I I ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD I UsSil IVAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COUPANTI 25 Febr. 1933 DAT KON WEL EVENTJES! EEN ONGELUK. 5. TWEE HONDEN. 9. RAADSELHOEKJE. KLEUR- EN KNIPPLAAT. x xxxxxxxxx .3. If o 3. 2- N* P g s 4 s - s-" 1° ZEEUWSCHE KRONIEK. DE BLAUWE MORPHO. Anneke zit met Moeder in den trein. Of beter gezegd, ze staat voor het open raampje, met haar zakdoekje in de hand. Moeder heeft haar verteld, dat ze voorbij Oma's woning zullen ko men en nu wil ze heel hard met den zakdoek zwaaien; misschien dat Omaatje haar dan ziet „O Moecfer roept ze plotseling opgewonden uit, „ik zie het huis van Oma al en o, kijk toch eens gauw Daar staat Omaatje zelf. Daar in den tuin Zou ze ons zien?" „Ik denk het wel meent Moe der. „Wuif maar goed Anneke zwaait uit alle macht, maar plotseling slaakt ze een ver schrikten kreet, want stel je >toch eens voor, hoe erg Het zakdoekje is aan haar vingertjes ontglipt „O Moeder snikt ze diep on gelukkig, „krijg ik dat nu nooit weer terug?" „Neen zegt Moeder beslist, „dat ben je kwijtDat ligt nu er gens aan den kant van de rails Jammer hè?" Anneke knikt bedroefd. Er wordt over het zakdoekje verder niet gepraat en na een dol gezellig dagje, dat ze saampjes bij tante Lucie hebben doorgebracht, zitten Moeder en Anneke 's avonds weer in den trein, die ze naar huis terug voeren zal Even voor het vertrek stapt er een conducteur naar binnen, die de kaartjes komt controleeren. „Dag peuter zegt hij tegen An, „je ziet er zoo vroolijk uitZeker veel plezier gehad vandaag?" „Ja knikt Anneke. Ze kijkt in het goedige gelaat, dat zoo vrien delijk tegen haar lacht en plotseling krijgt ze een idee. „Meneer vraagt ze met een ernstige snuitje en dringend grijpt ze den conducteur bij zijn jas, „me neer, wil je, als we strakjes bij het huis van Oma komen, even laten stoppen? Ik heb mijn zakdoekje daar uit het raampje laten vallen en ik wou zoo graag even kijken, of het er misschien nog ligt R. Winkel. Twee kleuters gingen samen Druk babbelend op stap. Zij mochten melk gaan halen Alleen Was dat niet knap? 2. Maar och, op den terugweg Viel Pietj' over 'n steen En door den schok ging Rietje Pardoes ook van de been De lekk're melk, die stroomde 't Was vrees'lijk uit de kan. De beide kleuters waren Toch zoo ontdaan er van 4. Zij zetten 't op een loopen. De melk lag op den grond. De kan was stuk de scherven, Die lagen in het rond. Ze holden nu naar huis toe, Luid snikkend van verdriet. Moes kwam verschrikt naar buiten. Wat is er, Piet en Riet? 6. Vroeg zij en toen toen ze 't hoorde, Kreeg zij toch medelij. En weet je, wat Moes eind'lijk Toen tegen 't tweetal zei? 7. Droog, kinders, maar je tranen; Het is een ongeluk. Al huil je ook tot morgen, De kan blijft toch heusch stuk 8. Wees voortaan maar voorzichtig En kijk wat beter uit Een trond voor een Kar zag Een hond aan een lijn En dacht: Wie van ons zou 't Gelukkigst wel zijn De vrijheid, die mis ik, Maar hij evengoed, Terwijl hij maar wandelt En eig'lijk niets doet. Ik werk voor mijn baas en 'k Verdien er mijn brood. Neen, 'k ruil toch niet graag, hoor Al doet hij ook groot Hermanns. OPLOSSING VAN DEN REBUS UIT HET VORIGE NUMMER. Een muis kroop in een laars toen er een poes aan kwam loopen. Ja, Moes, dat doen we stellig Riep 't tweetal nu heel luid. Ze huilden nu niet langer, Die Moes is toch een schat Zoo fluisterden zij samen, Nog met de wangen nat. Annie O. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 1. Krokodil. Dirk, rok, lood, kool, kok. 2. In een lange rij stonden de meisjes te wachten. (rijst). De halve trein was maar ver warmd. (vet.) Tante Olga weet heelemaal niet, wanneer zij komen kan, (thee). Heeft Frederika asters bij ons gebracht? (kaas). 3. Schoener, schoen. 4. To, ga; toga. VOOR KLEINEREN. 