ZWEEDSCHE BRIEVEN. SSüJiWSÖsa *eeskundige- en verpleegstershulp, ver voer- en verbandmiddelen bij eventu- eele ongelukken. Mevr. WEIJL is voor het voorstel, het is een oude wensch van haar, dat ten deze een vaste regeling wordt ge troffen. Nu komen er soms te laat drie at meer dokters tegelijk, en lijdt de pa tiënt onnoodig pijn. De eenige plaats, waar steeds .hulp is, is het gasthuis, het gaat soms om levensgevaar, waarbij snelle geneeskundige hulp van groote beteekenis is; niet alleen voor de pa tiënt en zijn familie, ook met kans op armlastigheid en dergelijke. De heer v. d. FELTZ ziet de nood zakelijkheid niet in, hij heeft die tot nu toe niet gezien, en meent, dat een voor stel als dit in deze tijden niet te verde digen is. Het is veelal de zenuwachtig heid, die verlet tot gevolg heeft; en dit zal niet verbeteren. Dat men niet op el kaar gehand is, geldt wellicht voor Lon den, maar niet voor Middelburg. Men moet oppassen van de stad geen kindje met een waterhoofd te meiken. Spr. is er tegen, dat de medicus nu weer 200 daarvoor krijgt, en hij is bang van de voorstellen van medische- zijde. Men heeft toch twee gemeentegenees heer en buiten de gestichten. Tegen een regeling inzake brancard en zusterhulp heeft hij geen bezwaar. Spr. meent dat dr. Broekhuisen tijd over heeft voor dit werk, zelfs is er ge vraagd of er wel twee gemeentegenees- heeren noodig zijn. Men kan dit werk opdragen zonder verhooging van sala ris, in dezen tijd van verlaging der sa larissen. Spr. stelt voor het voorstel terug te nemen en alleen overleg te plegen inzake de hulp voor 100. De heer VAN ANDEL heeft ervaring, toen een man in zijn tuin viel, er waren toen spoedig twee doktoren. Spr. wil ook alleen de f 100 voteeren. De heer WONDERGEM wijst op de mogelijkheid dat dr. Broekhuisen niet thuis is, en volgens het voorstel is er steeds hulp bij de hand. De heer BOASSON zegt, dat het vooral om de kosten gaat. Spr. zegt, dat er tot nu toe geen enkele regeling be' staat. Bij het ongeluk op de Londensche Kade bij het bouwen van de loods, toen duurde het een half uur voor er een medicus was, ook bij het gebeurde met het kind dat door een leeuw werd ge beten. Het gebeurt niet dikwijls, maar voor al op Zon- en Feestdagen als de medici uitgaan, wat hen toekomt, i$ het een opoffering zich ter beschikking te stel len en steeds moeten zeggen, waar zij zijn. Wil hij beslist weg, dan zal hij een plaatsvervanger moeten stellen en de zen wellicht moeten betalen. Men kan niet van den chirurg verlan gen steeds gereed te staan en ook niet van den internist. Maar hier is het de assistent, die zich bereid verklaard. Er is overleg gepleegd met het bestuur der godshuizen en spr. meent dat de heer v. d. Feltz hetin beginsel er mede over eens was, hij weet ook hoe minitieus het on derzocht is. Van „een kind met een wa terhoofd" is z.i. geen sprake, men denkt er toch niet aan een regeling te schep pen als in groote plaatsen, dat zou te veel kosten. Bij den brand in dé Langedelft bleek, dat men moest ingrijpen inzake de brandweer. 4 J GöSTA BERLING. In het onlangs verschenen derde deel van haar memoires geeft Selma Lager- löf een belangwekkend en bekoorlijk beeld van het Stockholm van zestig jaar geleden, vertelt zij van tmenschen en dingen, die haar daar lief waren, van gebeurtenissen en gevalletjes, die het stille leven in de wintersche stad een beetje opvroolijkten en wat kleur schon ken. Er doemen gestalten voor den le zer op, die hem bekend voorkomen, wier karakteristieke eigenaardigheden hem denken doen aan personages uit van deze werken van deze schrijfster, aan een held uit een roman of een merk waardige vrouwenfiguur uit een der vele novellen. Men begrijpt, dat deze men- schen, die de veertienjarige Selma ont moette en echt meisjesachtig in haar dagboek beschreef, haar later als voor beeld dienden bij het vormen, het com- poneeren van haar personages, zoo als