DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. Onder redactie
ZOEKPLAATJE.
EEN VROOLIJKE BEGRAFENIS.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
van
HOE KEES AAN EEN DUB
BELTJE VOOR DEN
WEDSTRIJD KWAM.
singschen weg over de deugdelijk
„verboden" haventerreinen, langs
de loodsen van de nieuwe ha
ven van Vlissingen naar de rader
boot door een onzer minder
smakelijk als „het Provinciale
bootlijk" betiteld, wandelden. In
de haven liggen zoowaar vele sche
pen, en n i e t-opgelegd
D
Zooals gewoonlijk was ook dit
maal de Neuzensche boot op de
zen Zondagmorgenrit wèl-bevolkt.
In afwijking van de gewoonte was
het achterin echter bar-koud; er
zou een pijp van de stoomverwar-
ming gesprongen zijn en men
vond zeker dat dat er op zoo'n
laatste rit tóch niet op aan kwam.
Het was heerlijk-frisch, zonnig
weertje: strak blauwe lucht boven
grijsgroene Schelde wateren; de
boot met haar groote raderen
ploegend voren schuim in den
stroom, en vlak aan stuurboord de
schollen drijfijs....
Beneden-in was het dragelijk en
de hofmeester zorgde voor dam
pende koffie en, wat later, geurige
bouillon. Best spul om op te loopen,
veel beter dan brandewijn met sui
ker.
Inmiddels was aan een der ta
fels het bureau van den generalen
staf opgeslagen en met vele kaar
ten en dienstregelingen werd daar
toen het oorspronkelijke voorne
men: een front-aanval op den kof
fietafel van Hoeks bevrienden bur
gemeester, mr. Van Tienhoven, ge
wijzigd in een meer grootscheepsch
strategisch plan: Gent.
Aldus geschiedde.
Direct na aankomst te Terneuzen
zetten wij stevig den pas er in:
langs havens, sluizen en kanaal.
Rechts de mooi-beschutte en wel
aangelegde ijsbaan.
In stevigen marsch hebben we
langs dit breede kanaal voor de
zeescheepvaart gemarcheerd. Vlak
bij Terneuzen de bijna romanti
sche ruïnes van een groote fa
briek. Verderop, in Sluiskil echter,
geen ruïnes: krachtig industriele
ven pulseert daar. Kranen, gebou
wen, schepen, pijpen, de teeke
nen van den modernen arbeid. Op
dezen zonnigen Zondagmorgen lei
zelfs hierover een teer-blauw
waasje. Maar het stinkt veel, in
Sluiskil.
Wij loopen, dan in geforceerden
pas, dan rennen en hollen: we moe
ten het treintje halen in 't station
Philippine van de lijn Gent-Ter-
neuzen. Het lukt, we komen allen
buiten adem aan. Ook het treintje.
Selzaete over de grens.
Direkt is het anders hier.
Niet dat dooie, strakke gedoe
van in Holland. Hier is alles le
vendig en vertier. Alles zit in trei
nen en bussen, gaat van hier naar
daar en omgekeerd. Enfiff de
een houdt van dit, en den ander
van dat. Ik ben voor dat.
In Gent hebben we gegeten.
Vanwege de vroolijke begrafenis
erg goed gegeten. In „De la Poste".
Keurige ober, vele kellners. Onze
bonte truien en bespijkerde schoe
nen deren niet. Ons niet, en het
etablissement niet. Een forel is een
forel, en Chablys is Chablys. Wat?
Alleen een cognacje bij de koffie
mag men ons niet verkoopen. Ik
zeg niet, dat men het niet deed.
Nog even een schilderijenten
toonstelling in nadat Friedeltje
I met haar eigen man èn een ijse-
lijk mooie Belgische meneer nog
onder een ijselijk deftig baldakijn
gefotografeerd was. Misschien
maar goed, dat die kiek mislukte.