1 Gans Geertruida. been bier deur O t t o tram U d e n gier lade A 1 v a 2. Wind kind; pret pet, jeugd vreugd. Eerst de plaatjes en de drie hoekjes op dun, doorschijnend pa pier overtrekken (aan het model behoeft niets te gebeuren; dat dient slechts als voorbeeld). Dan plaatjes en driehoekjes op dun karton plakken. Vervolgens de plaatjes kleuren, zooals je ze zelf het aardigst en na tuurlijkst vindt. Nu een en ander uitknippen. Daarna een snede in den boom stam maken en de beide houthak kers met hun zaag ter weerszijde ervan plaatsen, zooals het voor beeld aangeeft. Ten slotte de driehoekjes op de stippellijnen omvouwen, de smalle reepjes met lijm of gluton bestrij ken en ze tegen den achterkant van het plaatje plakken, zoodat dit stevig staan kan. 3. Plataan, kastanje, appelbooa treurwilg. 4. Stam, stem, stom. OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. 1. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van iemand uit eem sprookje. X X x X X X X lo rij een medeklinker. 2o een rond voorwerp. 3o een natuurverschijnsel. 4o iets, wat leelijk ontsierem kan. 5o 't gevraagde woord. 6o een kapel. 7o een visch. 8o een toiletartikel. 9o een medeklinker. 2. Mijn geheel wordt met 9 letters geschreven en noemt vleesch. Een 4, 5, 5, 3 is timmergereed schap. Een 8, 9, 6 i^ een boom. Een 1, 7, 3 is een voertuig, 4, 2, 7, 3, 6 noemt een mooie plaats in het Gooi, Een 8, 5, 1 is een ligplaats voor schepen. 3. Begraven plaatsen in Europa. Tante wilde graag rammelaars op zicht hebben. Och Piet, heb één oogenblik ge duld Hij laat hen een kwartier aan hun lot over. Ik kwam in den laatsten wagen toch nog lüfee. (2) 4. Welk knaagdier wordt, als men er een lengtemaat achter plaatst, een werktuig? VOOR KLEINEREN. 1. Welk insect wordt vlug, als men het een dubbelen, nieuwen kop geeft? 2. Mijn eerste zien wij soms in den winter, mijn tweede is een uur werk en mijn derde duidt je zelf aan, terwijl mijn geheel een bloempje is. 3. Ladderraadsef. X lo sport timmerge reedschap. 2o sport een vogel. 3o sport 'n jaargetijde 4o sport 'n lengtemaat 5o sport een stad in N.-Brabant. 6o sport iets, wat in de aardrijkskunde les gebruikt wordt. De woorden worden alle met 5 letters geschreven en de middelste letters vormen, van boven naar be neden gelezen, den naam van een kleedingstuk. 4. Wat kun je maken van: oor B B*! i a |A t» r» P ft. i r 5 5* *P8 W5FB a f» tr m o o 0 a 1 cu o O a 7 IP" n o s C O: "si 8 Concentratie Wanneer ik hier een bescheiden lofzang der geestelijke concentra tie wil inzetten, dan zou ik daar voor liever een Nederlandsch woord gebruiken. Maar dat gaat niet, want „beperking" zegt eigen lijk heel wfft andters. Beperking is peripheer. Beper king is de negatieve begrenzing, de ruimtelijke afpaling. Het maken van perken het afscheiden van een be-paald gedeelte van een overigens on-bepaald geheel. Be perking is nuttig en noodig het is omgrenzing en afbakening van werkzaamheidsgebied, voerende tot uitsluiting van overbodigs en dus onnuts. Maar beperking kan insluiten be perktheid in minder gunstigen zin. Men kan zijn geestelijken hori zont welbewust afperken en be palen, en daarna tot de ontdekking komen dat deze beperktheid tot bekrompenheid is geworden. Daarom is geestelijke beperking slechts voorwaardelijk als goed te stellen; concentratie daarentegen is, mits bewust en dus willekeurig toegepast, altijd nuttig, dunkt mij. 0 Beperking is: afgrenzing van een perk. Concentratie is niet meer peripheer, doch centraal: samen trekking op het middelpunt. Of lie ver nog: op elk bewust middelpunt van elke reeds vooraf beperkte zaak. Er is een moeilijke kwestie op welk terrein ge maar wilt. Slechts hij, die sterk genoeg is het bijkom stige van de hoofdzaak te schei den, en die op dit hoofdzakelijke middelpunt zijn aandacht kan sa mentrekken, zal er in slagen het vraagstuk nader tot de oplossing te brengen. De beperking als voor bereidende werking wordt logisch gevolgd door de concentratie als de eigenlijke geesteshouding waar in de oplossing uit denkensweeën geboren gaat worden. Het is een merkwaardig ken merk van dezen tijd ook of zelfs vooral in zijn geestelijk aanzicht dat er zoo groote behoefte is aan de concentratie, die zoo weinig ge vonden wordt. In de wetenschap vindt men