ZWEEDSCHE BRIEVEN.
SSüJiWSÖsa
*eeskundige- en verpleegstershulp, ver
voer- en verbandmiddelen bij eventu-
eele ongelukken.
Mevr. WEIJL is voor het voorstel,
het is een oude wensch van haar, dat
ten deze een vaste regeling wordt ge
troffen. Nu komen er soms te laat drie
at meer dokters tegelijk, en lijdt de pa
tiënt onnoodig pijn. De eenige plaats,
waar steeds .hulp is, is het gasthuis, het
gaat soms om levensgevaar, waarbij
snelle geneeskundige hulp van groote
beteekenis is; niet alleen voor de pa
tiënt en zijn familie, ook met kans op
armlastigheid en dergelijke.
De heer v. d. FELTZ ziet de nood
zakelijkheid niet in, hij heeft die tot nu
toe niet gezien, en meent, dat een voor
stel als dit in deze tijden niet te verde
digen is. Het is veelal de zenuwachtig
heid, die verlet tot gevolg heeft; en dit
zal niet verbeteren. Dat men niet op el
kaar gehand is, geldt wellicht voor Lon
den, maar niet voor Middelburg. Men
moet oppassen van de stad geen kindje
met een waterhoofd te meiken.
Spr. is er tegen, dat de medicus nu
weer 200 daarvoor krijgt, en hij is
bang van de voorstellen van medische-
zijde.
Men heeft toch twee gemeentegenees
heer en buiten de gestichten. Tegen een
regeling inzake brancard en zusterhulp
heeft hij geen bezwaar.
Spr. meent dat dr. Broekhuisen tijd
over heeft voor dit werk, zelfs is er ge
vraagd of er wel twee gemeentegenees-
heeren noodig zijn. Men kan dit werk
opdragen zonder verhooging van sala
ris, in dezen tijd van verlaging der sa
larissen. Spr. stelt voor het voorstel
terug te nemen en alleen overleg te
plegen inzake de hulp voor 100.
De heer VAN ANDEL heeft ervaring,
toen een man in zijn tuin viel, er waren
toen spoedig twee doktoren. Spr. wil
ook alleen de f 100 voteeren.
De heer WONDERGEM wijst op de
mogelijkheid dat dr. Broekhuisen niet
thuis is, en volgens het voorstel is er
steeds hulp bij de hand.
De heer BOASSON zegt, dat het
vooral om de kosten gaat. Spr. zegt, dat
er tot nu toe geen enkele regeling be'
staat. Bij het ongeluk op de Londensche
Kade bij het bouwen van de loods, toen
duurde het een half uur voor er een
medicus was, ook bij het gebeurde met
het kind dat door een leeuw werd ge
beten.
Het gebeurt niet dikwijls, maar voor
al op Zon- en Feestdagen als de medici
uitgaan, wat hen toekomt, i$ het een
opoffering zich ter beschikking te stel
len en steeds moeten zeggen, waar zij
zijn.
Wil hij beslist weg, dan zal hij een
plaatsvervanger moeten stellen en de
zen wellicht moeten betalen.
Men kan niet van den chirurg verlan
gen steeds gereed te staan en ook niet
van den internist. Maar hier is het de
assistent, die zich bereid verklaard. Er
is overleg gepleegd met het bestuur der
godshuizen en spr. meent dat de heer v.
d. Feltz hetin beginsel er mede over eens
was, hij weet ook hoe minitieus het on
derzocht is. Van „een kind met een wa
terhoofd" is z.i. geen sprake, men denkt
er toch niet aan een regeling te schep
pen als in groote plaatsen, dat zou te
veel kosten.
Bij den brand in dé Langedelft bleek,
dat men moest ingrijpen inzake de
brandweer. 4 J
GöSTA BERLING.
