ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
irEwEmmm
PER
2 jo?? 2 s S 3 J!"
i
IVAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUPGSCHE COUPANTI
4 Maart 1933
I TPS tf o
■r^S-^S S
Nog dienzelfden dag verzocht zij
den Keizer te mogen vertellen, dat
zij zich nu den naam herinnerde,
't Was wel niet den naam van het
veld, doch van den Mandarijn,
wien het veld toebehoorde.
BIJ ONGELUK.
RAADSELHOEKJE.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT 'T VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
Toovenaar.
VOOR KLEINEREN.
ft h a m e r f Mantel,
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROOTEREN.
Stilte.
J. Nagel,
ZEEUWSCHE KRONIEK.
B. J. d. M.
DE STERKTE VAN
EIERSCHALEN.
ANECDOTE OVER ROSSINI.
c
"t
TO,
ró toe;»)
f B
Ui I 3 I
to I
OS w 1
logo
P O
LO C C P O o,
I ggw® o- o*2
I - i -« P UP (0 I
jT^cbprE o c g
«Ti v/^nro. r* >Y P
tror^
P O P M I r+ U
die hen San-Tjio's boodschap over
bracht, aan. „De oude vrouw is
toch niet ziek?" vroeg Fo Kim.
„Neen, ziek is zij niet", vertelde
het meisje. „Maar wel doet ze wat
vreemd, sinds ze van het water
dronk, dat op de kruiden viel."
Niets begrepen de twee vrou
wen van hetgeen Yun-Ying vertel
de.
,,'t Konden wel tooverkruiden
zijn, die oude menschen weer jong
maken", dachten zij. Neen, daar
wilden zij toch meer van weten
Beiden volgden toen het meisje.
In San-Tjio's huisje aangeko
men, vonden zij 't vrouwtje gebo
gen over de met het gele water
gevulden pot. Beiden snoven al
dadelijk den geur op van het nu
dampende vocht. Ja, dat moet wel
een drank zijn uit tooverkruiden
bereid", fluisterden zij.
„Ge moet beiden eens mijn geu-
rigen kruiden-drank proeven!" be
gon toen ook dadelijk San-Tjio.
Ze vulde twee kopjes met het nu
zeer warme vocht en bood die
haar buren aan
„Dat heeft me goed gedaan",
sprak Li-Chi, toen het kopje leeg
was,
„Die drank maakt con mensch
weer jong!" riep Fo Kim, nadat
ook zij het kopje had geiedigd,,
vroolijk uit. „Hoe heet deze
drank?"
't Oude vrouwtje haalde de
schouders op. Ze wist zelfs niet
den naam der kruiden, die het wa
ter hadden geel gekleurd
„Ze wil het ons niet vertel
len", dachten de vrouwen. ..En 't
zijn dus natuurlijk tooverkruiden,
waarvan zij den drank heeft be
reid. Beiden vertelden daarna aan
allen, die zij dien dag ontmoet
ten, van den tooverdrank, en wel
dra was het zelfs in de hoofdstad
bekend, dat San-Tjio uittoover-
kruiden een drank kon bereiden,
die niet alleen geurig was, maar
ook oude menschen weer jong en
krachtig kon maken.
Geloovende, wat de vrouwen
hen over den drank vertelden,
begaven zich toen velen, ja, zelfs
eenige hovelingen, naar San-Tji-
os huisje, om haar tooverdrank te
proeven.
Van de hovelingen, die ook den
geurigen drank zeer prezen, hoor
de weldra de Keizer, die reeds
zeer oud was, over den toover
drank spreken.
„Brouwt deze vrouw tooverdran-
ken, dan wil ik de kruiden zien,
waarvan zij die dranken bereidt",
sprak hij tot zijn dienaren. „Brengt
de vrouw en de kruiden hier!"
