DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. Onder redactie van
VAN TWEE MUZIKANTJES.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
EEN TROUWE POPPEN-
MOEDER.
BROERTJE WEET HET!
ALTIJD BLOEMEN!
Tijdig in den namiddag reed ik
er heen. Een gloedgolf van benzine
en kabaal bewoog zich zichtbaar
over Rio. Een uitwaseming van
damp en helsch zweet vulde de
eene straat na de andere. In den
achtergrond van de donkere win
kels gonsden de ventilatoren als
hommels. Alle menschen, niet al
leen de Mulatten, vertoonden glim
mende plekken op hun voorhoofd.
Velen stonden in de winkeldeur
en aten ijs; men begreep niet hee-
lemaal, hoe dit nog op de bordjes
kwam, zonder tevoren tot water
te worden. Ik liep door de Rua Ou-
vidor. Veel glas- en meubel- en
lampezaken vormden den achter
grond: hoofdzakelijk echter wer
den de voetgangers omringd door
loterij-verkoopers.
Zij drongen ijlings achter de
voorbijgangers en handelden lang
met hen over den verkoop van. lo
ten.
„Fabrica Morpho" las ik einde
lijk op een huis in een dwarsstraat.
Bescheiden, met een simpele aan
duiding werd er verwezen naar 'n
donkere gang, die naar een trap
voerde. Hier opnieuw was een
naamplaat. Ik las: „Srul Vilensky
Gottesmann". Heette aldus de me
neer der vlinders?
Een angstige grijsaard van onge
veer zeventig jaren, een calotje op
het hoofd, deed open. „Iets van uw
dienst?" het uit Europa welbe
kende, geijkte zinnetje, drong in
derdaad in Zuid-Amerika en hier,
tot mijn oor door.
Ik zei dat ik schrijver was en
gaarne zijn werkplaats wilde zien.
Het maakte een indruk op hem als
had ik gezegd, dat ik lettergieter
was, of letterzetter. Was ik moge
lijk iemand van de concurrentie die
bij hem wat kwam afkijken?
„Hoe gaan de zaken?"
„Och.... slecht", zei hij. Voor
geen geld ter wereld zou hij ge
zegd hebben, dat het goed ging,
maar het kleine aanloopje „och"
verzachtte de uitspraak.
„Hoe lang woont u al hier?"
vroeg ik.
„Ik geloof, sedert 1919." Hij ge
loofde het? Hij wist het heel ze
ker. Maar bescheidenheid of voor
zorg: zoodra het iets was, dat
hemzelf betrof, wilde hij niet gede
cideerd optreden.... Hij zei 1919.
Ik dacht na. Het einde van den
grooten oorlog Polen
„Uit Wilna?"
„Kowno."
Een lied zonder woorden. Een
levensgeheim.... Vervolging mis
schien? Een oude man, ver over
de zestig, heeft in den vreemde
moeten trekken. Nu voorzagen de
vlinders in zijn onderhoud..
Eigenlijk had ik kwaad willen
zijn, zooals ze daar verspreid lagen
bij bosjes, met afgesneden vleu
geltjes. De electrisch-blauwe, de
goud-gele, de licht-groene, de ge
tijgerde kapellen.
Hij gaf me uitlegging van zijn
zaak. Daar zat hij nu vóór me en
teekende kleine plaatjes. De ronde
kurve van den Suikerbroodberg
of van het palm- en eiland-gewoel
in de bocht van Rio de Janeiro. Of
de groote Christus Redemptor op
den top van den Corcorado.
Was hij met een paar plaatjes
klaar, dan werden de teekening-
tjes met kleurige vlindervleugeltjes
belegd en alles sierlijk met was
bevestigd.
„En dit doet u heelemaal al
leen?"
Nu opende hij een aangrenzen
de deur en toont een klein atelier.
Hier zaten drie Indiaansche meisjes
mager en tenger, en naar de ge
woonte van hun volk den bezoe
ker zwijgend aanstarend met gla-
zigen, verbaasden blik.
„Maar dat zijn nog kinderen",
zei ik.
„Volwassenen kan ik niet beta
len zei de oude, de schouders op
trekkend.