haar wel maar daar gaat ze he laas samen met een verbijzondering tot m de kleinste onderdeelen; en hoe wil de mikroskopische onder zoeker van een houtvezel het bosch nog kunnen zien? De samentrek king van aandacht en belangstelling op kleinste onderdeeltjes voert hier tot groote geestelijke beper king en de groote geesten die alle deze perken te buiten en te boven kunnen gaan, zijn te tellen. In het zedelijke en het alledags- leven vindt men echter een nijpend gebrek aan willekeurig concentra tievermogen. De karakteristieke verslapping van geesteshouding op velerlei terrein, draagt met de veel heid van verschijningen op dit zelf de gebied, hieraan wel de meeste schuld. Wie het vermogen tot beperking en de gave tot concentratie mist, zal goed doen ze naar beste krach ten aan te kweeken anders ver minderen zijn kansen tot welsla gen op elk terrein des maatschap- pelijken, zedelijken en geestelijken levens, Seneca Jr. 24 Februari 1631. De Staten van Zeeland verleenen octrooi tot het bedijken van de schor St. Joosland. 't Begin van Nieuw- en St. Joosland. Tusschen Walcheren en Zuid- Beveland lag vroeger zoo'n breed water, dat het den naam had van „Het Vlakke". Dicht bij Arnemui- den ontstond in de 14de eeuw hier een schor, eerst 't Arnemuiderzand later St. Joosland geheeten. Toen de schor rijp was, werd zij ingepolderd (1631) met een groot te van bijna 700 gemeten. Dertien jaar later werd weer een aangren zende schor ingedijkt, de Middel- burgsche polder, waarin het tegen woordige dorp Nieuw- en St. Joos land ontstond. Dit dorp overvleu gelde door haar meer gunstige lig ging het eerste dorp in den polder St. Joosland, het zoogen. Oude dorp. Door latere bedijkingen kwam 't eiland Nieuw- en St. Joosland geheel vast aan Walcheren. De laatst ingedijkte polder is de Schorerpolder in; 1860. 27 Februari 1168. Verdrag tusschen Floris III, graaf van Holland en Filips van den Elzas, graaf van Vlaanderen, waarbij Zeeland bewester Schelde (Walcheren, Noord- en Zuid Beve- land) een gemeenschappelijk leen van beide graafschappen werd. Gaf de tol aan de Merwede, door Dirk III in 1015 gesticht, ve le moeilijkheden, niet minder wa ren die door den tol te Geervliet aan de Bornesse, gesticht door Floris III, omdat de Vlaamsche kooplieden door dit vaarwater voeren om den tol bij Dordrecht te ontgaan. De tol te Geervliet was een der oorzaken tot de vele oor logen tusschen Holland en Vlaan deren. Beide gewesten meenden ook recht te hebben op Zeeland bewester Schelde. Floris III verloor den strijd en Zeeland bew. S. werd een gemeen schappelijk leen, welks inkomsten hij met den Vlaamschen graaf moest deelen. Nu begrijpen wij ook, waarom 't privilege, waarbij Middelburg in 1217 stadsrechten kreeg, geschon ken was door Johanna, gravin van Vlaanderen en Willem I, graaf van Holland. Eerst in 1323 bleef geheel Zee land, na vele wisselvallige oorlo gen tusschen beide gewesten, voor goed aan Holland. 28 Februari 1573. Een groote Spaansche vloot door de Geuzen bij Rammekens versla gen. Tijdens het langdurig beleg van Middelburg door den Prins van Oranje hebben de Spanjaarden me nigmaal getracht de stad te ont zetten. Toen Sancho d'Avila in Fe bruari 1573 van uit Antwerpen met een Spaansche vloot kwam op dagen, werd hij met groot verlies teruggeslagen. Een der gobelins (tapijten) in de Statenzaal te Middelburg stelt de zen zeeslag voor. 29 Februari 1872. De Zeeuwsche spoorweg tot Middelburg geopend. Meer dan een kwarteeuw is er over geschreven om Zeeland door een spoorweg uit zijn isolement te verlossen. Vooral de heer Dirk Dronkers te Middelburg heeft er sterk voor geijverd. Er was ook veel aan dit werk verbonden, Eem dam door 't toen malige Kreekrak, een kanaal door Zuid-Beveland, een dam door het Sloe, een kanaal van Middelburg naar Vlissingen (het gedeelte Mid delburgVeere was er al sinds 1817) en dan de vele onteigenin gen. Toen met de werkzaamheden op Walcheren werd begonnen, werd er in Middelburg feest gevierd (9 en 10 Juli 1867) en natuurlijk ook toen Middelburg was