In het onlangs verschenen derde deel
van haar memoires geeft Selma Lager-
löf een belangwekkend en bekoorlijk
beeld van het Stockholm van zestig jaar
geleden, vertelt zij van tmenschen en
dingen, die haar daar lief waren, van
gebeurtenissen en gevalletjes, die het
stille leven in de wintersche stad een
beetje opvroolijkten en wat kleur schon
ken. Er doemen gestalten voor den le
zer op, die hem bekend voorkomen,
wier karakteristieke eigenaardigheden
hem denken doen aan personages uit
van deze werken van deze schrijfster,
aan een held uit een roman of een merk
waardige vrouwenfiguur uit een der vele
novellen. Men begrijpt, dat deze men-
schen, die de veertienjarige Selma ont
moette en echt meisjesachtig in haar
dagboek beschreef, haar later als voor
beeld dienden bij het vormen, het com-
poneeren van haar personages, zoo
als zij ook sommige onbeteekenend-
schijnende belevenissen tijdens haar
Stockholmsche logeerpartij vele jaren
nadien dankbaar in 't een of andere
verhaal verwerkte. En daarom vooral
leest men dit derde deel van den Mar-
backacyclus met zoo groot genoegen,
al bevredigt het ook niet volkomen, 't
Is wel wat erg uitvoerig verteld dit al
les, en men zou zoo gaarne willen, dat
Selma Lagerlöf reeds verder gevorderd
was met haar levensverhaal, dat zij
reeds toe was gekomen aan den tijd
waarin een-na-een de oude Varmland-
sche sproken neergeschreven werden
en langzaam-aan in een moeitevol ver
werken van de rijke stof de schoone en
boeiende sage van Gösta Berling ont
stond, toen het arme onderwijzeresje na
jaren-lang zoeken haar eigen stijl en
eigen vorm gevonden had, toen zij Je
ruzalem dichtte en de. Christus-legen
den en al die andere werken, die nu
De heer JERONIMUS: zwaar geschut.
De heer BOASSON ontkent dit, maar
als er eens een groot ongeluk gebeurde,
zou men zeggen, dat men niet voldoen
de voorzorgen nam.
De VOORZITTER sluit zich bij deze
laatste vergelijking aan.
Het voorstel dateert reeds van 18
Augustus en is lang en breed door fi
nanciën bekeken. Spr. zal den tijdsduur
maar niet noemen. B. en W. plaatsten
zich unanien achter het voorstel. Men
heeft niet alleen aan doktoren behoefte,
maar ook aan verdere hulp. Spr. neemt
het voorstel niet terug. Verwerpt de
raad het, dan is hij er verantwoordelijk
voor.
De heer JERONIMUS zegt, dat de
verdediging hem van de noodzakelijk
heid niet heeft overtuigd, het is hem
wel symphatiek. Spr. zegt, dat men ook
uit Vlissingen nog hulp kan roepen per
telefoon. Men heeft dan 25 a 30 dokto
ren bijeen. Wel meent, hij dat men voor
zusterhulp en vervoermiddelen een re
geling moet treffen, maar een dokter
heeft men dan toch wel.
De heer BOASSON zegt, dat men met
telefoneeren hier en daar en dan nog
met Vlissingen heel wat tijd zal doen
verloren gaan. Alleen zusterhulp is niet
voldoende, het gaat om eerst ingrijpen.
Dit beoordeelt de medicus.
Mevr. WEIJL zegt, dat de gemeente-
geneesheeren nu aangewezen zijn, maar,
die zijn meermalen niet te vinden en
in het gasthuis zijn er altijd medici, die in
geval van nood op kunnen treden. Het
gaat er niet om of een dokter eens
voor niets komt, maar om spoedige hulp
in het belang van den patiënt.
Gemeentelijke hulp uit Vlissingen is
veel te tijdroovend en zij begrijpt niet,
dat een verstandig mensch geneeskun
dige hulp uit Vlissingen wil halen.
De heer DEN HOLLANDER zegt, dat
het gaat om de kosten, en hij meent,
dat men nog eens kan probeeren de
200 uitgaaf te voorkomen.
Men heeft twee betaalde geneeshee
ren en twee bevinden zich in het gast
huis.
De heer v. d. FELTZ blijft daar ook
bij en stelt voor te trachten te komen
tot een regeling zonder de f 200 voor
dokters hulp.