„Zijn ze flink genoeg? Helpen ze
heusch?"
Een hartgrondige verachting tee
kende zich af op Srul Gottes-
mann's gezicht.
„Niet lezen of schrijven kunnen
ze Zeven jaar geleden, vertelde
hij, had hij een haarspeldenfabriek,
(een heel kleintje maar, dat
spreekt), die hij echter aan kant
moest doen, toen een gek-gewor-
den Europa de vrouwen page-kop
jes aanprees. Wat een ergernis had
hij steeds met de arbeidskrachten
gehad In elk der kle;ne pakjes
moesten, aldus had hij het ge-
wenscht, twaalf haarspelden zitten.
Als de controle ze nakeek, lagen
er acht of vijftien in.
„Zelfs tellen kunnen ze niet
Ik glimlachte. En „Como se cha-
ma?" vroeg ik de eerste de beste
kleine.
Zij lei haar handje, waarmee ze
nog juist gekleefd had, vóór zich op
de werktafel en zei, terwijl het
ondergedeelte van haar gezichtje
reeds groezelig en oud scheen:
„Appolonia Isaurita
En de volgende, ongevraagd,
noemde zich direct daarop: „De-
janira
Wat voor wonderbare namen,
Appolon'a Isaurita Trotsche
Grieksch-Romeinsche woorden vol
wijsheid en vol mythologie, Deja-
rina Waarom Dejanira? Voor
Europa lag de verre verte, lag het
wonder in Amerika; maar voor
Amerika lag de dierbaarste van
alle smachtende droomen in den
wensch: Europeaan te zijn. Deel
hebben aan den disch van oude ge
schiedenis, aan de schatkist van
veel-duizendjarige cultuur. Zelfs
analphabeten en arme Indianen
voelden dien drangZoo ging
het toe. Ik moest bij mezelf den
ken, wat is eigenlijk de wereld?
Een uitwisseling van vurige ver
langens.
En de derde?" (Ach, de der
de Zij heette „Rheinha da Fran
ca". Waarachtig en werkelijk: zóó
noemde zij zich. En dat wilde zeg
gen: „Koningin van Frankrijk". En
die naam was haar door een pries
ter gegeven, een Jezuit misschien
opdat de herinnering aan Marie-
Antoinette op deze wereld n:et
zou uitsterven. Daarom, terwille
van zoo een verlangen, ging deze
kleine Indiaansche met de Ko
ningin van Frankrijk iederen dag
naar de vlinder-fabriek, sliep in en
at, met dezen naam.
En toen? Toen zei ik den
ouden man, hij moest niet boos op
me zijn, als ik, van zijn vlinder
plaatjes niemendal hebben wilde.
Maar ik verzocht hem om mij een
morpho te verkoopen, een gave,
een niet versneden exemplaar.
„Want mijn jeugd was altijd vol
verlangen, zóó eentje te bezitten
„Als ik met het vlindernet erop
uittrok en ik had een morpho ont
dekt, geloof me vrij, meneer Got
tesmann, ik zou van geluk op de
plek zelf gestorven zijn
„Wat bent u eigenlijk?"
„Schrijver".
„Dus een dwaas Hier En hij
verkocht mij de allermooiste.
Nu houd ik de doos in mijn hand
naar het kleine duin-hotel, aan de
Avenida Atlantica, waartegen de
wazige zee klotst. In het paarlen-
licht der lantaarns ligt leeg het
strand. Weldra is er de maan.
Opeens, bij de ziltige adem der
zee pakt mij een heimwee naar
Europa. Naar mijn bibliotheek-ka
mer. Ik zou direct met deze mor
pho, met dit brokje opgevischten
hemel, dat ik hier in mijn hand
houd, mijn boekenkamer willen
binnentreden, zou het op de
schrijftafel willen leggen, zou het
lang, heel lang willen bekijken.
Zijn diep, gloeiend heimweh-blauw,
dit handbreed vodje Amerika en
daarbij verlangen naar Brazi
lië.
Want het leven is nu eenmaal
een uitwisseling van verlangen.
GRAPHOLOGIE.
Schriftbeoordeelingen.