Die tentoonstelling: zeldzaam
mooi. Landberge of zoo-iets heet
de man, die aan 't andere eind van
het penseel zat, toen die schilde
rijen gemaakt werden.
Looppas voor den trein (behal
ve J**", P*** en I***, die kropen in
de tram, de lafaards). Allen erin.
Naar Selzaete, vandaar in de bus.
Waar we het goed troffen, be
halve J***, die er ziedend en sput
terend om het affront uitkwam.
Wat, dat vermeldt de historie niet,
maar moeders met kindertjes op
schoot kan-ie sindsdien niet meer
uitstaan.
In Terneuzen is een hotel, vlak
aan de haven.
Daar zit je vorstelijk; de be
diening is er prinselijk; het bier
lekker.
De boot is op tijd: de vroolijke
begrafenis vangt punkt punkt aan.
Op dezen droeven laatsten tocht
hebben we, in de gepaste stem
ming, de man een reuze-bord met
snert verorberd.
Dat heeft ons over onze smart
heengeholpen.
Nadat we den gezagvoerder een
condoleantiebezoek hadden ge
bracht, hebben we het schip ver
laten.
Rust zacht voortaan op Zon
dagen
SWIFT ALS OPVOEDER.
Swift, de schrijver van Gulli
ver's reizen had een dienstmeid,
die, in alles uitstekend was, be
halve op één punt. Jessie, zoo
heette de meid, vergat altijd de
deuren te sluiten.
Swift met al zijn eigenaardighe
den was daarover altijd zeer boos
en maakte haar voortdurend ver
wijten.
Op een dag vroeg Jessie haar
meester om een verlof van 24 uur.
Mijn zuster trouwt morgen en
ik ben bruidsjuffer.... Ik wil er
graag bij zijn, omdat er kans is,
dat ik op de bruiloft ook een vrij
er vind.
Swift had daar niets op tegen
en Jessie netjes gekleed, vertrok
dol gelukkig naar het nabije dorp,
waar de trouwpartij en het daar
op gebruikelijke feest zouden
plaats vinden.
Alles scheen eerst goed te gaan.
Jessie zat aan tafel in goed gezel
schap van een jongeman, toen de
koetsier van Swift verscheen, zeg
gende:
Jessie onze heer heeft jou
dringend noodig, stap zoo gauw
mogelijk in het rijtuig.
Teleurgesteld verliet het meisje
het feest en de vrienden en stapte
in den wagen. Zij ging dadelijk naar
Swift, die haar de deur van zijn ka
mer liet zien en toen zeide:
Juffertje, je hebt de deur
opengelaten, wil je haar sluiten.
Jessie haastte zich het te doen
en Swift zeide:
Best, mijn kind, ga nu maar
naar je vrienden terug. Ik hoop
dat dit een les voor je zal zijn.
de Franschen onder generaal Mo-
reau bezet.
Tijdens den oorlog, dien ons land
in vereeniging met Oostenrijk te
gen Frankrijk voerde, trokken de
zegevierende Franschen in Juli
1794 het tegenwoordige Zeeuwsch-
Vlaanderen (vroeger Staatsch-
Ylaanderen geheeten) binnen.
De Staatsche bezetting moest
Vlaanderen verlaten. Na een kloe
ke verdediging van 28 dagen gaf de
stad Sluis zich aan den Franschen
generaal Moreau over (24 Aug.)
Nadat geheel Staatsch-Vlaande-
ren in de macht der Franschen
was, trokken deze de Schelde over
en werden te Vlissingen, Middel
burg en Veere als vrienden en ver
lossers binnen gehaald.
Het dansen om den vrijheids
boom.
11 Februari 1850,
■Jean Baptiste de Loeil wordt on
der toeloop van veel volk voor het
stadhuis te Middelburg opgehan
gen.