De heer BOASSON zegt, dat dit weer
verhooging zal geven. Spr. erkent, men
kan zeggen, het heeft al zoolang ge
duurd.
Toen de brandweercommandant wees
op tekort aan maatregelen in het gast
huis ging men tot voorziening over, men
wist niet aan welke gevaren men bloot
had gestaan.
Er is gezocht naar de goedkoopste
oplossing en men kan niet wenschen van
de doktoren zich gratis beschikbaar te
stellen, het is in strijijd met hun instruc
tie.
Uitstel beteekent niets, het kan niet
anders geregeld worden.
De heer VAN ANDEL zegt, dat men
hier iemand 200 wil geven, die maar
eens een enkele keer moet optreden
en 600 aan den brandweercomman
dant die steeds gereed moet zijn.
Er kan ook bij deze regeling nog moei
lijkheid zijn. Bij massa ongelukken kan
één het ook niet af.
Mevrouw WEIJL zegt, dat dan het
Roode Kruis en het Oranjekruis optre
den. De assistent heeft een laag salaris
en men kan hem dan toch niet nog ander
over schier heel de wereld bekend en
geliefd zijn. Want vaak heeft Selma
Lagerlöf zich niet over het ontstaan van
haar boeken, over het hoe en waarom,
uitgesproken, en het is toch niet louter
oppervlakkige nieuwsgierigheid of over
dreven bewondering, die velen er toe
drijft hiernaar te vorschen, die telken-
jare weer talloozen naar het schoone
oude Varmland doet reizen, naar 't nog
zoo echt Zweedsche land met zijn stille
meren en eindelooze bosschen, zijn roo
de en grauwe hopten hoeven en zijn
verre blauwende bergen, het land dat
men kennen moet om zoovele werken
van deze schrijfster, en den Gösta Ber
ling vooral ten volle te kunnen genie
ten.
Nu is ook daar de winter eindelijk
gekomen. Vlak voor Kerstmis kon op de
golvende akkers van Rottneros, 't land
goed dat beter bekend is als Ekeby,
nog geploegd worden, maar kort na
Oudejaarsavond is de wind naar het
Oosten gedraaid, is het begonnen te
sneeuwen, zoodat nu heel het dal van 't
lange Fryken-meer prijkt in zijn ware
winterkleed en de gasten van pension
Björkefors, die 's nachts misschien luis
teren of de booze Sintram beneden niet
in zijn schommelstoel zit te wiegelen,
lange sledevaarten kunnen maken naar
al de uit de Gösta Berling-sage zoo be
kende plaatsen, naar het houten bijge
bouwtje van Ekeby, waar de wilde ka-
valiers woonden, naar het witte kerkje
van „Svartsjo", van Ostra Amtervik,
waar de zware kist met Oom Eberhard's
goddelooze schrifturen stond, naar „Bro-
by", dat in werkelijkheid Sunne heet, oi:
naar „Björne", het oude landhuis van
de Sinclairs.
Maar geen toerist gaat er in dezen
tijd van het jaar den langen eenzamen
weg, die van Torsby aan de noordpunt
van het Fryken-meer door woeste bos
schen naar de Noorsche grens leidt,
den ouden weg, waarlangs in vroeger tij-
werk voor niets opdragen en men kan
het den chirurg, den internist of den
radioloog niet opdragen. Deze zijn zoo
moge,ijk wel bereid in te vallen.
De heer JERONIMUS stelt een amen
dement voor om slechts f 100 toe te
stclclll#
De VOORZITTER zegt, dat dan weer
onderhandeld zal moeten worden, maar
wijst er nog eens op, dat de gemeente-
geneesheeren niet altijd te vinden zijn.
Spr. erkent dat niet alle waarborgen
aanwezig zijn, maar het is wat men
hier kan bereiken.
De heer PORTHEINE wil alleen aan
houden, en trachten gratis geneeskun
dige hulp te verkrijgen.