A. A. Er bestaat nog altijd,
zelfs in deze abnormale tijden, een
zekere hoffelijkheid, die elk be
schaafd mensch in acht neemt,
maar die U blijkbaar mist. De in
houd van den brief is van dien
aard, dat mij de lust ontbreekt,
Uw handschrift te beoordeelen.
Het gestorte bedrag van 1.10
is ter Uwe beschikking bij de Ad
ministratie van dit blad.
[Grapholoog heeft volkomen ge
lijk; hadden wij dezen onbetame-
lijken brief niet ongelezen doorge
zonden, zij zou onzen medewerker
niet eens bereikt hebben Red.]
S, v. A. Een aantrekkelijk,
vlot, blij, levendig, humaan, geest
driftig en temperamentvol karak
ter. Prettig in den omgang met an
dere menschen. Liefdevol, mede
lijdend en opofferend. Een karak
ter dat aantrekt omdat het veel
voor anderen is. Schrijfster heeft
'n ruimen blik, helder verstand en
is in staat leiding te geven. Het is
geen tobberige natuur maar een
die zich spoedig over ondervonden
teleurstellingen heen zet. De on
dergrond van dit karakter is reli
gieus, (behoeft niet altijd samen-
te gaan met dogmatische ideeën.)
Het materiëele heeft voor deze
schrijfster alleen dan waarde-, wan
neer het voor ideëele doeleinden
kan gebruikt worden.
Een post die op de debetzijde
van dit goede karakter moet ge
plaatst worden, is de onprettige
man'ér waarop zij somtijds iemand,
zonder een blad voor de mond te
nemen, de waarheid durft zeggen.
Greta Garbo. Een be-
bedachtzaam, lief, regelmatig, rus
tig en betrouwbaar meisje. Zij
v/eet zich goed te beheerschen en
komt niet gemakkelijk uit de
plooi. Heeft een betrekkelijk engen
gezichtskring en geen hooge aspi
raties. Schrijfster is zeer goedhar
tig en arbeidzaam. Ik geloof niet
dat zij veel zelfvertrouwen heeft,
omdat zij zich spoedig laat ontmoe
digen wanneer het leven haar te
leurstellingen brengt; over 't ge
heel bezit zij meer een gesloten
dan een openhartig karakter. Is
waarschijnlijk wat verlegen. Een
meisje dat zeer gevoelig is voor
zintuiglijke gewaarwordingen, (ge
luiden, hel licht, enz.) Een „Gre
ta Garbo" type is ze in geen geval.
Daarvoor is ze te naiëf, te onschul
dig en is ze niet voldoende gepas-
sionneerd.. wat heel gelukkig is,
want „Filmsterren" en moraal zijn
onevenredigheden die niet bij el
kaar hoor.
Grapholoog.
Zij, die prijs stellen op een be
oordeeling van hun handschrift
door den aan ons blad verbonden
grapholoog, zenden ons tenminste
tien regels van hun gewone, na
tuurlijke handschrift, liefst op on-
geliniëerd papier. De afzender be
hoeft ons niet bekend te zijn-; ini
tialen, schuilnaam, motto is vol
doende, wel dienen opgegeven te
worden geboortedatum, leeftijd en
geslacht. Men zende ons tegelijk
een postwissel ad 1.10, waarop
als afzender hetzelfde staat als
onder de schriftproeve, dus of de
ware naam, of de schuilnaam. De
beoordeeling volgt dan later in het
Zondagsblad.
Brieven enz. betrekking hebben
de op deze rubriek, te richten aan
ondergeteekende.
In stand 40 valt wit schijf 29
van zwart aan door op veld 33 te
gaan staan. Is er voor zwart nu
voordeel te behalen?
In no. 39 wint wit een schijf op
de partij.
B. ten Wolde, Zuidwolde Gr.
e No. 39.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Z. 10, 12, 13, 17/20, 22, 23, 26,
31.
W. 16, 21, 32, 33, 35, 37, 39, 41/43,
49.
R. Vonk, Appingedam.
No. 40.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Z. 3, 8, 12/15, 18, 21/23, 29.
W. 25, 35, 36, 38, 39, 41/43, 45,
48, 49.
Oplossingen no.'s 35—36.
