\^EÈ/
T^fT^nWTT^TfT^TT^i
m
M L
DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD» Onderredactie
■lH|Rii
p
ZEEUWSCHE KRONIEK.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
f
ii mm
FOTQ'S
IN HET SCHEMERUUR.
VAN TWEE BROERTJES.
REBUS.
o) "5
zl -♦-> Jr G)
8 w
cti e .xa O PI H-»
sa ..a's <u nj^;
W Vhi"5^s! MT3 i—>
4)
lH C
-{P
®a s 0
M Vii
"00 -
fl ~'K 2
i a> J5 W
i "O0-Q T3 C
ni
50*3 g
g "5 §55
Ou Ï5T
W U5 Qjn
o-o-S.Sii aa-o k s rD'o«i!fiM>i/icj3'dj:.arCfi
'".gs S»?S«^dS^ gSffl d^T
•fl S B"Ö N-ö 3-D O >A! J2 S-0^>
S'«
rj G)
U
(TccTT
8
cj m
>r
c/3 Q
a propos, heb je nog het afgods
beeldje onder je?!'
„Och, houd toch op met dien
onzin! dat poppetje heeft toch
mest déze zaak niets te maken?"
zei dé dokter ongeduldig,
„Je zelf gaat het dus goed, Ab
daillah?" vroeg Azis.»
„Ook niet prachtig. Kijk eens,
ik' heb me gesneden bij een ope
ratie en nu ettert die vinger al
door."
De ander greep de hand van
den vriend. „Maar die is heele
maal blauw! en koorts heb je stel
lig ook. Merk je dat dan zelf
niet? Kom, ik laat je niet alleen.
Wij gaan onmiddellijk naar een
collega, Machduniau; hij is welis
waar een Armeniër, maar hij is
een zeer knap chirurg."
De Armeensche dokter was
thuis, bekeek de wond en keek
érnstig. „Vereerde collega, u hebt
bloedvergiftiging. Ik dien den vin
ger meteen te amputeeren, anders
sta ik voor niets in."
De operatie werd nader over
legd en intusschen bezwoer Azis
zijn vriend het kleine beeldje weg
te gooien.
„Als jij niet luisteren wilt,
vriend, dan zullen jullie allebei,
je vrouw en jij moeten sterven,
je ziet nu toch, wat al voor ge
volgen plaats grepen."
Abdallah verzette zich tegen
hét geloof aan de macht van dit
figuurtje.
„Luister eens, vriend Doe het
beeld cadeau aan die vreeselijke
tante en kijk toe, wat de demon
met die duivelin zelf uitvoert. Mis
schien draait hij haar den nek om
en ben je haar kwijt. Laten wij de
ze wetenschappelijke poging eens
wagen
Abdallah moest lachen.
„Goed, mijn vriend, ik wil je in
zoover tegemoet komen."
Wederom verliepen er dagen,
voordat de vrienden elkaar ont-
ontmoetten. Dit keer was het in
het café.
Azis zag den dokter aan één der
tafeltjes zitten, tegen den achter
grond van het café. Hij liep 'op hem
toe.
„Hoe gaat het?"
„Heel goed", dankte Abdallah;
„mijn vrouw schreef me,«dat ze vol
komen hersteld was en met enkele
dagen thuis zou komen. En kijk
eens naar mijn vinger."
„Is die zoo gauw weer aange
groeid?" lachte Ali Azis.
„Neen, niet direct, maar de
wond is geheeld. Machdunion wil
de het bijna niet gelooven. Hij
schudde maar het hoofd en had
het over een zeldzaam soort van
genezing."
„Gefeliciteerd.en.hoe
staat het nu met de tante? Wat
doet zij met het beeldje? Heeft hij
haar in zijn macht?"
Abdallah keek zijn vriend op
een eigenaardige manier aan. „Ik
zal je vertellen. Ik heb het 't pop
petje haar gegeven en haar ge
zegd dat het een algodsbeeldje
was, met de hebbelijkheid de
allerslechtste menschen tot zach
te lammetjes om te werken.
Zij moest het beeld een plaats ge
ven en haar hatelijkheden en kwa
de humeur den afgod ter hand stel
len. Je begrijpt, hoe zeer ze nu in
woede ontstak Maak het beeldje
echter niet kapot, volgde ik er aan
toe, want het is ettelijke duizend
ponden waard. Dit maakte een ge
weldigen indruk, want ze is in hoo-
ge mate hebzuchtig. Zij nam het
voorwerp heel tevreden tot ziph.
