten.
Dat valt echter niet mee; des
Zondagsmorgens om 6 uur loopt
de wekker al af, en om 7 gaat de
tram van de Markt in Middelburg.
We zijn den Vlissingschen stads
tramconducteur ontrouw gewor
den: als je goed ter been bent,
is de Breskensche boot ook te
voet nog wel te halen.
De stoomtram van de B. M. staat
klaar. Keurig zaakje, dat. Con
ducteurs en machinisten zijn lang
zamerhand Zondagsche boezem
vrienden van ons. Ze grinniken al
tegaar als de club verschijnt. Al
leen: hoe komen ze d'r aan die
logarithmische kaartjesprijzen:
58 "Ii3 cent naar Cadzand-haven,
als ik het wel onthouden heb....
't Gaat alles even vlot: Zondag
morgen kwart over 9 loopen we
al bij ons Westelijk haventje, Cad-
zand. De tram gaat hier niet ver
der, de rimboe in. Wij wel.
Tusschen twee haakjes: in dat
laatste huis op Hollandschen bo
dem zal toch géén oude Bols te
krijgen zijn, vrees ik, want d'r is
maar een verlof A met zoo'n
blauw-wit-bord.
Bij den grenspaal aan de
Wielingen.
Zooals U door bijgaande foto's
bewezen ziet, ligt de brug over het
Zwin er nog. En de laatste grens
paal aan de Wielingen staat er ook
nog: nu met driekwart van de ex
peditiestaf erbij.
Dit geverifieerd zijnde ging het
gestrekte marsch: Knocke,
Heyst, Zeebrugge, Zeebrugge-pier
Knocke kennen we allen. Heyst is
ouder. Hoe ontzaglijk leelijk de
verademing van rust voor d' oogen
of je 't mooi vindt of niet.
Zeebrugge is nog een heele kui
er. En een echt, maar niet mooi
Belgisch plaatsje. Ons doel was
het oorlogsmuseum. Dat dicht was.
En het restaurant van Zeebrugge-
Palace; J*** wist. dat dat althans
zomer en winter open was. Alleen
vandaag zat er een papiertje op
de deur: „Fermé, cause: mala-
die".... waarom moest die man
nou net ziek worden?
Voor het oorlogsmuseum enkele
geweldige vliegtuigbommen, een
'gebroken schroefas van 'n torpe
doboot. Vlakbij het groote Engel-
sche gedenkteeken voor de Vin-
dictive-slachtoffers. En een zwaar
Duitsch scheepskanon, met ge
sprongen sluitstuk, dat de pier be
streek
In een net soort schipperskroeg
kregen we lafenis voor dorstige
kelen, èn onderricht in een biljart
spel met heel veel ballen. Ik heb
in 15 minuten 875 punten gemaakt,
met een hoogste serie van 205.
Daar doe 'k anders drie jaar over...
De trein van 2.55 ging om 2.50
v/eg. en liet ons staan. Er was ook
nog 'n tram die deed het wel.
Tot Knocke. Vandaar naar West-
eapelle nog geloopen. Toen: auto
bus naar Sluis, stoomtram naar
Breskens, Provinciale boot met
prima snert weer naar Walcherens
kust. Maar wanneer wordt nu
toch in vredesnaam die stop in de
handewaschbak van de „Wilhel-
mina" eens gerepareerd? Die is al
twee jaar kapot!
Belgische bouw-„kunst" aan den
boulevard van Heyst,
barokkerige bouwstijl van die Bel
gische boulevards toch wel is, de
monstreert bijgaande foto van
Heyst's boulevard-einde: een wir
war van tierlantijntjes. Des zomers
in het fleurige en kleurige bad-
plaats-gedoe zie-je dat zoo niet..
Het zéér moderne Casino doet
vreemd aan in deze omgeving
een paar perioden in de bouwstijl
overgeslagen. Toch is het een
Mevrouw (in den tuin): „Jan
waar zijn de kippen?"
Bediende: „Die hebben zich reeds
in hunne vertrekken teruggetrok-
mevrouw".
o
Heb je al iets van het geld ge
hoord, dat ge je buurman geleend
hebt?
Nou en of Hij heeft er een
gramofoon voor gekocht.
Onderstaande partij is gespeeld
op het internationaal tornooi te
Pystian gehouden April 1922
waarmede een schoonheidsprijs
werd behaald.
Wit: Dr. S. TARRASCH.
Zwart: Dr. A. ALEKHINE.
1. d2d4 Pg8f 6
2. Pgl—f3 e7e6
3. c2c4 c7c5
4. d4d5
Wil men de verwikkelingen
van het Blumenfeld-gambiet ver
mijden dan moet wit hier 4. g2
g3 spelen en vervolgen met Lf 1
De aanneming van het gambiet
bezorgt Zwart een schitterende
'stand in het centrum.