De heer BOASSON zegt, dat men 't
dan weer op de lange baan schuift, en
dat neemt spr. niet voor zijn verant
woording.
De heer v, d. FELTZ meent, dat het
reeds loopt van Januari 1932.
De VOORZITTER zegt, dat het
amendement van jden heer Jeronimus
maakt, dat het voorstel vervalt als de
Godshuizen niet op dien grond mede
werken wil, en stelt hen voor zich bij
den heer Portheine aan te sluiten.
De heer JERONIMUS wil in ieder
geval de ongelijkheid van zusterhulp,
brancard enz, van uit een centraal
punt verzekeren.
De heer BOASSON zegt, dat alleen
zusterhulp niet voldoende is, omdat 'n
kleine verkeerde handeling den dood
tengevolge kan hebben.
Het voorstel-Portheine komt, nadat
de heer Jeronimus het zijne heeft inge
trokken in stemming en wordt aangeno
men met 10 tegen 7 stemmen. Tegen al
leen de S.D.A.P en V.D.
15. Bestemming buitenplaats "De Grif
fioen".
(Over dit voorstel is nog de laatste
dagen uitvoerig geschreven en achten
wij het niet noodig dit hier weer te
doen.)
De heer CORNELISSE kan de plan
nen in het algemeen steunen omdat zij
het aanzien van de stad zullen verhoo-
gen hij eent dat er wel degelijk vraag
naar grond zzal zijn, 't Park van Nieu-
wenhove en de Meidoornlaan bewijzen
dit. Er is een drang naar bbuiten wonen;
en het is goed te voorkomen, dat men
naar buiten de gemeente gaat.
De kwestie der uitvoering in werk
verschaffing zegt spr., dat het hier een
productief werk is, en het daarom niet
zal gaan, want men drukt er de loonen
door.
Een tweede vraag is of de gronden
in erfpacht moeten worden uitgegeven
of verkocht. Spr. kan niet aannemen,
dat de risico in het eerste geval zoo
groot is, en hij wijst op den Blauwendijk,
waar alle grond spoedig weg was, en als
de grond meer waajrd wordt, houdt de
gemeente er het eigendomsrecht van.
De heer Boasson hield destijds een
vurig pleidooi van uitgifte in erfpacht
aan de Meidoornlaan en Nieuwstraat
en nu is hij blijkbaar veranderd. Dat
elders grond is verkocht, is voor hem
geen argument.
De heer JERONIMUS brengt dank
aan B. en W., dat aan zijn aandrang om
meer gegevens ditmaal gevolg is gege
ven.
De VOORZITTER. Dit maal??
De heer JERONIMUS bedoelt den
globalen metermaat, die men direct
had moeten geven. Spr. stelt dit nu zoo
op prijs, omdat hij meent, dat 't mooi
ste perceel het laagste in prijs is, nml.
perceel 20, dat op het Zuiden ligt en
vlak tegen den koepel aan staat. Alle
andere perceelen zijn veel duurder ge
prijsd, en spr. wil voor dit perceel, dat
4.50 is geraamd per m2 hooger stel
len, andere kosten f 4.70f 5.50 per
m2.
Spr. ziet geen goede verhouding tus-
schen het bedrag voor het bouwrijp
maken van den grond en dat van ver-
jouwing van het woonhuis. Spr. is te
gen een speculatieve vergouwing van
iet huis als er geen bepaalde huurder
vooraf bekend is. Spr. is het niet eens
met de opgemaakte vergelijking tusschen
verkoop en erfpachtsuitgifte, het zijn
twee kwalijk te vergelijken zaken, ge
zien de verandering in de koopkracht
van het geld,
Spr. stelt voor den koopprijs van per
ceel 20 te brengen op 2200 of 5.50
per m2.
De heer v. d. FELTZ heeft zich met
gepraepareerd op een debat over erf
pacht, maar meent men er te Amster
dam moeite mede heeft. Spr. heeft als
zijijn meeing in financiën gezegd, dat de
raad met de Griffioen er is ingeloopen.