Met een draagstoel gingen toen
eenige mannen op weg, om San-
Tjio, die nog nooit in een draag
stoel had gezeten, doch altijd op
haar mismaakte voeten voort
strompelde, uit haar huisje te ha
len. Hevig ontsteld staarde zij dan
ook niet alleen de dienaren, die
haar het bevel van hun Keizer
overbrachten, doch ook den draag
stoel aan, en toen zij met een
vaas, waarin de geurige blaadjes
waren in den draagstoel zat, dacht
zij aan Yun-Ying, die, door te strui
kelen, het heete water over de
kruiden had geworpen. Doch aan
wat gebeurd was, viel niets meer
te veranderen, en zoo wachtte zij,
in het paleis aangekomen, ook rus
tig het oogenblik af, dat zij voor
den Keizer moest verschijnen. Na
een poosje gebeurde dit,
„En hoe heet nu wel het kruid
waaruit je dien door allen zoo ge
prezen drank bereidt?" vroeg
toen de Keizer.
„Dat weet ik waarlijk niet, hoog
verheven Heer", was het bevende
intwoord. „Ik plukte de blaadjes
van eenige heesters op een der
zelden, en deze blaadjes droogde
k, zooals ik alle kruiden droog"
„Vondt ge die heesters op een
der rijstvelden!" hernam de Kei
zer.
„Neen, 't was geen rijstveld,
hoogverheven Heer", zei het
vrouwtje.
„Groeit die heester dan op een
maïsveld."
De Keizer vroeg dit op zulk 'n
strengen toon, dat de arme San-
Ijio er geheel door in de war
raakte en alléén door een bewe
ging van haar hoofd kon vertel
len, dat zij ook daar de kruiden
niet had zien groeien en dus ook
niet had geplukt. Zij was in haar
wanhoop zelfs den naam verge
ten van het veld, waar zij de blaad
jes had geplukt.
„Welnu, als ge dan weigert mij
te vertellen, waar ge de kruiden
hebt geplukt, dan blijft ge als ge
vangene hier, totdat ge u den naam
van het land kunt herinneren
sprak de Keizer.
Zoo werd toen het arme, oude
vrouwtje naar een klein, donker
vertrek gebracht. Daar sliep ze,
door angst en droefheid overmand,
weldra in. Ze droomde toen, dat
Yun-Ying tot haar sprak: „O, hoe
dom toch, grootmoedertje, dat jij
niet weet, waar de planten groei
en, uit welker bladeren je den
geurigen drank, door mijn struike
len, ja, door mijn domheid, hebt
bereid! Het veld, waar je de blaad
jes plukte, behoort toch aan den
grooten Mandarijn Thé-In-Ho,
hetzelfde veld, waar eens diens
dappere voorvader, die Thé-Liong-
Wang heette, den draak versloeg!
Kom,vertel dit vlug den Keizer,
grootmoedertje San-Tjio.."
Op ditzelfde oogenblik ontwaak
te de oude vrouw. „Ja, 't is waar",
mompelde zij,„de heesters, waar-
ik de blaadjes plukte, om ze door
de andere kruiden te mengen,
groeien waarlijk op een der vel
den van den rijken Thé-In-Ho! Nu
weet ik het. Nu kan ik het den
Keizer vertellen. En een toover-
kruid is het niet!"
,,'k Plukte de blaadjes op Thé-
In-Ho's veld, hoogverheven Heer",
sprak ze, terwijl ze bevende van
angst, weer naar het donkere hok
je terug te worden gebracht, den
Keizer aanstaarde.
Haar angst duurde echter niet
lang meer, want de Keizer, die
juist van den drank, dien hij uit de
geurige, gedroogde blaadjes had
laten bereiden, een aantal kopjes
had gedronken, was daardoor zoo
verkwikt, dat hij de"arme San-Tjio
voor den angst dien hij haar had
bezorgd, met een flinke som geld
beloonde. En de geurige blaadjes,
waar van hij het aftreksel lederen
dag verlangde te drinken, noemde
hij „Thé-In-Ho kruiden", omdat ze
■werden geplukt op Thé-In-Ho's
veld. Doch weldra riep hij, als hij
den drank bestelde: „Breng mij
dadelijk Thé!"