4b7b5
5. d5Xeó
De juiste zet is hier Lelg5
5f 7Xe6
6. c4Xb5 d7d5
7. e2e3
Beter is hier Pbld2.
Ook dit verhinderd het terug
winnen van pion b5 (Da5f).
Daarna te vervolgen g2g3 en
Lg2 waardoor de zwarte cen
trum pionen onder druk worden
gehouden.
7Lf 8—d6
8. Pblc3 00
9. Lf 1—e2 Lc8b7
10. b2b3 Pb8d7
11. Lel—b2 Dd8e7
12. 0—0 Ta8d8
Zwart is nü geheel ontwikkeld
en verkrijgt met het door druk
ken van e6-e5 een geweldigen
aanval.
13. Ddlc2 e6e5
14. Tf 1—el
Wit ruimt het veld f 1 voor het
Paard f3 om zoo h2 te kunnen
verdedigen.
14e5e4
15. Pf 3d2 Pd7e5
16. Pc3—dl Pf 6g4
17. Le2Xg4
Na 17. Pd2f 1 voert Pe5
f3f! spoedig tot de overwinning.
17. Pe5Xg4
18. Pd2f 1 De7g5!
De Zwarte aanval is gericht op
g2 De dreiging is Pg4h6f 5
h4
19. h2h3
Om door Khl gevolgd door Ph2
met Tgl het punt g2 te dekken.
19 Pg4h6
20. Kgl—hl Ph6—f5
11. Pf 1—h2 d5d4
Het centrum wordt weer leven
dig! Wit kan d4 niet slaan (22.
e3 X d4e4e323. PdlXe3—Pf5
Xe3. 24. f2Xe3 Dg5g3 en wint)
22. Lb2—cl d4d3
23. Dc2c4f Kg8h8
24. Lel—b2 Pf 5g3f
Dit paard kan natuurlijk niet
gslagen worden wegens Dg5Xg3
en mat volgt na twee zetten,
25. Khl—gl Lb7d5
26. Dc4a4 Pg3e2f
27. Kgl—hl Tf 8—f 7
28. Da4a6 h7h5
29. b5b6
De bedoeling van deze zet is
om na a7Xb6, de qualiteit te of
feren op e2, de dame te laten ne
men en zoodoende te probeeren
de witte stelling te behouden.
29Pe2—g3f
30. Khl—gl a7Xb6
31. Da6Xb6 d3—d2
32. Tel—f 1 Pg3Xf 1
33. Ph2Xfl Ld5e6!
3
37ël
U
K
U 4)
w 4>
4> 4)
ü-c
ca x .5 w <4>
(Z) x
U/ W fH JH Q) £3
TJ T) C T3 U '00*0
N X
S X
T3 4)
1
tifi
:üt. JËI4P
b c d e f g h
Voor deze zet heeft wit geen
/erdediging meer; na Dc6, in het
vooruitzicht, met De4: het punt g2
te verdedigen gaat volgens Alek-
hine niet op. Daarvoor geeft hij
de volgende voortzetting aan: 34.
Dc6, Tf3; 35. De4:, Ld5; 36. Da4,
Dg2:!; 37. Kg2:, Tg3f; 38. Kh2,
Tg2f gevolgd door mat in 2 zet
ten.
34. Kgl—hl LeóXh3
35. g2Xh3 Tf7—f3
36. P" 1—g3 h5h4
37. Lb2—f6
Een intersante zet, die echter
niet meer helpt.
37Dg5Xf 6
38. Pg3Xe4 Tf3Xh3f
Wit geeft op; na 39. Kg2, Df 3f
mat met Thl Na Kgl, wint zwart
de dame door "Lh2f
Een geslaagde excursie;
mooie vogel-waar nemin
gen. Schuilhut quaes-
ties.
Als de welbekende getypte con-
vocatie's weer zijn verschenen,
met de mededeeling, dat er Zater
dag een excursie zal worden ge
houden door den Nederlandschen
Jeugdbond voor Natuurstudie (N,
J.N.), dan trachten de meeste N.
J.N.-ers wel dien middag vrij te
houden, want iedere excursie geeft
wel iets bizonders op dier of
plantkundig gebied.
Onlangs was er een excursie
naar het Sloe aangekondigd. Het
weer leek in den vroegen morgen
niet erg gunstig; sneeuwvlokken
dwarrelden steeds door uit een
egale loodgrijze lucht, maar later
in den morgen klaarde het op, en
de sneeuw smolt spoedig weg.
Te ruim half twee vertrokken we
van de Markt, en fietsten via N.
en St. Joosland naar den Sloe
dam. Daar sloegen we de richting
Veere in.