'Het aankoopen van uit het oogpunt van
woningpolitiek is z, i. niet noodig, ge
zien de vele ledig staande groote en
ook kleine woningen in de stad.
Spr, meent dat men toch aan Den
Haag moet vragen of men dit werk in
werkverschaffing mag doen.
Spr. voelt ook veel om voor perceel
20 een hoogeren prijs te bepalen.
Spr. zou het huis liever van de hand
willen doen, liever dan er 9000 aan
te verbouwen. Wordt het verbouwd,
dan wil spr. nog eens wijzen op de Cen
trale verwarming, die voor zulk een huis
van groot belang is, al is spr. er geen
bewonderaar van.
Waarom kan het (renteverlie/s plot
seling op 4000 worden teruggebracht.
De heer PAUL meent dat de raad
goed deed he tterrein aan te koopen.
Spr. erkent dat veel oude woningen
leeg staan, maar de trek naar nieuwe,
meer geriefelijke ingerichte woningen
is groot en deze bevorderen de vesti
ging in Middelburg.
Spr. meent dat er niet staat, zooals
de heer Jeronimus zegt, dat er een
badkamertje is pntworpen in de wonin
gen, en hij meent dat er een gelegen
heid voor is deze in beide te ontwer
pen, althans de leidingen en afvoeren
er voor,
Spr. meent dat la en 2a met 2 per
m-' te hoog zijn geraamd; als het de
bedoeling is daar garages te bouwen,
dan kunnen zij gelijk met 1 en 2 worden
verkocht, als zij van de eigenaar daar
van zijn.
Perceel 11 is een driehoek en zal een
tuin hebben, die ongelukkig van mo
del is, en daarom acht spr. den prijs
van dit perceel vrij hoog.
Spr. meent dat zelf vervaardigen van
de rioolbuizen, werkverruiming betee
kent, en vooral als dit eventueel met
die wan den Blaauwendijk waren te
combineeren.
Tegen verkoop van den grond heeft
spr. in dit geval geen bezwaar omdat
het de werkgelegenheid dichter bij zal
brengen. De geraamde erfpacht is z.i. te
hoog, het loopt van 135 tot 270 per
perceel. Spr. meent, dat de grond aan
den Blaauwendijk meer waard is, dan die
den de karavanen van sleden met houts
kool en erts naar Ekeby trokken, den
moeizamen weg, dien de door ieder ver-
stooten Margaretta Celsing had te gaan
Ononderbroken en eindeloos zijn er de
bosschen, waar nu de sneeuw zwaar de
takken der sparren doorbuigen laat,
waar soms een oude vervallen kroeg
herinnert aan de dagen van weleer,
waar slechts op een enkele grauwe
hoeve wat menschen wonen, afstamme
lingen van de Finnen, die eeuwen ge
leden hier de eerste paden openkap-
ten, menschen, die gewoon zijn tiental
len kilometers te loopen als ze naar de
post of den dokter moeten. En dicht bij
de grens ligt daar, midden tusschen de
zwijgende bosschen een klein wit kerk
je met een verlaten pastorie in een ver
wilderden tuin. Hier was het, dat Gös-
te Berling in December 1830 kwam om
onder de ruwe, nog half heidensche
Finnen het evangelie te prediken.
Een eeuw geleden heette Gösta Ber
ling Emanuel Branzell. Zijn vader was
mijnbouwkundige in |Alster, een wijs
en godvruchtig man, die zijn zoon in
Uppsala op het gymnasium deed en hem
er later voor predikant liet studeeren.
Na reeds twee jaren hulpprediker in 'n
Upplandsche gemeente te zijn geweest,
werd Emanuel, nauwelijks vijf-en-twin
tig-jaar oud, naar dezen uithoek van
Varmland, naar het kerspel Södra
Finnskoga, gezonden. Zijn ambtsgebied
mat van Noord naar Zuid welhaast een
honderd kilometer, maar veel zielen
telde het niet en de jneesten waren
ruw en dom en onbeschaafd, waren aan
den drank verslaafd en stoorden zich
aan God noch gebod. „Hier stond ik
eenzaam temidden der bosschen", ver
telt hij in een zijner nagelaten papie
ren, „zonder wegen, zonder kerken, on
der menschen van een "r-o-;J volk. Af
gezien van de lichamelijke ontberingen
die ik te doorstaan had, daar vaak de
hemel mijn dak en een blokken vuur
op den Griffioen. Daarbij is bij dit laat
ste door de open bebouwing veel tuin
grond.