Maar na enkele dagen hoorde ik
's nachts een donderend lawaai in
huis. Ik sprong, uit mijn bed, kon
echter de oorzaak niet vinden. Ik
klom de hoogste étage oj> en open
de de deur van het slaapvertrek
van mijn tante. Deze lag rustig te
slapen. Toen opende ik de deur
van haar salon, waar het beeld op
een tafeltje zijn plaats had gevon
den. Ik verlichtte met mijn zak
lantaarn de kamer. Het beeld was
er niet; eindelijk ontdekte ik het
op den grond. Het was van het ta
feltje gevallen en gebroken."
„Gebroken?" herhaalde Azis
verbaasd.
„Ja, geheel gebroken, alleen zijn
hoofd was nog heel en in de gri
mas op zijn gezicht zag ik een
traan."
„Een traan? maar je phanta-
seert
„Neen, ik phantaseer niet. Het
was een traan. Het afgodsbeeld
had zich blijkbaar uit zichzelf van
het tafeltje neergeworpen, hij had
zelfmoord gepleegd. Hij was dit na
re schepsel van een vrouw niet de
baas geworden."
„Ja, ja", mompelde de geleerde
Ali Azis, „dit is inderdaad een
verrijking mijner occulte ervarin
gen. Een kwade vrouw.
„Is sterker dan alle afgoden en
demonen", vulde Abdallah den zin
aan
18 Februari 1574.
Middelburg moet zich na een
langdurig beleg aan Oranje over
geven. Nadat Vlissingen zich voor
den Prins had verklaard (6 April)
volgde spoedig Veere (4 Mei). In
één maand werd geheel Walche
ren voor Oranje gewonnen, behal
ve Middelburg. Toch waren velen
uit deze stad Oranjegezind, doch
de vroedschap meende, dat bij
overgang de handel te veel zou lij
den. Gebrek aan krijgsvolk belette
Willem van Oranje de stad dade
lijk geheel van de landzijde in te
sluiten. Alleen de hoofdwegen en
omliggende dorpen werden bezet
en de kerken dier dorpen als ka
zernes gebruikt. Verscheidene ma
len werd een Spaansche vloot van
uit Antwerpen afgezonden om Mid
delburg te ontzetten. De Xïeuzen
wisten ze telkens te verslaan. Op
5 Augustus 1573 veroverden zij het
sterke kasteel Rammekens, waar
door zij den toegang tot het Mid-
delburgsche vaarwater konden af
sluiten.
Nadat de laatste poging der
Spanjaarden was mislukt (slag bij
Reimerswaal 29 Jan.) was alle
tioop op ontzet verkeken en gaf
Mondragon de stad over op 18 Fe
bruari 1574 na een beleg van 20
maanden.
De opbrengst bij verkoop van
verschillende goederen ten bate
van Oranje bedroeg ruim 400.000
en de oorlogsschatting 100.000.
Spanje had mfllioenen bij mil-
lioenen uitgegeven' tot ontzet.
Dit is de laatste maal, dat Mid
delburg belegerd is geworden.
18 Februari 1814.
De Russische Kozakken bezet
ten Sas van Gent.
Na den slag bij Leipzig (16—19
Oct. 1813) trokken de Russen meer
B jas v ga*
westwaarts, tot zij ook ons land
bereikten. Daar Zeeland, vooral
Walcheren, door zijn ligging ge
makkelijk verdedigd kon worden,
werd 't dbor de Franschen ook het
langst vastgehouden.
Sas van Gent was de eerste
plaats in Staatsch-Vlaanderen, die
van de Franschen werd verlost
door de komst der Kozakken. De
ze hebben echter de Schelde niet
durven oversteken.
18 Februari 1833.
Antje Bal, een dichteres van kin
dergedichten, te Zoutelande gebo
ren.
Haar vader was aldaar destijds
hoofdonderwijzer. Antje Bal was
blind. Uit haar gedichten, die in
een bundel werden uitgegeven en
meest voor kinderen bestemd wa
ren, sprak een vroom gemoed,
3.
20 Februari 1831.
Gevechten te Eede tusschen het
Oplossingen van de problemen
voorkomende in het Zondagsblad
d.d. 21 Jan. 1933.
Probleem no. 1 K. ERLIN.
De stand was:
Wit: K.c3, D.bó, T.f 6, L.g4, pi.
c4.