aangesloten aan het spoorwegnet op 29 Fe bruari 1872. De Middelburgsche courant gaf een extra feestnummer uit. 2 Maart 1567. Een aanslag op Walcheren mis lukt. Jan van Marnix, heer van Tou louse, broeder van den vermaar den Marnix van St. Aldegonde, trachtte met voorkennis van den Prins van Oranje zich van Walche ren meester te maken. Met Pieter Hack, een voormalig baljuw van Middelburg kwam hij met eenige schepen vol krijgsvolk bij het kasteel Rammekens. Daar het plan uitgelekt was, lukte de aanslag niet en trok hij met zijn leger naar Ant werpen, waar hij bij Austruweel door de Spanjaarden werd versla gen en gedood (13 Maart 1567). R. B. J. d. M. Om negen uur 's morgens was het zoo stil, dat men van de pal men de dichte dauw kon hooren druppelen. Het bamboe-gewas stond roerloos, de machtige bana nenbladeren waren koel. Het klim men door de rotskloof van Tijaca ging zonder bezwaar. Geheimzin nige luchtwortels grepen nu en dan van rechts naar links. Een stille waterval van lianen stond als een bruin-wazig scherm vóór een vi- olet-kleurige struik, waar een krachtige netar werd bereid in de groote bloesemnappen. Nog ge schiedde alles zonder zweet. Nog was er schaduw en gemak. Maar de hemel tusschen de kruinen der boomen Hoe heftig blauw Hoe begon hij reeds, op tien meter hoogte, dik en als door chemie gekleurd te worden, zoo dat de lucht om zoo te zeggen, op hield en niet anders dan beklem mende kleur werd. Men moest de oogen weldra afwenden; ze hiel den het niet uit. En het gebeurde opeens, alsof een stukje van dezen hemel plotseling naar omlaag kwam, een handbreed van de pal men verwijderd: alsof het lang zaam naar beneden dwarrelde, zijig-electrisch opfonkelde en even- zoo verrassend verdween. Bij de eerstvolgende buiging van den weg viel hetzelfde te constateeren. Bij de derde echter nam ik iets an ders waar. Daar kroonde zich een bamboestruik plotseling met twee kinderkopjes. Ze waren zóó stil letjes, deze twee negerkindertjes, als tropheeën keken ze, meer uit gesneden, dan werkelijk deze twee wollige bolletjes. Het blank hunner pupillen was op den naderenden mensch gericht, dien zij blijkbaar niet gaarne zagen, omdat hij hen in iets kwam storen. Eén oogenblik was ik als betoo- verd. Het geheel zag er uit als een koper-gravure uit de 18de eeuw, waarmee 'n phantastische Fransch- man een Zuidzee-roman inleidt.. Daar opnieuw geschiedde een phe- nomeen, het blauwe, flikkerende schijnsel van daarnetplotse ling werden de kinderen levend. Zij zwenkten hunne dunne armen uit de bamboe-struik, twee vlin- dernetten zwenkten kunstig den weg over, over de kloofDan kwamen ze zelf uit de struiken te voorschijn, het eene kindje negen jaar, het andere twaalf. Broertje en zusje, frêrot et soeurette, en wil den ontsnappen, met een karton nen doos onder den arm, die kort tevoren nog toebehoord had aan de Zijde-zaak van Alvarez Co, „Hé hé, la-bas Ik ook zette het op een loopen. Daar ik hen in het Fransch aansprak, in plaats van in het Portugeesch, vermeer derde hun vrees, naar het scheen. Toen wierp ik een beurs omhoog, ze herkenden de bedoeling en ble ven staan. Ik verzocht de klein tjes de kartonnen doos te openen. Zij deden het en daar verschee* plotseling „de hemel"! De stukken daarvan, die zij opgevischt had den; het was de vlindersoort Mor- pho, de droom van alle Duitsche gymnasiasten. Zeven exemplaren van een handgrootte, van een elec- trisch-glanzenden gloed; als zeven blauwe, metalen platen zag ik ze voor mij liggen .„Nao e para vender Niet te koop? Ik bood dertig milreis, een som, die niet weinig was, die zusje's matrozenblouse door een betere zou kunnen vervangen.... Maar zij schudden het hoofd. „Zóó jullie moet ze afleveren?" Zij knikten. „Aan wie?" Zij noemden de firma. En opnieuw kwam mij in de gedachte, wat ik totaal ver geten had, dat op een afstand van zes a zeven kilometer van dit oer woud-gebied een geweldige stad begon, met handelsdrukte en cla xons, een stad vol rijke en vol ar me menschen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 7