zij ook sommige onbeteekenend- schijnende belevenissen tijdens haar Stockholmsche logeerpartij vele jaren nadien dankbaar in 't een of andere verhaal verwerkte. En daarom vooral leest men dit derde deel van den Mar- backacyclus met zoo groot genoegen, al bevredigt het ook niet volkomen, 't Is wel wat erg uitvoerig verteld dit al les, en men zou zoo gaarne willen, dat Selma Lagerlöf reeds verder gevorderd was met haar levensverhaal, dat zij reeds toe was gekomen aan den tijd waarin een-na-een de oude Varmland- sche sproken neergeschreven werden en langzaam-aan in een moeitevol ver werken van de rijke stof de schoone en boeiende sage van Gösta Berling ont stond, toen het arme onderwijzeresje na jaren-lang zoeken haar eigen stijl en eigen vorm gevonden had, toen zij Je ruzalem dichtte en de. Christus-legen den en al die andere werken, die nu De heer JERONIMUS: zwaar geschut. De heer BOASSON ontkent dit, maar als er eens een groot ongeluk gebeurde, zou men zeggen, dat men niet voldoen de voorzorgen nam. De VOORZITTER sluit zich bij deze laatste vergelijking aan. Het voorstel dateert reeds van 18 Augustus en is lang en breed door fi nanciën bekeken. Spr. zal den tijdsduur maar niet noemen. B. en W. plaatsten zich unanien achter het voorstel. Men heeft niet alleen aan doktoren behoefte, maar ook aan verdere hulp. Spr. neemt het voorstel niet terug. Verwerpt de raad het, dan is hij er verantwoordelijk voor. De heer JERONIMUS zegt, dat de verdediging hem van de noodzakelijk heid niet heeft overtuigd, het is hem wel symphatiek. Spr. zegt, dat men ook uit Vlissingen nog hulp kan roepen per telefoon. Men heeft dan 25 a 30 dokto ren bijeen. Wel meent, hij dat men voor zusterhulp en vervoermiddelen een re geling moet treffen, maar een dokter heeft men dan toch wel. De heer BOASSON zegt, dat men met telefoneeren hier en daar en dan nog met Vlissingen heel wat tijd zal doen verloren gaan. Alleen zusterhulp is niet voldoende, het gaat om eerst ingrijpen. Dit beoordeelt de medicus. Mevr. WEIJL zegt, dat de gemeente- geneesheeren nu aangewezen zijn, maar, die zijn meermalen niet te vinden en in het gasthuis zijn er altijd medici, die in geval van nood op kunnen treden. Het gaat er niet om of een dokter eens voor niets komt, maar om spoedige hulp in het belang van den patiënt. Gemeentelijke hulp uit Vlissingen is veel te tijdroovend en zij begrijpt niet, dat een verstandig mensch geneeskun dige hulp uit Vlissingen wil halen. De heer DEN HOLLANDER zegt, dat het gaat om de kosten, en hij meent, dat men nog eens kan probeeren de 200 uitgaaf te voorkomen. Men heeft twee betaalde geneeshee ren en twee bevinden zich in het gast huis. De heer v. d. FELTZ blijft daar ook bij en stelt voor te trachten te komen tot een regeling zonder de f 200 voor dokters hulp. De heer BOASSON zegt, dat dit weer verhooging zal geven. Spr. erkent, men kan zeggen, het heeft al zoolang ge duurd. Toen de brandweercommandant wees op tekort aan maatregelen in het gast huis ging men tot voorziening over, men wist niet aan welke gevaren men bloot had gestaan. Er is gezocht naar de goedkoopste oplossing en men kan niet wenschen van de doktoren zich gratis beschikbaar te stellen, het is in strijijd met hun instruc tie. Uitstel beteekent niets, het kan niet anders geregeld worden. De heer VAN ANDEL zegt, dat men hier iemand 200 wil geven, die maar eens een enkele keer moet optreden en 600 aan den brandweercomman dant die steeds gereed moet zijn. Er kan ook bij deze regeling nog moei lijkheid zijn. Bij massa ongelukken kan één het ook niet af. Mevrouw WEIJL zegt, dat dan het Roode Kruis en het Oranjekruis optre den. De assistent heeft een laag salaris en men kan hem dan toch niet nog ander over schier heel de wereld bekend en geliefd zijn. Want vaak heeft Selma Lagerlöf zich niet over het ontstaan van haar boeken, over het hoe en waarom, uitgesproken, en het is toch niet