En zoo is het voortaan „Thé"
zonder meer gebleven, zegt de
sage. Tante Joh.
Hansje kreeg een mooien spoor
trein
Met een lichtpaal er ook bij,
Waaraan vier ballonnen hingen,
O, wat was ons Hansje blij!
Maar wat schrik! den eersten
dag al
Trekt broer Hans bij ongeluk
Een ballon af! Is 't niet jammer?
Nu is het op éénmaal stuk!
Hanseman kijkt heel bedremmeld,
Loopt naar moeder op een draf,
En zegt: Moeder, 'k trok bij
ong-luk
Van het paaltje 'n lichtje af!
Als een oogenblikje later
Hij weer speelt met zusje Toos,
Komt op eens het kleine meisje
Nu bij moeder en zegt boos:
Moeder, Moeder! nou mag ik
niet
Een ballon b ij ongeluk
Van het paaltje trekken, Moe
der!
Verontwaardigd is de „uk",
CARLA HOOG.
T
b o 1
storm
vetvlek
Toovenaar
vlinder
baars
kam
Karbonade, Boor,
Baarn, dok.
den, kar,
4.
Tante wilde graag rammelaars
op zicht hebben. ((Agram),
Och Piet,, heb één oogenblik
geduld (Thebe).
Hij laat hen een kwartier aan
hun lot over. (Athene).
Ik kwam in den laatsten wa
gen toch nog mee, (Minden
en Gent.)
Rat, el; ratel-.
1. Mug, vlug.
2. Sneeuw, klok, je; Sneeuwklok
je.
ft kraai
ft 1 e n t e j
m e t e r Ij
II B r e d a f
t! a t las;;
4. Dom oor domoor.
1. Mijn geheel vormt een bekend
spreekwoord dat met 22
letters of 7 woorden ge
schreven wordt.
13, 4 14, 1, 2, 14 is een groote
stad in Engeland.
Een 13, 19, 20, 21, 7 wordt aan
den voet gedragen.
Een 5, 20, 19, 21, 8 is een mooi
viervoetig dier.
17, 15, 16, 14 is een getal.
Dikwijls ziet men 18, 4, 13, 10,
2, 14 aan de lucht.
Een 1', 6, 3, 17, 9, 13 is een ste
kelige plant.
In een 22, 11, 12, 3 kan men
wat bewaren of opbergen.
14, 19, 5, 2, 13, 7 is een stad
in Italië.
2. Op de beide kruisjeslijnen
komt de naam van een be
kend veldheer.
XXXXXXXX
X
X
X
X
X
X
X
le rij 't gevraagde woord.
2e een vruchtje.
3e een dorp in Zuid-Holland.
4e een groot muziekinstru
ment.
5e een metaal.
6e een getal.
7e een voorzetsel.
8e een medeklinker.
3. Vul deze 16 vakjes in met:
6E1I1B1D2K2L2R1Z
naar doe hei zoo, dat je van links
naar rechts en van boven naar be
neden te lezen krijgt:
le een boom.
2e een viervoetig dier.
3e een ander woord voor toe
spraak.
4e een grondsoort.
4. Wie kan van een poel en een
hemellichaam iets maken, dat
men in elk huis aantreft?
1. Begraven plaatsen in ons land.
Het kleed is oranje met zwart
en Annie vindt het niet mooi.
Leert Toon orgel spelen?
Tante zal koekjes voor ons
meebrengen.
Ik zag die dame en heer me
loen koopen. (2).
De nieuwe bal is sedert eenige
dagen onvindbaar, Nico! (3).
2. Een insect en nog twee letters
Geeft een jongen veel ver
maak.
In het najaar, als er wind is,
Zie je mijn geheel heusch
vaak!
3. Mijn eerste is een uitroep,
mijn tweede vindt men in
ons land langs sommige ri
vieren en mijn geheel is 'n
dorp in de prov. Utrecht.