Mevr. WEIJL is alleen voor uitvoe
ring in werkverschaffing, als het vast
staat, dat aan dezen grond niet spoedig
behoefte is.
De heer DEN HOLLANDER herin
nert aan het Park van Nieuwen-
hoven, en vreest niet voor niet-verkoo-
pen van den grond,
Spr. is er voor, dat de gemeente
zoo weinig mogelijk huizen in eigendom
moet hebben 'en wil daarom het huis
zelf zoo spoedig mogelijk verkoopen.
Spr. vreest het niet succes hebben
van verhuuren in twee deelen, er zijn
bezwaren aan het samen wonen in een
gebouw.
De heer BYBAU zegt, dat men toch
wil trachten het gebouw te verhuren
in zijn geheel en vraagt of men dit deel
van het voorstel niet kan uitstellen, en
tot 't verkavvelen van het terrein alleen
nu te besluiten.
Men wilde toch tot half Mei wachten
met het verbouwen van het woonhuis.
De VOORZITTER zegt, dat de be
doeling is geweest, met het geheel over
leggen zoo dit voorstel was, om den
raad het geheel te doen overzien. Eerst
wilden B. en W.. alleen het bouwrijp
voorstehen, maar kwamen daarop terug.
De heer Vertregt drong er reeds ja
ren geleden aan, op bouwrijpen maken,
van gronden voor middenstandswonin
gen en B. en W, waren het daarmede
eens en werkten in die richting. De
oudere woningen zul.en moeten ver
anderd worden om ze te doen bewo
nen.
Tot den heer Jeronimus zegt spr., dat
het goed was, meer te rekenen met de
Hgging der perceelen dan met den prijs
per vierk. m, het is goed dat men weet
v/aar men aan toe is. De prijs van het
oude gebouw is zooveel mogelijk gedrukt
en f 10.500 is niet te hoog, ook als men
rekent met de noodzakelijke verbou
wing. Het tegelijk leggen van telefoon
kabels, waarover de heer Jeronimus ge
sproken heeft is met den Rijkstelefoon
dienst te overleggen. Er is overleg gaan
de voor het verhuren van het huis in zijn
geheel voor f 900. Het zal dan onder
verhuurd worden aan kleine midden
standers, die nu afzonderlijk wonen. Het
is een geringe kans. B. en W. zijn be
reid het voorstel te splitsen in A en B.
Namelijk bouwrijp maken van den
grond en het gebouw.
Als het mogelijk is voor perceel 20
meer te krijgen, dan zullen B. en W. dit
gaarne doen, maar de raad moet dit z.i.
niet vastleggen. Er is geen enkele aan
vrager bekend, die daar een huis zou
willen bouwen, dit kan men uitschake
len.
De wensch naar een centrale verwar
ming is zeer verschillend, en aanleg zal
den prijs zeer verhoogen, de raming is
f2100.
De prijs van perceelen la en 2a is,
wellicht te hoog, als zij afzonderlijk wor
den verkocht, maar anders is ze te laag,
maar het beteekent op het geheel niets.