louter oppervlakkige nieuwsgierigheid of over dreven bewondering, die velen er toe drijft hiernaar te vorschen, die telken- jare weer talloozen naar het schoone oude Varmland doet reizen, naar 't nog zoo echt Zweedsche land met zijn stille meren en eindelooze bosschen, zijn roo de en grauwe hopten hoeven en zijn verre blauwende bergen, het land dat men kennen moet om zoovele werken van deze schrijfster, en den Gösta Ber ling vooral ten volle te kunnen genie ten. Nu is ook daar de winter eindelijk gekomen. Vlak voor Kerstmis kon op de golvende akkers van Rottneros, 't land goed dat beter bekend is als Ekeby, nog geploegd worden, maar kort na Oudejaarsavond is de wind naar het Oosten gedraaid, is het begonnen te sneeuwen, zoodat nu heel het dal van 't lange Fryken-meer prijkt in zijn ware winterkleed en de gasten van pension Björkefors, die 's nachts misschien luis teren of de booze Sintram beneden niet in zijn schommelstoel zit te wiegelen, lange sledevaarten kunnen maken naar al de uit de Gösta Berling-sage zoo be kende plaatsen, naar het houten bijge bouwtje van Ekeby, waar de wilde ka- valiers woonden, naar het witte kerkje van „Svartsjo", van Ostra Amtervik, waar de zware kist met Oom Eberhard's goddelooze schrifturen stond, naar „Bro- by", dat in werkelijkheid Sunne heet, oi: naar „Björne", het oude landhuis van de Sinclairs. Maar geen toerist gaat er in dezen tijd van het jaar den langen eenzamen weg, die van Torsby aan de noordpunt van het Fryken-meer door woeste bos schen naar de Noorsche grens leidt, den ouden weg, waarlangs in vroeger tij- werk voor niets opdragen en men kan het den chirurg, den internist of den radioloog niet opdragen. Deze zijn zoo moge,ijk wel bereid in te vallen. De heer JERONIMUS stelt een amen dement voor om slechts f 100 toe te stclclll# De VOORZITTER zegt, dat dan weer onderhandeld zal moeten worden, maar wijst er nog eens op, dat de gemeente- geneesheeren niet altijd te vinden zijn. Spr. erkent dat niet alle waarborgen aanwezig zijn, maar het is wat men hier kan bereiken. De heer PORTHEINE wil alleen aan houden, en trachten gratis geneeskun dige hulp te verkrijgen. De heer BOASSON zegt, dat men 't dan weer op de lange baan schuift, en dat neemt spr. niet voor zijn verant woording. De heer v, d. FELTZ meent, dat het reeds loopt van Januari 1932. De VOORZITTER zegt, dat het amendement van jden heer Jeronimus maakt, dat het voorstel vervalt als de Godshuizen niet op dien grond mede werken wil, en stelt hen voor zich bij den heer Portheine aan te sluiten. De heer JERONIMUS wil in ieder geval de ongelijkheid van zusterhulp, brancard enz, van uit een centraal punt verzekeren. De heer BOASSON zegt, dat alleen zusterhulp niet voldoende is, omdat 'n kleine verkeerde handeling den dood tengevolge kan hebben. Het voorstel-Portheine komt, nadat de heer Jeronimus het zijne heeft inge trokken in stemming en wordt aangeno men met 10 tegen 7 stemmen. Tegen al leen de S.D.A.P en V.D. 15. Bestemming buitenplaats "De Grif fioen". (Over dit voorstel is nog de laatste dagen uitvoerig geschreven en achten wij het niet noodig dit hier weer te doen.) De heer CORNELISSE kan de plan nen in het algemeen steunen omdat zij het aanzien van de stad zullen verhoo- gen hij eent dat er wel degelijk vraag naar grond zzal zijn, 't Park van Nieu- wenhove en de Meidoornlaan bewijzen dit. Er is een drang naar bbuiten wonen; en het is goed te voorkomen, dat men naar buiten de gemeente gaat. De kwestie der uitvoering in werk verschaffing zegt spr., dat het hier een productief werk is, en het daarom niet zal gaan, want men drukt er de loonen door. Een tweede vraag is of de gronden in erfpacht moeten worden uitgegeven of verkocht. Spr. kan niet aannemen, dat de risico in het eerste geval zoo groot is, en hij wijst op den Blauwendijk, waar alle grond spoedig weg was, en als de grond meer waajrd wordt, houdt de gemeente er