4. Vul de rijmwoorden in:
i Als Lente voor de deur weer
staat
En alles buiten bloeien
Dan dulden wij geen winter
meer,
Maar hebben liever voor-
jaars
We zijn zoo blij! De Lente
komt
En Winters barsch gebrom
ver
Hij gaat straks heen. Het
wordt zijn tijd
'k Geloof niet, dat het
iemand
Het woord „stilte" kan in meni
gerlei toonaard worden uitgespro
ken. De onderwijzer spreekt het in
de gebiedende wijze, wanneer in
de klasse de kinderen de orde ver
storen. Het wordt geroepen in ver
gaderingen, wanneer roerige ele
menten het rustig spreken en hoo-
ren onmogelijk willen maken.
Maar ook het wordt uitnoodi-
gend uitgesproken, wanneer de
handen zich vouwen en de oogen
zich sluiten ten gebed. En op den
drempel van het ziekenvertrek,
waar een leven worstelt met den
dood, wordt het ons toegefluis
terd. Dat ééne woord van zes let
ters kan dus wel heel wat zeggen.
Maar hoe dan ook, waar dan ook
zonder beteekenis is dat woord
nooit. Het geluidlooze is niet het
zelfde als het inhoudslooze even
min als het drukke rumoer steeds
een zwaar geladen inhoud be
duidt.
Na den oorlog heeft zich in en
kele landen ingeburgerd de twee
minuten-stilte op den Wapenstil
standsdag. Dan staan ze, bij dui
zenden, bij het graf van den „On
bekenden Soldaat". Eerbiedig,
herdenkend, 't Is maar een korte
pauze van stilte. Maar wie zal ook
maar eenigszins kunnen waardee-
ren wat op dat moment omgaat in
de hoofden en de harten van al
die menschen. Uit dit voorbeeld
alleen kan men reeds zien, welk
een groote waarde de stilte heb
ben kan. Ze zet den mensch even
buiten het holle gedruisch dezer
wereld en doet hem een oogenblik
inkeeren tot zich zelf. Dat is de
onvergetelijke psychologische be
teekenis van de stilte. Zij toch is
gericht op ons meest-innerlijke.
Vandaar dat een vrome zanger in
den Bijbel ook gezegd heeft: Mijn
ziel is immers stil tot God.... en:
in stilheid en vertrouwen zal uwe
sterkte wezen.
We moeten niet vergeten, dat 't
beste in ons, ons innerlijke leven
of hoe men het noemen wil, be
hoefte. heeft aan stilte, omdat het,
teer als het is, overschreeuwd
wordt door het vele rumoer de
zer wereld. En hoe rumoeriger de
tijd, hoe meer wij behoefte hebben
aan die stilte, waarin de opbouw
ligt van ons geestelijk leven. Dit
klemt te meer in onzen tijd, die
vol is van luid rumoer. Van alle
kanten davert het op om ons heen.
En wij worden maar al te licht
mede in dat rumoer opgenomen.
Hoe grooter het wereldrumoer,
hoe minder de waarde van den
stillen mensch. Zou men dat aan
voelen in dit herdenkingsjaar van
den eersten Oranje, omdat alom
gesproken wordt van „de Zwij
ger", terwijl toch onze groote
historicus Fruin heeft daarop ge
wezen de naam „Vader des
Vaderlands" veel meer recht van
bestaan heeft? Men zou 't haast
gaan gelooven, Maar zou dan daar
in niet liggen een aanklacht van
den mensch onzer dagen tegen
eigen doen en laten, tegen eigen
rumoer?
Wie heeft de stilte lief? De stil
te is de eenzaamheid, is het alleen
zijn met zichzelf. Daartoe is een
zekere moed noodig; die van de
zelfoverwinning.
Toch, wie de stilte lief heeft zal
er de reinigende, de werkende
de opbouwende kracht van erva
ren. Het kan niet anders. Evenals
men de kracht van zon en zee
en bosch en frissche lucht moet
ervaren. Misschien ondanks zich
zelf.