Zwart: K.e5, T.h4, L.a6 en e7,
P.al en h5, pi. c5, e4, f 7, g5, g6,
h4.
waarvan de oplossing is 1. D.bó
b2.
Probleem no. 2. L. B. SALKIND.
De stand was:
Wit: KId4, D.c4, T.c5 en g8, L.d6.
Zwart: K.f 6, T.h7, L.a5, P.h8,
pi. b4, gó, hó.
Daarvan is de oplossing K.d4
d5.
Eenige goede oplossingen van
beide problemen werden ontvan
gen.
Onderstaande partij werd ge
speeld in het Correspondentie tour-
nooi gehouden te San Remo van
1911 tot 1912.
Wit: A. LENZ.
Zwart: H. KARSTEN.
Schotsche part ij.
1.' e2-e4 ele5
2. Pgl—f3 Pb8có
3. d2-d4 e5XJ4
4. c2c3
Wit ziet af van het onmiddellijk
terug winnen van den pion. Zelfs
geeft hij er nog bij:
4d4Xc3
5. Lf 1c4 d7dó
Hier was Pg8f 6 beter.
Na 5c3c2 volgt 6.
Dc2: Lb4f 7. Pc3 Pge7! 8. 0—0
Lc3: 9. Dc3: 00 10. Lg5 met goed
spel voor wit.
Ook 5c3Xb2 is voor
zwart niet aan te bevelen.
Daarna komt: 6. Lb2: Lb4f 7. Pc3
Pf 6 8. 0—0 en 0—0
Wel heeft hij een voorsprong
van 2 pionnen maar een achter
stand in ontwikkeling.
6. Pbl—c3
sterker is Ddlb3.
6Lc8eó!
7. Pc3—d5 Pg8—f 6
8. Ddl—c2 h7—hó
9. 0—0 Lf 8—e7
10. Tf 1—el 0—0
11. Lel—d2 Leóg4!
garnizoen van Aardenburg err de
Belgen.
Deze laatsten wilden gaarne
Zeeuwsch-Vlaanderen bij hun. land
voegen, doch de Zeeuwsch-Vlamin
gen wilden daar niéts tv dn weten
en hebben de herhaalde Belgische
aanvallen weten af te slaan.
24 Februari 1500,
Karei V wordt te Gent geboren.
In 1515 werd hij'reeds graaf van
Zeeland. Zijn beeld ft laatste, bij
de Noordstraat) staat in den gevel
van het stadhuis te Middelburg.
Hij deed 25 October 1555 te Brus
sel afstand van de Nederlandsche
gewesten. Den 15 September van 't
volgende jaar verliet hij na zijn
verblijf op 't kasteel te West-Sou
burg met een vloot van af het
kasteel Rammekens deze landen en
vertrok naar Spanje, waar hij in
1558 in een klooster overleed.
R.
B. J. d, M.
12. Lc4e2
Dit is beter dan e4e5 waarop
zou kunnen volgen:
12PcóXeS. 13 Pf e5:
de5: 14. Te5: en Ldó
Ook 12. Dc2b3 is niet goed
want na 12Lf 3: 13.
Df 3: en Pe5! staat zwart beter.
12Lg4Xf 3
waarom niet eerst La8c8!
13. Le2Xf3 Pcóe5
14. Dc2Xc? Pe5Xf 3f
15. g2Xf3 Dd8Xc7
na 15Pf 6Xd5 moest
wit wel met Dc7Xd8 antwoorden
wat zwart een beter eindspel had
gegeven.
16. Pd5Xc7 Ta8—c8
17. Pc7—b5 a7—a
18. Pb5d4 Tf 8d8
19. Pd4—f5 Le7—f8
20. Ld2—a5 Td8—d7
21. Tal—cl Tc8e8
22. La5—c3 Pf 6h7
23. Tel—dl Ph7—g5
Zwart werd vanaf 19
Lf 8 tot elke zet verplicht terwijl
wit zijn stelling steeds verbeterde.
24. Tele3 Te8eó
Stelling na 24..Te8eó
a b
c d e f g hi
25. h2h4
P g5h7
26. e4e5!
dó—d5
27. f 3—f 4
hóh5
28. Te3g3
g7—gó
29. Pf 5e3
Lf 8—g7
30. f4—f5!
Teócó
Zwart moet met zijn toren weg.
30g6Xl 5 kan niet we
gens 31. Pf 5: Tgó 32. Pg7:! Tg7:
33. Tg7:f gevolgd door eóf met
toren verlies.