J. Baptiste de Loeil (de volks
mond zei: „van Lillo) was heel
meester te Koewacht en had zijn
vrouw Felicita van Petegegi dood
geslagen, nadat hij haar 8 maan
den lang op den zolder, gebonden
aan een ketting, nauwelijks gekleed
en vol ongedierte, had laten ver
hongeren. Veel brochures over de
zen moord met het portret van den
dader werden gedrukt en verkocht.
Hij was de laatste persoon, die
in Zeeland is terechtgesteld.
Den 25 October 1849 was het
doodvonnis over hem uitgespro
ken. Hij vroeg aan den koning om
gratie, welke hem echter gewei
gerd werd.
Bij de wet van 17 Sept. 1870 is
in ons land de doodstraf afge
schaft. Sinds 1861 werd al geregeld
gratie verleend.
R. B. J. d. M.
De laatste Zondagsboot Vüssingen-
Terneuzen aan den steiger
Wees gerust, o al te licht ver
ontruste lezer: dit wordt ge pro
fanatie. Men begraaft ook wel het
een en ander in figuurlijken zin:
strijdbijlen bv., en. vervoermid
delen. Die laatste vooral, omdat ze
zich er zoo goed toe leenen. De
laatste rit van een trein, stoom- of
paardetram, of.... van een boot.
Nu zijn we er.
De Aardstippelaars, hebben al
Zuid-Beveland, in Zeeuwsch- en
vele malen voor hun tochten in
Belgisch Vlaandere'n van de Neu
zensche boot gebruik gemaakt. En
Drijfijs op de Schelde, 29 Jan. 1933
nu spreekt het toch vanzelf, dat zij
haar de laatste eer dienden te be
wijzen dat zij heur laatsten gang
op dezen laatsten Zondag in Janu
ari toch moesten mee-gaan?
Als gevolg van deze uit piëteit
geboren gemoedsstemming bevon
den wij ons des Zondagsmorgens te
8 uur op de Markt in Middelburg.
Het was er minder druk dan an
ders, zeker een gevolg van het no
bele ijs-nachtfeest van den vorigen
dag.
De tram bracht ons tot Souburg,
vanwaar wij langs den ouden Vlis-
De romantische ruïnes van een groote fabriek aan het
kanaal bij Terneuzen.
Onderstaande partij is uit een
match eenige jaren geleden te
Weenen gespeeld.
Wit: Dr. S. TARTAKOWER
Zwart: R. SPIELMAN.
1. f 2—f 4 d7—d5
Deze opening is Hollandsch in
de voorhand. Het is een veilige
opening voor wit maar meer ook
niet.
2. Pgl—f3 Pg8—f6
3. e2e3 e7e6
4. b2b3 c7c5
5. Lelb2 Pb8c6
6. Lflb5 Lc8d7
7. 0—0 Lf 8—d6
8. d2d3 Dd8c7
De bedoeling van Zwart is de
lange rochade. Evenwel is de kor
te rochade solider.
9. Ddle2 0—0—0
10. Pbl—d2
In een zelfde stelling heeft dr.
T. eens gespeeld Lc6:. De paard-
zet is veel sterker omdat het een
gewichtig tempo is voor den aan
val.
10a7a6
11. Lb5Xc6 Ld7Xc6
12. g2—g3
Met het doel om d4 met e4 te
beantwoorden.
12Pf 6e8
Zwart tracht om tot tegenaan
val te komen.
13. c2—c4 f 7—f 6
14. c4Xd5 e6Xd5
15. e3—e4 d5d4
16. b3b4!
Het opent de c lijn. De zwarte
stelling kan daardoor beter onder
vuur genomen worden.
16g7—g5
17. b4Xc5 Ld6Xc5
18. f 4Xg5 Th8g8
19. Tal—cl
Voor e en tegenaanval krijgt
zwart geen tijd.
19Lc5—a7
20. Pd2b3 Pe8—g7
21. Pb3c5!
mooi gespeeld Ld4: gaat niet op
wegens Td4:! 22. Pd4:, Pe6 enz.