4 Niet in de drukte, niet in het ru
moer zooals zoo heel velen mee-
nen, maar in de stilheid zal onze
sterkte wezen, want die stilheid
is een bron van zuiver geestelijke
kracht.
6 Maart 1323.
Zeeland blijft voor goed aan
Holland.
Bijna twee eeuwen lang is Zee
land bewester-Schelde een twist
appel geweest tusschen de gra
ven van Holland en Vlaanderen.
Vele oorlogen zijn door beide par
tijen daarover gevoerd tot scha
de der betrokken landen (Wal
cheren, Noord- en Zuid-Beve
land). Vooral Walcheren was
vaak het tooneel van den strijd.
Door een verdrag tusschen Lo-
dewijk I graaf van Vlaanderen en
Willem III, graaf van Holland
kwam hier aan 'n eind. De eerste
doet afstand van Zeeland, de
laatste van zijn rechten op het
land van Waas en de Vier am
bachten, 't zoogen. Rijks-Vlaan-
deren.
7 Maart 1798.
Alle wapenborden en andere
teekenen van onderscheiding moe
ten binnen zes weken uit de ker
ken van Zeeland worden verwij
derd.
In bijna alle kerken in Zeeland
hingen wapenborden, meestal van
personen, die er begraven waren.
Ook waren er veel graftomben
met wapens er op. De meeste dier
wapenborden werden in Maart
1798 als brandhout verkocht en
van vele graven werden de wa
pens afgebeiteld. Men leefde im
mers in den tijd der revolutievrij
heid, die ook moest gelden voor
de overledenen.
De heer P. J. Rethaan Macaré,
Raad van Middelburg, een vurig
aanhanger van Oranje en een ge-
schiedvorscher, heeft, voor de
slooping begonnen was, alle ker
ken in Zeeland bezocht en de aan
wezige wapenborden en de wapens
nageteekend. Zoo is voor het na
geslacht bekend gebleven, welke
wapenborden in de Zeeuwsche
kerken hebben gehangen. Gelukkig
zijn de grafmonumenten met of
zonder wapens gespaard gebleven,
7 Maart 1574,
Stichting der Nederlandsch-Her-
vormde Gemeente te Middelburg.
Voor de komst van Alva (1567),
was er te Middelburg reeds een
Hervormde gemeente, die eerst in
't geheim, later meer in 't open
baar samenkwam. Voorganger was
Geleijn Jansz. d'Hoorne, afkomstig
van Brugge. Door de komst van
Alva en de oprichting van den raad
van beroerte vluchtten de meeste
Hervormden naar Engeland. Door
de inname van Middelburg door
den Prins van Oranje konden de
uitgewekenen in de stad terug-
keeren. Op 22 Februari 1574 ver
lieten de Spaansche soldaten en
de Roomsche geestelijken de stad
en trokken de Geuzen binnen.
Op Zondag 7 Maart d.a.v, werd
in de St. Pieterskerk de eerste
openbare prediking der Hervormde
Gemeente gehouden, waarin Ge
leijn Jansz. d'Hoorne voorganger
was. In dezelfde week werd een
kerkeraad en alzoo de Nederd.
Hervormde Gemeente gesticht,
die zich in de 17e eeuw, tijdens
Midde'iburg's bloeitijd, zoo uit
breidde, dat er 12 predikanten
waren, 6 kerkgebouwen en een
kerkeraad van 24 ouderlingen en
24 diakenen.
9 Maart 1574,
Arnemuiden tot stad verheven.
Prins Willem van Oranje verhief
Arnemuiden tot den rang van stad.
Deze plaats was bijna een eeuw
afhankelijk geweest van Middel
burg, dat zooveel mogelijk den
bloei van Arnemuiden tegenwerk
te om zelf er van te profiteeren.
Na de inneming van Middel
burg door Oranje heeft deze stad
veel van haar macht en invloed op
Walcheren moeten inboeten. Hier
bij hoorde ook het loslaten van
Arnemuiden, zoodat deze een ge
heel eigen bestuur kreeg, zoowel
in gerechtelijke als in burgerlijke
zaken.