het eigendomsrecht van. De heer Boasson hield destijds een vurig pleidooi van uitgifte in erfpacht aan de Meidoornlaan en Nieuwstraat en nu is hij blijkbaar veranderd. Dat elders grond is verkocht, is voor hem geen argument. De heer JERONIMUS brengt dank aan B. en W., dat aan zijn aandrang om meer gegevens ditmaal gevolg is gege ven. De VOORZITTER. Dit maal?? De heer JERONIMUS bedoelt den globalen metermaat, die men direct had moeten geven. Spr. stelt dit nu zoo op prijs, omdat hij meent, dat 't mooi ste perceel het laagste in prijs is, nml. perceel 20, dat op het Zuiden ligt en vlak tegen den koepel aan staat. Alle andere perceelen zijn veel duurder ge prijsd, en spr. wil voor dit perceel, dat 4.50 is geraamd per m2 hooger stel len, andere kosten f 4.70f 5.50 per m2. Spr. ziet geen goede verhouding tus- schen het bedrag voor het bouwrijp maken van den grond en dat van ver- jouwing van het woonhuis. Spr. is te gen een speculatieve vergouwing van iet huis als er geen bepaalde huurder vooraf bekend is. Spr. is het niet eens met de opgemaakte vergelijking tusschen verkoop en erfpachtsuitgifte, het zijn twee kwalijk te vergelijken zaken, ge zien de verandering in de koopkracht van het geld, Spr. stelt voor den koopprijs van per ceel 20 te brengen op 2200 of 5.50 per m2. De heer v. d. FELTZ heeft zich met gepraepareerd op een debat over erf pacht, maar meent men er te Amster dam moeite mede heeft. Spr. heeft als zijijn meeing in financiën gezegd, dat de raad met de Griffioen er is ingeloopen. 'Het aankoopen van uit het oogpunt van woningpolitiek is z, i. niet noodig, ge zien de vele ledig staande groote en ook kleine woningen in de stad. Spr, meent dat men toch aan Den Haag moet vragen of men dit werk in werkverschaffing mag doen. Spr. voelt ook veel om voor perceel 20 een hoogeren prijs te bepalen. Spr. zou het huis liever van de hand willen doen, liever dan er 9000 aan te verbouwen. Wordt het verbouwd, dan wil spr. nog eens wijzen op de Cen trale verwarming, die voor zulk een huis van groot belang is, al is spr. er geen bewonderaar van. Waarom kan het (renteverlie/s plot seling op 4000 worden teruggebracht. De heer PAUL meent dat de raad goed deed he tterrein aan te koopen. Spr. erkent dat veel oude woningen leeg staan, maar de trek naar nieuwe, meer geriefelijke ingerichte woningen is groot en deze bevorderen de vesti ging in Middelburg. Spr. meent dat er niet staat, zooals de heer Jeronimus zegt, dat er een badkamertje is pntworpen in de wonin gen, en hij meent dat er een gelegen heid voor is deze in beide te ontwer pen, althans de leidingen en afvoeren er voor, Spr. meent dat la en 2a met 2 per m-' te hoog zijn geraamd; als het de bedoeling is daar garages te bouwen, dan kunnen zij gelijk met 1 en 2 worden verkocht, als zij van de eigenaar daar van zijn. Perceel 11 is een driehoek en zal een tuin hebben, die ongelukkig van mo del is, en daarom acht spr. den prijs van dit perceel vrij hoog. Spr. meent dat zelf vervaardigen van de rioolbuizen, werkverruiming betee kent, en vooral als dit eventueel met die wan den Blaauwendijk waren te combineeren. Tegen verkoop van den grond heeft spr. in dit geval geen bezwaar omdat het de werkgelegenheid dichter bij zal brengen. De geraamde erfpacht is z.i. te hoog, het loopt van 135 tot 270 per perceel. Spr. meent, dat de grond aan den Blaauwendijk meer waard is, dan die den de karavanen van sleden met houts kool en erts naar Ekeby trokken, den moeizamen weg, dien de door ieder ver- stooten Margaretta Celsing had te gaan Ononderbroken en eindeloos zijn er de bosschen, waar nu de sneeuw zwaar de takken der sparren doorbuigen laat, waar soms een oude vervallen kroeg herinnert aan de dagen van weleer, waar slechts op een enkele grauwe hoeve wat menschen wonen, afstamme lingen van de Finnen, die eeuwen ge leden hier de eerste paden openkap- ten, menschen, die gewoon zijn tiental len