Het was laag water, en op de
slikken zaten groote troepen vo
gels, voornamelijk scholeksters,
eenden en wulpen, die eerst door
kijkers werden bekeken. Een bon
te kraai was druk bezig met het
klaar maken van z'n diner; dat was
een heel karwei: op z'n menu had
hij blijkbaar „mossels" staan, en
om nu deze naar binnen te kunnen
werken, moest eerst de schelp van
zoo'n weekdier worden gebroken;
dat gebeurde door den mossel uit
de hoogte te laten vallen.
Onder langs den dijk (om de vo
gels op de slikken niet op te jagen)
trokken we verder. We brachten
neg een bezoek aan een oud ver
vallen schuurtje, waar in den
schoorsteen een kerkuil woont
maar deze bleek ditmaal niet thuis
te zijn.
Zoo nu en dan keken we ook
eens over den dijk, en als er iets
bizonders was te zien. We zagen
twee eenden (mannetje en wijfje
die „heel lief tegen elkaar de
den", zooals X opmerkte maar
zoo gauw als ze ons zagen, maak
ten ze wel dat ze wegkwamen!
Op ongeveer 900 meter ten
Noorden van den Sloedam staat
de schuilhut. Deze dient om de
vogels van nabij te kunnen bekij
ken en zij is daarvoor op een punt
gebouwd vlak bij de slikken. Hier
in zijn heel wat mooie vogelwaar
nemingen verricht. Deze schuilhut
werd in Sèptember gebouwd, na
dat de vorige grootendeels moed
willig was vernield. Eind Novem
ber verplaatste een stormvloec
haar naar den Sloedam waar zij na
genoeg onbeschadigd aanspoelde
met vereende kracht is zij weer
op haar oude plaats gebracht en
met draden stevig vastgezet. De
bouwers van de vorige schuilhut
lachen om dit voorval, en ze be
weren dat deze - veel beter was
omdat hij nooit wegspoelde, maar
ze vertellen daar natuurlijk niet bij
dat zoo'n hooge vloed in den tijc
dat de cude hut er stond, nooit
is voorgekomen.
Enkele weken geleden bleek
dat men opnieuw aan de hut was
bezig geweest, er was n.l. een
plank afgerukt en het slot wes ver
nield. Kwajongenswerk!
Op de schorren dichter bij Vee-
re gelegen, vonden we nog vee
resten van vogels, die ten prooi
waren gevallen aan valken, o.a.
van een stormmeeuw. De over
blijfselen wezen er op, dat hier een
slechtvalk bezig geweest was. Ook
werd een wulf gevonden, met
buitengewoon langen snavel (1514
cm.) Ieder zocht van die resten,
en een tweetal, dat zich zeer ijve
rig wilde betoonen, wandelde
dwars door de modder heen, om
dat.... ze een stuk papier zagen
liggen, en dat voor vleugels aanza
gen
Ook troffen we enkele zwarte
zeeëenden aan, die niet meer vlie
gen konden, doordat op hun vleu
gels een laag olie en teer was ge
komen; en nu zaten ze daar dood
stil in de modder op hun einde te
wachten.
Nadat de schoenen van de erg
ste modder waren ontdaan, wan
delden we in een hagelbui naar
den Sloedam terug. Hier hielden
we ons nog een kwartiertje bezig
met volksdansen, waarna de te
rugtocht weer werd aanvaard,
waarop we nog een bijzon kon
den waarnemen.
Het was een zeer geslaagde ex
cursie, die ook door enkele niet-
leden werd meegemaakt. Of ze
zich als lid zullen laten inschrij
ven? We zijn er vast van over
tuigd!
K. H, t. K.
De Schuilhut der N. J. N. bq den Sloedam.
(Een oude Chineesche sage).
Vele eeuwen geieden, lang vóór
het Mingtijdperk, zoo vertelt de
sage, leefde ergens op het land,
dichtbij de toenmaals bestaande
hoofdstad Chang-Njang, een arme
oude kruidenzoekster. San-Tjio,
zoo heette het oudje, woonde ge
heel eenzaam in een klein huisje,
dat zij altijd keurig in orde hield.
Er kwam echter een tijd, dat San-
Tjio niet meer de kracht bezat, 't
water voor het schrobben van den
vloer uit de verafgelegen rivier te
halen, en zelfs het boenen ging
weldra niet meer.
San-Tjio nam toen om al dit
werk te doen een ouderloos meis
je in huis, dat Yun-Ying heette en
nog heel jong was. 't Werk, haar
door San-Tjio opgedragen, deed
Yun-Ying vrij goed. Doch ze was
zóó speelsch, dat ze vaak het
werk liet liggen om vliegers te
plakken en lampions van gekleurd
papier te maken. De vliegers gaf
ze aan de buurkinderen, maar de
lampions hield zij zelf om er mee
te pronken op den avond van het
groote lampionnen-feest.