8
c d e f g
21La7Xc5
22. TclXc5 Pg7e6
23. Tc5c4 f6Xg5
24. Tfl—cl Dc7b6?
In een verloren stelling nog een
minder juiste voortzetting. Zwart
rekende niet op de volgende zet
van wit. Daarom was Dg7 beter.
25. Pf 3e5 Db6b5
26. Pe5Xc6 b7Xc6
27. Tc4Xc6f Kc8—d7
28. Tc6Xe6!
Tot slot nog een mooi berekend
offer dat nog spoediger wint dan
Dg4.
28Kd7Xe6
29. De2g4f Ke6—f 6
30. Tel—f lf Kf 6—g7
31. Dg4—e6 Tg8f 8
22. Lb2Xd4f
De pointe van de combinatie.
32Td8Xd4
33. De6e7f Kg7g6
34. De7Xf 8 en zwart geeft op.
ïïsxm
Reeds driemaal was er door het
Bestuur der IJsclub A. V. O. S.
(Allen Vooruit Op Schaatsen) een
wedstrijd voor jongens uitgeschre
ven en ook driemaal was de dooi
als een echte spelbreker tusschen-
beide gekomen en had den wed
strijd niet kunnen doorgaan.
„Echt pech zeiden de jongens
en er was niemand, die hun de
waarheid van deze woorden be
twisten zou. Integendeel: ouders
zoowel als onderwijzers hadden
medelijden met de jongelui.
Maar. wat er aan te doen? Al
leen Koning Winter kan den dooi
op de vlucht jagen en helaas
scheen hij er dit jaar. weinig voor
te voelen, zich in al zijn gestreng
heid te doen vreezen. 't Leek er
veel meer. op, of hij een overeen
komst gesloten had met zijn tegen
stander, waarbij bepaald werd, dat
hij zich slechts nu en dan even
mocht doen gelden, alleen maar
om te toonen, dat hij er nog was,
ook al deed hij, of Holland hem
dien winter naar strenger oorden
verbannen had. Jong Holland zou
niets liever gedaan hebben dan
hem met al de hem verschuldigde
eerbewijzen binnen te halen, maar
zij waren nauwelijks in de gelegen
heid hun blijdschap over zijn komst
te toonen, want zoodra zij dit de
den, scheen de Winterkoning zijn
biezen al weer te pakken.
Doch nu eind Januari leek
het er toch veel op, of hij de scha
de wilde inhalen. Reeds eenige da
gen konden de liefhebbers van
schaatsenrijden hun hart aan de
ze edele kunst ophalen en dien Za
terdagmiddag zou er een wedstrijc
in het schoonrijden en een in het
hardrijden voor jongens gehouden
worden.
Het was prachtig winterweer en
niets scheen er op te wijzen, dat de
dooi andermaal spoedig zou inval
len.
Het gesprek vóór schooltijc
stond dan ook in het teeken van
den wedstrijd.
Wim Roovers, Piet de Bout
Hans Pronk en waarschijnlijk nog
veel meer jongens reden in gedach
ten reeds met den eersten prijs,
een paar fonkelnieuwe schaatsen
weg.
Alleen Kees Wagendonk hoorde
met een verveeld gezicht al die
brokstukken van gesprekken aan.
Wel nam hij zich telkens voor: niet
te luisteren, maar.hij kon toch
niet loskomen van de plaats, waar
rnet zóóveel vuur gesproken werd
over den wedstrijd van dien mid
dag, den wedstrijd, waaraan hij zoo
fyeel graag had deelgenomen
Hij alleen van de heele klas
zou buiten gesloten worden en
waarom? Omdat Vader hem geen
dubbeltje geven kon „geven
wilde 1" mokte Kees om mee te
doen. En zonder dubbeltje kwam
hij niet op het terrein
Dat hij ook nooit geld op zak
had Eiken Zondag kreeg hij wel
een stuiver weekgeld, maar daar
voor had hij gewoonlijk Maandag
en altijd vóór Zaterdag, al weer
wat gekocht, zoodat hij op het
einde der week heelemaal platzak
was.