Het is niet altijd prettig veel tuingrond
te hebben, men kijkt gaarne bij zijn
buurman, waar men den tuin niet be
hoeft te onderhouden. Toch wil spr. den
prijs van perceel 11 nader bekijken. Het
is zeer moeilijk vol te houden, dat dit
geen productief werk is; daar komt bij,
dat verschillende uitgetrokkenen weer
mijn beddepan was, leverde de domheid
dezer menschen nog de grootste moei
lijkheden op." Maar Branzell was vol
werklust, hij trok te voet van de eene
hoeve naar de andere om er zoo goed
en zoo kwaad als het ging godsdienst
oefeningen te houden, hij vocht tegen 't
diep-gewortelde bijgeloof en het vree-
selijke drankmisbruik, hij stichtte school
tjes en organiseerde de armenzorg, liet
twee houten kapellen bouwen en een
kleine pastorie en toen >hij in het be
gin van 1833 dus juist een eeuw ge
leden, zijn zwarte paard voor de ar
restee spande om beneden in het Fry-
kendal zijn Ijonge .'bruid Maria Sand-
berg te gaan haten, was er al veel ver
beterd en was de jonge dominee reeds
zoo geliefd, dat toen 'geld (bij elkaar
bracht om Karl Petter Lehman zijn por
tret te laten schilderen.
Maar het oude Finsche Jbloed ver
loochende zich niet. Wel kwamen de
menschen vrij geregeld ter kerke, al
moesten zij daartoe soms ook afstanden
van zoon kilometer of zestig afleggen,
doch als dominee Branzell op zijn paard
sprong om naar de andere kapel te rij
den, werden de trekharmonica en de
brandewijnflesch voor den dag gehaald
en werd er op het kerkhof gedanst en
gejoeld en gevochten, dat het meer dan
bar was. En het kon gebeuren, dat een
vroiuw den dominee zeven zilveren rijks
daalders bood, wanneer hij haar legiti
matiepapieren onjuist wilde invullen, of
dat een knecht met een schaap kwam
aandragen om den dominee te bewe
gen hem tot het Avondmaal toe te la
ten hoewel hij niet aangenomen was,
maar Branzell kon toen de verzoeking
nog weerstand bieden, al had hij ook
het zeer lage traktement van duizend
daalder in de drie jaar. Veel van derge
lijke karakteristieke bijzonderheden
over hel volk, waartuschen hij als lei-
de. geplaatst was, heeft dominee Bran
zeil in de Jterkeboeken Van Södra
Finnskoga opgeteekend, nuchter en za
kelijk meestal, maar toch getuigend
van de groote moeilijkheden waarmee
hij voortdurend te kampen had.
Toen hij ongeveer twee jaar getrouwd
was gebeurde het, dat de vrouw van
den ruwen Fin Knöske Halvard op een
Zondag bij de kerkhofmuur aan 4e
schandpaal gezet werd. Zij had het nog
al bont gemaakt, had veel te veel ge
dronken en was door dominee Bran
zell, die eindelijk een voorbeeld wilde
stelten, bij de justitie aangeklaagd. Vol
gens de overlevering stond vrouw Hal
vard in relatie met den duivel en toen
de dominee langs Ihaar heen schreed
om naar de' sacristie te gaan, balde zij
de vuist en schreeuwde zij: „Zoo ellen
dig als ik ben zul jij ook worden!" Bran
zell trok er zich niets van aan, maar
toen hij na den dienst naar huis ging,
kreeg hij plotseling zoo'n ondragelijke
kiespijn, dat hij zijn afschuw voor ster
ken drank opzij zette en een doekje
met brandewijn in den mond nam om
de pijn te stilten. En toen had de booze
hem in zijn macht. De dominee kreeg
den smaak beet, hij begon te drinken,
hij verzaakte zijn plicht en mishandelde
zijn vrouw, zoodat die viler jaar na
haar huwelijk, met haar beide kinderen
naar het ouderlijk huis terugkeerde. De
parochianen klaagden, de bisschop en
het domkapittel waarschuwden, maar
dominee Branzell bekommerde zich er
niet om, zette wilde braspartijen met
stroopers en zwervers lop topw en
werd tenslotte ontslagen. Toen werd
Branzell Gösta Berling, de jonge kava-
lier ,die rondtrok door 't schoone Varm
land, die zingen en drinken kon als
geen ander, die ten leste arm en verge
ten stierf, zonder dat iemand er was om
een kruis op zijn graf te zetten, zonder
dat iemand weet, waar hij, de rusteloo-
ze, rust.
Stockholm, Januari.
Bertil J.