kilometers te loopen als ze naar de post of den dokter moeten. En dicht bij de grens ligt daar, midden tusschen de zwijgende bosschen een klein wit kerk je met een verlaten pastorie in een ver wilderden tuin. Hier was het, dat Gös- te Berling in December 1830 kwam om onder de ruwe, nog half heidensche Finnen het evangelie te prediken. Een eeuw geleden heette Gösta Ber ling Emanuel Branzell. Zijn vader was mijnbouwkundige in |Alster, een wijs en godvruchtig man, die zijn zoon in Uppsala op het gymnasium deed en hem er later voor predikant liet studeeren. Na reeds twee jaren hulpprediker in 'n Upplandsche gemeente te zijn geweest, werd Emanuel, nauwelijks vijf-en-twin tig-jaar oud, naar dezen uithoek van Varmland, naar het kerspel Södra Finnskoga, gezonden. Zijn ambtsgebied mat van Noord naar Zuid welhaast een honderd kilometer, maar veel zielen telde het niet en de jneesten waren ruw en dom en onbeschaafd, waren aan den drank verslaafd en stoorden zich aan God noch gebod. „Hier stond ik eenzaam temidden der bosschen", ver telt hij in een zijner nagelaten papie ren, „zonder wegen, zonder kerken, on der menschen van een "r-o-;J volk. Af gezien van de lichamelijke ontberingen die ik te doorstaan had, daar vaak de hemel mijn dak en een blokken vuur op den Griffioen. Daarbij is bij dit laat ste door de open bebouwing veel tuin grond. Mevr. WEIJL is alleen voor uitvoe ring in werkverschaffing, als het vast staat, dat aan dezen grond niet spoedig behoefte is. De heer DEN HOLLANDER herin nert aan het Park van Nieuwen- hoven, en vreest niet voor niet-verkoo- pen van den grond, Spr. is er voor, dat de gemeente zoo weinig mogelijk huizen in eigendom moet hebben 'en wil daarom het huis zelf zoo spoedig mogelijk verkoopen. Spr. vreest het niet succes hebben van verhuuren in twee deelen, er zijn bezwaren aan het samen wonen in een gebouw. De heer BYBAU zegt, dat men toch wil trachten het gebouw te verhuren in zijn geheel en vraagt of men dit deel van het voorstel niet kan uitstellen, en tot 't verkavvelen van het terrein alleen nu te besluiten. Men wilde toch tot half Mei wachten met het verbouwen van het woonhuis. De VOORZITTER zegt, dat de be doeling is geweest, met het geheel over leggen zoo dit voorstel was, om den raad het geheel te doen overzien. Eerst wilden B. en W.. alleen het bouwrijp voorstehen, maar kwamen daarop terug. De heer Vertregt drong er reeds ja ren geleden aan, op bouwrijpen maken, van gronden voor middenstandswonin gen en B. en W, waren het daarmede eens en werkten in die richting. De oudere woningen zul.en moeten ver anderd worden om ze te doen bewo nen. Tot den heer Jeronimus zegt spr., dat het goed was, meer te rekenen met de Hgging der perceelen dan met den prijs per vierk. m, het is goed dat men weet v/aar men aan toe is. De prijs van het oude gebouw is zooveel mogelijk gedrukt en f 10.500 is niet te hoog, ook als men rekent met de noodzakelijke verbou wing. Het tegelijk leggen van telefoon kabels, waarover de heer Jeronimus ge sproken heeft is met den Rijkstelefoon dienst te overleggen. Er is overleg gaan de voor het verhuren van het huis in zijn geheel voor f 900. Het zal dan onder verhuurd worden aan kleine midden standers, die nu afzonderlijk wonen. Het is een geringe kans. B. en W. zijn be reid het voorstel te splitsen in A en B. Namelijk bouwrijp maken van den grond en het gebouw. Als het mogelijk is voor perceel 20 meer te krijgen, dan zullen B. en W. dit gaarne doen, maar de raad moet dit z.i. niet vastleggen. Er is geen enkele aan vrager bekend, die daar een huis zou willen bouwen, dit kan men uitschake len. De wensch naar een centrale verwar ming is zeer verschillend, en aanleg zal den prijs zeer verhoogen, de raming is f2100. De prijs van perceelen la en 2a is, wellicht te hoog, als zij afzonderlijk wor den verkocht, maar anders is ze te laag, maar het beteekent op het geheel niets. Het is niet