Als hij er Moeder eens om
vroeg? Maar Moeder zou hem zien
aankomen Die kon geen enkel
dubbeltje missen en moest zoo
als zij het zelve uitdrukte een
dubbeltje niet één-, maar wel tien
maal omkeeren, vóór zij het uitgaf.
Neen, Moeder had het geld veel te
noodig voor hun groot gezin En
Vader om voorschot op zijn week
geld vragen? Och, hij stond immers
al bij hem in het krijt en deed nog
wekelijks zijn stuiver af op het
voorschot, dat Vader hem voor
Moeders verjaardag gegeven had
Neen, hoe hij de zaak ook be
keek, voor hem zou 't dien middag
thuis blijven zijn. Daar zat niet an
ders op
O, hoe benijdde Kees de andere
jongens, voor wie het wedstrijd
dubbeltje geen onoverkomelijk be
zwaar was Alles zou hij er voor
willen doen, als hij vóór den mid
dag in staat zou zijn een dubbeltje
te verdienen Maar dat ging im
mers niet
In de les waren zijn gedachten
telkens vervuld van dit onderwerp,
maar hoe hij er ook over peinsde,
het dubbeltje bleef voor hem een
onbereikbaar iets. Plotseling
schoot hem de gedachte te binnen:
als 'k er eens eentje vond Er
werd toch wel eens meer een dub
beltje op straat gevonden.
En toen de school om twaalf
uur uitging en de jongens in
het vooruitzicht van den wedstrijd
opgewonden naar buiten storm
den, bleef Kees wat achter. Met
zijn handen in zijn zakken, de
oogen stijf op den grond gericht,
liep hij langzaam naar huis.
„Hé Kees Keessie Zoekje dub
beltjes?" vroeg Jan de Koe, die
hem een eindje voor was en toe
vallig eens omkeek.
Geen antwoord. Kees kneep de
lippen stijf op elkaar, om zijn el
lende niet uit te schreeuwen. Nie
mand had er immers wat mee te
maken En weer tuurden zijn
oogen op den grond, op zoek naar
een dubbeltje.
Steeds verder bleef hij achter.
Eindelijk zag of hoorde hij geen
jongens meer. Nu liep er een
meisje vóór hem, een klein broertje
aan de ééne en een groote melk
kan in de andere hand. Plotseling
liet ze iets vallen: haar beursje, dat
opensprong en waaruit wat klein
geld rolde. Vlug zette zij de kan op
den grond en verzamelde het ge
vallen geld. Toen zij niets meer
zag liggen, bleef zij nog zoekend
rondkijken. Een dubbeltje, een
heel dubbeltje ontbrak er aan
Spiedend keek zij om zich heen,
maar geen dubbeltje was er meer
op of tusschen He steenen te ont
dekken, want.... aan een plotse-
lingen inval gehoor gevend en zon
der zich ook maar één oogenblik
te bedenken, had Kees er zijn bree-
den jongensvoet op gezet, kwasi-
ijverig meezoekend naar het verlo
ren geldstukje.
„We moeten het dubbeltje vin
den", zei het meisje tegen haar
broertje, „anders heeft kleine zus
geen pap 1"
Op dit oogenblik drong het met
tergende duidelijkheid tot Kees
door, wat hij eigenlijk deed. Plot
seling begreep hij, dat door zijn.,
diefstal het kleintje geen pap zou
hebben. En aan zijn eigen jongste
zusje, op wie hij dol was, denkend,
kon hij niet begrijpen, hoe hij bijna
zooiets op zijn geweten had
Haastig trok hij zijn voet weg
z -^4
Waar is het biggetje?