No. 35. Wit speelde 3732 en
zw. toen 2228. Wit vervolgde
toen met:
W. 35—30, 25—20, 47—42. 21—
17, 17X28, 45X1.
Z. 24X35, 28X37, 37X48, 48X
14, 14X40.
No. 36. W. 34—30, 25X14, 30—
25, 47—41, 39—33, 43—39.
Z. 14X34a, 10X19, 19X30, 36X
48, 38X29, 34X43.
W. 25X21, 49X9.
Z. 27X16.
(a) W. 26—21, 21X3.
Z. 34X25, 10X30.
J. Scheeres, Delfzijl.
EKJSK3
Liesje woonde met Vader, Moe
der, haar ouder zusje Rita en haar
jonger broertje Jantje in Indië. Ze
had altijd in het warme land ge
woond behalve het jaar verloftijd,
dat Vader met zijn gezin in Hol
land had doorgebracht. En nu zou
den zij weldra voorgoed Indië ver
laten om in Holland te gaan wo
nen.
Heerlijk vond Liesje het: Oma en
Opa, de Tantes en Ooms en ver
dere familieleden terug te zien,
maar. ze zou in Indië zoo veel
moeten achterlaten: niet alleen
haar vriendinnetje, doch ook haar
poppenkinders Ze was nu te
groot om nog met hen te spelen,
had er met al haar lessen ook
eigenlijk geen tijd meer voor, maar
toch was het haar een veilige ge
dachte: te weten, dat de blondjes
en zwartjes in een rustig hoekje
van haar kamer om een tafeltje
zaten en in het groote poppenle-
dikant lagen.
Moeder had gezegd, dat ze haar
poppen niet mee kon nemen naar
Holland. De familie zou haar uit
lachen: zoo'n groot meisje, dat nog
met poppen speelde Neen, dat
ging niet Maar wat dan?
Vader en Moeder hielden ven
dutie van alles, wat ze niet mee
naar Holland konden nemen en nu
had Moeder voorgesteld, dat Rita,
Leisje en Jantje daar hun speel
goed, dat ze niet meenamen, bij
zouden doen om in Holland voor
de opbrengst ervan nieuwe schat
ten te koopen.
Rita had daar frel ooren naar.
Ze wilde zich in Holland een eigen
boekenkastje aanschaffen, want al
zou er ook van haar heel wat zijn,
dat verkocht werd, voor liaar boe
ken had ze al een plaatsje in één
der kisten besproken.
Jantje had het een prachtig
denkbeeld gevonden: opruiming te
houden hij speelde nooit graag
lang achter elkaar met hetzelfde
speelgoed en droomde reeds
van een mooien electrischen trein,
welke in Holland zijn eigendom
worden zou.
Maar Liesje voelde er heelemaal
niet voor: haar poppen ten ver
koop aan te bieden. Wie weet,
waar ze dan terecht kwamen
Misschien zouden ze allemaal ver
spreid worden en zou het wel ze
ker zijn, dat de nieuwe moeders
goed voor haar kinderen waren?
De heele poppenfamilie ging aan
haar oog voorbij. Daar waren:
Lotje, de onbreekbare pop, die
ze „altijd" gehad had; Lena met 't
echte baar; Truusje, de badpóp;
Dolly, de Japansche pop; Piet, het
matroosje, en Marijke, het Zeeuw-
sche boerinnetje.
Geen enkele van haar halve do
zijntje wilde ze verkoopen. Lotje,
Lena en Truusje waren mee naar
Holland geweest, nu zes jaar ge
leden.
Liesje herinnerde zich nog best,
dat Vader en Moeder druk bezig
geweest waren met pakken. Ook
toen was er vendutie gehouden en
zij was zóó bang geweest, dat haar
drie lievelingen verkocht zouden
worden, dat.zij ze in haar eigen
bed verstopt had, waar Moeder ze
eindelijk vond. Ze had haar pop-
penkinderen mee naar Holland en
later weer terug naar Indië mogen
nemen en zou zij ze nu in den steek
laten? Neen, dat zou niet gebeu
ren 1 Maar wat dan?