altijd prettig veel tuingrond te hebben, men kijkt gaarne bij zijn buurman, waar men den tuin niet be hoeft te onderhouden. Toch wil spr. den prijs van perceel 11 nader bekijken. Het is zeer moeilijk vol te houden, dat dit geen productief werk is; daar komt bij, dat verschillende uitgetrokkenen weer mijn beddepan was, leverde de domheid dezer menschen nog de grootste moei lijkheden op." Maar Branzell was vol werklust, hij trok te voet van de eene hoeve naar de andere om er zoo goed en zoo kwaad als het ging godsdienst oefeningen te houden, hij vocht tegen 't diep-gewortelde bijgeloof en het vree- selijke drankmisbruik, hij stichtte school tjes en organiseerde de armenzorg, liet twee houten kapellen bouwen en een kleine pastorie en toen >hij in het be gin van 1833 dus juist een eeuw ge leden, zijn zwarte paard voor de ar restee spande om beneden in het Fry- kendal zijn Ijonge .'bruid Maria Sand- berg te gaan haten, was er al veel ver beterd en was de jonge dominee reeds zoo geliefd, dat toen 'geld (bij elkaar bracht om Karl Petter Lehman zijn por tret te laten schilderen. Maar het oude Finsche Jbloed ver loochende zich niet. Wel kwamen de menschen vrij geregeld ter kerke, al moesten zij daartoe soms ook afstanden van zoon kilometer of zestig afleggen, doch als dominee Branzell op zijn paard sprong om naar de andere kapel te rij den, werden de trekharmonica en de brandewijnflesch voor den dag gehaald en werd er op het kerkhof gedanst en gejoeld en gevochten, dat het meer dan bar was. En het kon gebeuren, dat een vroiuw den dominee zeven zilveren rijks daalders bood, wanneer hij haar legiti matiepapieren onjuist wilde invullen, of dat een knecht met een schaap kwam aandragen om den dominee te bewe gen hem tot het Avondmaal toe te la ten hoewel hij niet aangenomen was, maar Branzell kon toen de verzoeking nog weerstand bieden, al had hij ook het zeer lage traktement van duizend daalder in de drie jaar. Veel van derge lijke karakteristieke bijzonderheden over hel volk, waartuschen hij als lei- de. geplaatst was, heeft dominee Bran zeil in de Jterkeboeken Van Södra Finnskoga opgeteekend, nuchter en za kelijk meestal, maar toch getuigend van de groote moeilijkheden waarmee hij voortdurend te kampen had. Toen hij ongeveer twee jaar getrouwd was gebeurde het, dat de vrouw van den ruwen Fin Knöske Halvard op een Zondag bij de kerkhofmuur aan 4e schandpaal gezet werd. Zij had het nog al bont gemaakt, had veel te veel ge dronken en was door dominee Bran zell, die eindelijk een voorbeeld wilde stelten, bij de justitie aangeklaagd. Vol gens de overlevering stond vrouw Hal vard in relatie met den duivel en toen de dominee langs Ihaar heen schreed om naar de' sacristie te gaan, balde zij de vuist en schreeuwde zij: „Zoo ellen dig als ik ben zul jij ook worden!" Bran zell trok er zich niets van aan, maar toen hij na den dienst naar huis ging, kreeg hij plotseling zoo'n ondragelijke kiespijn, dat hij zijn afschuw voor ster ken drank opzij zette en een doekje met brandewijn in den mond nam om de pijn te stilten. En toen had de booze hem in zijn macht. De dominee kreeg den smaak beet, hij begon te drinken, hij verzaakte zijn plicht en mishandelde zijn vrouw, zoodat die viler jaar na haar huwelijk, met haar beide kinderen naar het ouderlijk huis terugkeerde. De parochianen klaagden, de bisschop en het domkapittel waarschuwden, maar dominee Branzell bekommerde zich er niet om, zette wilde braspartijen met stroopers en zwervers lop topw en werd tenslotte ontslagen. Toen werd Branzell Gösta Berling, de jonge kava- lier ,die rondtrok door 't schoone Varm land, die zingen en drinken kon als geen ander, die ten leste arm en verge ten stierf, zonder dat iemand er was om een kruis op zijn graf te zetten, zonder dat iemand weet, waar hij, de rusteloo- ze, rust. Stockholm, Januari. Bertil J.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 7