Om haar speelschheid werd dan
ook Yun-Ying vaak door de oude
vrouw beknord en zelfs met weg
zenden gedreigd. Maar 't was
steeds bij een bedreiging geble
ven.
Nu was er in San-Tjio's huisje
één kamertje, waar zij de door
haar gezochte kruiden bewaarde,
't Waren vobrnamelijk genees
krachtige kruiden, die zij zelf op
een bepaalden dag met veel moei
te naar de stad bracht en daar
verkocht. Nooit mocht Yun-Ying in
dit kamertje komen. Ze mocht al
leen den drepel vóór de steeds
gesloten deur schrobben.
Maar op een dag, toen San-Tjio
Een der voornaamste Chinee
sche feesten,
moeizaam het kamertje binnen
stromp elde, liet zij de deur open
en riep tot het meisje:
„Yun-Ying, maak vlug een pot
water heet en breng dien dan hier
met een paar schoone doeken!"
Zoo deed toen Yun-Ying. Ze keek
natuurlijk toen ze het water en de
doeken bracht, heel nieuwsgierig
door de geopende deur, naar de
vazen, gevuld met allerlei geuri
ge kruiden en snoof den geur daar
van op. Want verder dan den
drempel mocht zij nooit komen.
„O, wat ruikt het hier toch heer
lijk, grootmoeder San-Tjio!" riep
ze. „Komt die fijne geur uit die
groote vazen?"
„Ja, kind, 't zijn de geurige krui
den, die ik heb gedroogd en in de
vazen bewaar, totdat ik ze naar
de stad breng", was het antwoord.
De pot was heel zwaar, en het
water heet, zoodat de oude vrouw
hem niet naar binnen durfde dra
gen, Dit moest toen Yun-Ying
doen, die, blij eens in het kamer
tje te mogen komen, vlug kwam
aanloopen, en toen, in haar blijd
schap op niets lettende, struikelde
zij over den drempel. Zij viel te
gen een der vazen en op de "krui
den, kwam toen het bijna koken
de water uit den pot terecht.
„Door je wildheid zijn nu die
met zooveel moeite vergaarde
kruiden geheel bedorven!" riep de
oude vrouw boos uil. „Hoe kun je
toch zoo onbezonnen doen, jij, dom
meisje!"
Yun-Ying zei niets. Ze was zóó
hevig geschrikt, dat zij zelfs niet
kon schreien. En natuurlijk be
greep ze, dat de oude vrouw haar
nu wel niet langer zou willen hou
den. Ze staarde daarom met droe
ve oogen naar het water in de
-vaas, dat nu donkergeel was ge
kleurd en steeds donkerder werd.
Ook San-Tjio keek aandachtig naar
't zich steeds geler kleurende water
waarin de kruiden langzaam naar
beneden zonken; ook zij snoof,
evenals nu Yun-Ying deed, den
heerlijken geur op, die van uit het
gele water opsteeg. Ze scheen ook
niet meer boos op het meisje te
zijn, want vriendelijk was de stem,
waarmee zij vroeg:
„Haal eens vlug een kopje,
kind!?"
Niet begrijpende, waarom San-
Tjio nu weer zoo vriendelijk tot
haar sprak, haalde zij vlug het
kopje, dat de oude vrouw dade
lijk met het geelgekleurde water
vulde, Daarna proefde zij met klei
ne teugjes van het vocht, en, al
drinkende werd haar gelaat steeds
vriendelijker.
„Proef ook eens, hoe heerlijk
dit water smaakt, kind", sprak ze,
terwijl zij weer het kopje vulde.
Yun-Ying aarzelde even; ze durf
de het water, dat zoo'n vreemde
kleur had aangenomen, eigenlijk
niet drinken. Maar om San-Tjio
genoegen te doen, dronk zij het
kopje leeg en ook zij vond den
drank smakelijk.
In een steenen pot schepte daar
na San-Tjio het geelgekleurde
vocht. De geurige kruiden liet zij
in de vaas, en ze beval Yun-Ying
een houtskoolvuur te maken en
daarop den pot te zetten. Zij riep
daarna telkens tot het meisje:
„Wordt het water al heet?" en
toen eindelijk Yun-Ying antwoord
de: ,,'t Is al heel heet, grootmoe
der", sprak de vrouw lachende:
„Roep dan Li-Chi en Fo Kim,
kind!"
Dit waren een paar buurvrou
wen. Verbaasd keken zij Yun-Ying