9 Maart 1733.
Eenige vaartuigen met Salzbur-
ger landverhuizers komen te Bres-
kens aan met het doel zich in
Staats-Vlaanderen te vestigen.
Ontstaan der Luthersche gemeen
te te Groede.
In Salzburg (Duitschland) werden
de protestanten (Lutherschen)
door den aartsbisschop streng ver
volgd. Velen vonden in Pruijsen
gastvrijheid. Van uit Staats-Vlaan
deren, waar gebrek was aan werk
volk door indijking van nieuwe pol
ders, kwam een verzoek tot de
Staten-Generaal om Salzburgers
te doen overkomen, ook daar de
vervolging der Evangelischen ve
ler medelijden opwekte.
Na veel onderhandelingen ver
trokken op het laatst van Novem
ber 1732 bijna al de bewoners van
het bergdorpje- Dürnberg om in
Zeeland te gaan wonen. Na een
moeilijke reis, midden in den win
ter, kwamen zij 9 Maart 1733 te
Breskens aan, totaal 789 personen.
Zij werden over verscheidene
plaatsen in Staats-Vlaanderen
verdeeld. Na een jaar was de groot
ste helft echter weer naar Duitsch-
land teruggekeerd. Zij, als berg
volk, konden niet tegen de Zeeuw
sche lucht; ook waren zij niet ge
woon aan landarbeid. Hierbij kwam
nog, dat velen stierven aan de
Zeeuwsche koorts.
Een herinnering aan de Salz
burgers is de Luthersche kerk te
Groede en eenige nog bestaande
Duitsche familienamen, zooals
Keim, Risch, Wemelsfelder.
R.
Iedereen kent de uitdrukking,
„zoó breekbaar als een eierdop".
Dat is eigenlijk volkomen onjuist,
want de schaal van een ei is ster
ker en heeft meer weerstandsver
mogen dan de meeste menschen
vermoeden.
Leg eens een rauw ei in Uw
hand en tracht het stuk te druk
ken, dan zult U zien dat Uw spier
kracht niet in staat is om Het ei
te verbrijzelen. Ook de sterkste
van Uw vrienden zal daartoe niet
in staat zijn. Zelfs de schaal van
een uitgeblazen ei heeft meer
weerstandsvermogen, dan men ge
woonlijk aanneemt. Men kan een
eigenaardige proef ermede nemen.
Men plaatst vier rauwe eieren in
eierdopjes. De eierdopjes worden
ongeveer 30 centimeter van elkaar
geplaatst, op de eieren wordt een
plank gelegd en iedereen kan op de
plank gaan staan, zonder bang te
zijn, dat de eieren zullen breken.
Dat men voorzichtig op de plank
moet gaan staan spreekt haast
vanzelf.
Op de vraag hoe en wanneer
men een ouverture moet schrijven,
geeft een brief van Rossini ten ant
woord: Wacht tot des avonds als
de eerste voorstelling moet plaats
hebben. Niets bezielt zoozeer als
de nood in het bijzijn van een di
recteur, die zich in vertwijfeling
de haren uit het hoofd trekt. In
Italië waren in mijn tijd alle di
recteuren reeds op dertigjarigen
leeftijd kaal. Ik schreef de ouver
ture voor Othello in een klein ka
mertje, waar de driftigste direc
teur, dien ik ooit gehad heb, mij
hield opgesloten met de verze
kering, dat ik de plaats niet le
vend zou verlaten, voor ik de laat
ste noot geschreven had. Ik schreef
eens een ouverture op den dag
van de eerste voorstelling in het
Teatro de la Scala, waar de direc
teur mij onder opzicht van een ma
chinist had gelaten, die mijn ouver
ture stuk voor stuk aan de copi-
ïsten bracht: leverde ik geen mu
ziek, dan zou men mij uit het raam
moeten gooien.