31. TdlXd5 Td7Xd5
32. Pe3Xd5 Tcó—c5
33. Pd5e7f Kg8Xf8
34. fóXgó f 7Xgó
35. Pe7Xg6f Kf 8e8
36. Pgóf 4Lg7Xe5?
37. Tg3e3 zwart geeft op.
tam sffu vasts
Q," Vat had die To het druk
Zoo ijverig zat ze Je werken, dat
het puntje van haar tong uit haar
mond kwam 't Was ook een ge
wichtig werkje, dat ze aan 't doen
was, want.'t was een verjaars
cadeau voor Moeder. En wel een
mooi kleedje voor het dienblaadje,
dat ze moest opwerken met oranje
en paarse kruissteken.
Natuurlijk kon ze dat werk niet
thuis doen. Je begrijpt toch, dat
Moeder 't dan licht gezien zou heb
ben. Ze deed 't daarom bij Tante
An. Eiken middag na schooltijd
ging ze daar een uurtje heen.
Maar. Toto kon niet lang stil
zitten en zeker niet, wanneer ze
zich al den heelen dag op school
had moeten inspannen.
Als ze een poos gewerkt had,
legde ze met een zucht het kleedje
op den divan en zei: „Hè, 'k ben
zoo moe, 'k moet eens even rusten.
En dan ging ze wat rondloopen.
Maar Toto zag wel, dat met al
dat rusten het cadeau niet op
schoot.
„Werkt u er eens een eindje
aan", stelde ze Tante An voor.
Maar dat deed Tante niet. Dat
zou ook niet aardig geweest zijn,
nietwaar?
Toch kwam het kleedje klaar.
Tante An streek het netjes op en
beiden vonden ze, dat het goed
uitgevallen was. Tante pakte het
in een zuigpapiertje en deed er een
blauw lintje om. Toen nam Toto
haar potlood en schreef er op:
„Voor mijn jarige Mams.
't Was de dag vóór Moeders
verjaardag en To kreeg het pakje
in haar tasch mee.
Toen ze thuis kwam, liep ze
dadelijk naar haar slaapkamertje,
deed de deur achter zich dicht en
schoof er een stoel voor.
Ze haalde nu gauw het pakje
uit haar tasch. Waar'zou ze 't
verstoppen, dat Mams 't niet vin
den kon? Wacht, ze wist een
mooi pekje Ze ging naar haar
bed, tilde de matras en de de
kens met moeite op en legde het
pakje op het dekkleed van de
staaldraad. Daar zou niemand 't
vinden
Toen Moeder 's avonds Toto
naar bed bracht, vroeg het meisje
plagend: „Mams, ziet u uw ca
deau?"
Moeder keek rond en zei:
„Neen, ik zie niets."
„Dat kan ook niet," riep To
vol pret.
Toto was nauwelijks ingesla
pen, of ze had een vervelenden
droom. Verbeeld je, ze droomde,
dat Moeder haar cadeau onder de
matras vandaan haalde Zóó ake
lig vond To dat, dat ze ervan
wakker schrok. Was Moeder in
de kamer? Toto keek slaperig
rond bij het zwakke schijnsel van
het nachtlampje. Neen, er was
niemand. Maar toch was 't cadeau
niet veilig. Ze haalde het onder
de matras uit en legde het op een
betere plaats. Alles met haar sla
perig gezicht. Voldaan kroop ze
weer onder de dekens en sliep
weldra verder.
Dé volgende morgen was ze al
vroeg wakker. Ze stapte meteen
uit bed, trok haar pantoffeltjes
aan en tilde de matras op om haar
pakje te krijgen. Natuurlijk vond
ze Éét hifef; „O, ja", bedacht ze
op! èëns, „ik had gedroomd en heb
het ergens anders gèlegd. Maar
waar?"
To peinsde en peinsde, maar....
ze was het vergeten. Overal be
gon ze te zoeken, maar helaas,
niets vond ze.
„Ik heb het misschien maar ge
droomd, dat ik het weggelegd
heb en dan ligt het nog in m'n
bed en toen begon To haar de
kens er af te trekken.
Wakker geworden door het ru
moer, kwam Vader binnen. Hij
zag To met het bed bezig.
„Je lijkt de Prinses met de
Erwt wel", zei hij, „zoek je de
erwt?"