Liesje dacht en dacht en....
kreeg op eens een prachtigen in
val: Cootje, het jongste zusje van
haar vriendinnetje Willy, was een
echte poppenmoeder en zou zeker
goed voor haar kinderen zorgen.
Stellig zou zij wat graag haar hal
ve dozijntje als pleegkinderen wil
len aannemen.
Moeder vond het een uitstekend
plan en Cootje was in de wolken
van blijdschap, toen ze haar pop
penfamilie op eens met zes leden
uitgebreid zag. Zij beloofde goed
voor hen te zorgen en nu en dan
een brief over hen te schrijven en
kiekjes te sturen.
Liesje was heelemaal opgelucht.
Ze zou nu, als ze in Holland kwam
geen nieuw speelgoed of mooie
boeken kunnen koopen, maar ze
wist, dat haar zes-tal bij elkaar ge
bleven was en goed verzorgd werd.
Welke poppenmoeder zou dat
geen heerlijke gedachte vinden?
Van Sinterklaas kreeg zusje
Een mooie, groote pop
Met zelf gebreiden mantel
En met zoo'n hoedje op.
Heeft Sinterklaas, vraagt
zusje,
Dien mantel zelf gebreid?
Hoe kan 't bestaan zegt
't kindje,
Hij heeft zoo weinig tijd
Moes zit met 't lastig vraagje
Niet weinig in het nauw
Zij denkt en wacht eens even,
Maar 't antwoord komt niet
gauw.
Op eens brengt broertje uitkomst,
Hij straalt, de kleine baas.
Zeg zus, dien mantel breide.
De vrouw van Sinterklaas!
R. Asscher van der Molen.
Twee kleine muzikantjes
Reizen de wereld om,
Gewapend met trompet en
Een heele groote trom.
Steeds klinkt het, waar z' ook
komen
Van: tet-re-tet 1 rom-bom
De beide muzikantjes
Ze heeten Jan en Tom
Die blazen, slaan heel dapper,
Maar zijn toch lang niet dom,
Want tegen 't etensuurtje
Klinkt 't tet-re-tet rom-bom!
Reken maar vast, hoor Moeder,
Dat 'k bij je eten kom 1
En 's avonds in hun bedje
Klinkt 't: tet-re-tet rom-
bom
In muzikantjes ooren:
Slaap lekker, Jan en
Tom
Carla Hoog.
Bijna had het voorjaarselfje
Zich verslapen op een keer,
Want dat kon wel eens gebeuren
Met zulk koud en wind'rig weer
Maarjuist toen de Lent' er
aankwam,
Wreef zij zich de oogjes uitl
Net op tijd nog En ze zei nu
Met een stem, die klonk vrij
luid:
Klokjes, beiert allen vroolijk,
Want de Lente komt er aan
En je weet 't toch, sneeuwklokjes
Waren daarbij steeds vooraan
Maakt de and're voorjaarsbloemen
Wakker: crocus, hyacint,
Tulpen, sneeuwroem en narcissen,
Die een ieder mooi toch vindt.
Want die lieve voorjaarsbloemen
Zingen allen 't zelfde lied;
Ook al is het nog geen zomer,
Bloemenfee vergeet ons
niet
En als strakjes ov'ral bloemen
Weer in bosch en tuinen staan,
Zegt zij: Jullie allen hebben
Ook dit jaar je best gedaan!
Bloemen wordt dus allen wakker,
D' ééne vroeg en d' ander laat,
Zoodat in ons mooien tuintje
Altijd wat te bloeien staat 1
Altijd? Ja, zelfs in den winter
Bloeit de Kerstroos. Kijk maar
rond 1
Primula's en zelfs jasmijn*) was 't,
Die ik in den winter vond
De naakt-bloeiende jasmijn, 'n
struik met kleine, gele bloemetjes,
die tegen een muur op het Zuiden
geplant, soms reeds in November
begint te bloeien.
Hop-hop-hop, paardje
Op Moeders knie.
Kom dan, m'n kindje,
Van één twee drie
Hooger en hooger
Van heisa-hop
't Steigert, het paardje,
't Gaat in galop
Lachen en gieren,
O, wat een pret
Van hop-hop, paardje
'k Breng je naar bed
R. Asschervan der Molen