„Neen, Moeders cadeau
En toen vertelde Toto, wat er
gebeurd was. Vader hielp dade
lijk mee zoeken, maar vond ook
niets. Het cadeau leek verdwe
nen en Toto begon te huilen,
vreeselijk te huilen. Dat was
toch heel akelig; huilen op je
Moeders verjaardag. De jarige
kwam er bij en vroeg, wat er aan
de hand was. Toen begon Toto
nog harder te schreien.
„En nu heb ik geen cadeau",
jammerde ze.
„Niets erg," zei Moeder, „geef
me maar een verjaarszoen."
Dat deed het meisje.
Toen ging Moeder meezoeken,
maar ook met z'n drieën vonden
ze het pakje niet.
Beneden gaf Vader z'n cadeau.
Er kwamen ook al vroeg bloe
men. De post bracht veel brieven
en mooie kaarten. En toch was
Toto niet in een echte verjaars-
stemming. O, haar cadeau haar
mooie cadeau Als ze eraan
dacht, kon ze wel weer huilen.
Maar er was geen tijd om te
huilen: ze moest naar school. Ze
nam haar tasch, zei Moeder goe
dendag, doch kwam even later
hijgend terug.
„M'n mandje, m'n handwerk
mandje, 'k heb handwerken,"
riep ze.
„Ja, en waar staat dat mandje?
Op de plank?" vroeg Moeder.
„O, ik weet het niet."
„Maar ik weet het wel," zei
Jansje en holde naar boven. Even
later kwam ze met 't mandje te
rug, duwde, het To in de hand, die
op een draf naar school liep.
Heel den morgen was Toto be
droefd over het wegraken van
haar cadeau. Maar 't laatste uur,
toen er handwerken was, veran
derde die droefheid op eens in
blijdschap wantdaar in 't
mandje lag Moeders verjaarsge
schenk Ja, nu wist ze meteen,
dat ze het kleedje 's avonds laat
in het handwerkmandje gelegd en
het toen achter het gordijn in 't
hoekje van de vensterbank ge
schoven had. Jansje had het
mandje natuurlijk ontdekt, toen ze
de gordijnen open schoof.
Gauw vertelde To aan Juf
haar meevaler.
„Gelukk'g, dat je vanmorgen al
handwerken had", zei deze la
chend, „anders had moeder voor
eerst haar cadeau niet gekregen 1."
Toto knikte blij en liet de juf
frouw even het kleedje zien. De
ze vond 't heel mooi en pakte het
weer netjes in.
„Weet je wat," bedacht Juf,
„als straks de bel gaat, mag je
meteen weg".
Wat was die Toto gauw thuis
met haar pakje Moeder werd pu
écht gefeliciteerd met een ca-
cadeau. Toen vertelde het meisje
waar ze het gevonden had.
Dat allen verder een prettigen
dag hadden, is licht te begrijpen
J. H, BrinkgreveEntrop.
m" ;•-* .-
Als 't 's middags ail vroeg donker
wordt,
't Vaak regent, dat het giet,
Dan komen wij wat vlug uit school,
Want leuk'is 't buiten niet
In huis is het gezellig dan:
De schermerlaimp is aan
En 't wordt nu, o, zoo'n knusse
tijd,
Nog vóór wij eten gaan.
Want Moes vertelt of schakelt in
De radio, 't Wordt echt
En geen, die nu niet luist'ren wil,
Of onderwijl wat zegt
Dan krijgen wij een kopje thee,
't Feest is in vollen gang
Is 't wonder, dat ik eiken dag
Weer naar dat uur verlang?
Carla Hoog.
(W.ER*NKf0RT
Ik zie twee leuke boertjes.
Ze loopen hand in hand
En dragen heel voorzichtig
Een heel groote mand.
Wel twintig eitjes liggen
Er netjes op elkaar
En onze kleine boertjes
Kijken er telkens naar
Maar midden op den weg ligt
Een heele groote steen
En onze kleine boertjes,
Die zien hem niet, och neen
O wee Daar rollen beiden
Met mand en al op straat
Nu kun je zelf wel denken,
Wat er gebeuren gaat
Daar midden op de straat ligt
Een groote omelet
Van twintig versche eitjes....!
Gedaan is 't met de pret
Vlug krabbelen de boertjes
Weer beiden op de been
En zien met dikke tranen
Boos, naar dien stouten steen
Dan kijken ze tezamen
Eens in de leege mand
En stil loopen ze verder,
Verdrietig, hand in nhand
R. Frankfort.